Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

17-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.degas














17-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEGAS

Hilaire Germain Edgar (Edgar) Degas (Parijs19 juli 1834 – Parijs, 26 september 1917) was een Franseimpressionistischkunstschilderbeeldhouwer

Degas werd geboren als zoon van een welgesteld burger en bankier. Deze had de familienaam gesplitst, zodat de zoon eigenlijk van zijn achternaam de Gas heette. Beroemd geworden als schilder en tekenaar onder het impressionisme, bracht hij, als gevolg van zijn slechter geworden gezichtsvermogen, zijn laatste levensjaren door als beeldhouwer, met een al even opvallende reputatie.

Degas was geen pure impressionist. Daarvoor bleef hij te trouw aan de classicistische tekenlijn van Jean Auguste Dominique Ingres en Jacques Louis David en bleef hij afzijdig voor de impressionistische kleurenscheiding. Desondanks deed hij graag zijn zegje bij de "refusés" en de contra-academisten van de Parijse cafés Guerbois of La Nouvelle Athènes.

Degas kreeg zijn eerste classicistische opleiding van F. Barrias en L. Lamothe, zelf een leerling van Ingres. Dit gebeurde van 1853 tot 1855, nadat hij eerst, sedert 1852, begonnen was in een eigen atelier in het huis van zijn vader.

Tussen 1854 en 1859 trok Degas meerdere keren naar Italië, waar hij studies maakte van oude meesters, historiestukken en realistische portretten. In 1861 ving hij aan met zijn eigen thematiek: de overbekende paardenrennen. In 1862 ontmoette hij Édouard Manet en zij werden vrienden in wel en wee en in dispuut.

Zijn laatste historieschilderij exposeerde hij op het officiële Salon in 1865. Omstreeks deze tijd kwam hij in het Café Guerbois en leerde hij er onder anderen Claude Monet en Pierre-Auguste Renoir kennen. Het "oproer-complot" onder de naam van het Impressionisme was geboren.

Samen met Manet reisde Degas in 1868 naar Londen. Gefascineerd door de muziek en het theaterleven begon hij zijn al even beroemde balletscènes te tekenen en te schilderen. In 1869 nam hij voor het laatst deel aan het Salon en ging daarna naar België.

Degas werd van 1870 tot 1871 geconfronteerd met het oorlogsgeweld en tijdens de Parijse Commune verbleef hij bij vrienden in Normandië.

In 1874 vond de beruchte eerste expositie van de impressionisten plaats, waarvan Degas medeorganisator was. De expositie werd georganiseerd in de Boulevard des Capucines en liep van 15 april tot 15 mei, telkens van 10u. tot 18u. en van 20u. tot 22.30u. Er waren 30 deelnemers met 167 werken en Degas had er 10 laten plaatsen, waaronder De balletklas. Het doek van Claude Monet "Impression, soleil levant", uit 1873, zou aanleiding worden tot de beroemde spotnaam "impressionisten".

In 1876 werd de tweede expositie gehouden, met 19 deelnemers en 252 werken, in de rue Le Pelletier. Degas was er met 24 tekeningen en schilderijen. Hij zou verder blijven deelnemen tot en met de zesde expo, in 1881. Bij de zevende was er ruzie in het straatje en nam hij niet meer deel. Intussen was een eerste doek van hem door een museum aangekocht, in 1878.

In 1883 organiseerde de bekende galerist Durand-Ruel ineens twee tentoonstellingen, een in Londen en een in New York, waaraan Degas deelnam. Op de achtste en laatste expositie van de impressionisten, in 1886, presenteerde hij toch nog eens 15 van zijn werken. Hij kreeg zijn enige solo-tentoonstelling bij Durand-Ruel in 1892.

Intussen had hij ook al zijn reputatie gevestigd als uitzonderlijk sfeerschepper van vrouwelijke naakten in talloze intieme typeringen, veelal gecreëerd in pasteltekeningen. In 1909 werd werk van hem tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling van Parijs.

Sinds de Parijse Commune had zich echter een oogaandoening gemanifesteerd. Ten gevolge van de erge verzwakking van zijn gezichtsvermogen, leefde hij teruggetrokken en begon hij te beeldhouwen. Weer ontstonden tientallen beelden van balletdanseresjes. Soms kregen de beeldjes zelfs kleding aan.

Tussen 1909 en 1911 staakte hij, vrijwel blind geworden, elke artistieke activiteit. Hij overleed in zijn geboortestad op 83-jarige leeftijd.

De schilderkunst van Degas behoorde tot het impressionisme en realisme.

Degas was de meest tegendraadse, nog onafhankelijker dan Manet, de minst impressionistische onder de Franse impressionisten, zo wordt Edgar Degas door menig recensent ervaren (bron?).

Hij noemde zichzelf "realist"

























17-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schapiro














17-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BORIS SCHAPIRO

Boris Schapiro (22 augustus 1909 - 1 december 2002) was een Britse internationale brug speler. Hij was een grootmeester van de Wereld Bridge Federatie , en de enige speler die zowel de gewonnen Bermuda Bowl (het wereldkampioenschap voor landenteams) en de Wereldbank Senior Pairs kampioenschap. Hij won de Europese teams kampioenschap vier keer als onderdeel van het Britse team.

Schapiro werd geboren in Riga , Letland (toen een deel van het Russische Rijk ) in een welvarende familie van Joodse handelaren. Ze emigreerde ten tijde van de Russische Revolutie , toen hij acht jaar oud, en al snel vestigde zich in Engeland was. [1] Hij werd opgeleid bij Clifton College en Bradford Technical College [2] in Engeland en aan diverse universiteiten, waaronder deSorbonne in Parijs.

Na zijn afstuderen, Schapiro lid van de familie koehandel en vlees bedrijf en werkte daar tot de veertig, toen hij met pensioen om te profiteren van zijn liefde voor het gokken door steeds de bankier van een baccarat syndicaat bij Crockford's gaming club in Londen. Hij was vloeiend in het Russisch, Duits en Frans, en gebruikte die taalvaardigheid in het Army Intelligence Corpstijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1935, toen hij werkte in Hamburg , zijn spreekvaardigheid in het Duits leidde tot zijn wordt gekozen als de tolk voor Viscount Castlerosse wanneer deze laatste reisde Berlijn te interviewenAdolf Hitler voor de Daily Express . In een restaurant, een groep van bruinhemden aanzag Castlerosse voor een Jood en Schapiro voor een niet-Jood, en misbruikt Castlerosse voor het drinken van een Arische . Een gevecht brak uit, met als gevolg dat Schapiro hebben twee nachten doorgebracht in de gevangenis, waarna hij haastig terug naar Groot-Brittannië. [3] [2]

Schapiro had een vroege huwelijk met een Russische vrouw. Hij trouwde later met een tweede keer, om te Helen, in 1970.

Op tienjarige leeftijd in Engeland, Schapiro begon te spelen brug voor geld op school. Zijn eerste grote toernooi was in 1929, toen hij naar de VS om partner Oswald Jacoby in de wereldAuction Bridge Pairs Championship. De twee spelers waren bestemd om grote en langdurige loopbaan in de komende wereld van Bridge, waar de eerste geregistreerde overwinning Schapiro was in de World Paren Kampioenschap van 1932, eveneens met Jacoby. (Dit was voor de grondlegging van de World Bridge Federation, 1957, waarin alle "World" toernooien heeft bestraft voor vele jaren.) [4]

binnenkomst Schapiro's in ernstige concurrerende brug in Groot-Brittannië werd uitgesteld tot het einde van de oorlog. Zijn samenwerking met Terence Reese , die begon in ongeveer 1944,[5] was de basis van zijn meest opmerkelijke periode als speler. Hij was ook succesvol met andere partners, waarvan de laatste was Irving "Haggis" Gordon. Schapiro's bieden in competitieve situaties was heel betaalbaar, en zijn commentaar was te zien in de brug tijdschrift bieden competities rond de wereld. Bieden oordeel en card-play in de verdediging waren de sterke punten van zijn spel, ten opzichte van andere experts.

"De personages van Reese en Schapiro waren zeer verschillend. Bij de brug tafel was Reese de kou rekenmachine, gedreven door de logica, maar geestige en goedmoedig weg van, maar met een acerbic zin als dat nodig is. Schapiro was de speler van flair ;. prikkelbaar, altijd in beweging, opvliegende aan de tafel en vaak chagrijnig er van af Hij wilde niet mellow ouderdom Tijdens de 1999 European Senior Teams, tegenstanders die de scheidsrechter in een vergeefse poging om Schapiro's partner te beschermen tegen verbaal geweld genoemd. kregen te horen dat er speciale dispensaties in gedragsnormen voor een concurrent over de leeftijd van 90. " [6]

Schapiro won vele toernooien. Zijn eerste grote overwinning op teams was Groot-Brittannië Gold Cup in 1945-1946, een partnerschap aangegaan door Iain Macleod . Hij won de Gold Cup elf keer in alle, op het moment dat een record, en zijn laatste overwinning kwam op 88-jarige leeftijd in 1997/98, een opmerkelijke 52 jaar na zijn eerste en 33 jaar na zijn voorlaatste succes. [4]

Groot-Brittannië won het wereldkampioenschap voor teams in 1955 met Reese en Schapiro, Konstam en Dodds , Meredith en Pavlides , de Verenigde Staten te verslaan in de finale. Het is de enige Bermuda Bowl overwinning voor een Brits team.

