Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

20-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LEONARDO DA VINCI

Leonardo da Vinci (Vinci15 april 1452 - Amboise2 mei 1519) was een architectuitvinderingenieurfilosoofnatuurkundigescheikundige,anatomistbeeldhouwerschrijverschilder en componist uit de Florentijnse Republiek, tijdens de Italiaanse renaissance. Hij wordt gezien als hetschoolvoorbeeld van het renaissance-ideaal van de homo universalis en als genie.

Leonardo's leven wordt beschreven in Giorgio Vasari's Vite, een van de belangrijkste biografische bronnen van renaissancekunst voorkunsthistorici.

Het geboortehuis van Leonardo - een hedendaagse toeristische attractie - staat in Anchiano, een dorp op 3 km afstand van Vinci op het grondgebied van de stad Florence. Zowel zijn vader als een aantal voorvaderen waren notaionotaris. Daardoor is zijn geboortedatum en naam overgeleverd. "Leonardo di ser Piero da Vinci" (Leonardo, zoon van heer Piero uit Vinci) schreef zijn grootvader in het familieboek. Leonardo was eenbuitenechtelijk kind van Piero en Chataria, Catherina, een boerenmeisje. Hierdoor kon hij geen klassieke studie volgen.

Leonardo groeide op op het platteland, en verbleef vermoedelijk minstens het eerste jaar bij zijn moeder die hem zoogde. Wat daarna gebeurde, is onzeker. Volgens het kadaster van Vinci van 1457 woonde Leonardo bij zijn vader Piero en diens echtgenote Albiera.

Hij werd een schildergezel (leerlingschilder) bij Andrea del Verrocchio en later een onafhankelijk schilder. Van 1482 tot 1499 werkte hij voor de Hertog van MilaanLudovico Sforza, waar hij zijn eigen studio had, inclusief leerlingen. Toen de Fransen Milaan bezetten, keerde hij terug naar Florence, waar hij voor Cesare Borgia ging werken als militair architect en ingenieur. In 1506 keerde hij terug naar Milaan.

Van 1513 tot 1516 woonde hij in Rome, waar toentertijd ook de veel jongere schilders Rafael en Michelangelo werkten, met wie hij weinig contact had. Met Michelangelo werd hij gevraagd voor de uitvoering van een grote muurschildering in het Palazzo Vecchio in Florence. Beide kunstenaars voltooiden deze muurschilderingen echter nooit. Er bleven slechts schetsen van over. In 1516 ging Leonardo werken voor koning Frans I van Frankrijkin het kasteel van Amboise.

Zoals elke grote kunstenaar had Leonardo verscheidene leerlingen. Giacomo Salaí kwam in 1490. Daarna volgde Marco d’Oggiono. Een jaar later voegde Giovanni Antonio Boltraffio (°±1467 - +1516) zich bij hen. In 1507, tijdens zijn verblijf in Milaan, nam Leonardo de edelman Francesco (da) Melzi (alias da Melzo, alias Franciscus Meltius) aan. Andere leerlingen waren Zoroastro uit Peretola, Riccio Fiorentino, Ferrando de Llanos (de Spanjaard), Giampetrino, misschien Francesco Napoletano, en enkele anderen van minder belang. Maar wegens de onregelmatige leefstijl van Leonardo kon hij geen echte school of atelier uitbouwen. Salaí en Melzi werden vermeld in de ‘Vite’ van Giorgio Vasari (1550).

Hij overleed in het Franse Amboise, in het Clos Lucé en ligt begraven in de Kapel van St. Hubertus in het kasteel van Amboise. Clos Lucé is een kasteel in Amboise waar Leonardo da Vinci de laatste drie jaren van zijn leven woonde. Het is nu een museum over het leven en werk van Leonardo da Vinci. Het beschikt over veel voorbeelden van zijn uitvindingen.

Leonardo gold, met al zijn talenten die men tijdens zijn leven al erkende, in zijn tijd als een controversieel persoon. Onder andere vanwege zijn artistieke kwaliteiten kreeg hij diverse opdrachten van de Kerk voor het vervaardigen van religieuze kunst, met name schilderwerk. "Het Laatste Avondmaal" is hier een beroemd voorbeeld van. Leonardo stond zijn gehele werkzame leven onder bescherming van invloedrijke personen, een tijdlang zelfs onder die van de paus zelf. Hoewel de kerk zich al minder rigide betoonde dan voorheen (anatomisch onderzoek werd op kleine schaal toegestaan), was er toch geen sprake van verlichting, getuige het proces tegen Galileo Galilei ruim een eeuw na Leonardo da Vinci's dood.

Leonardo heeft ook een aanvaring gehad met de paus. Op een manuscriptvel noteerde hij dat de paus, aan wiens hof hij resideerde, hem betrapt had op anatomisch onderzoek op menselijke lijken. Ook is in een van zijn notities de opmerking "De zon staat stil" te vinden, volgens sommigen een verwijzing naar een heliocentrische kijk die tegen de toen geldende dogma's inging.

Volgens de meeste biografen was Leonardo's opvallendste karaktertrek dat hij vaak enthousiast aan een opdracht of nieuwe interesse begon maar dan heel vaak zijn begonnen werk niet afmaakte. Hiervan zijn vele voorbeelden vooral met zijn artistieke opdrachten. Maar hij had ook bijna zijn hele leven het plan voor een allesomvattende encyclopedie die hij nooit voltooide.

Leonardo maakte vaak vele schetsen voor te maken grootse schilderijen, die vaak niet voltooid werden. In 1481 kreeg hij opdracht om het altaarstuk"De aanbidding door de wijzen" te maken, maar hij vertrok naar Milaan voordat het af was.

Daar besteedde hij vele jaren aan het ontwerpen van een monumentaal, acht meter hoog bronzen ruiterbeeld ter ere van de vroegere vorstFrancesco Sforza. Ook dit project werd nooit gerealiseerd, maar dan als gevolg van de oorlog met Frankrijk. Op initiatief van particulieren werd een vergelijkbaar standbeeld in 1999 in New York gemaakt en aan de stad Milaan geschonken.

Toen Leonardo in Florence was teruggekeerd, kreeg hij de opdracht een grote openbare muurschildering te maken. (Michelangelo zou de muur ertegenover beschilderen. De twee mochten elkaar overigens totaal niet.) Na vele voorstudies verliet hij de stad.

Leonardo schijnt nooit een intieme relatie gehad te hebben met een vrouw. In 1476 werd hij anoniem beschuldigd van homoseksuele contacten met een 17-jarig model, de notoire prostitué Jacopo Saltarelli. Dit gebeurde in die tijd wel vaker en is vermoedelijk een vorm van laster geweest. Samen met drie anderen werd Leonardo bij gebrek aan bewijs vrijgesproken van een aanklacht wegens homoseksueel gedrag, maar allen werden nog wel enige tijd in de gaten gehouden door de "Nachtagenten" van Florence, een soort zedenpolitie.

De speculatie over zijn homoseksualiteit wordt vooral gevoed door een uiteenzetting van Sigmund Freud. Freuds ideeën en werkwijze worden door sommige critici, waaronder C.G. Jung, sterk in twijfel getrokken, dit geldt ook voor diens analyse van Leonardo.

Leonardo, die linkshandig was en zijn hele leven in spiegelschrift schreef, noteerde zijn bevindingen gedetailleerd in aantekenboeken, die een combinatie zijn van kunst en wetenschap.[1] Maar in tegenstelling tot sommige andere tijdgenoten, publiceerde of verspreidde hij deze boeken niet. De inhoud bleef dan ook tot de 19e eeuw verborgen, en kon dus tot die tijd andere wetenschappers en ingenieurs niet op een directe manier inspireren. Vanwege deze geheimhouding, die in de middeleeuwen en tot ver in de nieuwe tijd niet alleen gebruikelijk was onder de meeste geleerden maar vooral onder alchemisten, voorspellers en dergelijke, beschouwde L. Sprague de Camp in zijn boek The Ancient Engineers Leonardo dan ook niet als de eerste moderne ingenieur, maar juist als de "laatste van de klassieken". Pas na Leonardo begonnen wetenschappers echt hun bevindingen te verspreiden.

Leonardo is beroemd vanwege schilderwerken als de Mona Lisa (ook "La Gioconda"), dat zich nu in het Parijse Louvre-museum bevindt en de muurschildering Laatste Avondmaal ("Ultima Cena" of "Cenacolo", Milaan). Dit tweede werk ging, vanwege een experimentele frescotechniek die hij had gebruikt, al in zijn eigen tijd hard achteruit. In de Abdij van Tongerlo is een getrouwe kopie op linnen van het Laatste Avondmaal in perfecte staat bewaard gebleven, waarvan wordt aangenomen dat de meester zelf de hoofden van Jezus en Johannes heeft geschilderd.

Slechts zeventien van zijn doeken en geen van zijn beelden zijn bewaard gebleven. Het merendeel van zijn tekeningen wordt bewaard in de Koninklijke Collectie van het Windsor Castle in Engeland. Zij zijn eigendom van Koningin Elizabeth.

























20-05-2016 om 09:38 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.matisse














20-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HENRI MATISSE

Henri Matisse (Le Cateau-Cambrésis31 december 1869 – Cimiez, nabij Nice3 november 1954) was een Frans kunstschilder en beeldhouwer. Hij staat bekend als de merkwaardigste Franse fauvist

Matisse werd geboren in een Franse bourgeoisie-familie te Le Cateau-Cambrésis, een familie van wevers langs vaderskant en leerlooiers langs moederskant. Hij bracht zijn jeugd door in Bohain-en-Vermandois, vlak bij zijn geboorteplaats, waar zijn ouders handel dreven in graan en drogisterij. Hij groeide op tussen thuiswevers, die de kostbare stoffen in wol en zijde maakten voor de hogere burgerij van Parijs.

Hij studeerde rechten en kwam terecht bij het Openbaar Ministerie. In 1890, tijdens een moeizaam herstel van één jaar na eenblindedarmoperatie, begint hij prenten te kopiëren. Hij wordt door de kleuren gegrepen en tegen de voorkeur van zijn familie in richt Matisse zich op de kunst. Hij volgt tekenlessen aan de Quentin de la Tour-school.

In 1892 trekt hij weer naar Parijs, waar hij destijds student was geweest, laat zich inschrijven aan de Académie Julian en volgt een avondcursus aan de "Ecole des Arts décoratifs". Met zijn leraren op de scholen kan hij het niet goed vinden. Zij stellen dat hij niet goed genoeg kan tekenen. Beslissend is hier zijn kennismaking met Albert Marquet en met Gustave Moreau (1892-1897). Hij krijgt contact met Georges RouaultCharles CamoinHenri Manguin en met de Belg Henri Evenepoel, zijn latere geestesgenoten in het fauvisme.

Aanvankelijk vertonen zijn doeken een eerder omfloerst poëtische Nabis-atmosfeer. Zijn palet klaart op nadat hij het werk van Vincent van Goghleert kennen en Camille Pissarro hem wijst op een minder geslaagd kleurengebruik.

Hij trouwt in 1898 en verblijft kort in Londen, waar hij zich verdiept in het werk van William Turner. Hierna leert hij de zuidelijke helle kleuren kennen op Corsica. In 1899 keert hij terug naar Parijs, op de Quai Saint Michel, waar hij zal blijven wonen tot 1907. Hij raakt er in de ban van de kleurencombinaties van Cézanne en Gauguin. Maar ook de beeldhouwwerken van Auguste Rodin fascineren hem. Hij waagt zich ook aan het beeldhouwwerk en stelt zijn eerste stukken tentoon.

Na een kort verblijf, in 1904, bij Paul Signac in Saint-Tropez, neemt hij het divisionisme en het pointillisme onder handen. Hij bouwt zijn schilderijen op met gekleurde puntjes en met weglating van schaduwen en dominante kleuren. "Luxe, calme et volupté" ontstaat, naar een gedicht van Charles Baudelaire. Hij bemerkt vlug de beperkingen van dit systeem en waagt zich nog een stap verder. De zomer van 1905 brengt hij door in Collioure en schildert erop los, in gezelschap van André Derain.

1905 is het jaar waarop de naam Matisse plots en voorgoed op de voorgrond treedt. Hij wordt gezien als de grondlegger van het fauvisme, een stijl met fel contrasterende kleuren naast elkaar zonder enige overgang, waarbij de harde confrontaties niet getemperd worden. Tevens werd er geen rekening meer gehouden met het perspectief. De voorgrond werd als het ware omlaaggeklapt en staat in het schilderij in hetzelfde plan als de achtergrond. Toch wordt het perspectief in zekere mate geaccentueerd door kunstig gebruik van de vormen en kleuren.

De journalist-criticus Louis Vauxcelles scheldt de exposanten op het "Salon d'Automne" uit voor Les Fauves en de toon is gezet voor de groep fauvisten met onder meer Matisse, Marquet, de Vlaminck en Derain. "La fenêtre ouverte à Collioure" en "La femme au chapeau" waren gewraakte werken van Matisse op deze expositie. De kritiek was vernietigend. Men schreef onder andere "Uitgenomen de gebruikte materialen, heeft dit alles niets meer met schilderwerk te maken. Het zijn barbaren die men bij ongeluk verf in handen gaf, kinderen die men naar hartenlust met een schildersdoos liet morsen...".


