Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

27-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.camarque








27-05-2016 om 09:24 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE CAMARQUE

De Camargue is een moerasgebied in de Zuid-Franse Rhônedelta (departement Bouches-du-Rhône). Het ligt aan deMiddellandse Zee en beslaat de hele Rhônedelta. Toeristisch gezien is het gebied vooral bekend vanwege de in het wild levende grijswitte Camargue paarden, de zwarte stieren, en de roze flamingo's. Het is een vlak en zeer waterrijk gebied met veel meren enlagunen, moeras- en grasland, duin- en bosgebieden. Het is tevens belangrijk voor de winning van zout, de rijstteelt en dewijnbouw.

In 1970 verkreeg het gebied de status van regionaal natuurpark.

De Grande (grote) Camargue is 750 km². Het wordt ook wel beschreven als een eiland, omdat het van het vasteland is gescheiden door de twee vertakkingen van de Rhône die vanuit Arles naar de zee lopen. De oostelijke vertakking (Grand Rhône) mondt uit in de zee bij Salin-de-Giraud en de westelijke vertakking (Petit Rhône) bij Saintes-Maries-de-la-Mer. Deze twee plaatsjes zijn de enige nederzettingen in de Grande Camargue, met in totaal 7.436 (2003) inwoners.

De Petite (kleine) Camargue, ofwel Camargue Gardoise, ligt ten westen van de Petit Rhône.

Het aanzien van de Camargue is door de tijd heen voortdurend veranderd. Eeuwenlange sedimentatie en de invloed van zowel zoet water van de rivier als zout water van de zee door de eb- en vloedwerking gaven het gebied geleidelijk aan zijn eigen geofysisch karakter. Mensen die gedeelten van het land bebouwden en bewerkten zagen hun oogsten vaak door overstroming verdrinken. Voor de bevolking was het niet eenvoudig zich van voldoende voedsel te voorzien.

Pas tegen het eind van de 19e eeuw was de strijd tegen het water omgebogen in het voordeel van de mens, zodat er meer land bebouwd kon worden. In 1859 werd de eerste zeedijk aangelegd, die de invloed van de getijdenwerking inperkte. In 1869 werden de Rhône-oevers ingedamd, waardoor het aantal overstromingen sterk terugliep. Nu konden de bewoners van de Camargue wijngaarden aanleggen, geïrrigeerd met zoet water. Na de Tweede Wereldoorlog begon men met intensieve rijstteelt. Aangemoedigd door het succes van hun inspanningen legde men meer irrigatiekanalen aan om meer land te kunnen ontzilten. Maar voor het goed functioneren van deze kanalen moest men de loop van het water beter in de hand kunnen houden, dus verbeterde men geleidelijk aan de waterbeheersing. Hierdoor kon men ook de gevolgen van droogte en smeltwatervloeden beter in de hand houden en de oogsten op de intussen 20.500 ha bebouwd land veilig stellen.

Met deze successen kwamen ook nieuwe problemen: de Camargue werd door dit netwerk van dammen en dijken min of meer afgesneden van de natuurlijke, periodieke instroming van zoet en zout water. Dit dreigde zowel de landschappelijke eigenheid als de flora en fauna van het gebied aan te tasten. Daarom werd een strikter reguleringssysteem ontworpen en aangelegd, met pompgemalen, irrigatienetwerken, een afwateringssysteem en een fijnmazig netwerk van kanalen en sloten. Gevolg was wel dat de Camargue een deel van de vermaarde 'wildheid' inleverde. Dat geldt trouwens ook voor de eens zo wilde paarden. De meeste hebben nu een eigenaar. 's Nachts leven ze inderdaad nog in het wild, maar 's morgens worden ze opgehaald, zodat de toeristen een ritje kunnen maken en de folklore van de streek in stand kan worden gehouden.

Omdat een gebied als de Camargue met zijn fragiele ecosysteem in Europa zeer zeldzaam is wordt het zorgvuldig beschermd. De biologische diversiteit is enorm, een gevolg van de combinatie en werking van zowel zoet als zout water in drassig land, doorspekt met meren en ondiepe moerassen (20-80 cm). Het aanzien van de Camargue wordt mede bepaald door de invloed van het mediterrane klimaat. In de zomer valt een gedeelte van het land droog; de meren worden aanzienlijk kleiner.

Het embleem van de Camargue is de (gewone) flamingo (Phoenicopterus roseus). Het gebied is de enige plek in Frankrijk en een van de weinige plaatsen rond de Middellandse Zee waar ze te vinden zijn. Het aantal wordt geschat op maximaal 20.000 paartjes; ze leven verspreid in groepen en staan onder bescherming. Plankton, dat ze met hun bek uit het water kunnen zeven, is hun voornaamste voedselbron. De flamingo's gebruiken modder om nesten te bouwen.

Behalve de flamingo's huizen in het drassige merengebied vele vogelsoorten, zowel trekvogels als overwinteraars. Zilverreigers, de blauwe reiger, de wilde eend, de blauwe kiekendief en kwikstaarten komen er veel voor.