Schapiro won ook de World gemengde teams in 1962. Op de leeftijd van 89 in 1998, won hij de wereld Senior Pairs partnered door Irving Gordon . Hij werd tweede in de inaugurele vertolkingen van zowel vierjaarlijkse open wereld kampioenschap toernooien onder de WBF, de World Team Olympiade van 1960 en de World Open Paren van 1962. Hij vertegenwoordigde ook Groot-Brittannië in 1964 Olympiade en de Bermuda Bowl van hetzelfde jaar, die werd begin speelde in 1965, en in tien Europese Bridge League nationale teams kampioenschappen, het winnen in 1948, 1949, 1954 en 1963.

Hoewel het Britse team om de Bermuda Bowl in 1955 had gewonnen, Schapiro's 1965 ervaring was heel anders.

In de 1965 Buenos Aires Bermuda Bowl, B. Jay Becker merkte Schapiro en zijn partner, Terence Reese , die hun kaarten in ongebruikelijke manieren tijdens bieden, het aantal vingers zien aangeeft lengte van het hart pak. Een aantal spelers en waarnemers, met inbegrip van Dorothy Hayden , New York Times columnisten Alan Truscott , John Gerber , British nonplaying kapiteinRalph Swimer , British Bridge League voorzitter Geoffrey Butler , ACBL voorzitter emeritus Waldemar von Zedtwitz en ACBL president Robin McNabb, al zag Reese en Schapiro en waren ervan overtuigd dat ze illegaal waren signalering. Ook werd bevestigd dat Reese was niet het gebruik van dergelijke signalen tijdens het spelen met zijn andere partner, Jeremy Flint . Tijdens een hoorzitting op het toernooi plaats in Buenos Aires, de Wereld Bridge Federatie (WBF) geoordeeld Reese en Schapiro schuldig aan bedrog, en kondigde aan dat als gevolg van "bepaalde onregelmatigheden", voegde hij Britse team werd verspelen de wedstrijden hadden ze al tegen Noord gewonnen Amerika en Argentinië, en dat Reese en Shapiro zou niet spelen in de resterende wedstrijden.

De Britse Bridge League (BBL) Vervolgens bijeengeroepen hun eigen onderzoek, onder leiding van Sir John Foster , advocaat en lid van het Europees Parlement, en generaal Lord Bourne .Na het horen van die vele maanden, waaronder een verrassing onthulling door Swimer dat Schapiro zijn schuld had bekend aan hem, de "Foster Aanvraag" vond onvoldoende bewijs om Reese en Schapiro schuldig buiten redelijke twijfel te vinden. Zonder het weerleggen van de 'directe' aanwijzingen dat grips werden gecorreleerd met hart tellen, het verslag wordt erop gewezen dat er overtuigend bewijs dat de spelers van de signalen in hun bieding of spelen had geprofiteerd.

In 1967, de BBL vroeg de WBF om hun schuldige bevinding te keren; de WBF gereageerd door unaniem herbevestigen hun veroordeling, en later herhaalt dat zij een Brits team met inbegrip van Reese en Schapiro voor de 1968 Olympiade, waar de BBL geboycot uit protest niet zouden accepteren. In 1968, werd een compromis bereikt, de WBF behoud van hun veroordeling, maar waardoor Reese en Schapiro (die zijn pensionering van internationale brug na de Buenos Aires Olympiade had aangekondigd) te spelen in toekomstige wereldkampioenschappen.

Vervolgens beide Reese [7] en Alan Truscott [8] publiceerde boeken over het schandaal. Reese's boek verklaarde: "De basis van de heffing, zoals iedereen weet, is dat Schapiro en ik gecommuniceerd lengte in harten met elkaar door middel van illegale signalen Als u wilt dat de lading te steunen op basis van de gespeelde handen, wat je hebt. om te laten zien is dat een aantal onlogische, ongebruikelijk, en ongeloofwaardig biedingen of toneelstukken werden gemaakt die alleen kunnen worden verklaard aan de hand, dat de spelers had onjuiste kennis van elkaar de hand. " Het gaat dan om te pleiten voor de logica van het bieden van het paar en te spelen op de verschillende handen van de Olympiade. Truscott's boek benadrukt de onwaarschijnlijkheid van de waargenomen variaties in de vinger signalen zijn toevallig, of van een dergelijk groot aantal getuigen samenspannen om het bewijs te fabriceren.

In mei 2005 heeft de Engels journalist David Rex-Taylor, een brug speler en uitgever, beweerde dat Reese een bekentenis aan hem veertig jaar eerder, een die niet te worden geopenbaard werd tot 2005 en nadat hij en Schapiro dood was had gemaakt. [9 ] de vermeende bekentenis beweerde dat Reese en Schapiro inderdaad werden signalering, maar enkel om aan te tonen dat dergelijke signalering mogelijk was (en dus niet echt aandacht elkaars signalen), ogenschijnlijk als deel van een boek over bedrog (die werd verlaten na de schandaal uitbrak). Hoewel deze verklaring denkbaar het gebruik van de vinger signalen met de afwezigheid van bewijs van het bieden of spelen kon verzoenen, is er geen ondersteunend bewijs om deze account te ondersteunen. In tegenstelling Schapiro weduwe beweert hij bleef op de beschuldigingen aan zijn dood te ontkennen. [10]

 

Schapiro was brug correspondent van The Sunday Times van 1968 tot aan zijn dood in 2002. Ondanks zijn faciliteit met taal, nooit was hij echt geïnteresseerd in het schrijven; zijn productie was twee kleine boeken, verduidelijking nodig ] en het is waarschijnlijk dat zijn krant column vaak werd ghosted . Hij maakte zijn merk als een speler en een persoonlijkheid.

De Buenos Aires affaire verwijderd in één klap de centrale activiteit van zijn leven. Het duurde jaren voor Schapiro te worden hersteld in de wereld van de brug, hoewel hij altijd hoog in het vaandel werd gehouden in Europa. Hij kwam uiteindelijk terug te keren naar de internationale concurrentie brug, in tegenstelling tot Reese, en deed dat met groot succes ( hierboven ).

Schapiro 90ste verjaardagsfeestje in Londen werd bijgewoond door Jaime Ortiz-Patino , de WBF President Emeritus en de eigenaar van Valderrama Golf Club , die een getuige voor Reese en Schapiro in de BBL onderzoek was geweest, Omar Sharif , de Egyptische filmster en brug speler ; Prins Khalid Abudullah van Saoedi-Arabië , een vriend van de familie; en vele persoonlijkheden van de brug en het casino werelden. [6]

Schapiro het gesprek bij de brug tafel was zowel een genot of een last, afhankelijk van de smaak en oogpunt.

Zijn standaard groet aan vrouwtjes - "Hoe zit het met een plek van overspel?" (of "Zin in een plek van overspel?") [2] - wordt genoemd in elke biografische noot en doodsbrief, en onthult zijn gevoel voor humor. Toen zijn team speelde een tentoonstelling wedstrijd in Leicester , de vrouw van de Chief Constable organiseerde een cocktail party voor hen om de lokale bevolking te ontmoeten. De reizende spelers werden uitgenodigd om te tekenen en commentaar in het Bezoekerscentrum boek, en Schapiro schreef de slagzin na zijn handtekening. Dimmie Fleming - een internationale speler en de enige vrouw te spelen op de British Open team - onschadelijk gemaakt van de situatie door het ondertekenen van de volgende, tekenen van een omhoog pijl en schrijven, 'Maar zal hij ooit volwassen worden?' [11]

Een ander verhaal toont zijn partner Terence Reese het oppakken van een collectie van zilveren beker trofeeën van Schapiro's flat in Eaton Place (de Upstairs, Downstairs instelling) en de uitvoering daarvan in een kussen-case. Gestopt in de straat door een politieagent en vroeg om zijn ongewone zak bezittingen uit te leggen, Reese leidde de officier terug naar de flat, zodat Schapiro zijn verklaring zou kunnen valideren. Wanneer Schapiro de deur opendeed, sized hij de situatie, en toen gevraagd: "Kunt u deze man te identificeren?", Zei: "hem nog nooit gezien in mijn leven." [4]

 

















17-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
16-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.cézanne














16-05-2016 om 10:44 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cézanne

Paul Cézanne (Aix-en-Provence19 januari 1839 – aldaar, 22 oktober 1906) was een Franse kunstschilder. Cézanne behoort tot hetpostimpressionisme, een Europese kunststroming die volgt op het impressionisme. Zijn werk vormde een brug tussen het impressionisme en het kubisme

Paul Cézanne werd geboren als zoon van de hoedenhandelaar en latere bankier Louis-Auguste Cézanne en Anne-Elisabeth-Honorine Aubert. Zijn ouders trouwden pas in 1844, na de geboorte van Paul en zijn zus Marie (1841).