Matisse was een kunstenaar, die naast het schilderen in het tekenen, de grafiek, de decoratie en de sculptuur werkte. Literair presteerde hij in 1908 met "Notes d'un peintre".

Intussen, in 1907, hadden Pablo Picasso met zijn ophefmakende "Les Demoiselles d'Avignon" en Paul Cézanne met zijn retrospectieve expo in het "Salon d'automne" van datzelfde jaar, de weg geopend naar het nieuwe kubisme. Matisse bleef zijn kleurentechniek trouw en vond erkenning bij de grote verzamelaars, zoals Gertrude SteinIwan Morozov en Sergei Sjtsjoekin. Voor deze laatste maakt hij "La musique" en "La danse", in 1909. Over dit laatste zegt hij "...Trois couleurs pour un vaste panneau de danse: l'azur du ciel, le rose des corps, le vert de la colline ...".

In december 1917 vestigt hij zich in Nice. Hij schildert er in zijn atelier in hoofdzaak vrouwen, dikwijls in oriëntaalse kledij. Hij wil in zekere mate hiermee de kleuren van het weefsel "vertalen" met de kleuren van zijn palet. Om zijn naakten hun speelse arabesken te laten uitvoeren gebruikt hij de zwarte kleur als kleur van het licht. In die periode maakt hij ook veel gravures.

In 1930 maakt hij een reis naar de Verenigde Staten en reist door naar Tahiti. Op dit eiland ontdekt hij een ander soort licht. Het is voor hem "un gobelet d'or profond dans lequel on regarde" ('een diepe gouden kroes waarin men staart').

Bij zijn terugkeer verhuist hij in 1938 naar Nice-Cimiez. Na een moeilijke chirurgische ingreep voor een kankergezwel in 1941, geven de dokters hem nog slechts zes maanden te leven. Matisse besluit voortaan nog slechts te doen waar hij zin in heeft, zonder rekening te houden wat de anderen van hem verwachten of eisen. Aldus worden de jaren 40 een periode waarin er een sluitende overeenkomst komt tussen de tekening en het kleurengebruik. Hij wordt bijgestaan door zijn verpleegster Monique Bourgeois, die ook zijn model wordt.

In 1943 gaat hij in Vence wonen. Hij schildert er bloemen, weelderige planten, zonnige interieurs en sensuele vrouwen. De vormen in zijn schilderijen vlakken zich af en puren zich en vereenvoudigen zich uit als het ware tot tekens. Hij illustreert ook teksten van zijn geliefkoosde dichters Pierre de RonsardCharles Baudelaire en Charles d'Orléans. Hij knoopt er ook opnieuw vriendschap aan en schrijft ongeveer 1200 brieven naar de tekenaar en schrijver André Rouveyre, die hij vroeger al ontmoet had in het atelier van Gustave Moreau.

In 1944 worden zijn vrouw en zijn dochter Marguerite aangehouden door de Gestapo op verdenking te behoren tot het verzet. Zijn vrouw bleef zes maanden opgesloten. Marguerite kon ontsnappen uit de trein die haar naar een kamp overbracht en hield zich schuil in een bos in de Vogezen.

De laatste tien jaren van zijn leven wordt de periode van zijn "papiers gouaches et découpés", waarover hij zegt: "Découper à vif dans la couleur me rappelle la taille directe des sculpteurs". Door een verkeerd verlopen operatie was Matisse aan de (rol)stoel gebonden, kon hij niet meer uitgebreid staand schilderen. De oplossing vond hij in het werken met geverfd papier (papiers gouaches), waarin hij vormen uitknipte die hij weer voor het grotere werk gebruikte. Een aantal van deze werken zijn ook door een drukker vermenigvuldigd. Matisse zag erop toe dat de gebruikte kleuren correct waren. Doordat de drukker de gebruikte materialen goed vastgelegd heeft, kunnen die werken die nu ontkleurd zijn, weer gerestaureerd worden naar hun originele kleuren.


In 1945 werd er een grote retrospectieve tentoonstelling gehouden in de "Salon d'Automne" in Parijs. In 1946 realiseert hij ook de kartons voor het wandtapijten "Polynésie, le Ciel" en "Polynésie, la Mer".

Matisse triomfeert op de grote exposities in Londen, New York en Moskou. In 1948 creëert hij zijn "Saint Dominique", bestemd voor de kerk van Notre-Dame-de-Toute-Grace op het plateau van Assy.

De synthese van zijn werk kwam tot stand in 1949 in het ontwerp van het decor van de "Chapelle du Rosaire de Vence" (de rozenkranskapel van Vence). In 1952 schonk hij 85 werken aan zijn geboortestad Le Cateau-Cambrésis, waar er een museum voor hem werd ingericht.

Matisse stierf op 3 november 1954 in Cimiez bij Nice ten gevolge van een hartinfarct in zijn appartement in het Hotel Regina. Hij werd 84 jaar.

 

























20-05-2016 om 09:35 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
19-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jugendstil
















19-05-2016 om 09:55 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JUGENDSTIL

Jugendstil of art nouveau is een kunststroming die tussen 1890 en 1914 op verschillende plaatsen in Europa populair was, voornamelijk als reactie op het vorm vervagende impressionisme. De jugendstil manifesteerde zich vooral in gebruiksvoorwerpen (glaskunstboekenplateel,sieradenmeubels etc.), de architectuur en de schilderkunst. De stroming kende een korte maar hevige bloeitijd, dat zich voornamelijk uitbreidde tijdens de belle époque. In West-Europa was de stijl ruim voor 1910 al verleden tijd, in het oosten kon ze wat langer overleven.

De aanduiding jugendstil gaat terug op de naam van het weekblad Die Jugend dat vanaf januari 1896 in München verscheen. Voor verwante stromingen die elders in Europa tot bloei kwamen zijn ook andere termen in gebruik, waarvan er een, art nouveau, evenals jugendstil een overkoepelende term is geworden. Art nouveau blijft in het algemeen voorbehouden aan België en Frankrijk, terwijl jugendstil wordt gekoppeld aan Oostenrijk en Duitsland. In het Nederlands zijn beide aanduidingen in gebruik, waarbij de Franse aanduiding art nouveau ook in de vertalingnieuwe kunst wordt gebruikt voor de uitingsvormen van de stijl in Nederland zelf. Daarnaast wordt in spottende zin gesproken van slaolie-, spaghetti- of vermicellistijl. Benamingen voor andere lokale varianten zijn de Oostenrijkse Secession, de Engelse modern style of Liberty style, het Catalaanse modernisme en de Russische stil modern.

Ondanks de opvallende regionale verschillen zijn er enkele kenmerken die deze stromingen verenigen: een optimistisch wereldbeeld en geloof in de toekomst, een voorliefde voor het gebruik van nieuwe, moderne technieken (in de architectuur bijvoorbeeld grote glasoppervlakken), een afkeer van symmetrie en een voorkeur voor ornamentiek, waarbij bloem- en vogelmotieven domineren.

Een jugendstilproduct is dikwijls een Gesamtkunstwerk omdat dezelfde stijlkenmerken terugkomen in een gebouw, meubel of siervoorwerp.

Het jugendstilornament is samengesteld uit motieven die gewoonlijk asymmetrische composities vormen met een tweedimensionaal karakter, zoals men dit ziet op meubels, sieraden, lampen, bedrukte stoffen enz. De belangrijkste inspiratiebron van deze kunststroming is de natuur. De motieven zijn vaak langstelige, gracieus gestileerde planten en bloemen (lelies, kelken, irissen, papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolken- water- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten.

De bewogen lijnen waren een middel om emoties uit te drukken. Deze vormen zijn ook te zien bij de boekdrukkunst en bij decoratieve vormen van bijvoorbeeld trapleuningen, balkons en gevels. IJzer was namelijk geschikt om verwerkt te worden tot sierlijke gebogen vormen. Dat het in zoveel kunstvormen werd toegepast, kwam doordat het heel gebruikelijk was dat een architect ook meubels, zilver, glaswerken, wandversieringen en affiches ontwierp. De jugendstilkenmerken kwamen het meest tot uiting in de grafische kunst, waar de lijn het belangrijkste element is. De illustraties en de letters werden als één geheel ontworpen. Zo ontstond een combinatie van beeld en tekst.

Jugendstilproducten hebben ook vaak Japanse kenmerken zoals lege ruimten en de waaiervorm. Dat kunstenaars met de Japanse kunst in aanraking kwamen, kwam onder meer door de invloedrijke kunsthandelaar Siegfried Bing. Hij was erg onder de indruk van de Japanse cultuur die vanaf 1854 op de Europese en Amerikaanse markt kwam. Bing specialiseerde zich in deze kunst en had veel Japanse kunst in zijn Parijse galerie L’Art Nouveau, waaraan de stroming haar Franse naam ontleent.

De letters werden in de jugendstilperiode zo min mogelijk geassocieerd met de drukkunst en de mechanische productie. In één tekst kon men meerdere letterhoogten aantreffen doordat enkele of meerdere letters vergroot of verkleind werden.

Gewijzigde sociale en economische omstandigheden en de toepassing van nieuwe materialen zoals beton[bron?], brachten na de Eerste Wereldoorlog het einde van de jugendstil. In het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw beleefde de jugendstil, vooral in ontwerpen voor affiches en textiel, een nieuwe bloei. De lettervormen, vooral de initialen uit de jugendstil- of art nouveauperiode, inspireren nog steeds veel kalligrafen.

De basis van de jugendstil lag in Engeland. Door de industriële revolutie hechtte men daar rond 1850 erg veel waarde aan alles wat met mechanisatie te maken had. Het eerlijke en eenvoudige handwerk was uit de gratie. Een machinaal vervaardigd product had voor de mensen in die tijd veel meer waarde dan een product dat door ambachtslieden was gemaakt. De industriële revolutie vierde hoogtij. Men verdiende veel in die tijd want de productie was goedkoper geworden. Mensen voelden zich rijk en wilden daarom ook dingen hebben die de echte rijken hadden. Daarom werden vroegere stijlen geïmiteerd en snel en slordig gemaakt om aan de vraag te voldoen. Zo had ook de kalligrafie, de met de hand vervaardigde werken in schoonschrift (monniken), in die tijd afgedaan. Dat kwam in dit geval door de opkomst van de drukpers. Maar er waren mensen die dit klakkeloos imiteren verwierpen en de met de hand gemaakte, traditionele producten wilden beschermen en zelf weer wilden gaan maken. Men vond dat men zelf moest kunnen waarnemen hoe een product tot stand was gekomen. Zo ontstond de arts-and-craftsbeweging.

Als reactie op allerlei neostijlen (stijlimitatie, kitsch, slordige machinale uitvoering) ontstond in Engeland aan het eind van de negentiende eeuw, de 'Arts and Crafts movement'. Deze beweging, door John Ruskin en later vooral door William Morris gepropageerd, wilde een hervorming bewerkstelligen door de producten niet meer door machines te laten maken maar weer over te gaan op ambachtelijke vervaardiging. Het ideaal was: fraaie, degelijke objecten maken voor de gewone man. Het was niet direct een ontwerp-stijl maar meer een ontwerp-principe. De arts-and-craftsperiode heeft dus geen herkenbare stijlkenmerken. (Helaas was het te kostbaar voor de gewone man. Kunstzinnig was het geslaagd, sociaal faalde het.) Het ontstaan van vele vormen van de nieuwe kunst blijkt dan ook vaak door de Engelse arts-and-crafts te komen. De ideeën van de arts-and-craftsbeweging werden overgenomen in Amerika (Tiffany) en een groot deel van Europa, het eerst in België (onder anderenVan RysselbergheHortaVan de Velde), in Frankrijk (onder anderen MuchaToulouse-Lautrec), in Nederland (onder anderen Toorop,CuypersDijsselhofDe Roos), in Schotland (Mackintosh), in Duitsland (Eckmann), in Oostenrijk (Wagner), in Spanje (Gaudí) en in Italië, Hongarije en Scandinavië (Kopenhagen)

William Morris (1834-1896) stichtte in 1861 een atelier waar veel vormen van kunstnijverheid werden beoefend. Hij wordt, hoewel zijn stijl zich niet ontwikkelde tot de bekende zweepslag, door zijn denkwijze gezien als de grondlegger van de jugendstil/art nouveau. Volgens Morris was kalligrafie te beschouwen als ware kunst en zo propageerde hij het ook. Mensen die kalligrafeerden konden zich verder gaan ontplooien en zich kalligraaf noemen. Kalligrafie werd weer een gerespecteerde kunstvorm en kalligrafen werden weer als kunstenaars gezien. Morris en zijn leerlingen hielden zich bezig met het kalligraferen en illustreren van boeken, met het ontwerpen van glas-in-loodramen, met het ontwerpen van behangmotieven, met houtsnijkunst en met het ontwerpen en borduren van wandtapijten. De invloed van Morris was snel in andere landen van Europa, en zelfs in de Verenigde Staten van Amerika, merkbaar. Morris ging helemaal terug naar de oorspronkelijke manier van kalligraferen. Kalligrafische letters mochten volgens zijn beginselen, alleen maar geschreven worden met de ganzenveer of met het penseel. De drukletters die de kalligrafische lettervormen (zoals de gotische letters) hadden vervangen, moesten van Morris verdwijnen. Hij stichtte ook de Kelmscott Press (1890) waar sierlijke vrouwengestalten en bogen van plantenstengels enz. bij boekillustraties veel gebruikt werden. Een andere bekende, jong gestorven, Engelse kunstenaar was Aubrey Beardsley (1872-1898). Hij maakte affiches in een persoonlijke art nouveaustijl. Hij gebruikte veel ononderbroken, asymmetrische slingerlijnen en eenvoudige zwart-wit vlakken. Hij liet zich, net als andere jugendstil-/art nouveaukunstenaars inspireren door het Oosten, de Middeleeuwen, het Keltisch vlechtwerk, de achttiende eeuw en de ornamentiek in de renaissance. Hoewel er sprake was van een nieuwe stroming, waren er grote verschillen in de diverse landen.