Op de zoutige vlakten, salinas, tiert de zeekraal welig, een belangrijke voedingsbron voor de wilde stieren en paarden. In de winter overstroomt de vlakte, in de zomer droogt het uit tot de grond barst, maar in de lente is het een ideaal waterland voor moeras- en watervogels als de grutto, deoeverloper en de (zwarte) steltloper. Ook flamingo's doen zich tegoed aan het beschikbare voedsel. In vroegere tijden werden de zeekraal en de zoutkristallen verast voor het maken van zeep en glas, maar tegen het eind van de 19e eeuw werd plantaardige soda vervangen door industriële soda (ook gewonnen uit zout). Sinds de opkomst van de chemische industrie is zoutwinning (natrium- en chloorzouten) een van de belangrijkste commerciële activiteiten in de Camargue. Zoutwingebieden zijn onder meer de moerassen en kunstmatige lagunes van Salin-de-Giraud. De totale oppervlakte van zoutwingebieden in de Camargue was in 2003 ruim 14.000 ha, door het jaar heen gemiddeld 11.000 ha. Eén miljoen kubieke meter zout wordt jaarlijks na concentratie en droging uit de bassins gewonnen; daarmee is het het grootste zoutwingebied van Europa. Door de grote hoeveelheid zout krijgt het water in deze zoutvlakten mooie kleuren zoals roze of soms rood.

In het ecosysteem van de Camargue spelen de kleine bosachtige gebiedjes langs de Rhône en bij de voormalige duinen ten zuiden van Vaccarès een belangrijke rol. Dit geldt met name voor de talrijke zoogdieren, zoals diverse knaagdiersoorten, vossen en bevers, en ook voor insecten, die een belangrijke voedingsbron vormen voor nestelende vogels.

De zeedijk langs de kust is ongeveer twintig kilometer lang en niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Langs de hele kust leven grote aantallen van de stern, de kluut, verschillende soorten zeemeeuwen en plevieren. In het westen bevindt zich de Gacholle vuurtoren. Het zand van de duinen wordt op zijn plaats gehouden door genivelles, kastanjehouten palissaden.

In 1927 werd een watergebied ter grootte van 13.117 ha van Étang de Vaccarès tot aan de zee officieel bestempeld tot beschermd natuurgebied. Het reservoir Étang de Vaccarès bevat ruim zesduizend hectare zoet en brak water en is zeer belangrijk voor het totale waterbeheersysteem van de Camargue. Het water is minder dan twee meter diep, waardoor de reinigende werking van zonlicht en wind veel effect hebben. Het reservoir verwerkt jaarlijks vijftig miljoen kubieke meter water van de omliggende rijstvelden, waardoor een deel van het verlies aan zoet water uit de Rhône (sinds de aanleg van dijken) wordt gecompenseerd. Er leven behalve de roze flamingo's meerkoeten, eenden, futen, sternen, zeemeeuwen en vele andere watervogels.

Toeristen kunnen in de Camargue onder meer paardrijden, winkelen en niet-bloedige stierengevechten, de zogenaamde Course Camarguaise, zien in de arena's van Saintes-Maries-de-la-Mer en Mauguio, rondvaarten maken, wandelen, vogelen, de stranden en strandjes bezoeken of het antieke theater van Arles bezichtigen. Ook Nîmes met zijn vele monumenten uit de Romeinse tijd ligt binnen bereik. Een goede manier om de Camargue te bezoeken is fietsend, waarbij men wel rekening moet houden met grote zwermen muggen.

















27-05-2016 om 09:23 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
25-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blaue reiter














25-05-2016 om 10:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DER BLAUE REITER

Der Blaue Reiter (de blauwe ruiter) was een kleine groep gelijkgestemde kunstenaars in Duitsland, die van ongeveer 1911 tot 1914 bestond. De vernieuwingsbeweging ontstond in München ongeveer gelijktijdig met Die Brücke in Dresden. Deze beweging (voluit "Künstlergemeinschaft Der Blaue Reiter") werd in 1911 opgericht door Wassily Kandinsky, Franz Marc, August Macke en Alexej von Jawlensky. De stroming wordt tot het expressionismegerekend. Er was niet echt sprake van een georganiseerde beweging. Het ging de deelnemers meer om het onderhouden van een vriendschapsband.

De nieuwe kunstideeën kwamen aan het licht bij de uitgave van een almanak "Der Blaue Reiter", door uitgeverij R. Piper in 1912 te München. De naam van de schildersgroep is afkomstig van de omslag van deze almanak, waarop het schilderij Der Blaue Reiter van Kandinsky uit 1903 te zien is.

Binnen der Blaue Reiter waren de kunstenaars van mening dat elk academisme in strijd was met de ware kunst. Men zag de emotie als voornaamste element van het creatieve vermogen en trachtte men deze tot expressie te brengen.

Uit de scheuring met de Neue Künstlervereinigung in 1911 groeide een rondreizende tentoonstelling Die erste Ausstellung der Redaktion des Blauen Reiters. Vanuit Galerie Tannhaüser te München werd de Galerie Der Sturm te Berlijn aangedaan en te Hagen het Folkwang Museum. Keulen enFrankfurt kwamen hierna.

Een aantal kunstenaars onderhielden connecties met "Der Blaue Reiter": Paul Klee, Alexej von Jawlensky, David Boerljoek, Gabriele Münter, Marianne von Werefkin, Lyonel Feininger, Hans Arp, Louis Moillet, Alfred Kubin, Robert Delaunay, Arnold Schönberg, Heinrich Campendonk.