Al tijdens zijn schooltijd, vanaf 1856, volgde Cézanne een avondcursus tekenen bij Joseph-Marc Gibert in het museum van Aix. Tussen 1859 en 1861 studeerde Cézanne rechten, maar hij volgde tegelijkertijd teken- en schilderlessen. Hij werkte tijdelijk bij de bank van zijn vader, maar dat beviel hem niet. Tegen de wil van zijn vader koos Cézanne voor de kunst. Hij volgde zijn vriend Émile Zola naar Parijs. Zijn vader, die zeer vermogend was - hij was na eerst hoedenmaker te zijn geweest stichter van de bank Cézanne & Cabassol - steunde hem vervolgens toch, zodat Cézanne financieel onafhankelijk kon zijn.

In Parijs studeerde hij aan de Académie Suisse. In 1863 probeerde hij toegelaten te worden tot de kunstacademie, maar toen dat niet lukte studeerde hij verder aan de Académie Suisse. Tussen 1863 en 1869 probeerde hij te exposeren bij de officiële Parijse salon, maar hij werd telkens geweigerd. Hij exposeerde met anderen op de Salon des Refusés (Salon van de geweigerden) in 1863.

In 1869 leerde hij Hortense Fiquet kennen. Ze gingen in het geheim samenwonen en hielden hun relatie en hun zoon Paul lange tijd geheim voor de vader van Cézanne, die deze relatie niet zou goedkeuren. Uiteindelijk ontmoette hij zijn circa 11-jarige kleinzoon. Hortense Fiquet stond vaak model voor Cézanne.

In 1872 verbleef hij in Auvers-sur-Oise. Hij werkte daar met Camille Pissarro en andere impressionisten, maar zocht een duidelijk eigen weg. Hij werkte in het huis van dokter Paul Gachet. In 1874 organiseerden de impressionisten hun eerste gezamenlijke expositie in het atelier van de fotograaf Nadar. Paul Cézanne laat daar drie schilderijen zien: Une moderne OlympiaLa Maison du pendu en Étude, paysage d'Auvers.

Hij deed in 1874 mee met de eerste expositie van de impressionisten in Parijs. In 1875 vond de tweede expositie van de impressionisten plaats, waar hij echter weinig werk verkocht. In 1877 was de derde expositie er weer is er veel kritiek op de impressionisten. Paul Cézanne vertrok in 1885 naar Gardanne, een klein dorp bij Aix. Hier maakt hij diverse schilderijen van deMontagne Sainte-Victoire.

In 1882, twintig jaar na zijn eerste poging, werd uiteindelijk toch werk van Cézanne toegelaten in de Salon.

Na het overlijden van zijn vader in 1886 kreeg hij een grote erfenis, waardoor hij financieel onafhankelijk werd. Hij trouwde in datzelfde jaar met Hortense Fiquet, na 20 jaar met haar samengewoond te hebben. Cézanne heeft ongeveer 25 portretten van haar gemaakt, onder andere gezeten in een rode leunstoel. In 1887 deed Cézanne mee met de tentoonstelling vanLes XX in Brussel. In 1895 exposeerde de ambitieuze galeriehouder Ambroise Vollard werk van Cézanne. Veel aanhangers had Cézanne echter nog steeds niet.

In 1897 vestigde Paul Cézanne zich permanent in Aix-en-Provence. Na de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, waarop drie schilderijen van Cézanne werden tentoongesteld, begon hij eindelijk ook in het buitenland bekend te worden. Zijn schilderijen hingen onder meer in de Weense Sezession. Vanaf ongeveer 1901 werd Cézanne bewonderd door jongere kunstenaars, zoals Maurice DenisPierre Bonnard en Édouard Vuillard. Zij kwamen naar Aix om hem te zien schilderen en voor wijze raad.

Paul Cézanne overleed op 22 oktober 1906 aan longontsteking in Aix-en-Provence. Hij schijnt een norse, egocentrische persoon te zijn geweest, met weinig vrienden.

Op de Salon d'Automne van 1907 worden 56 werken van Paul Cézanne tentoongesteld. Emile Bernard publiceerde in Le Mercure de France twee delen met herinneringen aan Cézanne.

Cézanne was al sinds 1852, toen zij samen op het Collège Bourbon zaten, bevriend met schrijver Émile Zola, maar kreeg later onenigheid met hem door de beschrijving die Zola gaf van Cézanne en het losbandige leven van de impressionisten in zijn roman L'Oeuvre (Het meesterwerk uit 1886).

Om te oefenen kopieerde Cézanne werken van Eugène Delacroix en Nicolas Poussin die in het Louvre hingen. Hij bewonderde ook Gustave Courbet en Édouard Manet. In 1888 schilderde Cézanne samen met Renoir. In 1894 had hij contact met Claude Monet in Giverny. Tevens ontmoette hij daar de beeldhouwer Auguste Rodin.

Het werk van Cézanne is in vier periodes onder te verdelen. De genoemde jaartallen zijn globaal, een exacte datering van de schilderijen van Cézanne ontbreekt meestal.

De schilderijen uit 1865-1870, uit de vroege 'romantische' periode zijn extreem persoonlijk, individualistisch werk. Cézanne gebruikt gewelddadige onderwerpen en bizarre fantasieën in harde, sombere kleuren, meestal "aardkleuren" (zie het voorbeeld van Herakles).

 

In de periode vanaf begin 1870 schilderde hij in impressionistische stijl, waarbij hij echter gebruik maakte van overheersende vlakken in zijncompositie.

In de periode van ongeveer 1880 tot aan ongeveer 1890 schilderde hij in een constructieve stijl, met parallelle en krachtige streken van zijn kwast(zie het voorbeeld van De kaartspelers). In deze periode schilderde hij ook landschappen, onder andere van zijn verblijf van juli 1878 tot maart 1879 in L'Estaque in de omgeving van Marseille, bijvoorbeeld Rotslandschap bij l'Estaque, 1879-1882 in het Museu de Arte de São Paulo en deDe zee bij l'Estaque, 1878-1879 in het Musée Picasso in Parijs. Verder maakte hij stillevens en portretten.

In de laatste periode, van circa 1888 tot 1906, waarin ook zijn verhuizing naar Aix-en-Provence viel in 1897, werkte Cézanne aan diverse grote schilderijen met naakte baadsters.

Ook maakte hij enkele schilderijen van kaartspelers, zoals onder andere de schilderijen De kaartspelers van 1890-1892 dat hangt in hetMetropolitan Museum of Art in New York en De kaartspelers van 1893-1896 in het Musée d'Orsay in Parijs.

Hij schilderde ook vaak de berg Mont Sainte-Victoire vlak bij zijn huis (deze berg lijkt ook op het schilderij van Herakles te staan). In 1901 kocht Paul Cezanne een landgoed ten noorden van Aix waar hij zijn atelier had. Vanuit zijn atelier kon Cézanne deze berg zien, evenals het tussenliggende dal. Tussen 1902 en 1906 komt de berg in veel werk terug. Hij observeerde hem en probeerde uit de vormen en kleuren de diepere betekenis van de natuur te ontcijferen. Zie Montagne Sainte-Victoire (Paul Cézanne).

In latere jaren legde Cézanne zich toe op het schilderen van stillevens, waarbij vooral de vele afbeeldingen van een schaal met fruit erg indrukwekkend zijn door het krachtige kleurgebruik en de textuur van de vruchten. De stillevens lijken realistisch, maar er zitten in de schilderijen speciale effecten die het werk veel krachtiger maken dan een zuiver realistische afbeelding kan doen. De tafels waar het fruit op ligt zijn vaak naar voren gekanteld. Verder lijkt de tafel vaak doorbroken door een verticaal element zoals een fles (zie het voorbeeld van het stilleven). In deze laatste fase van zijn ontwikkeling wordt de verfstreek lichter.

Net als zijn tijdgenoot Claude Monet keerde Cézanne telkens weer terug naar dezelfde onderwerpen zoals landschappen, stillevens met fruit die hij telkens weer op een nieuwe manier wist af te beelden. Voorbeelden hiervan zijn:

Paul Cézanne schilderde ook diverse zelfportretten

In het werk van Cézanne spelen licht en kleur een grote rol. Door het kleurgebruik is zijn werk echter niet zuiver impressionistisch, maar loopt het al vooruit op het expressionisme. Zo gebruikt Cézanne vaak warme en koele kleuren tegen elkaar aan. Door zijn soms hoekige vormentaal wordt zijn werk door sommigen al tot het kubisme gerekend. Ook gebruikt hij massievere en helderder kleuren dan zijn tijdgenoten, de impressionisten.

Paul Cézanne wordt gezien als de grondlegger van de moderne kunst. De vormentaal van Cézanne inspireerde dan ook het kubisme van Picassoen Braque. Picasso noemde Cézanne zijn enige echte meester. Cézanne wordt gezien als de vader voor de kunstschilders die na hem kwamen.

De innovatieve kleurcombinaties die Cézanne gebruikte waren ook invloedrijk, met name op Matisse en bij Les Fauves, in het bijzonder André Derain.

Momenteel (2009) zijn schilderijen van Cézanne door verzamelaars zeer gewild. Een schilderij van Cézanne werd een aantal jaren geleden verkocht voor 60,5 miljoen dollar, de op drie na de hoogste prijs die ooit voor een schilderij werd betaald.