Op het Europese continent heerste alom bewondering voor de arts-and-crafts. Men begreep de uitdaging om een nieuwe kunstvorm te scheppen, gebaseerd op inventieve creativiteit en gedegen vakmanschap. Ook hier ging men voorbij aan het sociale element wat toch een belangrijk uitgangspunt was. Zodoende is art nouveau al vanaf het prille begin een luxe, kostbare kunst geweest en slechts betaalbaar door een handjevol liefhebbers.

Ideeën en werk van de arts-and-crafts drongen op het continent het eerst door tot de Belgische kunstenaars in Brussel. Daar ondertekenden in 1883, 20 kunstenaars het manifest van de kunstenaarsgroep "Les Vingt" (De Twintig). De groep had tot doel de progressieve, artistieke krachten te bundelen en gezamenlijke salons te organiseren. De groep was hoofdzakelijk Belgisch, maar had nauwe contacten met de Parijse, Nederlandse en Engelse moderne kunstwereld. De Vingt-leden waren enthousiast over de geschriften van onder anderen William Morris en Walter Crane. Crane gebruikte golvende lijnen die we in de omslag van de catalogi van Les Vingt terugvinden. Hierop zien we ook dat er gebruik wordt gemaakt van het lege vlak, een belangrijk kenmerk dat men van de Japanse kunst heeft overgenomen.

Siegfried Bing (1838-1905) was van Duitse oorsprong en opgegroeid met de handel in porselein en luxe goederen. Hij verdiende eerst de kost met de productie van nieuw ontworpen serviezen. Al gauw specialiseerde hij zich in de Japanse kunst. Maar de markt voor de Japanse kunst raakte in de jaren tachtig en negentig geleidelijk overvoerd. Bing zocht en vond nieuwe uitdagingen in onder meer de Verenigde Staten. Daar kwam hij in contact met Tiffany. Hij gaf opdrachten om onder andere glas-in-loodramen te laten maken in de fabriek van Tiffany in New York. Tiffany was lid van een groep kunstenaars die een bijzondere schilderwijze toepaste. Ze schilderden de natuur zoals ze deze ervoeren in ongemengde kleuren. De kleurvlakken werden duidelijk door lijnen van elkaar gescheiden. Aan leden van dezelfde groep Nabis-kunstenaarsvroeg hij voor zijn nieuwe galerie ontwerpen te maken voor meubilair, textiel, serviezen en boekbanden. Dat was heel ongebruikelijk voor een kunsthandelaar en zo kreeg hij de naam een promotor te zijn. Die nieuwe galerie in de Rue de Provence werd in 1895 geopend en heette L’Art Nouveau. L’Art Nouveau was een progressieve salon waar jonge kunstenaars hun nieuwe kunst exposeerden. Zo kwam deze kunststroming aan zijn naam. Bing was dus een grote stimulator van de vernieuwende kunst.

Er zijn verschillen tussen de Belgische en Franse art nouveau. In België werden de plantmotieven vaak gestileerd. Daar ontstond de nu zo bekende dynamische "zweepslag" van Victor Horta (1861-1947) en Henry Van de Velde (1863-1957). Horta en Van de Velde gelden als twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van de stroming.[1][2] In Brussel bevindt zich ook het Hortamuseum.

In Frankrijk werden de plantenstengels en bloemknoppen niet zo gestileerd overgenomen maar meer hoe ze er in het echt uitzagen. De ontwikkeling van affiches gaf de kunstenaar een geheel nieuw werkterrein. Door het ontwerpen van affiches, werkten verschillende takken van kunst samen. Daardoor ontstond er eenheid in de grafische- en schilderkunst, in combinatie met de typografie (letterkunst). Er zijn nu nog veel affiches in art nouveaustijl van Belgische en Franse kunstenaars bekend. Bijvoorbeeld die van Alfons Mucha (geboren in Tsjecho-Slowakije en bekend geworden door zijn ontwerp voor Sarah Bernhardt) en van Henri de Toulouse Lautrec staan nog volop in de belangstelling. Mucha creëerde een geheel eigen stijl door op het Hebreeuws geïnspireerde letters te gebruiken. Zijn getekende vrouwenfiguren waren vaak spaarzaam gekleed. Hij produceerde enorm veel. In 2006 was er nog een tentoonstelling in Rotterdam over zijn werk. Nog een voorbeeld van de Franse art nouveau zijn de metro-ingangen van Hector Guimard (1867-1942) in Parijs, voor velen de bekendste voorbeelden van de Franse art nouveau. In Frankrijk bloeide de art nouveau vooral in Parijs en Nancy (L’École de Nancy). Deze laatste stad ontwikkelde zich mede dankzij de activiteiten van de glas- en meubelontwerper Émile Gallé (1846-1904) rond 1900 tot een belangrijk centrum van vernieuwende architectuur en kunstnijverheid.

Al in 1896 had de nieuwe jugendstil in Duitsland en Oostenrijk zijn naam gekregen door het tijdschrift "Die Jugend", een door Georg Hirthuitgegeven geïllustreerd weekblad "für Kunst & Leben" in München. Het lettertype had daar al de kenmerkende vormen van deze nieuwe stijl.Otto Eckmann illustreerde de eerste jaargangen met karakteristieke vignetten en randversieringen. Al in het eerste hoofdartikel brak Hirth een lans voor de kunstvernieuwing. De term Jugendstil verscheen in een tekst van de revue Insel van Rudolf Schröder, in hetzelfde jaar. In 1899 werd het tijdschrift "Die Woche" opgericht. Dat was de aanleiding voor Eckmann om zijn eigen alfabet te ontwikkelen voor de Rudhardsche Schriftgiesserei (Lettergieterij) in Offenbach, compleet met randversieringen en vignetten. Dit werd het klassieke schrift van de jugendstil. Het diende als voorbeeld voor alle later getekende lettertypen.

Duitse jugendstilontwerpers gebruikten gestileerde, natuurlijke elementen. Ze zijn vaak zo gestileerd dat er geen duidelijk planten- of dierenmotief te herkennen is. De kenmerkende zweepslag komen we natuurlijk ook tegen.

De beroemde Belgische architect Henry Van de Velde vestigde zich in Weimar. Daar versoberde zijn stijl en uiteindelijk werkte ook hij in deze gestileerde jugendstil.

Deze Schotse havenstad groeide in de tweede helft van de negentiende eeuw uit tot een groot industriegebied. Zodoende kwam men ook in contact met culturen buiten Groot-Brittannië, zoals Japan. Zowel de Engelse als de Japanse invloed is terug te vinden in het werk van één van de belangrijkste ontwerpers van die tijd: Charles Rennie Mackintosh (1868-1928). Hij vormde samen met zijn vrouw en nog twee anderen "The Glasgow Four". Kenmerkend voor hun werk is een elegante, verticale lijnvoering.

Veel voorkomende motieven in zijn werk zijn de rozenknop en de eivorm. Eén van de belangrijkste werken van Macintosh is de Glasgow School of Art (1896-1909). Na 1910 maakte hij geen werken meer van belang. In eigen land kreeg hij niet veel respons maar in Duitsland en Oostenrijk toonde men veel interesse.

De architect Otto Wagner (1841-1918) is hiervan de bekendste. De schilder Gustav Klimt (1862-1918) richtte de Sezessiongroep op, samen met Josef Hoffmann (1870-1956) en Joseph Maria Olbrich (1867-1908). Het was een progressieve kunstenaarsvereniging. Joseph Olbrich ontwierp in 1897 het tentoonstellingsgebouw in Wenen en het affiche van de eerste tentoonstelling van het gezelschap. In Josef Hoffmans gestileerde bloemen is duidelijk de stijl van Mackintosh te zien. Hij maakte strakke, elegante ontwerpen. Olbrich vertrok naar Duitsland en behoort óók tot de kunstenaars van de Duitse jugendstil. In Duitsland had hij de leiding over de bouw van het kunstenaarsdorpje Darmstadt. Hij had de supervisie over de opzet en uitvoering van het atelier- en tentoonstellingsgebouw én de zeven huizen voor kunstenaarsbewoning. Hij ontwierp zelf zes huizen en het atelier- en tentoonstellingsgebouw. In de interieurs valt vooral het mozaïekachtige kleurgebruik op.

In 1903 werden de Wiener Werkstätte (Weense werkplaatsen) opgericht. Hierin werkten veel soorten kunstenaars samen. Er waren veel overeenkomsten met de gildegedachte van de Engelse arts-and-craftsbeweging. In veel ontwerpen van de Weense school is de decoratie kleurig.

Peter Behrens (1868-1940) ontwierp zijn eigen (het zevende) huis in Darmstadt en vestigde hiermee meteen zijn naam als ontwerper. In de kunstnijverheidsontwerpen van bijvoorbeeld meubels, lampen en grafisch werk van Behrens, is duidelijk te zien waarin de Duitse jugendstil zich onderscheidt van de Oostenrijkse en Schotse. De Duitse jugendstil maakt gebruik van natuurlijke elementen en construeert daar de hoofdvorm mee. (De vrouw is tegelijk de poot van een lamp, de schelpvormige waaier is tegelijk de kap van een lamp.) Constructie en decoratie zijn op deze wijze versmolten. Hij maakte onder meer ook AEG bekend door tal van covers. Later ontwierp hij ook nog lampen, ventilatoren, posters en meer.

Ook in Nederland kwamen er vernieuwingen in architectuur en toegepaste kunsten. Er werden verschillende, soms spottende, namen voor deze stijl verzonnen zoals: vermicelli-, slaolie-, Berlage- of Binnenhuisstijl of style nouille, vanwege de lijnen.

De term 'slaoliestijl' is afkomstig van een ontwerp voor een affiche uit 1893 van de Nederlandsche Oliefabrieken (NOF) Calvé-Delft ter promotie van de 'Delftsche slaolie'. Het was één van de eerste uitingen van de Nederlandse art nouveau, gemaakt door Jan Toorop. In zekere zin heeft Toorop als voorbeeld gediend voor een andere grote (Oostenrijkse) jugendstilkunstenaar, Gustav Klimt.

De andere benamingen kwamen voort uit zeer uiteenlopende uitgangspunten en verschijningsvormen, die te onderscheiden waren. Uit gemak werd de Nederlandse nieuwe stijl uiteindelijk maar bij de internationale art nouveau of jugendstil ingedeeld. Dat belangrijke onderdelen van de Nederlandse stijl tóch een geheel eigen richting vertegenwoordigen, heeft in 1960 geleid tot het in gebruik raken van de benaming Nieuwe Kunst. Deze benaming geeft, net als jugendstil en art nouveau, aan dat de stroming nieuw en jong was en zich wilde onderscheiden van voorgaande stijlperiodes. De meest geliefde vorm van versieren in de Nieuwe Kunst was een geometrische figuur, soms in de vorm van blokjes of een serie blokjes, soms sterk gestileerde planten of dieren. Dat zien we onder andere in het werk van Jac. van den Bosch.

De mooiste voorbeelden van Haagse art nouveau zijn te vinden in de producten van de aardewerk- en porseleinfabriek Rozenburg, die een vrije interpretatie van de Oosterse invloed en de florale Frans-Belgische art nouveau laten zien, met de kenmerkende golvende art nouveau-belijningen.

In Amsterdam bleef de invloed van de bouwmeester Pierre Cuypers (1827-1921) groot. De architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934), die ook in Amsterdam woonde, richtte in 1900 "'t Binnenhuis" op, dat was een "Inrichting tot Meubileering en Versiering der Wooning" (Binnenhuisstijl). Het Binnenhuis gaf onderdak aan ontwerpers uit alle takken van de kunstnijverheid zoals de graficus Sjoerd H. de Roos (1877-1962), de meubel- en interieurontwerpers Jac. van den Bosch (1868-1948) en Chris Lebeau (1878-1945). Berlage had een eigen stijl, hij bracht bijvoorbeeld in het ontwerp van zijn stoelen een duidelijke scheiding aan tussen de rechte zitting en leuning (Berlagestijl). Dat was heel anders dan de gebogen houten delen die in Den Haag ontworpen werden. Zijn belangrijkste gebouw in Amsterdam uit deze periode is de Beurs (1884-1903), waaraan ook andere kunstenaars als de schilders Jan Toorop (1858-1928) en Richard Roland Holst (1869-1938) meewerkten.

Berlage heeft veel interieurs ontworpen. Hij had geconstateerd dat elke vernieuwing in een stijlperiode begon met een duidelijke reactie op de voorgaande. Daarbij zou eerst de grafische kunst, dan de toegepaste kunst en pas als laatste de bouwkunst aan de beurt zijn. Deze volgorde ging in de 'Nieuwe Kunst' net zo.