Een van de laatste activiteiten van Der Blaue Reiter was de deelname aan het "Herbstsalon" van 1913, in de Galerie Der Sturm te Berlijn, op uitnodiging van H. Walden, de uitgever van het gelijknamige blad, maar de Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de beweging. Marc en Macke sneuvelden en Klee, Kandinsky en anderen verlieten het land.

In 1920 keerden Klee en Kandinsky terug naar Duitsland. Ze werden aangesteld als leraren aan het inmiddels ontstane Bauhaus.

 

























25-05-2016 om 10:41 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.servaes










25-05-2016 om 10:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALBERT SERVAES

Albert Servaes (Gent, 4 april 1883  Luzern, 19 april 1966) was een kunstschilder en tekenaar en wordt beschouwd als Belgiës eersteexpressionist.

In 1905 trok hij naar Sint-Martens-Latem waar hij zich in een houten keet vestigde. Hij was een diep religieus mens die in zijn kunst graag de reeds verkende paden verliet. Een van zijn geliefkoosde thema's was het lijden van Jezus Christus. Hij behoorde tot de eerste groep van deLatemse Scholen.

De dramatiek en de wrangheid die uit zijn werken spreekt worden ondersteund door zijn donker coloriet en de dikke lijnen waarmee hij zijn figuren gestalte gaf. De Rooms-katholieke Kerk en veel van zijn tijdgenoten ergerden zich aan de rauwe werkelijkheid die hij schilderde. De kruisweg die hij schilderde (nu bewaard in de Abdij Koningshoeven van Berkel-Enschot) is hiervan een voorbeeld. Opmerkelijk in zijn werk zijn ook zijn landschappen en portretten.

Vanwege sympathieën die hij koesterde voor de Duitse cultuurpolitiek tijdens het nationaalsocialisme moest hij na de Tweede Wereldoorlog de wijk naar Zwitserland nemen.

In 2005 was hij ook één van de kansmakers op de titel De Grootste Belg, maar haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en strandde op nr. 71 van diegenen die net buiten de nominatielijst vielen.



















25-05-2016 om 10:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
24-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marines
























24-05-2016 om 10:09 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MARINES

Een marine, ook zeegezicht of zeestuk genoemd, is iedere vorm van figuratieve kunst (schilderijentekeningenbeeldhouwwerk ...) met de zee als onderwerp. Een marine haalt zijn inspiratie voornamelijk uit alles rond de zee en schepen. Het is een genre dat vooral tussen de 17e en 19e eeuw werd beoefend. In de praktijk omvat de marine ook scheepvaart op rivieren, havens en boten op het strand.

Schepen op water zijn al heel vroeg een thema geweest op schilderijen. Op petrogliefen van 12.000 v.Chr. zijn er papyrusboten te zien. Tussen de Late oudheid en de middeleeuwen werd de marine als genre in het Westen niet beoefend. Uitzonderingen hierop zijn onder meer het 11e-eeuwse Tapijt van Bayeux dat de Normandische verovering van Engeland en de invasievloot toont.

Het genre duikt opnieuw op bij de Vlaamse Primitieven in een getijdenboek versierd door Jan van Eyck rond 1420. De strandscènes van Jacob van Ruisdael, met onder meer de Reis van de H. Juliaan en Martha kunnen bij marines worden gerekend. Ze werden vernield bij een brand in 1904 en er bestaan enkel zwart-witfoto's van. Zijn doeken zijn poëtischer, imposanter en dramatischer dan de werkelijkheid. Tijdens de gotiek verschenen kraken op tafel van de rijkere lieden. Ze waren vervaardigd door goudsmeden en ze dienden om couverts en allerleispecerijen op tafel te zetten. Ze werden versierd met masten, zeilen en soms de bemanning.

Schilderijen uit de renaissance in Italië tonen zeegezichten als dat nodig is maar met uitzondering van de Venetiaanse Vittore Carpaccio waren er weinige kunstenaars die vaak de zee als thema gebruikten. Carpaccio's doeken tonen kanalen en dokken in Venetië. In de Duitssprekende landen is het Konrad Witz met zijn Miraculeuze visvangst (1544) die voor het eerst een gezicht op het meer van Genève toont.

De traditie van de Lage Landen met een panoramisch gezicht vanaf een hoog standpunt werd ontwikkeld door Joachim Patinir in de jaren rond 1420 waarin hij grote waterpartijen toont. Deze schilderijen waren in essentie landschapschilderijen vermomd als historiestuk met kleine religieuze voorwerpen. Een sterk marine-element was reeds aanwezig toen de landschapschilderkunst als apart genre ontstond. Het Protestantisme verbood het gebruik van religieuze kunst in grote mate. Zo ontwikkelden zich andere vormen van schilderkunst zoals de seculiere historiekunst en landschapkunst die beide onderdeel kunnen zijn van het marinegenre. Een belangrijk werk door een Vlaamse volgeling van Patinir is de schilderij Portugese kraken voor een rotskust(1540), bewaard in het National Maritime Museum te Greenwich bij Londen. Het kreeg het label het eerste pure marineschilderij te zijn. Het stelt waarschijnlijk twee kleine vloten voor die een Portugese prinses begeleiden naar haar huwelijk. Het is een voorbeeld van een typisch marine-onderwerp dat heel gewoon bleef voor hofschilders tot laat in de 17e eeuw.