 





















16-05-2016 om 10:43 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ensor


















16-05-2016 om 10:41 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ENSOR

James Sidney Edouard baron Ensor (Oostende13 april 1860 - aldaar, 19 november 1949) was een Belgische kunstschilder van het symbolisme. Hij wordt algemeen erkend als de belangrijkste vernieuwer van de moderne kunst in België, een deviante individualist die zich niet gemakkelijk liet onderbrengen in een of andere kunstrichting. Minder bekend is dat hij ook muziek componeerde.

De vader van Ensor, James Frederic Ensor, was de zoon van Britse ouders. De moeder van Ensor was de Oostendse Maria Catharina Haegheman, een dochter van winkeliers in kantwerk die beiden lezen noch schrijven konden. Zij baatte een winkel uit met souvenirschinoiserie en maskers. Deze maskers komen later in Ensors werk heel veel terug. Hoewel hij in Brussel geboren was, is James Frederic in Brighton ingeschreven, als zoon van James Rainford en van Anne Andrew, zijn Engelse grootouders. Deze Engelse grootouders waren renteniers uit Sussex.

Ensors vader, ingenieur van Bruggen en Wegen, vertrok kort na de geboorte van de kleine James naar de Verenigde Staten om te trachten er fortuin te maken. Het werd een mislukking en hij keerde berooid terug. Ensor zegt van zijn vader dat hij een verstandig man was, een intellectueel die meerdere talen sprak, een werkelijk superieur man. Hij was geabonneerd op kunsttijdschriften, wat zijn zoon toch beïnvloed moet hebben. Hij kon echter de mislukking niet verwerken en, onder de knoet van een nuchtere en autoritaire Oostendse handelsvrouw, van wie hij trouwens financieel afhankelijk was, begon hij te drinken en werd de schande van het gezin. Hij werd uitgelachen als Oostendse dronkenlap en kwam eens thuis, half kaal geschoren met nog een halve snor. Hij stierf toen Ensor 27 jaar was en op het toppunt van zijn creatieve periode. James Ensor zal de sociale klasse, die zijn vader uitgestoten had, het nooit vergeven en blijven verachten in zijn schilderijen.

James Ensor zelf is nooit getrouwd geweest. Wel had hij een uitverkoren vriendin Augusta Bogaerts, de "Sirene", die hij trouwens schilderde in het bekende dubbelportret van 1905, toen ze 35 was. Ze was 10 jaar jonger dan hij. Hij ontmoette haar voor het eerst toen hij 28 was.

Ensor had een zus Mariëtte, meestal Mietje genoemd (zelf noemde hij haar Mitche) die één jaar jonger was dan hij. Ze zou een van zijn favoriete modellen worden. Ze trouwde toen Ensor 32 jaar was met een Chinese handelaar. Het werd geen geslaagd huwelijk. Ze verliet haar echtgenoot na enkele maanden, maar had met hem wel één kind, een meisje dat het lieve zorgennichtje Alex werd en dat Ensor "La Chinoise" noemde. Zij zou later trouwen op haar vijftiende.

In 1873 liep de jonge Ensor school op het Oostendse Onze-Lieve-Vrouwecollege. Hij bleek daar een tuchtloos leerling te zijn, maar hij toonde wel al een grote voorliefde voor tekenen. De archieven van het Onze-Lieve-Vrouwecollege bevat een boekje "Le petit sécrétaire" met op het titelblad "Een ruiter te paard", getekend door de jonge Ensor. Hij toonde zijn eerste tekeningen en schilderwerkjes, toen hij amper 14 was, aan de toen bekende meester Louis Dubois, die hem aanmoedigde. Hij bleef slechts twee jaar op deze school. Hij volgt daarna schilder- en tekenlessen bij twee Oostendse kunstschilders Edouard Dubar (een marineschilder die fotograaf werd en lithografieën uitgaf) en Michel Van Cuyck (een olieverfschilder, aquarellist en lithograaf). Ook hier toonde hij zich opstandig en had geen hoge dunk van hun "bedrieglijke spons- en tekentechniek van hun saai, geborneerd en doodgeboren metier".

In 1876 volgde hij tekenlessen naar het antiek en naar het levend model aan de Oostendse Academie voor Schone Kunsten. Uit die periode dateren zijn eerste schilderijtjes over de zee, het strand en duin- en polderlandschappen, zoals "Duinen" (rond 1876), "Zicht op Mariakerke" (1876), "De triomfwagen" (1877), "De badkoets op het strand" (1877).

Ensor was 17 jaar toen hij zich, op 8 oktober 1877, liet inschrijven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. Het was de enige keer dat hij Oostende verliet voor een langere tijd. Hij zou drie jaar wegblijven. James huurde een kleine kamer in de St-Jansstraat, in de nabijheid van de Grote Markt. Hij maakte er kennis met onder anderen Fernand Khnopff. Zijn leraren Joseph StallaertJoseph van Severdonck en Alexandre Robert gaven hem de cursussen schilderen en tekenen naar het klassieke model. Maar hij kreeg het weer aan de stok met zijn leraren. Hij maakte in die periode kennis met enkele mede-leerlingen: Willy FinchPaul DuboisFernand KhnopffWilly SchlobachGuillaume Van StrydonckRudolph Wystman en Dario de Regoyos.

In die periode tekende hij een aantal volksfiguren uit Oostende, niet zozeer uit sociale overwegingen, maar om zijn tekentalent verder te ontwikkelen. Uit die tijd dateert "Golfbreker te Oostende" (1878), "Naakte jongen" (1878), "Polderlandschap" (1878), "Man met de gewonde arm" (begin 1879), "Zelfportret" (1879), "Het meisje met de wipneus" (1879), "Ensor voor de schildersezel" (1879) en de donkere houtskooltekening "Vrouwelijk naakt" (1879) (ook aangeduid als "La Bohémienne").

Toen Ensor 20 jaar was, in 1880, verliet hij de academie en daarmee ook meteen Brussel. Het resultaat van zijn opleiding was niet zo schitterend geweest. Hij kreeg slechts een zevende prijs voor het tekenen naar het klassieke model en een tiende prijs voor het schilderen naar de natuur. Het maakte van hem een boos en verbitterd man en hij zal deze gemoedsstemming uitbeelden in sarcastische en satirische scènes . Hij keerde naar Oostende terug, bij zijn ouders op de hoek van de Vlaanderenhelling en de Van Iseghemlaan (dit huis is afgebroken in 2000). Om te ontsnappen aan zijn bazige moeder trok hij zich terug op de zolder en richtte er zijn eerste atelier in. Vanuit het grote zoldervenster had hij een uitzicht in vogelperspectief op de zee, op straten, gebouwen en voorbijgangers. Dit uitzicht zal zich dan ook weerspiegelen in vele werken. Hij bleef hier wonen tot 1917 en hij maakte ook hier zijn beste schilderijen.

In datzelfde jaar 1880 schilderde hij zijn overbekende "De jongen met de lamp" in overwegend donkere kleuren (gekocht door de Belgische Staat in 1895 voor 2500 frank) en zijn werken "Grijze zee" (1880), "Stilleven met eend" (1880), "Het moeras" (1880). Hij bleef productief en schilderde in 1881 zijn "Vlaanderenstraat in de sneeuw", "Portret van mijn vader", "De sombere dame", "Namiddag te Oostende" "De wolkammer" en "Vrouw met de blauwe sjaal"

Hij stuurt, gesteund in zijn talent door de Brusselse avant-garde, in 1881 drie schilderijen (De koloristeHet burgersalon en Nature morte) naar het progressieve salon Chrysalide en in 1882het schilderij "De Russische muziek" naar de tentoonstelling Exposition Générale des Beaux-Arts te Brussel. Het schilderij "Het burgersalon" geeft de verstikkende sfeer terug van zijn eigen huiselijke omgeving.

Hij schildert in 1882 zijn "Portret van mijn moeder", "De oestereetster" en "De dame in nood".

Vanaf 1882 gaat Ensor behoren tot de kunstkring L'Essor. Hij neemt deel aan de zesde (1882) en de zevende (1883) tentoonstelling van deze groep. In 1885 staat hij opnieuw op het salon van L'Essor.

Het werk van Ensor werd meermaals afgewezen, ook door L'Essor. Zijn meeste schilderijen werden echter met misnoegdheid bekeken. Zijn gehele inzending voor het Salon des Beaux-Arts van Antwerpen werd geweigerd. Hij voelde zich miskend, als het ware "bemaskerd". In die inzending zaten onder andere "Namiddag te Oostende" (1881) en "De Oestereetster" (1882), twee werken die later tot zijn meesterstukken zouden worden gerekend . Met "De Oestereetster" neemt Ensor afstand van de donkere sfeer in zijn vorige schilderijen. Hij schildert zijn zuster in een heldere wereld van kleur en licht. Deze verwerping door het salon en door de kunstkritiek betekent een grote ontgoocheling voor Ensor. Hij besluit dan afstand te nemen van de objectieve realiteit en voortaan zijn eigen gang te gaan. "De Oestereetster" werd trouwens 20 jaar later aangekocht door het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, op het Triënnale Salon van 1904.

Hij stelt tentoon in het Kursaal van Oostende in 1882 en 1883, op de 32ste Triënnale van Gent (1883) en op het salon van de Société Royale des Aquarellistes Belges (1883).