Vanaf ongeveer 1892 maakten jonge ontwerpers zich los van de invloed van Cuypers, mede omdat hij vasthield aan zijn historiserende stijl. Dit zien we in het werk van bijvoorbeeld G.W. Dijsselhof (1866-1924). Voor de Amsterdamse arts W. van Hoorn ontwierp hij tussen 1895 en 1903 een kamer met een houten betimmering en gebatikte wandbekleding. Deze kamer is bewaard gebleven en staat sinds 1935 als 'Dijsselhofkamer' opgesteld in het Gemeentemuseum te Den Haag. In zijn werk maakte Dijsselhof gebruik van gestileerde, aan de natuur afgeleide motieven, die geen diepte suggereren. Hij ontwierp in 1893 vignetten en de band voor het boek 'Kunst en Samenleving', het door de criticus en illustrator Jan Veth (1864-1925) vertaalde werk 'The Claims of Decorative Art' van de Engelse arts-and-craftsontwerper en illustrator Walter Crane (1845-1915). Dit werk had grote invloed op Nederlandse kunstenaars en is een goed voorbeeld van de Nederlandse art nouveau (of 'Nieuwe Kunst').

In Rotterdam, Delft en Den Haag kreeg de florale Belgische art nouveau met zijn golvende constructies een flinke aanhang. Een beroemd voorbeeld van Haagse art nouveau is het afficheontwerp van Jan Toorop voor een Delftse slaoliefabriek, de NOF Calvé-Delft (1894, 'slaoliestijl') . In het ontwerp van Toorop is alle diepte vermeden en hij heeft niet geprobeerd om er een schilderij van te maken. De vlakken naast de vrouwenfiguren zijn helemaal opgevuld met golvende lijnen.

Ook de boekbandontwerpen van Toorop, bijvoorbeeld voor het werk van Louis Couperus, zijn vaak op deze manier vormgegeven.

Antoni Gaudí (1852-1926) was een Spaanse architect. Zijn belangrijkste bouwwerken staan in Barcelona. Deze zijn vaak grillig van vorm, versierd met mozaïeken van glas, gebroken tegels en origineel smeedwerk. Zijn werk wijkt erg af van dat van zijn tijdgenoten. Hij streefde ernaar om architectuur een organisch onderdeel van de natuur te laten zijn. Door zijn bizarre fantasie leidde dat tot zeer ongebruikelijke bouwvormen. Ook zijn meubelen en andere kunstnijverheidsobjecten worden gekenmerkt door abstracte vormen en een vervreemding van het voorwerp. Zijn beroemdste werk is de kerk Sagrada Família in Barcelona, begonnen in 1882 en tot nu toe onvoltooid gebleven. Dat was tevens zijn favoriete project. Doordat Gaudí vele vormen aan de natuur ontleende, wordt zijn stijl "biologisch" genoemd.

 

Louis Comfort Tiffany (1848-1933) staat bekend als de Amerikaanse art nouveaukunstenaar van gekleurd glas. Hij is de zoon van een beroemde juwelier in New York. Door zijn grote nieuwsgierigheid naar nieuwe dingen begon hij aan een aantal experimenten. Zijn bedoeling was om kunst te combineren met de behoefte van het dagelijkse leven. Iets wat in die tijd nogal ongewoon was. Kunst was namelijk voor de rijken. Na een bezoek aan een tentoonstelling in Philadelphia waar arts-and-craftsontwerpen te zien waren, raakte hij zo enthousiast dat hij interieurontwerper wilde worden. Tiffany begon te experimenteren met de vervaardiging van gekleurd glas, na terugkeer van een Europese reis. Hij was sterk onder de indruk van de kathedraal van Chartres. Hij werd een enthousiaste aanhanger van de Europese art nouveau, die vrije bloemontwerpen gebruikte en op de natuur gebaseerd was. Tiffany gebruikte dat als landschapschilder namelijk ook in zijn werk. Hij is de uitvinder van de tot op heden gebruikte methode om stukjes glas in koperfolie te wikkelen en dan te solderen. In die tijd was het nog gebruikelijk om glas in lood te zetten. Hij had drie specialiteiten: gebrandschilderd glas, favrile (gekleurd glas) en mozaïek. Tiffany stuurde zijn eerste werk naar de opening van de salon L’Art Nouveau van Siegfried Bing. Zo werd zijn werk tentoongesteld op de meest belangrijke ontmoetingsplaats voor nieuwe kunstenaars.

Van Tiffany zijn vooral zijn glas, schepen, lampen en ramen bekend. Hij maakte ook veel andere dingen, zoals juwelen, meubels, keramiek en kandelaars, kortom alles wat met het interieur te maken had, zelfs gordijnen en behang. Tiffany stuurde de eerste twee jaren alleen maar vazen naar de diverse tentoonstellingen. Zo creëerde hij de vraag. Omdat gebrandschilderde ramen erg duur waren, ging Tiffany over tot serieproductie. Dit is een belangrijk verschil tussen de opvatting over de art nouveau en zijn gedachte over die kunst. Maar zo werden zijn producten minder duur en waren ze voor een groter publiek betaalbaar.

Vooral de Tiffany-glas-in-loodlampen zijn bekend geworden. Aanvankelijk werden de lampen geblazen, later werden de lampen gemaakt van restjes glas die waren overgebleven bij de productie van gebrandschilderde ramen. Zijn werknemers, meest vrouwen, mochten zelf de kleuren bepalen. Zo had iedere lamp toch nog een individueel tintje. Deze lamp werd mede een groot succes doordat de gloeilamp net was uitgevonden (Edison). De bekendste lampen zijn Dragonfly (libelle) en Wisteria (blauwe regen). Het zijn typische art-nouveauthema’s uit de natuur. De lampen hadden van voet tot kap de natuurlijke vormen van planten. Ook hier verdween de aandacht voor deze producten na de Eerste Wereldoorlog. Bij de opleving van deze kunst, in de jaren zestig, ontstonden er zelfs winkels met alleen maar neotiffanyproducten.

 

















19-05-2016 om 09:54 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klimt














19-05-2016 om 09:52 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GUSTAV KLIMT

Gustav Klimt (Baumgarten (Wenen), 14 juli 1862 – Wenen6 februari 1918) was een Oostenrijkse symbolistische schilder en een van de meest prominente leden van de Wiener Secession, de Weense jugendstilbeweging.

Klimt werd geboren in de buurt van Wenen in een armoedig gezin. Zijn vader graveerde goud en wellicht heeft dit Klimt beïnvloed bij zijn gebruik van goud in zijn schilderijen. Hij kreeg zijn kunstzinnige opleiding op de Weense Kunstgewerbeschule für Kunst und Industrie in de jaren 1879-1883. Vrijwel tot aan de eeuwwisseling werkte hij in een klimaat dat geschapen was doorHans Makart, een dominante figuur in de Weense kunstwereld. In zijn begintijd werd het werk van Klimt niet gewaardeerd door de gevestigde orde, die zijn schilderijen pornografisch vond. Om zich af te zetten tegen de traditionele opvattingen richtte Klimt de Wiener Secession op, de Oostenrijkse variant van de jugendstil of de modern style. Klimt kreeg later erkenning en werd benoemd tot eredocent van de universiteit van München en Wenen.

Klimt overleed op 55-jarige leeftijd. Hij is begraven op het Hietzinger Friedhof in Wenen. Op de steen staat zijn typerende handtekening gebeiteld.

Symboliekerotiek, uitgesproken zin voor het decoratieve en bevallige verfijning kenmerken zijn schilderijen en tekeningen. In zijn allegorische voorstellingen en in zijn talrijke portretten weeft hij gestileerde kleurvlakken door elkaar als een soort patch-work. Voornamelijk beeldt hij vrouwen af in zijn werk.

De Nederlandse kunstenaar Jan Toorop is een belangrijke inspiratiebron geweest voor Klimt. Het fijne spel van vloeiende lijnen is een opvallende overeenkomst tussen Toorop en Klimt. Klimt heeft grote invloed gehad op collega kunstschilders, zoals Egon Schiele en Oskar Kokoschka. Het werk van Klimt is sterk verwant met dat van de Belgische symbolist Fernand Khnopff.

Gustav Klimts werk bestaat vooral uit schilderijen, maar hij heeft ook muurschilderingen, tekeningen en collages vervaardigd. Diverse daarvan zijn tentoongesteld in het Secessionsgebouw. Klimt is veel geroemd voor het gebruik van goud in zijn schilderijen. Dit is ook zichtbaar in het hiernaast afgebeelde schilderij uit 1901, Judith I.

De ongenaakbare wrede vrouw die hier is afgebeeld is kenmerkend voor de stijl van Klimt. Enerzijds beeldt hij vrouwen flatteuzer af dan ze in werkelijkheid zijn. Anderzijds ontneemt hij hen tegelijkertijd het vrouwelijke en moederlijke. Een ander zeer beroemd schilderij is 'De kus', waarin een grote man, gekleed in een zeer opzichtige kamerjas, een vrouw innig omhelst.

 

























19-05-2016 om 09:51 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
18-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.futurisme
















18-05-2016 om 09:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FUTURISME

Het futurisme (Italiaans futuro, "toekomst") is een van oorsprong Italiaanse beweging en kunststroming van 1909 tot 1914, ontstaan uit hetkubisme. Hoewel de futuristen het kubisme afwezen, was er een moeilijk te negeren correlatie tussen beide bewegingen.

Enkele kenmerken van het futurisme zijn snelheid, energie, agressie, krachtige lijnen, vooruitgang en nieuwe technologie. Samen met het opkomende nationalisme in alle Europese landen paste het futurisme in het oorlogsenthousiasme dat kenmerkend was voor veel intellectuele en artistieke kringen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog 

De Italiaanse schrijver Filippo Marinetti stak met een eerste 'Futuristisch manifest' in de Franse krant Le Figaro op 20 februari 1909 de lont aan van het futurisme. Het was het begin van het algemeen literaire vlak. Het manifest beoogde een toekomst gedreven door strijd, aanval en beweging: "Wij willen de oorlog verheerlijken - enige hygiëne van de wereld -, militarisme, patriottisme, de verwoestende daden van deanarchisten, de mooie ideeën waarvoor men sterft, en de minachting voor de vrouw".

Tussen 1909 en 1920 verschenen meer van dergelijke manifesten. Op 11 februari 1910 ondertekenden Umberto BoccioniCarlo CarràGino SeveriniLuigi Russolo en Giacomo Balla het Manifesto dei pittori futuristi. Op 2 april van datzelfde jaar volgde het technisch manifest (La pittura futurista. Manifesto tecnico).

In 1911 presenteerde Marcel Duchamp te Puteaux zijn kubistische vrienden zijn ophefmakende Nu descendant l'escalier. In 1912 schreef Boccioni een Manifesto tecnico della scultura futurista, terwijl er in 1914 door de architect Antonio Sant'Elia een Manifesto dell'architettura futurista werd gepubliceerd. De beide geschriften omtrent de schilderkunst drongen enerzijds aan op het uitdrukken van de dynamische sensatie of de opeenvolgende fasen van een beweging of van het gevoelsleven en anderzijds op het simultaneïsme of het samenvatten in één moment van deze fasen.

In februari 1912 kregen de futuristen hun grote expositie te Parijs, gevolgd door een tweede in 1913. Beide werden herhaald in meerdere belangrijke centra van Europa.

De muzikale uiting van het futurisme noemt men het bruïtisme. De componist Balilla Pratella schreef verschillende manifesten op het gebied van futuristische muziek, te beginnen bij het Manifesto dei musicisti futuristi van 1910.

Het futurisme was een kort leven beschoren. Toen Italië in april 1915 bij de Eerste Wereldoorlog betrokken werd, en de oorlog helemaal niets groots bleek te zijn, viel de beweging uiteen.

Van 1912 tot midden jaren twintig van de 20e eeuw beleefde het futurisme een bloeiperiode in Rusland, met name op het terrein van de literatuur (poëzie). Het Russisch futurisme ontstond in het begin van de twintigste eeuw (gelijktijdig met het acmeïsme) als een reactie op de toen in Rusland dominante stroming van het symbolisme. De betekenis van het Russische futurisme ligt in het zich afzetten tegen alle geldende normen en conventies inzake woordvorming, syntaxis, spelling en ritmiek. Het poëtische woord moest weer centraal komen te staan, met willekeurige en afgeleide woorden.

Bekende Russische futuristen waren de dichters Igor SeverjaninClebnikovDavid Boerljoek en Majakovski. In de schilderkunst onderscheiden zich Filonov en Malevitsj. In Polen werden genoemde principes geïntroduceerd door Aleksander Wat.

Jules Schmalzigaug (1882-1917) was een van de weinige Belgen die het futuristische experiment beleefd heeft. Ook René Magritte heeft in zijn jonge jaren geëxperimenteerd met de futuristische schilderstijl.

 





















18-05-2016 om 09:30 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
17-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.degas














17-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEGAS

Hilaire Germain Edgar (Edgar) Degas (Parijs19 juli 1834 – Parijs, 26 september 1917) was een Franseimpressionistischkunstschilderbeeldhouwer

Degas werd geboren als zoon van een welgesteld burger en bankier. Deze had de familienaam gesplitst, zodat de zoon eigenlijk van zijn achternaam de Gas heette. Beroemd geworden als schilder en tekenaar onder het impressionisme, bracht hij, als gevolg van zijn slechter geworden gezichtsvermogen, zijn laatste levensjaren door als beeldhouwer, met een al even opvallende reputatie.