Pieter Bruegel de Oude is bekend om zijn ontwikkeling van de genrestukken, scènes uit het boerenleven, maar hij schilderde ook marines waaronder Landschap met de val van Icarus. Het origineel wordt nu erkend als verloren. De schilderij in het Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel is een goede, vroege kopie van het originele werk. Bruegel schilderde ook een groot Zeeslag in de golf van Napels, uit 1560, Galleria Doria PamphiljRome. Een grote stormscène in Wenen is nu toegekend aan Joos de Momper. Marines werden ook door Bruegels volgelingen geschilderd en door zijn zonen.

Maniëristen in zowel Italië als het Noorden begonnen met fantastische stormen te schilderen met gigantische golven en bliksemschichten die de lucht vullen. Dat was nog nooit gezien en het zou af en toe in later eeuwen opnieuw opduiken als modegril. Zeeslagen waren prominenter aanwezig in de 16e-eeuwse schilderkunst omdat er vraag naar ontstond. Ze bleven gevraagd tot in de 20e eeuw, met het verzoek van de opdrachtgevers om ieder detail historisch accuraat weer te geven. Andere trends bogen alles weer om naar een illusionistische weergave zoals dat ook gebeurde in de landschapschilderkunst.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vertrouwde op visvangst en handel over zee voor haar uitzonderlijke welvaart. Ze kreeg te maken met oorlogen tegen Groot-Brittannië en andere naties tijdens deze periode. Rivieren en kanalen doorkruisten het land. Rond 1650 waren vijfennegentig procent van alle schepen die van de Noordzee naar de Oostzee voeren Nederlands. Schilderijen met zeeslagen als onderwerp vertelden de verhalen van de Nederlandse marine op het toppunt van haar macht, alhoewel tegenwoordig eerder rustige taferelen in de smaak vallen. Het wekt daarom geen verbazing dat marines in Nederland enorm populair waren tijdens de Gouden Eeuw en de kwaliteit van de doeken van de Nederlandse schilders steeg. Zoals in de landschapschilderkunst was de wijziging van het kunstmatig verhoogd gezichtspunt van de schilder naar een laag standpunt een cruciale stap die voor het eerst werd gezet door de grote Nederlandse marinespecialist Hendrik Cornelisz. Vroom. Dikwijls voerden zelfs kleine schepen de Nederlandse driekleur. Het waren koopvaardijschepen of voeren in dienst van de Nederlandse overheid. Sommige kunstenaars specialiseerden zich in rivierscènes, van de kleine schilderijen van Salomon van Ruysdael met boten en rietoevers tot de grote landschappen van Albert Cuyp die Italiaans aandoen en waar de zon ondergaat boven een grote rivier.

Het genre heeft veel raakpunten met de landschapschilderkunst en bij de ontwikkeling van het afbeelden van lucht en wolken liep bijna alles parallel. Veel landschapschilders schilderden stranden en rivieren. Schilders bezaten vaak modellen van schepen om hen te helpen bij het accuraat weergeven ervan. Het gaat hier om Jan PorcellisSimon de VliegerJan van de Cappelle en Hendrick Dubbels. Het atelier van Willem van de Velde de Oude en zijn zoon was de leider van de latere decennia. Zij probeerden, zoals aan het begin van de eeuw, het schip als hoofdthema weer te geven met daarin de vooruitgang van de belangrijke werken van eerdere decennia verwerkt, waar de nadruk meer op de zee en het weer had gelegen. Ze verlieten hun land en trokken in het rampjaar 1672 naar Londen. De uit Emden afkomstige Ludolf Bakhuizen bleef als de meest vooraanstaande meester van de hoge zeeën in Amsterdam achter. Reinier Nooms, die zelf had gevaren, signeerde zijn werken met Zeeman en blonk uit door zijn zeer accuraat weergegeven zeeslagen en afbeeldingen van schepen. Hij was niet geïnteresseerd in het schilderen van lichteffecten en weer, en het was die stijl die later door specialisten van hetzelfde genre zou worden gevolgd. Abraham Storck en Jan Abrahamsz. van Beerstraten waren andere specialisten van zeeslagen. Nooms schilderde ook scènes van onderhoudswerken aan dokken en herstellingswerken die ongebruikelijk zijn maar historisch belangrijk.

De traditie van het schilderen van marines zette zich voort in de Zuidelijke Nederlanden maar was daar veel minder prominent aanwezig. Het duurde veel langer vooraleer de Vlamingen demaniëristische stijl van zich afschudden die scheepswrakken en enorme golven produceerden. De meeste schilderijen waren kleine zeekens terwijl hun noordelijke buren zowel grote als kleine werken schilderden. De belangrijksten onder de Vlamingen waren Bonaventura Peeters en Andries van Eertvelt, kunstenaars die een rol speelden in de Vlaamse barokschilderkunst. De Nederlandse stijl vindt veel weerklank bij andere kunstenaars in het buitenland door kunstenaars die emigreerden of via nabootsing door buitenlandse kunstenaars. De Vandeveldes emigreerden toen de kunstmarkt in elkaar stortte na het rampjaar en schilderden de oorlog vanaf de overkant. Volgers van hun stijl waren onder meer Isaac Zeilmaker die veel eerder emigreerde, Peter Monamy en anderen.

