De eerste industriële revolutie dateert van 1740 en eindigt rond 1850. Het is eerst in Groot-Brittannië uitgebroken door de uitvinding van onder andere het automatisch weefgetouw en katoenmachine. Bij ons begon de Industriële Revolutie rond de jaren 1800 met het oprichten van een katoenspinnerij te GENT door Lieven Bauwens ( had de plannen van de Engelsen afgekeken en een paar Engelse ingenieurs mee naar Belgë genomen. Hij is daarvoor in Egeland bij verstek ter dood veroordeeld) en in 1799 de eerste spin- en kaardmachines te Verviers door William Cockerill te Verviers. In 1807 richtte Cockerill een productieatelier in voor textielmachines. Dit was ten tijde van de inlijving van België bij Frankrijk. Het volk had te lijden onder de zware belastingen en de armoede was groot. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, werd in 1822 de Société Générale opgericht. Dit kwam ten goede aan de Waalse mijnbouw en metaalindustrie, als aan de Vlaamse textielindustrie. Deze ontwikkeling kwam vooral de Burgerij ten goede. Maar kon aan het bestaande pauperisme geen einde maken. ( denk aan priester DAENS die dit allemaal aan de kaak stelde maar zelf vervolgt en verguisd werd). Werkuren perdag liepen gemakkelijk op tot 12 à 14 uur, vrouwen verdienden veel minder dan de mannen en kinderen gingen van hun 7de jaar gaan werken en dit allemaal aan een hongerloon. Ze werkten zeven dag per week en verlof bestond niet. Ze waren totaal overgeleverd aan de willekeur van hun "patroon". De kerk werkte gewillig mee met de gegoede Burgerij om hun arbeiders uit te buiten. In hun preken veroordeelden ze Daens en noemden hem een ketter.
In 1830 was er een enorme woede onder de groeiende arbeidersklasse. Dit werd versterkt door de strenge winter waardoor heel wat arbeiders honger leden. Het ongenoegen leidde tot heel wat spontane acties, zo werden machines vernietigd. Dit bracht de arbeiders echter geen stap vooruit. Het vormde enkel een aanleiding voor nog meer repressie.