Degas was geen pure impressionist. Daarvoor bleef hij te trouw aan de classicistische tekenlijn van Jean Auguste Dominique Ingres en Jacques Louis David en bleef hij afzijdig voor de impressionistische kleurenscheiding. Desondanks deed hij graag zijn zegje bij de "refusés" en de contra-academisten van de Parijse cafés Guerbois of La Nouvelle Athènes.

Degas kreeg zijn eerste classicistische opleiding van F. Barrias en L. Lamothe, zelf een leerling van Ingres. Dit gebeurde van 1853 tot 1855, nadat hij eerst, sedert 1852, begonnen was in een eigen atelier in het huis van zijn vader.

Tussen 1854 en 1859 trok Degas meerdere keren naar Italië, waar hij studies maakte van oude meesters, historiestukken en realistische portretten. In 1861 ving hij aan met zijn eigen thematiek: de overbekende paardenrennen. In 1862 ontmoette hij Édouard Manet en zij werden vrienden in wel en wee en in dispuut.

Zijn laatste historieschilderij exposeerde hij op het officiële Salon in 1865. Omstreeks deze tijd kwam hij in het Café Guerbois en leerde hij er onder anderen Claude Monet en Pierre-Auguste Renoir kennen. Het "oproer-complot" onder de naam van het Impressionisme was geboren.

Samen met Manet reisde Degas in 1868 naar Londen. Gefascineerd door de muziek en het theaterleven begon hij zijn al even beroemde balletscènes te tekenen en te schilderen. In 1869 nam hij voor het laatst deel aan het Salon en ging daarna naar België.

Degas werd van 1870 tot 1871 geconfronteerd met het oorlogsgeweld en tijdens de Parijse Commune verbleef hij bij vrienden in Normandië.

In 1874 vond de beruchte eerste expositie van de impressionisten plaats, waarvan Degas medeorganisator was. De expositie werd georganiseerd in de Boulevard des Capucines en liep van 15 april tot 15 mei, telkens van 10u. tot 18u. en van 20u. tot 22.30u. Er waren 30 deelnemers met 167 werken en Degas had er 10 laten plaatsen, waaronder De balletklas. Het doek van Claude Monet "Impression, soleil levant", uit 1873, zou aanleiding worden tot de beroemde spotnaam "impressionisten".

In 1876 werd de tweede expositie gehouden, met 19 deelnemers en 252 werken, in de rue Le Pelletier. Degas was er met 24 tekeningen en schilderijen. Hij zou verder blijven deelnemen tot en met de zesde expo, in 1881. Bij de zevende was er ruzie in het straatje en nam hij niet meer deel. Intussen was een eerste doek van hem door een museum aangekocht, in 1878.

In 1883 organiseerde de bekende galerist Durand-Ruel ineens twee tentoonstellingen, een in Londen en een in New York, waaraan Degas deelnam. Op de achtste en laatste expositie van de impressionisten, in 1886, presenteerde hij toch nog eens 15 van zijn werken. Hij kreeg zijn enige solo-tentoonstelling bij Durand-Ruel in 1892.

Intussen had hij ook al zijn reputatie gevestigd als uitzonderlijk sfeerschepper van vrouwelijke naakten in talloze intieme typeringen, veelal gecreëerd in pasteltekeningen. In 1909 werd werk van hem tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling van Parijs.

Sinds de Parijse Commune had zich echter een oogaandoening gemanifesteerd. Ten gevolge van de erge verzwakking van zijn gezichtsvermogen, leefde hij teruggetrokken en begon hij te beeldhouwen. Weer ontstonden tientallen beelden van balletdanseresjes. Soms kregen de beeldjes zelfs kleding aan.

Tussen 1909 en 1911 staakte hij, vrijwel blind geworden, elke artistieke activiteit. Hij overleed in zijn geboortestad op 83-jarige leeftijd.

De schilderkunst van Degas behoorde tot het impressionisme en realisme.

Degas was de meest tegendraadse, nog onafhankelijker dan Manet, de minst impressionistische onder de Franse impressionisten, zo wordt Edgar Degas door menig recensent ervaren (bron?).

Hij noemde zichzelf "realist"

























17-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.schapiro














17-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BORIS SCHAPIRO

Boris Schapiro (22 augustus 1909 - 1 december 2002) was een Britse internationale brug speler. Hij was een grootmeester van de Wereld Bridge Federatie , en de enige speler die zowel de gewonnen Bermuda Bowl (het wereldkampioenschap voor landenteams) en de Wereldbank Senior Pairs kampioenschap. Hij won de Europese teams kampioenschap vier keer als onderdeel van het Britse team.

Schapiro werd geboren in Riga , Letland (toen een deel van het Russische Rijk ) in een welvarende familie van Joodse handelaren. Ze emigreerde ten tijde van de Russische Revolutie , toen hij acht jaar oud, en al snel vestigde zich in Engeland was. [1] Hij werd opgeleid bij Clifton College en Bradford Technical College [2] in Engeland en aan diverse universiteiten, waaronder deSorbonne in Parijs.

Na zijn afstuderen, Schapiro lid van de familie koehandel en vlees bedrijf en werkte daar tot de veertig, toen hij met pensioen om te profiteren van zijn liefde voor het gokken door steeds de bankier van een baccarat syndicaat bij Crockford's gaming club in Londen. Hij was vloeiend in het Russisch, Duits en Frans, en gebruikte die taalvaardigheid in het Army Intelligence Corpstijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1935, toen hij werkte in Hamburg , zijn spreekvaardigheid in het Duits leidde tot zijn wordt gekozen als de tolk voor Viscount Castlerosse wanneer deze laatste reisde Berlijn te interviewenAdolf Hitler voor de Daily Express . In een restaurant, een groep van bruinhemden aanzag Castlerosse voor een Jood en Schapiro voor een niet-Jood, en misbruikt Castlerosse voor het drinken van een Arische . Een gevecht brak uit, met als gevolg dat Schapiro hebben twee nachten doorgebracht in de gevangenis, waarna hij haastig terug naar Groot-Brittannië. [3] [2]

Schapiro had een vroege huwelijk met een Russische vrouw. Hij trouwde later met een tweede keer, om te Helen, in 1970.

Op tienjarige leeftijd in Engeland, Schapiro begon te spelen brug voor geld op school. Zijn eerste grote toernooi was in 1929, toen hij naar de VS om partner Oswald Jacoby in de wereldAuction Bridge Pairs Championship. De twee spelers waren bestemd om grote en langdurige loopbaan in de komende wereld van Bridge, waar de eerste geregistreerde overwinning Schapiro was in de World Paren Kampioenschap van 1932, eveneens met Jacoby. (Dit was voor de grondlegging van de World Bridge Federation, 1957, waarin alle "World" toernooien heeft bestraft voor vele jaren.) [4]

binnenkomst Schapiro's in ernstige concurrerende brug in Groot-Brittannië werd uitgesteld tot het einde van de oorlog. Zijn samenwerking met Terence Reese , die begon in ongeveer 1944,[5] was de basis van zijn meest opmerkelijke periode als speler. Hij was ook succesvol met andere partners, waarvan de laatste was Irving "Haggis" Gordon. Schapiro's bieden in competitieve situaties was heel betaalbaar, en zijn commentaar was te zien in de brug tijdschrift bieden competities rond de wereld. Bieden oordeel en card-play in de verdediging waren de sterke punten van zijn spel, ten opzichte van andere experts.

"De personages van Reese en Schapiro waren zeer verschillend. Bij de brug tafel was Reese de kou rekenmachine, gedreven door de logica, maar geestige en goedmoedig weg van, maar met een acerbic zin als dat nodig is. Schapiro was de speler van flair ;. prikkelbaar, altijd in beweging, opvliegende aan de tafel en vaak chagrijnig er van af Hij wilde niet mellow ouderdom Tijdens de 1999 European Senior Teams, tegenstanders die de scheidsrechter in een vergeefse poging om Schapiro's partner te beschermen tegen verbaal geweld genoemd. kregen te horen dat er speciale dispensaties in gedragsnormen voor een concurrent over de leeftijd van 90. " [6]

Schapiro won vele toernooien. Zijn eerste grote overwinning op teams was Groot-Brittannië Gold Cup in 1945-1946, een partnerschap aangegaan door Iain Macleod . Hij won de Gold Cup elf keer in alle, op het moment dat een record, en zijn laatste overwinning kwam op 88-jarige leeftijd in 1997/98, een opmerkelijke 52 jaar na zijn eerste en 33 jaar na zijn voorlaatste succes. [4]

Groot-Brittannië won het wereldkampioenschap voor teams in 1955 met Reese en Schapiro, Konstam en Dodds , Meredith en Pavlides , de Verenigde Staten te verslaan in de finale. Het is de enige Bermuda Bowl overwinning voor een Brits team.

Schapiro won ook de World gemengde teams in 1962. Op de leeftijd van 89 in 1998, won hij de wereld Senior Pairs partnered door Irving Gordon . Hij werd tweede in de inaugurele vertolkingen van zowel vierjaarlijkse open wereld kampioenschap toernooien onder de WBF, de World Team Olympiade van 1960 en de World Open Paren van 1962. Hij vertegenwoordigde ook Groot-Brittannië in 1964 Olympiade en de Bermuda Bowl van hetzelfde jaar, die werd begin speelde in 1965, en in tien Europese Bridge League nationale teams kampioenschappen, het winnen in 1948, 1949, 1954 en 1963.

Hoewel het Britse team om de Bermuda Bowl in 1955 had gewonnen, Schapiro's 1965 ervaring was heel anders.

In de 1965 Buenos Aires Bermuda Bowl, B. Jay Becker merkte Schapiro en zijn partner, Terence Reese , die hun kaarten in ongebruikelijke manieren tijdens bieden, het aantal vingers zien aangeeft lengte van het hart pak. Een aantal spelers en waarnemers, met inbegrip van Dorothy Hayden , New York Times columnisten Alan Truscott , John Gerber , British nonplaying kapiteinRalph Swimer , British Bridge League voorzitter Geoffrey Butler , ACBL voorzitter emeritus Waldemar von Zedtwitz en ACBL president Robin McNabb, al zag Reese en Schapiro en waren ervan overtuigd dat ze illegaal waren signalering. Ook werd bevestigd dat Reese was niet het gebruik van dergelijke signalen tijdens het spelen met zijn andere partner, Jeremy Flint . Tijdens een hoorzitting op het toernooi plaats in Buenos Aires, de Wereld Bridge Federatie (WBF) geoordeeld Reese en Schapiro schuldig aan bedrog, en kondigde aan dat als gevolg van "bepaalde onregelmatigheden", voegde hij Britse team werd verspelen de wedstrijden hadden ze al tegen Noord gewonnen Amerika en Argentinië, en dat Reese en Shapiro zou niet spelen in de resterende wedstrijden.

De Britse Bridge League (BBL) Vervolgens bijeengeroepen hun eigen onderzoek, onder leiding van Sir John Foster , advocaat en lid van het Europees Parlement, en generaal Lord Bourne .Na het horen van die vele maanden, waaronder een verrassing onthulling door Swimer dat Schapiro zijn schuld had bekend aan hem, de "Foster Aanvraag" vond onvoldoende bewijs om Reese en Schapiro schuldig buiten redelijke twijfel te vinden. Zonder het weerleggen van de 'directe' aanwijzingen dat grips werden gecorreleerd met hart tellen, het verslag wordt erop gewezen dat er overtuigend bewijs dat de spelers van de signalen in hun bieding of spelen had geprofiteerd.

In 1967, de BBL vroeg de WBF om hun schuldige bevinding te keren; de WBF gereageerd door unaniem herbevestigen hun veroordeling, en later herhaalt dat zij een Brits team met inbegrip van Reese en Schapiro voor de 1968 Olympiade, waar de BBL geboycot uit protest niet zouden accepteren. In 1968, werd een compromis bereikt, de WBF behoud van hun veroordeling, maar waardoor Reese en Schapiro (die zijn pensionering van internationale brug na de Buenos Aires Olympiade had aangekondigd) te spelen in toekomstige wereldkampioenschappen.

Vervolgens beide Reese [7] en Alan Truscott [8] publiceerde boeken over het schandaal. Reese's boek verklaarde: "De basis van de heffing, zoals iedereen weet, is dat Schapiro en ik gecommuniceerd lengte in harten met elkaar door middel van illegale signalen Als u wilt dat de lading te steunen op basis van de gespeelde handen, wat je hebt. om te laten zien is dat een aantal onlogische, ongebruikelijk, en ongeloofwaardig biedingen of toneelstukken werden gemaakt die alleen kunnen worden verklaard aan de hand, dat de spelers had onjuiste kennis van elkaar de hand. " Het gaat dan om te pleiten voor de logica van het bieden van het paar en te spelen op de verschillende handen van de Olympiade. Truscott's boek benadrukt de onwaarschijnlijkheid van de waargenomen variaties in de vinger signalen zijn toevallig, of van een dergelijk groot aantal getuigen samenspannen om het bewijs te fabriceren.