De marines waren intussen werk van specialisten geworden met zeldzame uitzonderingen zoals Rembrandts krachtige De storm op de zee van Galilea, zijn enige echte marine. Anthony van Dyck maakte enkele uitstekende tekeningen van de Engelse kust van boten voor Rye, waarschijnlijk omdat hij daar wachtte om over te schepen naar het vasteland maar schilderijen zijn niet gevonden. Sommige van de schilderijen van Peter Paul Rubens tonen schepen en de zee (De wonderbare visvangst in de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk) maar zijn zo gefocust op andere thema's dat men ze bezwaarlijk als marine kan catalogeren. In Vlaanderen waren het Bonaventura Peeters en Hendrik van Minderhout, een emigrant uit Rotterdam, die de leidende figuren waren voor marines beïnvloed door Italiaanse kunstenaars. Bij de noorderburen was dat Jan Baptist Weenix.

Deze eeuw voorzag de schilders met een overvloed aan zee-activiteit en vóór 1759 hadden de Engelsen en de Fransen ongeveer een gelijk aantal overwinningen als nederlagen te vieren. Er waren heel wat talentvolle schilders in het buitenland die de Nederlandse stijl van de vorige eeuw verder ontwikkelden, soms op een wat formele manier, met nauwgezette afbeeldingen van schepen. Vaak waren ze het gevolg van opdrachten van kapiteins, scheepseigenaars en anderen met nautische kennis. Ook bij de schilders trof men mensen aan die hadden gevaren.Nicholas Pocock bijvoorbeeld, een kapitein van een koopvaardijschip, had leren tekenen terwijl hij op zee was en als officieel marineschilder van de Engelse koning aanwezig bij een belangrijke zeeslag op 1 juni 1794, aan boord van het fregat HMS Pegasus. De Fransman Ambroise Louis Garneray, hoofdzakelijk actief in de 19e eeuw, was een schilder met veel ervaring als zeeman en de accuratesse waarmee hij de walvisvaart schilderde werd geprezen door de verteller in Moby Dick, het boek van Herman Melville die de schilderijen kende van afdrukken ervan. In het onderste segment van de kunstmarkt bevonden zich de "schilders op de pier" in de havens van veel Europese steden.

De Venetiaanse kunstenaars zoals Canaletto en Francesco Guardi schilderden veduta waarin de kanalen, gondels, kleine vaartuigen en de lagune van Venetië prominent aanwezig zijn. Hun beste schilderijen tonen het licht en het water op een briljante manier, zij het in verschillende stemmingen omdat Canaletto's wereld altijd opgeklaard en zonnig is en die van Guardi dikwijls betrokken mistig en dreigend.

Kunstenaars werden toen vaak meegestuurd op ontdekkingsreizen zoals William Hodges op tweede reis naar de Stille Oceaan van James Cook. Exotische scènes waren populair en afdrukken van de schilderijen waren een belangrijke bron van inkomsten voor sommige onder hen zoals voor de Franse schilder Claude Joseph Vernet (1714–1789) die in zijn stijl het maniërisme nieuw leven in blies en tegelijkertijd vooruit keek naar de romantiek in zijn grote, dramatische tableaus met stormen en scheepswrakken.

Tijdens de Romantiek maakte de marine weer deel uit van de hoofdstroom van de kunst alhoewel een groot aantal specialisten verder werkten aan het ontwikkelen van het genre van het scheepsportret. Voor velen is het schilderij van Théodore Géricault Het vlot van de Medusa het icon van de Romantiek en voor William Turner was de zee een levenslange inspiratiebron voor zijn doeken. De Medusa is een typisch voorbeeld van een historiestuk terwijl Turner eerder wordt gezien als een landschapschilder. Zijn De slag van Trafalgar (1824) kreeg kritiek omwille van historische onnauwkeurigheden. Zijn latere werken bekommeren zich niet meer om accurate details. De kunst in Denemarken was de nieuwe kracht die kustscènes zeer krachtig in beeld bracht met kalme waters en rustig, gouden licht. Ze had invloed op de Duitser Caspar David Friedrich die een mystieke toets uit de romantiek toevoegde, zoals in zijn ‘’De levensfasen’’ (1835).

Ivan Aivazovski borduurde verder op de oude thema's zoals zeeslagen, scheepswrakken en stormen, gedreven door volbloed Russische romantiek, zoals in De negende golf (1850). Rivier-, haven- en kustscènes met enkel kleine boten waren populair bij Jean-Baptiste Corot en de school van Barbizon en zeker bij Charles-François Daubigny. De belangrijkste Russische landschapschilder Isaak Levitan schilderde rustige meren en de immens brede rivieren van Rusland die door hem en vele andere kunstenaars werden beschouwd als de bron van nationale trots. Gustave Courbet schilderde een aantal doeken van stranden met rotsen en zeegezichten met branding, meestal zonder menselijke figuren. Tijdens de jaren rond 1860 schilderdeÉdouard Manet doeken die met de toenmalige actualiteit te maken hadden zoals zijn marine uit 1864 De slag tussen de USS Kearsarge en de CSS Alabama die een zeeslag uit 1864 tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog afbeeldt.