Hij schildert in 1883 het troosteloos bestaan van "De dronkaards" en in 1884 het kleurrijke doek "Daken van Oostende",[1] waarvan de onstuimige hemel enigszins doet denken aan "De laatste reis van het oorlogsschip Téméraire" van William Turner. Trouwens, in 1887 gaat Ensor, samen met Guillaume Vogels, naar Londen om het werk van Turner beter te leren kennen.

De Brusselse jurist Octave Maus ontpopte zich ondertussen als een geestdriftig organisator, mecenas, spreekbuis en bezieler van een revolterende nieuwe kunstenaarsgroep, Les VingtLes XX die werd geboren in oktober 1883 en zou uitgroeien tot een merkwaardige groep vernieuwers in de Belgische kunstwereld. James Ensor was een stichtend lid. Elke schilder met een beetje naam of op weg naar bekendheid, zal op deze salons exposeren. Zowel Henri de Toulouse-Lautrec als Georges Seurat hadden hun eerste doorbraak in Brussel.

James Ensor exposeert op de eerste tentoonstelling van Les Vingt in 1884 met zes werken. Hij krijgt nu een eerder geringschattende kritiek, met onder andere een eerste artikel in L'Art Moderne (een tijdschrift geleid door Octave Maus). Maar zijn inzending voor het officiële Salon van Brussel wordt opnieuw geweigerd. Hij stuurde twintig werken naar het salon van Les XX van 1886, maar de kritiek besprak alleen zijn techniek en niet de kunstwaarde van zijn werken.

Hij zal deze kritiek tot op de grond toe afkraken in zijn werk "De Calvarie" met hemzelf aan het kruis, als slachtoffer van zoveel onbegrip, en de criticus als Romeins soldaat die zijn zijde doorsteekt

Op zijn 25e jaar doken darmklachten op en dat werd de eerste chronische bezorgdheid omtrent zijn gezondheid. Zijn eerste tekeningen van de reeks "Aureolen van Christus" of "De gevoeligheden van het Licht" zagen inderdaad het licht ("De aanbidding van de herders", "Christus wordt aan het volk getoond", "Intrede te Jeruzalem", "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de Gekruisigde", "de kruisafneming en de Hemelvaart van Christus"). Zijn angsten en hallucinaties werden niet begrepen bij Les XX. Men sprak over een voortbrengsel van een ziek brein. Maar Emile Verhaerenbespeurde in die werken de invloed van Rembrandt

1886 was een keerpunt in de artistieke evolutie van Ensors "Licht". Hij nam afstand van zijn sombere "interieurs". Hij maakte zijn eerste etsen, onder andere "Zelfportret pas fini" (1885) en het meesterwerk "De kathedraal" (1886), waarmee hij even beroemd werd. Met "Christus bedaart de storm" (1891) trof hij de roos in het modernisme.

In 1888, toen Ensor 28 jaar was, begon hij aan "De Intrede van Christus in Brussel in 1889". Dit werd het meest spectaculaire werk van de jonge meester, dat nadien ook zijn roem zou uitdragen over de gehele wereld. Het werk was een jaar later echter niet af om op het Salon des XX geëxposeerd te worden.

Het was een monumentaal werk geworden van 2,58 meter hoog en 4,31 meter lang. Zijn zolderatelier was niet hoog genoeg en hij moest het doek spijkeren aan de muur, terwijl het onderste gedeelte op de grond blijft liggen. Ensor vraagt aan een huisschilder verf te bereiden in potten van 5 en 10 kg. Hij schildert dan laag per laag, waarbij het schilderij telkens een beetje opgerold wordt.

Verdoken in het doek zit Christus (gelaatstrekken van Ensor?) op een ezel, begeleid door een juichende menigte, een fanfare en een bonte stoet met maskers. Duizenden groteske figuren komen uit de achtergrond naar voren gestroomd, met vooraan gemaskerde personages, waarmee Ensor de spot drijft : de verwaande rechter, grijnzende militairen, vissersvrouwen, de zelfvoldane burgerij, een bespottelijk verliefd koppeltje, dokter met tovenaarshoed, de Dood in frak, een stel muzikanten van de "Fanfares doctrinaires" en ten slotte, helemaal vooraan, een pompeuze bisschop die tamboer-majoor speelt. Rechts staan de burgemeester en zijn schepenen in clownskostuum. Bovenaan spant een vaandel met de tekst "Vive la Sociale" (opkomst van de socialistische partij). Ensor zet in feite de hele goegemeente in zijn hemd en laat hen danig voor gek staan. Ensor situeert deze intrede in Brussel omdat hij juist daar zoveel ontgoochelingen heeft meegemaakt.

Het doek bleef 50 jaar lang opgerold liggen in zijn atelier, op de hoek van de Vlaanderenramp. Toch bestaat er een foto uit die periode waarop we het werk wat stuntelig genageld zien tegen de muur van het atelier met tal van andere werken voor. Hij kon het pas echt opspannen in 1917, boven zijn harmonium, toen hij verhuisde naar zijn nieuwe woning in de Vlaanderenstraat. Dit huis, het huidige Ensorhuis, erfde hij van zijn oom Leopold. Bij het transport van het werk naar Parijs voor de grote expositie van 1929 moest eerst een stuk van het gevelbalkon afgebroken worden. Dit gebeurde opnieuw voor de expositie in Brussel in 1939.

Eugène Demolder behoorde tot de kleine kring intellectuelen die het opnam voor Ensor en schreef de eerste monografie over Ensor "Mort Mystique d'un théologien". In 1892 schreef Demolder: "... De schilder Ensor (...) is een van de eersten in België die uitgedaagd is door de moderne zoektocht naar het licht. Hij is een vernieuwer (...) We hebben gezien welke variatie en souplesse Ensor in zijn schilderijen brengt ...".

Het doek werd licht beschadigd door enkele granaatscherven gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het doek hing daarna op verschillende plaatsen: in Venetië (1950), in het Casino van Knokke (1971), in het Museum voor Schone Kunsten te Oostende (1977-1978), in bruikleen aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, Chicago en New York (1976) en het Künsthaus te Zürich (1983). Het werd in 1987 aangekocht door hetGetty Museum in Los Angeles waar het kundig gerestaureerd werd.

Dit werk heeft mythische proporties aangenomen in de geschiedenis van de moderne kunst. Dit uitzonderlijk werk anticipeert of is zelfs een aanzet tot het expressionisme uit de twintigste eeuw. Nochtans vindt men in dit werk de invloed van vroegere meesters zoals Hiëronymus BoschPeter Paul RubensWilliam HogarthFrancisco GoyaJ.M. Turner tot Georges Seurat.[2]

De dikke lagen pigment die de lilliputachtige uitzinnige mensenmassa vanuit de achtergrond naar voren drukt tot in de maskers in de voorgrond zijn bijna een groteske parodie op de vlakke ruimtes in de schilderijen van Les XX. Dit gedurfd schilderij, een anachronisme volgens de standaarden van 1889, moet een ware aanval betekend hebben op de eigentijdse schoonheidsconventies. De ruwe lelijkheid van het onderwerp moet niet onderdoen voor de veelvoud aan kleuren in dit werk, de gewilde verwarring in de compositie en het totaal verlaten van een perspectief vanuit één punt. Men moet reeds ver vooruit gaan in de kunstgeschiedenis, naar de brutale vervormingen van na 1945, om iets gelijkaardigs terug te vinden zoals in de werken van Willem de KooningJean Dubuffet en de Cobra-beweging.[3]

Foto's of afbeeldingen kunnen maar moeilijk het buitengewone detail en de stilistische aspecten van dit reusachtig werk weergeven.

Trouwens, Ensor zal nog meerdere malen de figuur van Christus gebruiken, meestal in allegorische zin, zoals "Christus beledigd" (ets, 1886), "De stervende Christus" (1888), "Christus bedaart de storm" (1891), "De Man van Smarten" (1891) (een verwrongen zelfportret), "Christus en de critici" (1891), "De bekoring van Christus" (1913).

In 1887 tekende Ensor De verzoeking van de heilige Antonius, een venijnige, vrijzinnige satire op 51 vellen van een schetsboek. Daarin staan honderden miniatuurtekeningen met Oosterse goden, duivels, seks en een Christus. Dit werk wordt momenteel tentoongesteld in het Art Institute van Chicago.[4][5]

Wegens het hevig gekibbel tussen de artiesten, heft Octave Maus in 1893 de kunstkring Les XX op, hoewel James Ensor hiertegen heftig protesteert. Maus richt een nieuwe kunstkring op La Libre Esthétique, ditmaal zonder leden, maar uitsluitend uitgenodigden. Ensor wil er de brui aan geven en wil al zijn werken verkopen voor 8000 Belgische frank, maar vindt geen koper. In zijn tegenspoed, miskend en bekritiseerd door zijn tijdgenoten, doet hij dan maar verder, maar juist hierdoor groeit nog zijn scheppende kracht.

Uiteindelijk wordt zijn aparte visie meer en meer aanvaard door de kunstkenners. In 1893 koopt het Brussels Prentenkabinet een groot aantal van zijn gravures (hij had er 44 gemaakt in 1888).