In mei 2005 heeft de Engels journalist David Rex-Taylor, een brug speler en uitgever, beweerde dat Reese een bekentenis aan hem veertig jaar eerder, een die niet te worden geopenbaard werd tot 2005 en nadat hij en Schapiro dood was had gemaakt. [9 ] de vermeende bekentenis beweerde dat Reese en Schapiro inderdaad werden signalering, maar enkel om aan te tonen dat dergelijke signalering mogelijk was (en dus niet echt aandacht elkaars signalen), ogenschijnlijk als deel van een boek over bedrog (die werd verlaten na de schandaal uitbrak). Hoewel deze verklaring denkbaar het gebruik van de vinger signalen met de afwezigheid van bewijs van het bieden of spelen kon verzoenen, is er geen ondersteunend bewijs om deze account te ondersteunen. In tegenstelling Schapiro weduwe beweert hij bleef op de beschuldigingen aan zijn dood te ontkennen. [10]

 

Schapiro was brug correspondent van The Sunday Times van 1968 tot aan zijn dood in 2002. Ondanks zijn faciliteit met taal, nooit was hij echt geïnteresseerd in het schrijven; zijn productie was twee kleine boeken, verduidelijking nodig ] en het is waarschijnlijk dat zijn krant column vaak werd ghosted . Hij maakte zijn merk als een speler en een persoonlijkheid.

De Buenos Aires affaire verwijderd in één klap de centrale activiteit van zijn leven. Het duurde jaren voor Schapiro te worden hersteld in de wereld van de brug, hoewel hij altijd hoog in het vaandel werd gehouden in Europa. Hij kwam uiteindelijk terug te keren naar de internationale concurrentie brug, in tegenstelling tot Reese, en deed dat met groot succes ( hierboven ).

Schapiro 90ste verjaardagsfeestje in Londen werd bijgewoond door Jaime Ortiz-Patino , de WBF President Emeritus en de eigenaar van Valderrama Golf Club , die een getuige voor Reese en Schapiro in de BBL onderzoek was geweest, Omar Sharif , de Egyptische filmster en brug speler ; Prins Khalid Abudullah van Saoedi-Arabië , een vriend van de familie; en vele persoonlijkheden van de brug en het casino werelden. [6]

Schapiro het gesprek bij de brug tafel was zowel een genot of een last, afhankelijk van de smaak en oogpunt.

Zijn standaard groet aan vrouwtjes - "Hoe zit het met een plek van overspel?" (of "Zin in een plek van overspel?") [2] - wordt genoemd in elke biografische noot en doodsbrief, en onthult zijn gevoel voor humor. Toen zijn team speelde een tentoonstelling wedstrijd in Leicester , de vrouw van de Chief Constable organiseerde een cocktail party voor hen om de lokale bevolking te ontmoeten. De reizende spelers werden uitgenodigd om te tekenen en commentaar in het Bezoekerscentrum boek, en Schapiro schreef de slagzin na zijn handtekening. Dimmie Fleming - een internationale speler en de enige vrouw te spelen op de British Open team - onschadelijk gemaakt van de situatie door het ondertekenen van de volgende, tekenen van een omhoog pijl en schrijven, 'Maar zal hij ooit volwassen worden?' [11]

Een ander verhaal toont zijn partner Terence Reese het oppakken van een collectie van zilveren beker trofeeën van Schapiro's flat in Eaton Place (de Upstairs, Downstairs instelling) en de uitvoering daarvan in een kussen-case. Gestopt in de straat door een politieagent en vroeg om zijn ongewone zak bezittingen uit te leggen, Reese leidde de officier terug naar de flat, zodat Schapiro zijn verklaring zou kunnen valideren. Wanneer Schapiro de deur opendeed, sized hij de situatie, en toen gevraagd: "Kunt u deze man te identificeren?", Zei: "hem nog nooit gezien in mijn leven." [4]

 

















17-05-2016 om 09:33 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
16-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.cézanne














16-05-2016 om 10:44 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cézanne

Paul Cézanne (Aix-en-Provence19 januari 1839 – aldaar, 22 oktober 1906) was een Franse kunstschilder. Cézanne behoort tot hetpostimpressionisme, een Europese kunststroming die volgt op het impressionisme. Zijn werk vormde een brug tussen het impressionisme en het kubisme

Paul Cézanne werd geboren als zoon van de hoedenhandelaar en latere bankier Louis-Auguste Cézanne en Anne-Elisabeth-Honorine Aubert. Zijn ouders trouwden pas in 1844, na de geboorte van Paul en zijn zus Marie (1841).

Al tijdens zijn schooltijd, vanaf 1856, volgde Cézanne een avondcursus tekenen bij Joseph-Marc Gibert in het museum van Aix. Tussen 1859 en 1861 studeerde Cézanne rechten, maar hij volgde tegelijkertijd teken- en schilderlessen. Hij werkte tijdelijk bij de bank van zijn vader, maar dat beviel hem niet. Tegen de wil van zijn vader koos Cézanne voor de kunst. Hij volgde zijn vriend Émile Zola naar Parijs. Zijn vader, die zeer vermogend was - hij was na eerst hoedenmaker te zijn geweest stichter van de bank Cézanne & Cabassol - steunde hem vervolgens toch, zodat Cézanne financieel onafhankelijk kon zijn.

In Parijs studeerde hij aan de Académie Suisse. In 1863 probeerde hij toegelaten te worden tot de kunstacademie, maar toen dat niet lukte studeerde hij verder aan de Académie Suisse. Tussen 1863 en 1869 probeerde hij te exposeren bij de officiële Parijse salon, maar hij werd telkens geweigerd. Hij exposeerde met anderen op de Salon des Refusés (Salon van de geweigerden) in 1863.

In 1869 leerde hij Hortense Fiquet kennen. Ze gingen in het geheim samenwonen en hielden hun relatie en hun zoon Paul lange tijd geheim voor de vader van Cézanne, die deze relatie niet zou goedkeuren. Uiteindelijk ontmoette hij zijn circa 11-jarige kleinzoon. Hortense Fiquet stond vaak model voor Cézanne.

In 1872 verbleef hij in Auvers-sur-Oise. Hij werkte daar met Camille Pissarro en andere impressionisten, maar zocht een duidelijk eigen weg. Hij werkte in het huis van dokter Paul Gachet. In 1874 organiseerden de impressionisten hun eerste gezamenlijke expositie in het atelier van de fotograaf Nadar. Paul Cézanne laat daar drie schilderijen zien: Une moderne OlympiaLa Maison du pendu en Étude, paysage d'Auvers.

Hij deed in 1874 mee met de eerste expositie van de impressionisten in Parijs. In 1875 vond de tweede expositie van de impressionisten plaats, waar hij echter weinig werk verkocht. In 1877 was de derde expositie er weer is er veel kritiek op de impressionisten. Paul Cézanne vertrok in 1885 naar Gardanne, een klein dorp bij Aix. Hier maakt hij diverse schilderijen van deMontagne Sainte-Victoire.

In 1882, twintig jaar na zijn eerste poging, werd uiteindelijk toch werk van Cézanne toegelaten in de Salon.

Na het overlijden van zijn vader in 1886 kreeg hij een grote erfenis, waardoor hij financieel onafhankelijk werd. Hij trouwde in datzelfde jaar met Hortense Fiquet, na 20 jaar met haar samengewoond te hebben. Cézanne heeft ongeveer 25 portretten van haar gemaakt, onder andere gezeten in een rode leunstoel. In 1887 deed Cézanne mee met de tentoonstelling vanLes XX in Brussel. In 1895 exposeerde de ambitieuze galeriehouder Ambroise Vollard werk van Cézanne. Veel aanhangers had Cézanne echter nog steeds niet.

In 1897 vestigde Paul Cézanne zich permanent in Aix-en-Provence. Na de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, waarop drie schilderijen van Cézanne werden tentoongesteld, begon hij eindelijk ook in het buitenland bekend te worden. Zijn schilderijen hingen onder meer in de Weense Sezession. Vanaf ongeveer 1901 werd Cézanne bewonderd door jongere kunstenaars, zoals Maurice DenisPierre Bonnard en Édouard Vuillard. Zij kwamen naar Aix om hem te zien schilderen en voor wijze raad.

Paul Cézanne overleed op 22 oktober 1906 aan longontsteking in Aix-en-Provence. Hij schijnt een norse, egocentrische persoon te zijn geweest, met weinig vrienden.

Op de Salon d'Automne van 1907 worden 56 werken van Paul Cézanne tentoongesteld. Emile Bernard publiceerde in Le Mercure de France twee delen met herinneringen aan Cézanne.

Cézanne was al sinds 1852, toen zij samen op het Collège Bourbon zaten, bevriend met schrijver Émile Zola, maar kreeg later onenigheid met hem door de beschrijving die Zola gaf van Cézanne en het losbandige leven van de impressionisten in zijn roman L'Oeuvre (Het meesterwerk uit 1886).

Om te oefenen kopieerde Cézanne werken van Eugène Delacroix en Nicolas Poussin die in het Louvre hingen. Hij bewonderde ook Gustave Courbet en Édouard Manet. In 1888 schilderde Cézanne samen met Renoir. In 1894 had hij contact met Claude Monet in Giverny. Tevens ontmoette hij daar de beeldhouwer Auguste Rodin.

Het werk van Cézanne is in vier periodes onder te verdelen. De genoemde jaartallen zijn globaal, een exacte datering van de schilderijen van Cézanne ontbreekt meestal.

De schilderijen uit 1865-1870, uit de vroege 'romantische' periode zijn extreem persoonlijk, individualistisch werk. Cézanne gebruikt gewelddadige onderwerpen en bizarre fantasieën in harde, sombere kleuren, meestal "aardkleuren" (zie het voorbeeld van Herakles).

 

In de periode vanaf begin 1870 schilderde hij in impressionistische stijl, waarbij hij echter gebruik maakte van overheersende vlakken in zijncompositie.

In de periode van ongeveer 1880 tot aan ongeveer 1890 schilderde hij in een constructieve stijl, met parallelle en krachtige streken van zijn kwast(zie het voorbeeld van De kaartspelers). In deze periode schilderde hij ook landschappen, onder andere van zijn verblijf van juli 1878 tot maart 1879 in L'Estaque in de omgeving van Marseille, bijvoorbeeld Rotslandschap bij l'Estaque, 1879-1882 in het Museu de Arte de São Paulo en deDe zee bij l'Estaque, 1878-1879 in het Musée Picasso in Parijs. Verder maakte hij stillevens en portretten.

In de laatste periode, van circa 1888 tot 1906, waarin ook zijn verhuizing naar Aix-en-Provence viel in 1897, werkte Cézanne aan diverse grote schilderijen met naakte baadsters.

Ook maakte hij enkele schilderijen van kaartspelers, zoals onder andere de schilderijen De kaartspelers van 1890-1892 dat hangt in hetMetropolitan Museum of Art in New York en De kaartspelers van 1893-1896 in het Musée d'Orsay in Parijs.

Hij schilderde ook vaak de berg Mont Sainte-Victoire vlak bij zijn huis (deze berg lijkt ook op het schilderij van Herakles te staan). In 1901 kocht Paul Cezanne een landgoed ten noorden van Aix waar hij zijn atelier had. Vanuit zijn atelier kon Cézanne deze berg zien, evenals het tussenliggende dal. Tussen 1902 en 1906 komt de berg in veel werk terug. Hij observeerde hem en probeerde uit de vormen en kleuren de diepere betekenis van de natuur te ontcijferen. Zie Montagne Sainte-Victoire (Paul Cézanne).

In latere jaren legde Cézanne zich toe op het schilderen van stillevens, waarbij vooral de vele afbeeldingen van een schaal met fruit erg indrukwekkend zijn door het krachtige kleurgebruik en de textuur van de vruchten. De stillevens lijken realistisch, maar er zitten in de schilderijen speciale effecten die het werk veel krachtiger maken dan een zuiver realistische afbeelding kan doen. De tafels waar het fruit op ligt zijn vaak naar voren gekanteld. Verder lijkt de tafel vaak doorbroken door een verticaal element zoals een fles (zie het voorbeeld van het stilleven). In deze laatste fase van zijn ontwikkeling wordt de verfstreek lichter.

Net als zijn tijdgenoot Claude Monet keerde Cézanne telkens weer terug naar dezelfde onderwerpen zoals landschappen, stillevens met fruit die hij telkens weer op een nieuwe manier wist af te beelden. Voorbeelden hiervan zijn:

Paul Cézanne schilderde ook diverse zelfportretten

In het werk van Cézanne spelen licht en kleur een grote rol. Door het kleurgebruik is zijn werk echter niet zuiver impressionistisch, maar loopt het al vooruit op het expressionisme. Zo gebruikt Cézanne vaak warme en koele kleuren tegen elkaar aan. Door zijn soms hoekige vormentaal wordt zijn werk door sommigen al tot het kubisme gerekend. Ook gebruikt hij massievere en helderder kleuren dan zijn tijdgenoten, de impressionisten.

Paul Cézanne wordt gezien als de grondlegger van de moderne kunst. De vormentaal van Cézanne inspireerde dan ook het kubisme van Picassoen Braque. Picasso noemde Cézanne zijn enige echte meester. Cézanne wordt gezien als de vader voor de kunstschilders die na hem kwamen.

De innovatieve kleurcombinaties die Cézanne gebruikte waren ook invloedrijk, met name op Matisse en bij Les Fauves, in het bijzonder André Derain.