Het schipportretgenre werd naar Noord-Amerika gebracht door een aantal emigranten, vooral Engelsen zoals James E. Buttersworth en Robert Salmon. De luminist Fitz Henry Lane was de eerste die een Amerikaanse stijl ontwikkelde, gebaseerd op landschapkunst; hij schilderde kleine boten aangemeerd in rustige, kleine baaien.

Later in de eeuw, toen de kust steeds meer een plaats voor plezier dan voor werk werd, waren strandscènes en kustlandschappen zonder schepen erg in de mode. Er verschenen steeds meer mensen op de strandscènes toen vakantiegangers steeds meer naar de kust trokken. Eugène Boudin schilderde Noord-Franse stranden die voor de kijker van vandaag als modern worden ervaren, ondanks de zware kledij van de dames op de strandstoelen. De impressionisten schilderden veel stranden, krijtrotsen en rivieren, vooral Claude Monet in zijn Stormachtige zee in Étretat. Het was zijn Impression, soleil levant die de naam aan deze kunststroming gaf. Rivierscènes kwamen veel voor bij impressionisten en zeker bij Monet en Alfred Sisley. De Spaanse schilder Joaquín Sorolla schilderde er een aantal waarbij hij zich concentreerde op enkele figuren in close-up, in tegenstelling tot de kleine figuren op de meeste andere strandschilderijen. De Fauvisten en pointillisten schilderen meestal verstilde waters, zoals Edvard Munch in zijn beginperiode. In Engeland was het Alfred Wallis die indruk maakte.

De eerder traditionele Britse marineschilder Sir Norman Wilkinson was de uitvinder van de dazzle-camouflage waarbij schepen met patronen werden beschilderd waardoor een resultaat ontstaat dat niet ver afwijkt van het Vorticisme. Toen de United States Navy het idee overnam in 1918 kreeg Frederick Judd Waugh de opdracht om dit voor de Navy uit te werken.

Er zijn nog steeds kunstenaars die zich bezighouden met het afbeelden van schepen, zoals Montague Dawson, wiens werken vaak worden gereproduceerd. Zijn ervaring was dat de traditionele zeilschepen meer in trek zijn bij het publiek dan die van moderne vaartuigen. Het schilderij The fighting Temeraire uit 1838 van William Turner, een van Turners bekendste werken, getuigt van nostalgie naar de eeuw van de zeilschepen.

 

 

























24-05-2016 om 10:08 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.caravaggio












24-05-2016 om 10:06 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CARAVAGGIO

Caravaggio voluit Michelangelo Merisi da Caravaggio (Amerighi da Caravaggio, gelegen in de provincie Bergamo29 september 1571 - Porto Ercole, tegenwoordige gemeente Monte Argentario18 juli 1610), was een Italiaans kunstschilder die leefde in de periode van de Barok. Zijn werk is echter relatief uniek voor die tijd.

Michelangelo Merisi werd geboren in het Noord-Italiaanse plaatsje Caravaggio dicht bij Bergamo. Op 30 september 1571, daags na zijn geboorte, is zijn naam in het doopboek van de Milanese parochie van Santo Stefano in Brolo bijgeschreven. Zijn vader ‘Fermo Merixio’ en moeder ‘Lutia de Oratoribus’ laten daar hun zoontje ‘Michelangelo’ dopen. Op elfjarige leeftijd werd hij wees en ging hij in Milaan in de leer bij de kunstschilderSimone Peterzano.

In 1593 vertrok Caravaggio naar Rome waar hij de maniëristische kunstschilder Giuseppe Cesari ging assisteren. Caravaggio mocht als leerling van Cesari voornamelijk fruit en bloemen tekenen en begon zijn carrière als schilder van stillevens.

Hij trok echter vrij snel de aandacht van belangrijke opdrachtgevers, zoals kardinaal Francesco Maria Del Monte voor wie hij niet alleen religieuze werken maakte, maar ook zeer sensueleBacchusfiguren. De kracht en de emotionaliteit van zijn werk, waarin hij afstand nam van het al te verfijnde en gezochte maniërisme, maakten hem tot een van de meest invloedrijke kunstenaars van zijn tijd.

Caravaggio maakte furore in Rome. Zijn voornaamste opdrachten waren de decoratie van de Contarelli-kapel in de San Luigi dei Francesi, waarvoor hij in 1599-1600 Het martelaarschap van Matteüs en De roeping van Matteüs schilderde, en de decoratie van de Cerasi-kapel in de Santa Maria del Popolo, waarvoor hij in 1601 De bekering van Paulus en De kruisiging van Petrusschilderde. Deze werken zijn nog op hun oorspronkelijke plaats te bewonderen.

Caravaggio's korte leven was een aaneenschakeling van schandalen. Caravaggio was een heethoofd met neiging tot zelfdestructie en hij kwam in Rome voortdurend in aanvaring met justitie. Uiteindelijk vluchtte hij in 1606 Rome uit, nadat hij zijn tegenstander in een zwaardgevecht had gedood ter verdediging van een vrouw.

Na een verblijf in Napels kwam hij in Malta terecht, waar hij hospitaalridder bij de Maltezer orde werd. Hij schilderde er een monumentaal werk over de moord op Johannes de Doper. Maar ook in Malta belandde hij in de gevangenis, omdat hij een hospitaalridder had uitgescholden en vernederd. Hij ontsnapte en vluchtte naar Sicilië, waar hij een jaar doorbracht.