In 1894 werd Ensor uitgenodigd tot de eerste expositie van "La Libre Esthétique" en zelf richtte hij, samen met Guillaume Vogels, in zijn stad de "Cercle des Beaux Arts d'Ostende" op. Nog hetzelfde jaar verkoopt hij 25 gravures aan het Prentenkabinet van Dresden.

In december van dat jaar en aangezet door Eugène Demolder, organiseerde hij zijn eerste eigen tentoonstelling in de Comptoir des Arts Industriels La Royale te Brussel. Dit initiatief wekte de belangstelling van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en "De Lampenist", het schitterende werk uit 1880, werd in maart van het jaar daarop aangekocht voor 2500 Belgische frank.

In 1898 nam hij deel aan het Salon des Cents te Parijs met 25 werken, maar het verwachte succes blijft uit. Toch verschijnt in 1899 een speciaal nummer van "La plume", gewijd aan de werken van Ensor op deze tentoonstelling. En hetzelfde jaar koopt de Albertina in Wenen honderd gravures van Ensor.

In dit jaar schildert hij ook het welbekende "Zelfportret omringd door maskers" waarin hij zichzelf voorstelt te midden van zijn kunst, een masker tussen de maskers.

De moeder van Ensor stierf in 1914 op tachtigjarige leeftijd (Olie op doek "Mijn dode moeder" 1915). Haar zus, zijn tante Mimi, overleed twee jaar later. Daarmee nam hij afscheid van de twee vrouwen die destijds bij zijn opvoeding een bijzonder bepalende rol speelden.

In het vroege oeuvre van James Ensor is nog geen sprake van maskers. Maar naarmate hij zich genegeerd of afgewezen voelde door de kunstwereld, kwam hij meer en meer ertegen in verzet. Er ontstond een conflictsituatie tussen hem en de maatschappij, zodat hij sterk geladen beelden gebruikt, zoals maskers, skeletten, de dood, carnaval en travestieten om die maatschappij voor schut te doen staan.

Een eerste werk met maskers "Geërgerde maskers" dateert uit 1883. Maar is het is nog niet zo symbolisch geladen, maar eerder een weergave van een carnavalvermomming. Skeletten komen voor het eerst voor in het schilderij "Geraamte bekijkt chinoiserieën" van 1885 en demonen in de ets "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de gekruisigde" uit 1886 (reeks Aureolen van Christus). Carnaval en travestie verschijnen in "Carnaval op strand" uit 1887.

Vanaf 1888 gaat het in stijgende lijn : zijn bekende werken : "De intrede van Christus te Brussel" (1888), "Maskers tarten de dood" (1888), "Maskers bekijken een neger goochelaar" (1888) (in feite een overschilderd werk uit zijn academietijd uit 1879), "De verbazing van het masker Wouse" (1889), "De oude dame met de maskers" (1889) en ten slotte zijn overbekende "De intrige" (1890), "De maskers en de dood" (1897), "Doop van de maskers" (1891),"De wanhoop van Pierrot" (1892), "Zelfportret met schelpen en maskers" (1917).

Geraamtes en de dood vormen het hoofdthema in : "Geraamten vechtend om een gehangene" (1891), de tekening "De dood vervolgt de mensenkudde" (1887), "Demonen die mij kwellen" (1888), "De vermenigvuldiging van de vissen" (1891), "Pierrot en skeletten" (1905 en 1907), "Bebloemde schedels" (1909).

James Ensor koos, in zijn strijd tegen de gevestigde maatschappij, dikwijls voor de gewone man. Een frappant voorbeeld is de gekleurde tekening "De staking" (1888). Andere voorbeelden zijn "De pisser" (afbeelding van een burgermannetje), "De goede rechters" (1891), "De gendarmen" (1892), "De slechte dokters" (1892), "In het muziekconservatorium" (1902).

Alhoewel hij intussen al geëxposeerd heeft in Hannover (1927), Berlijn, Dresden, Mannheim (1928) en Leipzig, werd 1929 het gloriejaar voor Ensor. Toen werd zijn grootste en belangrijkste retrospectieve georganiseerd in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Voor het eerst werd zijn ophefmakende "Intrede van Christus te Brussel" geëxposeerd en werd hij in de adelstand opgenomen als James baron Ensor (Baron J.Ensor, zijn duivel en zijn blazoen, 1934; olie en zwart potlood op paneel). Op 13 april 1930 onthulde hij zelfs zijn eigen standbeeld met zijn lijfspreuk "Pro Luce" in de voortuinen tegenover het Oostendse Kursaal. Men kan zich voorstellen hoe zijn ijdelheid gestreeld werd. Intussen was hij 70 jaar geworden.

James baron Ensor stierf op 19 november 1949, op 89-jarige leeftijd, in de kliniek van het Heilig Hart te Oostende en ligt begraven naast de toren van zijn geliefde duinenkerkje Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinen, in de Oostendse deelgemeente Mariakerke.

2010 was een belangrijk jaar met een aantal tentoonstellingen van Ensors werk. Het is dan 150 jaar geleden dat hij in Oostende werd geboren. Hierna enkele vermeldingen:

 

















16-05-2016 om 10:40 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
15-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mucha




















15-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mucha
























15-05-2016 om 09:37 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MUCHA

Alfons Maria Mucha (Ivanice24 juli 1860 - Praag14 juli 1939) was een kunstenaar geboren in Moravië, het huidige Tsjechië. Zijn werken zijn onlosmakelijk verbonden met de Jugendstil-kunststroming, populair aan het begin van de twintigste eeuw.

In 1887 vertrok Mucha uit zijn geboorteland naar het toenmalige broeinest van de kunst: Parijs. Zeven jaar later, in 1894 brak hij door met een affiche voor het toneelstuk Gismonde, met de Franse actrice Sarah Bernhardt in de hoofdrol. Zij was de ster van het Parijse theater. Zijn werk bestond voornamelijk uit affiches maar hij maakte ook decors, meubelen, kostuums en juwelen. De affiches werden toentertijd zelfs van de straat geroofd. Zijn stijl kenmerkt zich door de sierlijke lijnen, frisse pastelkleuren en weelderige motieven.

In 1910 keerde Mucha ondanks zijn enorme succes terug naar Tsjechië. Hij wijdde de rest van zijn leven aan een serie monumentale werken over de historie van het Slavische volk, de Tsjechen in het bijzonder. Hij hoopte hiermee na jaren onderdrukking van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk weer een nationalistisch besef aan te wakkeren. De Amerikaan Charles Crane sponsorde het werk. Mucha zelf vond deze serie zijn belangrijkste werk. Het gaf uiting aan zijn patriottistische gevoelens en zijn steun aan het panslavisme. Voor deze twintig werken maakte hij meerdere studiereizen door Oost-Europa.

Mucha werkte achttien jaar aan de schilderijen die de belangrijkste gebeurtenissen uit de Slavische geschiedenis weergeven. De werken zijn verdeeld langs vier lijnen: allegoriereligieveldslagen en cultuur. De hoofdthema's zijn de viering van het Slavische volk, de bevrijding van buitenlandse machten en de Slavische eenheid. In 1919 werden de eerste elf werken tentoongesteld in Praags Clementinum. Ze werden maar matig ontvangen. In 1928 doneerde Mucha het hele epos aan de stad Praag. In 1935 werden de doeken opgerold en met de Tweede Wereldoorlog en het communistisch regime werden ze vergeten.

Pas in 1963 werden de doeken weer tentoongesteld in het kasteel in Moravsky Krumlov, enkele uren rijden vanaf Praag. Eind juli 2010 werd de expositie gesloten. De werken werden overgebracht naar Praag, hoewel de familie van Mucha zich hiertegen verzet.

Naast de productie van talloze kunstwerken was Mucha ook actief in de wereld van de vrijmetselarij.[1][2] Hij trad toe tot de Parijse grootloge in 1898 en stichtte later de Tsjechische vrijmetselarij. Later heeft hij verschillende hoge functies bekleed binnen deze loge.

 

























15-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fran Masereel












15-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frans MASEREEL

Frans Masereel (Blankenberge31 juli 1889 - Avignon3 januari 1972) was een Vlaamse graficus en houtsnijder. Het moderne leven in de grote steden tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw is door hem in houtsneden weergegeven. Over hem deed Stefan Zweig de uitspraak: "Wanneer alles ten gronde zou gaan; alle boeken, monumenten, foto's en verslagen en er bleven slechts de houtsneden die Masereel gedurende tien jaar geschapen heeft gespaard, dan zou men alleen daaruit onze hele hedendaagse wereld kunnen herbouwen.

Masereel wordt geboren in Blankenberge, aan de Belgische kust, waar zijn welgestelde Gentse ouders elk jaar een à twee maanden verblijven. Hij krijgt zijn academische opleiding (aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten) te Gent bij de schilder Jean Delvin.

Hij reist veel en rond 1910 gaat hij in Parijs wonen en komt daar toevallig in aanraking met de houtsnede.

Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt vlucht Masereel naar het Zwitserse Genève. Daar sluit hij vriendschap met de schrijvers Romain Rolland,Stefan Zweig en Andreas Latzko, wiens boeken hij illustreert. Hij debuteert er met drie anti-oorlogsalbums: "Les morts parlent" en "Debout les morts" (1917) en "La Passion d'un homme" 1918).