Momenteel (2009) zijn schilderijen van Cézanne door verzamelaars zeer gewild. Een schilderij van Cézanne werd een aantal jaren geleden verkocht voor 60,5 miljoen dollar, de op drie na de hoogste prijs die ooit voor een schilderij werd betaald.

 





















16-05-2016 om 10:43 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ensor


















16-05-2016 om 10:41 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ENSOR

James Sidney Edouard baron Ensor (Oostende13 april 1860 - aldaar, 19 november 1949) was een Belgische kunstschilder van het symbolisme. Hij wordt algemeen erkend als de belangrijkste vernieuwer van de moderne kunst in België, een deviante individualist die zich niet gemakkelijk liet onderbrengen in een of andere kunstrichting. Minder bekend is dat hij ook muziek componeerde.

De vader van Ensor, James Frederic Ensor, was de zoon van Britse ouders. De moeder van Ensor was de Oostendse Maria Catharina Haegheman, een dochter van winkeliers in kantwerk die beiden lezen noch schrijven konden. Zij baatte een winkel uit met souvenirschinoiserie en maskers. Deze maskers komen later in Ensors werk heel veel terug. Hoewel hij in Brussel geboren was, is James Frederic in Brighton ingeschreven, als zoon van James Rainford en van Anne Andrew, zijn Engelse grootouders. Deze Engelse grootouders waren renteniers uit Sussex.

Ensors vader, ingenieur van Bruggen en Wegen, vertrok kort na de geboorte van de kleine James naar de Verenigde Staten om te trachten er fortuin te maken. Het werd een mislukking en hij keerde berooid terug. Ensor zegt van zijn vader dat hij een verstandig man was, een intellectueel die meerdere talen sprak, een werkelijk superieur man. Hij was geabonneerd op kunsttijdschriften, wat zijn zoon toch beïnvloed moet hebben. Hij kon echter de mislukking niet verwerken en, onder de knoet van een nuchtere en autoritaire Oostendse handelsvrouw, van wie hij trouwens financieel afhankelijk was, begon hij te drinken en werd de schande van het gezin. Hij werd uitgelachen als Oostendse dronkenlap en kwam eens thuis, half kaal geschoren met nog een halve snor. Hij stierf toen Ensor 27 jaar was en op het toppunt van zijn creatieve periode. James Ensor zal de sociale klasse, die zijn vader uitgestoten had, het nooit vergeven en blijven verachten in zijn schilderijen.

James Ensor zelf is nooit getrouwd geweest. Wel had hij een uitverkoren vriendin Augusta Bogaerts, de "Sirene", die hij trouwens schilderde in het bekende dubbelportret van 1905, toen ze 35 was. Ze was 10 jaar jonger dan hij. Hij ontmoette haar voor het eerst toen hij 28 was.

Ensor had een zus Mariëtte, meestal Mietje genoemd (zelf noemde hij haar Mitche) die één jaar jonger was dan hij. Ze zou een van zijn favoriete modellen worden. Ze trouwde toen Ensor 32 jaar was met een Chinese handelaar. Het werd geen geslaagd huwelijk. Ze verliet haar echtgenoot na enkele maanden, maar had met hem wel één kind, een meisje dat het lieve zorgennichtje Alex werd en dat Ensor "La Chinoise" noemde. Zij zou later trouwen op haar vijftiende.

In 1873 liep de jonge Ensor school op het Oostendse Onze-Lieve-Vrouwecollege. Hij bleek daar een tuchtloos leerling te zijn, maar hij toonde wel al een grote voorliefde voor tekenen. De archieven van het Onze-Lieve-Vrouwecollege bevat een boekje "Le petit sécrétaire" met op het titelblad "Een ruiter te paard", getekend door de jonge Ensor. Hij toonde zijn eerste tekeningen en schilderwerkjes, toen hij amper 14 was, aan de toen bekende meester Louis Dubois, die hem aanmoedigde. Hij bleef slechts twee jaar op deze school. Hij volgt daarna schilder- en tekenlessen bij twee Oostendse kunstschilders Edouard Dubar (een marineschilder die fotograaf werd en lithografieën uitgaf) en Michel Van Cuyck (een olieverfschilder, aquarellist en lithograaf). Ook hier toonde hij zich opstandig en had geen hoge dunk van hun "bedrieglijke spons- en tekentechniek van hun saai, geborneerd en doodgeboren metier".

In 1876 volgde hij tekenlessen naar het antiek en naar het levend model aan de Oostendse Academie voor Schone Kunsten. Uit die periode dateren zijn eerste schilderijtjes over de zee, het strand en duin- en polderlandschappen, zoals "Duinen" (rond 1876), "Zicht op Mariakerke" (1876), "De triomfwagen" (1877), "De badkoets op het strand" (1877).

Ensor was 17 jaar toen hij zich, op 8 oktober 1877, liet inschrijven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel. Het was de enige keer dat hij Oostende verliet voor een langere tijd. Hij zou drie jaar wegblijven. James huurde een kleine kamer in de St-Jansstraat, in de nabijheid van de Grote Markt. Hij maakte er kennis met onder anderen Fernand Khnopff. Zijn leraren Joseph StallaertJoseph van Severdonck en Alexandre Robert gaven hem de cursussen schilderen en tekenen naar het klassieke model. Maar hij kreeg het weer aan de stok met zijn leraren. Hij maakte in die periode kennis met enkele mede-leerlingen: Willy FinchPaul DuboisFernand KhnopffWilly SchlobachGuillaume Van StrydonckRudolph Wystman en Dario de Regoyos.

In die periode tekende hij een aantal volksfiguren uit Oostende, niet zozeer uit sociale overwegingen, maar om zijn tekentalent verder te ontwikkelen. Uit die tijd dateert "Golfbreker te Oostende" (1878), "Naakte jongen" (1878), "Polderlandschap" (1878), "Man met de gewonde arm" (begin 1879), "Zelfportret" (1879), "Het meisje met de wipneus" (1879), "Ensor voor de schildersezel" (1879) en de donkere houtskooltekening "Vrouwelijk naakt" (1879) (ook aangeduid als "La Bohémienne").

Toen Ensor 20 jaar was, in 1880, verliet hij de academie en daarmee ook meteen Brussel. Het resultaat van zijn opleiding was niet zo schitterend geweest. Hij kreeg slechts een zevende prijs voor het tekenen naar het klassieke model en een tiende prijs voor het schilderen naar de natuur. Het maakte van hem een boos en verbitterd man en hij zal deze gemoedsstemming uitbeelden in sarcastische en satirische scènes . Hij keerde naar Oostende terug, bij zijn ouders op de hoek van de Vlaanderenhelling en de Van Iseghemlaan (dit huis is afgebroken in 2000). Om te ontsnappen aan zijn bazige moeder trok hij zich terug op de zolder en richtte er zijn eerste atelier in. Vanuit het grote zoldervenster had hij een uitzicht in vogelperspectief op de zee, op straten, gebouwen en voorbijgangers. Dit uitzicht zal zich dan ook weerspiegelen in vele werken. Hij bleef hier wonen tot 1917 en hij maakte ook hier zijn beste schilderijen.

In datzelfde jaar 1880 schilderde hij zijn overbekende "De jongen met de lamp" in overwegend donkere kleuren (gekocht door de Belgische Staat in 1895 voor 2500 frank) en zijn werken "Grijze zee" (1880), "Stilleven met eend" (1880), "Het moeras" (1880). Hij bleef productief en schilderde in 1881 zijn "Vlaanderenstraat in de sneeuw", "Portret van mijn vader", "De sombere dame", "Namiddag te Oostende" "De wolkammer" en "Vrouw met de blauwe sjaal"

Hij stuurt, gesteund in zijn talent door de Brusselse avant-garde, in 1881 drie schilderijen (De koloristeHet burgersalon en Nature morte) naar het progressieve salon Chrysalide en in 1882het schilderij "De Russische muziek" naar de tentoonstelling Exposition Générale des Beaux-Arts te Brussel. Het schilderij "Het burgersalon" geeft de verstikkende sfeer terug van zijn eigen huiselijke omgeving.

Hij schildert in 1882 zijn "Portret van mijn moeder", "De oestereetster" en "De dame in nood".

Vanaf 1882 gaat Ensor behoren tot de kunstkring L'Essor. Hij neemt deel aan de zesde (1882) en de zevende (1883) tentoonstelling van deze groep. In 1885 staat hij opnieuw op het salon van L'Essor.

Het werk van Ensor werd meermaals afgewezen, ook door L'Essor. Zijn meeste schilderijen werden echter met misnoegdheid bekeken. Zijn gehele inzending voor het Salon des Beaux-Arts van Antwerpen werd geweigerd. Hij voelde zich miskend, als het ware "bemaskerd". In die inzending zaten onder andere "Namiddag te Oostende" (1881) en "De Oestereetster" (1882), twee werken die later tot zijn meesterstukken zouden worden gerekend . Met "De Oestereetster" neemt Ensor afstand van de donkere sfeer in zijn vorige schilderijen. Hij schildert zijn zuster in een heldere wereld van kleur en licht. Deze verwerping door het salon en door de kunstkritiek betekent een grote ontgoocheling voor Ensor. Hij besluit dan afstand te nemen van de objectieve realiteit en voortaan zijn eigen gang te gaan. "De Oestereetster" werd trouwens 20 jaar later aangekocht door het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, op het Triënnale Salon van 1904.

Hij stelt tentoon in het Kursaal van Oostende in 1882 en 1883, op de 32ste Triënnale van Gent (1883) en op het salon van de Société Royale des Aquarellistes Belges (1883).

Hij schildert in 1883 het troosteloos bestaan van "De dronkaards" en in 1884 het kleurrijke doek "Daken van Oostende",[1] waarvan de onstuimige hemel enigszins doet denken aan "De laatste reis van het oorlogsschip Téméraire" van William Turner. Trouwens, in 1887 gaat Ensor, samen met Guillaume Vogels, naar Londen om het werk van Turner beter te leren kennen.

De Brusselse jurist Octave Maus ontpopte zich ondertussen als een geestdriftig organisator, mecenas, spreekbuis en bezieler van een revolterende nieuwe kunstenaarsgroep, Les VingtLes XX die werd geboren in oktober 1883 en zou uitgroeien tot een merkwaardige groep vernieuwers in de Belgische kunstwereld. James Ensor was een stichtend lid. Elke schilder met een beetje naam of op weg naar bekendheid, zal op deze salons exposeren. Zowel Henri de Toulouse-Lautrec als Georges Seurat hadden hun eerste doorbraak in Brussel.

James Ensor exposeert op de eerste tentoonstelling van Les Vingt in 1884 met zes werken. Hij krijgt nu een eerder geringschattende kritiek, met onder andere een eerste artikel in L'Art Moderne (een tijdschrift geleid door Octave Maus). Maar zijn inzending voor het officiële Salon van Brussel wordt opnieuw geweigerd. Hij stuurde twintig werken naar het salon van Les XX van 1886, maar de kritiek besprak alleen zijn techniek en niet de kunstwaarde van zijn werken.

Hij zal deze kritiek tot op de grond toe afkraken in zijn werk "De Calvarie" met hemzelf aan het kruis, als slachtoffer van zoveel onbegrip, en de criticus als Romeins soldaat die zijn zijde doorsteekt

Op zijn 25e jaar doken darmklachten op en dat werd de eerste chronische bezorgdheid omtrent zijn gezondheid. Zijn eerste tekeningen van de reeks "Aureolen van Christus" of "De gevoeligheden van het Licht" zagen inderdaad het licht ("De aanbidding van de herders", "Christus wordt aan het volk getoond", "Intrede te Jeruzalem", "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de Gekruisigde", "de kruisafneming en de Hemelvaart van Christus"). Zijn angsten en hallucinaties werden niet begrepen bij Les XX. Men sprak over een voortbrengsel van een ziek brein. Maar Emile Verhaerenbespeurde in die werken de invloed van Rembrandt

1886 was een keerpunt in de artistieke evolutie van Ensors "Licht". Hij nam afstand van zijn sombere "interieurs". Hij maakte zijn eerste etsen, onder andere "Zelfportret pas fini" (1885) en het meesterwerk "De kathedraal" (1886), waarmee hij even beroemd werd. Met "Christus bedaart de storm" (1891) trof hij de roos in het modernisme.

In 1888, toen Ensor 28 jaar was, begon hij aan "De Intrede van Christus in Brussel in 1889". Dit werd het meest spectaculaire werk van de jonge meester, dat nadien ook zijn roem zou uitdragen over de gehele wereld. Het werk was een jaar later echter niet af om op het Salon des XX geëxposeerd te worden.

Het was een monumentaal werk geworden van 2,58 meter hoog en 4,31 meter lang. Zijn zolderatelier was niet hoog genoeg en hij moest het doek spijkeren aan de muur, terwijl het onderste gedeelte op de grond blijft liggen. Ensor vraagt aan een huisschilder verf te bereiden in potten van 5 en 10 kg. Hij schildert dan laag per laag, waarbij het schilderij telkens een beetje opgerold wordt.