Ten slotte stierf hij op weg naar Rome, waarschijnlijk aan malaria of een griepvirus, totaal berooid op het ogenblik dat de kwijtschelding van zijn straf voor doodslag hem nog moest bereiken.Carel van Mander schreef over deze excentrieke figuur:

"Hij bewoog zich met veel tamtam, zijn degen op de heup en een knecht achter zich, van de ene kaatsbaan naar de andere, altijd klaar voor een gevecht of een ruzie, waardoor het bijzonder lastig was om met hem om te gaan".

In juni 2010 werd bekend dat het graf van Caravaggio was ontdekt door Italiaanse archeologen in de Toscaanse badplaats Porto Ercole.

Italiaanse kunstdeskundigen, Maurizio Bernardelli Curuz en Adriana Conconi Fedrigolli maakten in juli 2012 bekend, dat zij in Milaan ongeveer honderd tekeningen en schilderijen van de kunstenaar Caravaggio hebben ontdekt, waarschijnlijk tussen 1584 en 1588 gemaakt toen Caravaggio leerling was bij Simone Peterzano.

Hij is de geschiedenis ingegaan als kunstschilder van het clair-obscur, het dramatische licht-donker contrast, dat zijn figuren in theatrale lichtbundels laat opdoemen tegen een duistere achtergrond. Wie echter zijn werk vergelijkt met dat van sommige van zijn tijdgenoten, zoals Annibale Carracci (1560-1609), merkt dat Caravaggio duidelijk de meerdere is. Bij hem wordt de pathetiek geloofwaardig gemaakt door een hoge graad aan realisme.

Caravaggio had een enorme invloed op de kunstenaarsgeneratie na hem in heel Europa. Men spreekt in dit verband dan ook van het caravaggisme. Zijn eerste navolgelingen in Italië warenOrazio Gentileschi en Bartolommeo Manfredi. Zij hielpen mee de nieuwe schilderstijl te verbreiden.

Rembrandt van Rijn is in de techniek van clair-obscur een bijzonder succesvol navolgeling geweest. Rembrandt kwam met de werken van Caravaggio in aanraking door de Utrechtse CaravaggistenGerard van HonthorstHendrik ter BrugghenJan van Bijlert en Dirck van Baburen, die in Rome de kunst van Caravaggio hadden leren kennen. Caravaggio was een man met manieren en eigenschappen en (soms onbewust) invloedrijke technieken. Veel schilders gebruiken het caravaggisme nog altijd.

 

























24-05-2016 om 10:05 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
23-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.rené francois ghislain magritte
















23-05-2016 om 09:43 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MAGRITTE

René François Ghislain Magritte (Lessen21 november 1898 – Schaarbeek15 augustus 1967) was een Belgisch surrealistischkunstschilder.

Toen René Magritte in 1912 dertien jaar oud was, werd zijn moeder dood uit de rivier de Samber gehaald. Zij had zich met een doek voor haar voorhoofd in het water gestort. In zijn werk verwijst hij meermaals naar dit drama met illustraties van een vrouw van wie het aangezicht bedekt is. Magritte had twee broers: Raymond en Paul.

Van 1916 tot 1921 kreeg Magritte een opleiding aan de Brusselse Academie. Hij volgde er les bij Gisbert Combaz, Emile Vandamme-Sylva en Constant Montald.

In 1922 trouwde hij met Georgette Berger.

René Magritte werkte in eerste instantie als ontwerper bij een behangfabriek en maakte naderhand ook veel affiches.

Het debuut van Magritte in de schilderkunst was kubistischfuturistisch en abstract werk, onder invloed van zijn werkbaas Victor Servranckx in de behangpapierfabriek Peters-Lacroix. Na de kennismaking met het werk van Giorgio de Chirico, in 1925, begon het werk van Magritte surrealistischeelementen te assimileren. De Chirico beeldt voorwerpen zeer realistisch af maar in totaal verschillende causale en temporele contexten. Zo beklemtoont De Chirico de raadselachtigheid van de objectenwereld. Ook de conventionele orde en de plaatsing van de dingen wordt op die wijzegeïroniseerd.

Magritte maakte vooral schilderijen (olieverf op doek), maar ook gouaches, voorwerpen en collages.

Onder de leiding van Edouard Mesens werkte hij mee aan het tijdschrift "Oesophage" en kreeg hij in 1927 zijn eerste individuele expositie in de galerij "Le Centaure", in Brussel.

Tussen 1927 en 1930 verbleef Magritte in een voorstad van Parijs, waar zijn surrealistische visie bekroond werd met de vriendschap van Paul Eluard en van André Breton, die in 1924 al Het Surrealistisch Manifest had geschreven.

Toen in 1930 de "Centaure", waar Magritte onder contract werkte, failliet ging, kon Edouard Mesens al zijn werken opkopen, op dat moment circa 200.

In 1934 paste Magritte en zijn entourage de techniek van het cadavre exquis ook toe met beelden in navolging van de taalexperimenten waarbij een gedicht door meerdere dichters wordt geschreven.