Tot 1920 verschijnen een kleine duizend tekeningen in dagelijkse afleveringen in het pacifistische tijdschrift "La Feuille", waarbij hij de verschrikkingen van de oorlog in beeld brengt. Hij werkt tevens als vertaler voor het Rode Kruis.

De eerste jaren na de oorlog wordt hij door de Belgische regering beschouwd als dienstweigeraar. Hij gaat in 1920 weer in Parijs wonen en later in Équihen nabij Boulogne. Hij illustreert boeken van onder andere Emile VerhaerenStefan ZweigVictor HugoTolstoiThomas MannOscar Wilde en Hemingway. In 1926 maakt hij voor "La Légende d'Ulenspiegel" van Charles de Coster 167 houtsneden. In het boek "La Ville" (1925) (voorw. van Pieter Jelles Troelstra) legt hij in honderd houtsneden zijn visie op het leven in de jaren twintig in de grote stad vast. Masereel wordt samen met Jan-Frans CantréJozef CantréHenri Van Straten en Joris Minne gerekend tot 'de Grote Vijf', die de Vlaamse grafische kunst na de Eerste Wereldoorlog nieuw leven inbliezen. Na de Tweede Wereldoorlog verbleef Masereel in Avignon en in Nice. Van 1947 tot 1951 was hij leraar aan het Schule für Kunst und Handwerk in Saarbrücken. In 1950 kreeg hij op de Biënnale van Venetië de Grote Prijs van de grafiek.

De beeldroman waar hij zelf het meest van hield was "L'Idée". In 83 houtsneden zien we De idee - even naakt als de waarheid - achtervolgd worden door de politie en de justitie, maar ze leeft, overleeft, bemint en plant zich voort. Dit boek was zeer populair bij de Duitse anti-nazi's.

Masereel zei dat hij in de houtsnede het middel bij uitstek had gevonden dat hij zocht om zijn ideeën aan duizenden mensen bekend te maken.

De culturele organisatie Masereelfonds werd naar hem vernoemd.

 

























15-05-2016 om 09:32 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
14-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.**






14-05-2016 om 09:51 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kubisme








14-05-2016 om 09:49 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.kubisme
























14-05-2016 om 09:49 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KUBISME

Het kubisme is een stroming binnen de moderne kunst van het begin van de 20e eeuw. Het is een van de vier grote schilderstijlen (naast hetdadaïsme, het expressionisme en de abstracte kunst) in de Europese schilderkunst van de 20e eeuw. Het kubisme vierde zijn hoogtijdagen als avant-gardekunststroming in de periode van 1906 tot ca. 1920

Kunsthistorisch gezien ontstond het kubisme als reactie op het intuïtieve fauvisme met zijn felle kleuren en vlakke vormen. Kubisme daarentegen ging in de richting van orde, reflectie en constructie en maakte gebruik van driedimensionaal voorgestelde vormen.

Van de 19e-eeuwse schilder Paul Cézanne, een voorloper van het kubisme, is de uitspraak dat alle vormen in de natuur in feite zijn opgebouwd uit een aantal oervormen zoals bol, kegel, cilinder en kubus. Zijn ultieme Sainte Victoires (op zijn tentoonstelling in 1907 met zijn werken van de laatste tien jaar) en Pablo Picasso's spraakmakende Les Demoiselles d'Avignon baanden de weg voor het kubisme in de schilderkunst. Volgens de dichter Max Jacob zou het kubisme uitgevonden zijn op een avondje bij Matisse, waar deze aan Picasso een Afrikaans beeldje toonde dat hij in zijn bezit had.

Het belangrijkste - en vernieuwendste - aspect van het kubisme is dat het in eerste instantie om een nieuwe manier van kijken gaat. De oude vragen: 'Hoe leg ik mijn waarnemingen vast?' en 'Hoe geef ik een driedimensionale ruimte weer op een tweedimensionaal vlak?', die ooit tot de ontdekking van het meetkundig perspectief leidden, werden nu gevolgd door nieuwe vragen: 'Kan ik volstaan met weer te geven wat ik door één oog zie?' en 'Kan ik mijn waarneming vertrouwen?'

Pas naar aanleiding van de expositie van Les Indépendants, te Parijs op 25 mei 1910, bestempelde de Franse criticus Louis Vauxcelles in het blad Gil Blas de werken van Georges Braque echter als bizarreries cubiques.

Kenmerken van het kubisme zijn: afgevlakt volume, verwarrend perspectief, collage, meerdere standpunten, stilleven, analytisch, synthetisch.

In het kubisme wordt gebruikgemaakt van verschuivende standpunten. Een tafel kan vanuit verschillende hoeken worden bekeken. Van bovenaf als men staat, vanaf de zijkant als men zit, of van onderaf als men iets van de vloer wil oppakken. Kubisten proberen dit in een schilderij te verwerken.

In het kubisme wordt geen onderscheid gemaakt tussen driedimensionale vormen die naar de kijker toe buigen en vormen die van de kijker af moeten buigen. Kubisten maken vormen vlak en vermenigvuldigen ze dan waardoor platte vlakken met veel patronen in zachte kleuren worden geschilderd gezien vanuit verschillende hoeken.

Het woord kubisme hangt samen met kubus. De kubisten deden net alsof de natuur alleen maar bestond uit kubussen, kegels en bollen. Alles werd dus met deze vormen getekend.

Het meest kenmerkende van het kubisme is de vereenvoudiging van alles. Kleur was niet zo belangrijk. Men gebruikte geen felle kleuren, alleen maar grijsachtige en bruine tinten. Kleur werd in een later stadium wel weer belangrijk.

Er werd een hoofdvorm getekend, maar ook de restvorm was belangrijk (het wit dat op een tekening overblijft, is de restvorm).

Belangrijke onderwerpen waren landschappen, mensen en stillevens.

Hoe belangrijk het expressionisme ook is geweest voor de verdere ontwikkeling van de kunst van de 20e eeuw, zonder de nieuwe manier van kijken van het kubisme zouden we niet spreken over futurismedadaïsmesurrealismeconstructivisme, bepaalde vormen van abstracte kunst en kinetische kunst en evenmin van conceptuele kunst.

Het kubisme bevruchtte de basisstroming van de 20e eeuw, het expressionisme, en bracht zo mengvormen voort als het Vlaams expressionisme en de kunst van Picasso.

Het kubisme wil een directe registratie zijn van wat in ons hoofd omgaat wanneer wij naar de dingen kijken. Vandaar de bizarre gedachtesprongen, de fragmentering, de collages, de schijnbaar onjuiste kleuren.

De kubistische beweging wordt in drie periodes opgedeeld:

  • Geometrisch kubisme
  • Analytisch kubisme
  • Synthetisch kubisme

Het geometrische kubisme liep van 1907 tot 1909 met de sterke invloed van Cézanne op de landschappen van Braque en de negersculpturale techniek van Picasso.

Braque en Picasso lieten eens en voor altijd het lineaire perspectief achterwege vanuit de gedachte dat het hier uiteindelijk ook maar om een manier van kijken ging, die onmogelijk de volheid van de visuele ervaring kon weergeven (laat staan de rest).

In de eerste fase zoekt de kubistische kunstenaar naar de basisstructuren achter de dingen en zijn er nog herkenbare, tamelijk samenhangende vormen (zoals Huizen in L'estaque en Grand Nu van Braque, Fruits et Verre en Briquetterie à Tortosa van Picasso). De objecten vertonen een vergaande stilering: de schilderijen lijken in eerste instantie opgebouwd uit meetkundige vormen.

Intussen had de bekende schrijver-dichter-essayist Guillaume Apollinaire de twee protagonisten samengebracht in Le Bateau-Lavoir aan de Rue Ravignan 13 in Parijs.

Men rekent het analytische kubisme van 1910 tot 1912.

In deze periode spat het beeld dat Picasso en Braque ons van de werkelijkheid bieden uiteen in kleine fragmentjes. De vaste vormen van de objecten worden gebroken, ontleed in alle facetten en niet beperkt tot de toevallig zichtbare facetten alleen, door ze naast en vaak over elkaar uit te beelden.

Zo komt men tot de compositions simultanées, waarbij verscheidene gezichtspunten weergegeven worden, zonder nog te denken aan enig centraal perspectief. De obsessie met vorm en structuur bracht de schilders er bovendien toe de kleur bijna volledig van ondergeschikt belang te vinden.

Tijdens het analytisch kubisme balanceren Picasso en Braque op de rand van het abstracte; ze deinzen er wel voor terug, overtuigd als ze zijn dat alleen de werkelijkheid die zich aan onze zintuigen vertoont de basis kan zijn voor kunst (voorbeelden hiervan zijn Ambroise Vollard van Picasso enStilleven met kruik en viool van Braque).

Na 1913 wil men in het synthetische kubisme de breuk met de realiteit weer herstellen. Niet door terug te gaan naar zijn oorspronkelijke vorm maar door de karakteristieke omtreklijn en de materie van objecten zo reëel mogelijk weer te geven. Hiervoor gebruikt men de trompe-l'oeil en de bekendecollages.