Verdoken in het doek zit Christus (gelaatstrekken van Ensor?) op een ezel, begeleid door een juichende menigte, een fanfare en een bonte stoet met maskers. Duizenden groteske figuren komen uit de achtergrond naar voren gestroomd, met vooraan gemaskerde personages, waarmee Ensor de spot drijft : de verwaande rechter, grijnzende militairen, vissersvrouwen, de zelfvoldane burgerij, een bespottelijk verliefd koppeltje, dokter met tovenaarshoed, de Dood in frak, een stel muzikanten van de "Fanfares doctrinaires" en ten slotte, helemaal vooraan, een pompeuze bisschop die tamboer-majoor speelt. Rechts staan de burgemeester en zijn schepenen in clownskostuum. Bovenaan spant een vaandel met de tekst "Vive la Sociale" (opkomst van de socialistische partij). Ensor zet in feite de hele goegemeente in zijn hemd en laat hen danig voor gek staan. Ensor situeert deze intrede in Brussel omdat hij juist daar zoveel ontgoochelingen heeft meegemaakt.

Het doek bleef 50 jaar lang opgerold liggen in zijn atelier, op de hoek van de Vlaanderenramp. Toch bestaat er een foto uit die periode waarop we het werk wat stuntelig genageld zien tegen de muur van het atelier met tal van andere werken voor. Hij kon het pas echt opspannen in 1917, boven zijn harmonium, toen hij verhuisde naar zijn nieuwe woning in de Vlaanderenstraat. Dit huis, het huidige Ensorhuis, erfde hij van zijn oom Leopold. Bij het transport van het werk naar Parijs voor de grote expositie van 1929 moest eerst een stuk van het gevelbalkon afgebroken worden. Dit gebeurde opnieuw voor de expositie in Brussel in 1939.

Eugène Demolder behoorde tot de kleine kring intellectuelen die het opnam voor Ensor en schreef de eerste monografie over Ensor "Mort Mystique d'un théologien". In 1892 schreef Demolder: "... De schilder Ensor (...) is een van de eersten in België die uitgedaagd is door de moderne zoektocht naar het licht. Hij is een vernieuwer (...) We hebben gezien welke variatie en souplesse Ensor in zijn schilderijen brengt ...".

Het doek werd licht beschadigd door enkele granaatscherven gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het doek hing daarna op verschillende plaatsen: in Venetië (1950), in het Casino van Knokke (1971), in het Museum voor Schone Kunsten te Oostende (1977-1978), in bruikleen aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, Chicago en New York (1976) en het Künsthaus te Zürich (1983). Het werd in 1987 aangekocht door hetGetty Museum in Los Angeles waar het kundig gerestaureerd werd.

Dit werk heeft mythische proporties aangenomen in de geschiedenis van de moderne kunst. Dit uitzonderlijk werk anticipeert of is zelfs een aanzet tot het expressionisme uit de twintigste eeuw. Nochtans vindt men in dit werk de invloed van vroegere meesters zoals Hiëronymus BoschPeter Paul RubensWilliam HogarthFrancisco GoyaJ.M. Turner tot Georges Seurat.[2]

De dikke lagen pigment die de lilliputachtige uitzinnige mensenmassa vanuit de achtergrond naar voren drukt tot in de maskers in de voorgrond zijn bijna een groteske parodie op de vlakke ruimtes in de schilderijen van Les XX. Dit gedurfd schilderij, een anachronisme volgens de standaarden van 1889, moet een ware aanval betekend hebben op de eigentijdse schoonheidsconventies. De ruwe lelijkheid van het onderwerp moet niet onderdoen voor de veelvoud aan kleuren in dit werk, de gewilde verwarring in de compositie en het totaal verlaten van een perspectief vanuit één punt. Men moet reeds ver vooruit gaan in de kunstgeschiedenis, naar de brutale vervormingen van na 1945, om iets gelijkaardigs terug te vinden zoals in de werken van Willem de KooningJean Dubuffet en de Cobra-beweging.[3]

Foto's of afbeeldingen kunnen maar moeilijk het buitengewone detail en de stilistische aspecten van dit reusachtig werk weergeven.

Trouwens, Ensor zal nog meerdere malen de figuur van Christus gebruiken, meestal in allegorische zin, zoals "Christus beledigd" (ets, 1886), "De stervende Christus" (1888), "Christus bedaart de storm" (1891), "De Man van Smarten" (1891) (een verwrongen zelfportret), "Christus en de critici" (1891), "De bekoring van Christus" (1913).

In 1887 tekende Ensor De verzoeking van de heilige Antonius, een venijnige, vrijzinnige satire op 51 vellen van een schetsboek. Daarin staan honderden miniatuurtekeningen met Oosterse goden, duivels, seks en een Christus. Dit werk wordt momenteel tentoongesteld in het Art Institute van Chicago.[4][5]

Wegens het hevig gekibbel tussen de artiesten, heft Octave Maus in 1893 de kunstkring Les XX op, hoewel James Ensor hiertegen heftig protesteert. Maus richt een nieuwe kunstkring op La Libre Esthétique, ditmaal zonder leden, maar uitsluitend uitgenodigden. Ensor wil er de brui aan geven en wil al zijn werken verkopen voor 8000 Belgische frank, maar vindt geen koper. In zijn tegenspoed, miskend en bekritiseerd door zijn tijdgenoten, doet hij dan maar verder, maar juist hierdoor groeit nog zijn scheppende kracht.

Uiteindelijk wordt zijn aparte visie meer en meer aanvaard door de kunstkenners. In 1893 koopt het Brussels Prentenkabinet een groot aantal van zijn gravures (hij had er 44 gemaakt in 1888).

In 1894 werd Ensor uitgenodigd tot de eerste expositie van "La Libre Esthétique" en zelf richtte hij, samen met Guillaume Vogels, in zijn stad de "Cercle des Beaux Arts d'Ostende" op. Nog hetzelfde jaar verkoopt hij 25 gravures aan het Prentenkabinet van Dresden.

In december van dat jaar en aangezet door Eugène Demolder, organiseerde hij zijn eerste eigen tentoonstelling in de Comptoir des Arts Industriels La Royale te Brussel. Dit initiatief wekte de belangstelling van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten en "De Lampenist", het schitterende werk uit 1880, werd in maart van het jaar daarop aangekocht voor 2500 Belgische frank.

In 1898 nam hij deel aan het Salon des Cents te Parijs met 25 werken, maar het verwachte succes blijft uit. Toch verschijnt in 1899 een speciaal nummer van "La plume", gewijd aan de werken van Ensor op deze tentoonstelling. En hetzelfde jaar koopt de Albertina in Wenen honderd gravures van Ensor.

In dit jaar schildert hij ook het welbekende "Zelfportret omringd door maskers" waarin hij zichzelf voorstelt te midden van zijn kunst, een masker tussen de maskers.

De moeder van Ensor stierf in 1914 op tachtigjarige leeftijd (Olie op doek "Mijn dode moeder" 1915). Haar zus, zijn tante Mimi, overleed twee jaar later. Daarmee nam hij afscheid van de twee vrouwen die destijds bij zijn opvoeding een bijzonder bepalende rol speelden.

In het vroege oeuvre van James Ensor is nog geen sprake van maskers. Maar naarmate hij zich genegeerd of afgewezen voelde door de kunstwereld, kwam hij meer en meer ertegen in verzet. Er ontstond een conflictsituatie tussen hem en de maatschappij, zodat hij sterk geladen beelden gebruikt, zoals maskers, skeletten, de dood, carnaval en travestieten om die maatschappij voor schut te doen staan.

Een eerste werk met maskers "Geërgerde maskers" dateert uit 1883. Maar is het is nog niet zo symbolisch geladen, maar eerder een weergave van een carnavalvermomming. Skeletten komen voor het eerst voor in het schilderij "Geraamte bekijkt chinoiserieën" van 1885 en demonen in de ets "Satan en de fantastische legioenen pijnigen de gekruisigde" uit 1886 (reeks Aureolen van Christus). Carnaval en travestie verschijnen in "Carnaval op strand" uit 1887.

Vanaf 1888 gaat het in stijgende lijn : zijn bekende werken : "De intrede van Christus te Brussel" (1888), "Maskers tarten de dood" (1888), "Maskers bekijken een neger goochelaar" (1888) (in feite een overschilderd werk uit zijn academietijd uit 1879), "De verbazing van het masker Wouse" (1889), "De oude dame met de maskers" (1889) en ten slotte zijn overbekende "De intrige" (1890), "De maskers en de dood" (1897), "Doop van de maskers" (1891),"De wanhoop van Pierrot" (1892), "Zelfportret met schelpen en maskers" (1917).

Geraamtes en de dood vormen het hoofdthema in : "Geraamten vechtend om een gehangene" (1891), de tekening "De dood vervolgt de mensenkudde" (1887), "Demonen die mij kwellen" (1888), "De vermenigvuldiging van de vissen" (1891), "Pierrot en skeletten" (1905 en 1907), "Bebloemde schedels" (1909).

James Ensor koos, in zijn strijd tegen de gevestigde maatschappij, dikwijls voor de gewone man. Een frappant voorbeeld is de gekleurde tekening "De staking" (1888). Andere voorbeelden zijn "De pisser" (afbeelding van een burgermannetje), "De goede rechters" (1891), "De gendarmen" (1892), "De slechte dokters" (1892), "In het muziekconservatorium" (1902).

Alhoewel hij intussen al geëxposeerd heeft in Hannover (1927), Berlijn, Dresden, Mannheim (1928) en Leipzig, werd 1929 het gloriejaar voor Ensor. Toen werd zijn grootste en belangrijkste retrospectieve georganiseerd in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Voor het eerst werd zijn ophefmakende "Intrede van Christus te Brussel" geëxposeerd en werd hij in de adelstand opgenomen als James baron Ensor (Baron J.Ensor, zijn duivel en zijn blazoen, 1934; olie en zwart potlood op paneel). Op 13 april 1930 onthulde hij zelfs zijn eigen standbeeld met zijn lijfspreuk "Pro Luce" in de voortuinen tegenover het Oostendse Kursaal. Men kan zich voorstellen hoe zijn ijdelheid gestreeld werd. Intussen was hij 70 jaar geworden.

James baron Ensor stierf op 19 november 1949, op 89-jarige leeftijd, in de kliniek van het Heilig Hart te Oostende en ligt begraven naast de toren van zijn geliefde duinenkerkje Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinen, in de Oostendse deelgemeente Mariakerke.

2010 was een belangrijk jaar met een aantal tentoonstellingen van Ensors werk. Het is dan 150 jaar geleden dat hij in Oostende werd geboren. Hierna enkele vermeldingen:

 

















16-05-2016 om 10:40 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
15-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mucha




















15-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mucha
























15-05-2016 om 09:37 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MUCHA

Alfons Maria Mucha (Ivanice24 juli 1860 - Praag14 juli 1939) was een kunstenaar geboren in Moravië, het huidige Tsjechië. Zijn werken zijn onlosmakelijk verbonden met de Jugendstil-kunststroming, populair aan het begin van de twintigste eeuw.

In 1887 vertrok Mucha uit zijn geboorteland naar het toenmalige broeinest van de kunst: Parijs. Zeven jaar later, in 1894 brak hij door met een affiche voor het toneelstuk Gismonde, met de Franse actrice Sarah Bernhardt in de hoofdrol. Zij was de ster van het Parijse theater. Zijn werk bestond voornamelijk uit affiches maar hij maakte ook decors, meubelen, kostuums en juwelen. De affiches werden toentertijd zelfs van de straat geroofd. Zijn stijl kenmerkt zich door de sierlijke lijnen, frisse pastelkleuren en weelderige motieven.

In 1910 keerde Mucha ondanks zijn enorme succes terug naar Tsjechië. Hij wijdde de rest van zijn leven aan een serie monumentale werken over de historie van het Slavische volk, de Tsjechen in het bijzonder. Hij hoopte hiermee na jaren onderdrukking van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk weer een nationalistisch besef aan te wakkeren. De Amerikaan Charles Crane sponsorde het werk. Mucha zelf vond deze serie zijn belangrijkste werk. Het gaf uiting aan zijn patriottistische gevoelens en zijn steun aan het panslavisme. Voor deze twintig werken maakte hij meerdere studiereizen door Oost-Europa.

Mucha werkte achttien jaar aan de schilderijen die de belangrijkste gebeurtenissen uit de Slavische geschiedenis weergeven. De werken zijn verdeeld langs vier lijnen: allegoriereligieveldslagen en cultuur. De hoofdthema's zijn de viering van het Slavische volk, de bevrijding van buitenlandse machten en de Slavische eenheid. In 1919 werden de eerste elf werken tentoongesteld in Praags Clementinum. Ze werden maar matig ontvangen. In 1928 doneerde Mucha het hele epos aan de stad Praag. In 1935 werden de doeken opgerold en met de Tweede Wereldoorlog en het communistisch regime werden ze vergeten.

Pas in 1963 werden de doeken weer tentoongesteld in het kasteel in Moravsky Krumlov, enkele uren rijden vanaf Praag. Eind juli 2010 werd de expositie gesloten. De werken werden overgebracht naar Praag, hoewel de familie van Mucha zich hiertegen verzet.

Naast de productie van talloze kunstwerken was Mucha ook actief in de wereld van de vrijmetselarij.[1][2] Hij trad toe tot de Parijse grootloge in 1898 en stichtte later de Tsjechische vrijmetselarij. Later heeft hij verschillende hoge functies bekleed binnen deze loge.

 

























15-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!