Deze synthetische fase, die zich vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ontwikkelt, kan evengoed de associatieve fase genoemd worden. Violen en gitaren worden herleid tot de kleur en de textuur van het materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Tegelijk wordt gezocht naar elementen om iets te zeggen over de muziek zelf of de sfeer van de kamer (wolken, blauw, een krul hier en daar). In de collages met stukken van kranten, stoelbekledingen en touw komen stukjes van de werkelijkheid letterlijk in het kunstwerk terecht. Schilderijen uit de synthetische fase van het kubisme vertonen de volgende kenmerken: kleur wordt weer toegelaten, schilderijen zien eruit alsof ze met behulp van knippen en plakken uit allerlei materialen tot stand zijn gekomen, patroonornamenten in de verschillende kleurvlakken, de voorstelling wordt weer meer herkenbaar en er komt weer perspectief in het beeldvlak. Een voorbeeld is Stilleven op tafel van Braque.

Het kubisme liep tot 1920 en het leidde zowel naar het dadaïsme als naar de abstracte kunst. Er zijn tevens overgangen naar het purisme, hetorphisme, het precisionisme en het constructivisme.

Ook in de beeldhouwkunst is het kubisme een productieve beweging. Alexander ArchipenkoRaymond Duchamp-VillonJacques LipchitzOssip Zadkine en natuurlijk Pablo Picasso zijn er de belangrijkste meesters van.

In Praag ontwikkelde zich tussen 1910 en 1925 een kubistische architectuur (o.a. Josef Goár). In Wenen staat de kubistische Wotrubakerk van Fritz Wotruba.

In de literatuur vinden we het kubisme vooral terug bij de Vlaamse dichter Paul van Ostaijen. Van Ostaijen ontwikkelt zich in zijn poëtisch oeuvre van expressionisme (tonen van alle emotie) via kubisme (de wereld zelf laten spreken) naar de grote onthechting die hij vindt in de abstracte kunst.

 



















14-05-2016 om 09:47 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kandinsky
















14-05-2016 om 09:45 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WASSILY KANDINSKY

Wassily Kandinsky (Russisch: , Vasili Vasiljevitsj Kandinski) (Moskou16 december[1] 1866 – Neuilly-sur-Seine13 december 1944) was een Russisch-Franse kunstschilder en graficus. Zijn schilderstijl behoorde aanvankelijk tot het expressionisme, soms ook wel gerekend tot het symbolisme. Kandinsky was een van de schilders die vorm en filosofische ondergrond gaf aan de abstracte kunstin het eerste kwart van de twintigste eeuw.

Filosoof en psychiater Viktor Kandinski was een oom van Kandinsky

Kandinsky was aanvankelijk als jurist verbonden aan de Universiteit van Moskou. In 1896 vertrok hij naar München in Duitsland. Daar studeerde hij eerst twee jaar aan de Anton-Azbé-school en daarna aan de Akademie der Bildenden Künste. Kandinsky was één van de grondleggers van de kunstenaarsgroep de Phalanx en richtte na een jaar de Phalanx-Malschule op. Een van de leerlingen, Gabriele Münter, werd zijn levensgezellin.

In 1909 stichtte hij met zijn vriend Alexej von Jawlensky de Neue Künstlervereinigung München. Na een jaar verliet hij de groep echter en richtte in 1911 met Franz Marc de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter op, genoemd naar een eerder ruiter-schilderij van Kandinsky en naar de voorliefde voor paarden van Franz Marc; van de kleur blauw hielden ze allebei. Der Blaue Reiter werd ook de naam van de door deze groep uitgegeven almanak. In 1912 verscheen in twee opeenvolgende edities zijn belangrijke essay Über das Geistige in der Kunst.

In Murnau, waar Gabriele Münter woonde, zou hij in 1910 het abstracte schilderen ontdekt hebben, naar aanleiding van één van zijn omgekeerde figuratieve werken. "...Ik bevond me onverwacht voor een schilderij van een onbeschrijfelijk overweldigende schoonheid. Verbaasd bleef ik staan, gefascineerd door dit werk ... Het schilderij had geen onderwerp, het stelde geen enkel herkenbaar object voor, het was uitsluitend samengesteld uit lichtende kleurvlekken ..." verklaarde hij. In Murnau was de invloed van de Fauvisten op zijn werk duidelijk. In 1905 hadden zij voor het eerst als groep tentoongesteld op het Salon d'Automne in Parijs, waar ook Kandinsky aan deelgenomen had. Een voorbeeld van deze invloed is het schilderij "Murnau Kohlgruberstrasse" uit 1908.

De meningen omtrent het ontstaan van de abstracte kunst lopen wel enigszins uit elkaar. Waren het de "Disques simultanés" van de FranseRobert Delaunay, of de muzikale doeken van de Tsjech Kupka, of de geometrische oefeningen van Kasimir Malewitsj of het abstracte processus waaraan Mondriaan zich waagde, die de revolutionaire stap naar de abstractie zetten? Of was het dan toch Michail Larionov met zijn "Rayonisme" van 1907? En verliezen we ten slotte niet uit het oog, dat Cézanne zijn "Sainte Victoire" al vanaf 1885 en Monet zijn "Nymphéas" vanaf 1890 louter tot kleur aan het abstraheren waren. Zeker is dat de toen 20-jarige student Kandinsky al in 1886 de kleurenoverheersing in de oude Russische iconen had opgemerkt en dat hij, 9 jaar later, op een expositie in Moskou, in bewondering stond voor het schilderij de "Korenschelf" van Claude Monet, waarbij hij zich afvroeg "...Waarom zou de emancipatie van de kleur niet kunnen samengaan met de bevrijding van de vorm?...". Een "Improvisatie"-aquarel van hem, in 1910, luidde wel degelijk de abstracte kunst in.

Kandinsky liet zich inspireren door muziek en met name de atonale muziek van Arnold Schönberg. In Über das Geistige in der Kunst stelde Kandinsky dat kleur en klank psychologische effecten hebben op de menselijke ziel. Hij stelde een klankkleurtheorie op, die een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse kunst. Volgens Kandinsky spreekt iedere kleur een eigen taal met een eigen expressie en zit in elke kleur een vorm en ziel. Verschillende kleuren samen zullen een innerlijke beleving bij de beschouwer bewerkstelligen. Ook de verschillende klanken in muziek, die samen een harmonieus geheel vormen, zullen een innerlijke beleving bij de luisteraar opwekken. Deze krachtige uitwerking die kleur en klank hebben op de menselijke psyche, noemt hij ‘innerlijke klank’ of ‘seelische Vibration’.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde Kandinsky terug naar Moskou. Hij werd er leraar en trouwde er in 1917 met Nina de Andrejevski. Zijn bruid was 16, hij was 50. Zijn vriendin Gabriele was in Murnau gebleven. Ze zou er sterven in 1962. Ze had nog één schilderij van Kandinsky overgehouden, een portret van haar, in een mauve jurkje, toen ze 27 jaar was. Het was hun geliefkoosde kleur geweest.

Na de oorlog keerde hij terug naar Duitsland en in 1922 werd hij professor aan het Bauhaus van Weimar, waaraan Paul Klee al verbonden was. Hier begon de meest productieve periode uit Kandinsky's leven. Hij noemde het zelf "de tijd, gekarakteriseerd door een lyrisch geometrisme". Toen het Bauhaus in 1925 verhuisde naar Dessau, oefende hij er dezelfde functie uit. Nog in 1922 realiseerde hij voor de Jurifreie Kunstausstellung van Berlijn een monumentaal decor over de 4 muren van het Salon. Dit kunstwerk werd gereconstrueerd in het Nationaal Museum voor Moderne Kunst (M.N.A.M.) van Parijs, in 1977.

In 1924 stichtte hij met Lyonel FeiningerPaul Klee en Alexej von Jawlensky weer een andere kunstenaarsgroep, "Die Blauen Vier".

Naast talloze van zijn theoretische beschouwingen, die in de "Bauhaus-Bücher" verschijnen, maakte hij ook werk van zijn "Punkt und Linie zu Fläche", gepubliceerd in 1926.

Op de Internationale Tentoonstelling voor Architectuur te Berlijn, in 1931, creëerde hij de grote muurpanelen in keramiek voor de Muziekzaal in het Mies van der Rohe-huis.

In 1928 verkreeg Kandinsky de Duitse nationaliteit, maar in 1933 moest hij Duitsland verlaten, net als Paul Klee. Het Bauhaus, dat het jaar ervoor overgeplaatst was naar Berlijn, werd datzelfde jaar door de Gestapo gesloten. Hij kwam naar Parijs, waar hij de Franse nationaliteit aannam en met Nina in Neuilly-sur-Seine ging wonen. Hij schilderde er in 1944 zijn laatste stuk "Getemperd élan" en stierf er op 13 december 1944. Hij stierf aan de gevolgen van atherosclerose, een vaatziekte.

Zijn weduwe Nina leefde nog bijna 40 jaar. Ze werd vermoord gevonden tijdens een vakantie in haar chalet te Gstaad, in Zwitserland, in september 1980

 



















14-05-2016 om 09:44 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
13-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrijdag de dertiende












13-05-2016 om 10:29 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!