Tijdens een korte periode, tussen 1940 en 1946, verrijkte Magritte op advies van zijn agent, zijn palet enigszins met een impressionistische accentuering (de zogenoemde 'Renoir-periode'). Dit soort stijl zou beter verkopen. Maar al na korte tijd keerde Magritte terug naar zijn vroegere, bijna foto-realistische stijl, wel even agressiever, door de rumoerig geworden verhouding met zijn vorige surrealistische omgeving (Goemans, Scutenaire, Nougé, Lecomte, Souris, Mesens). De zwarte humor van Magritte leidde hem vaak tot een morbide figuratie, daarbij nog meer 'gesurrealiseerd' door de soms onmogelijk onwaarschijnlijke benamingen die hij zijn werk toebedeelde.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte en verbleef Magritte in het Franse Carcassonne. In 1945, na zijn terugkomst in België, werd hij lid van de Communistische Partij van België. In 1953 creëerde Magritte de wandschilderingen in het Casino te Knokke aan de Belgische kust, in opdracht van de familie Nellens. Deze zijn ondertussen beschermd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Hij werd in 1960 bekroond voor al zijn werk met de Belgische Staatsprijs. Het was de eerste keer dat de Staatsprijs aan een kunstschilder werd toegekend.
In de jaren 50 van de twintigste eeuw was Magrittes werk erg in trek bij New Yorkse verzamelaars. Dat verklaart de grote aanwezigheid heden ten dage van Magrittes werk in Amerikaanse collecties. Ook zijn bekendste icoon "La Trahison des Images" bevindt er zich.

Het grootste deel van het oeuvre van Magritte behoort qua stijl tot het surrealisme, één van de belangrijke kunststromingen van de 20e eeuw. In vele van zijn werken komen naakte vrouwen en natuurgetrouw geschilderde vissen voor. Dit is waarschijnlijk een verwijzing naar het feit dat Magritte zijn moeder naakt terugvond in de Samber nadat zij zelfmoord had gepleegd.

Het werk van Magritte is net zoals dat van bijvoorbeeld Salvador Dali en Carel Willink zeer fijn geschilderd, hetgeen het realistische effect van in werkelijkheid onbestaanbare voorstellingen benadrukt.

Het bekendste werk van Magritte is zonder enige twijfel La Trahison des Images (1928-29) of "Het verraad van de voorstelling" met de geschilderde tekst: Ceci n'est pas une pipe onder de zeer realistische afbeelding van een pijp. In dit werk schildert René Magritte een pijp met vlak daaronder de boodschap: "Dit hier is geen pijp" (Ceci n'est pas une pipe). Hij wil zichzelf en de toeschouwer herinneren aan het feit dat het hier gaat om een met olieverf beschilderd doek, oftewel een schilderij, en niet om een echte pijp. Elke verwijzing naar een echte pijp pleegt verraad aan het feit dat een pijp eigenlijk een idee is en dus zijn oorsprong heeft in de geest.

Door ons telkens te bevragen en als het ware te misleiden, dwingt Magritte ons over kunst na te denken. In dat licht kunnen ook de titels van het werk van Magritte gezien worden. Deze titels hebben meestal niets te maken met het onderwerp van het schilderij. De latere conceptuele kunstenaars trokken deze lijn zeer extreem door met een installatie, een performance of eenhappening en herleidden het kunstwerk tot een idee. Dit is ook een kritiek op de kunstenaars die vinden dat ze de werkelijkheid zo waarheidsgetrouw moeten weergeven, zoals dehyperrealisten later. René Magritte vond dat het de taak is van de kunstschilder om de realiteit in een ander kader te plaatsen. Zijn kunst roept altijd meer vragen op dan zij kan beantwoorden. Getuige hiervan is het schilderij van een zeemeermin, afgebeeld met een vissenkop en mensenbenen. Kenschetsend is ook het schilderij van een zeer natuurgetrouw afgebeelde vis die aan de staartzijde verandert in een brandende sigaar met kringelende rookpluim (schilderij "l'Exception" 1963). Magrittes werk getuigt ook van een uiterst grote beheersing van de techniek van het schilderen met olieverf op doek.

Veel van het werk van Magritte laat een metamorfose zien, een verandering van het ene voorwerp in het andere. Of het werk is in andere opzichten onmogelijk, bijvoorbeeld de serie woonhuizen in de nacht, met een heldere hemel in daglicht erboven. Of een maan die voor de bladeren van een boom hangt. Uilen of andere vogels die als planten uit de grond komen.

In de reclamewereld knipoogt men even naar Magritte als men de volgende tekst op een T-shirt plaatst: "Ceci n'est pas une pomme" met een realistische afbeelding van een appel daaronder. Magritte schilderde overigens zelf een werk met deze titel in 1964.

Eind 2008 raakte bekend dat de Belgische uitgeverij Ludion voor de komende vijf jaar wereldwijd exclusief de rechten had verworven om het beeldmateriaal van Magrittes werk te verspreiden. Charly Herscovici, de erfgenaam van Magritte, had de rechten de voorbije jaren verleend aan de Franse uitgeversgroep Flammarion. Onder het contract valt de wereldwijde verspreiding van postkaarten, agenda's, kalenders, posters, T-shirts en paraplu's waarop afbeeldingen van Magrittes werk voorkomen. Directeur Michel Draguet van het Magritte Museum geeft nog mee dat merchandising belangrijk is omdat voor de kunstenaar het idee primeert op de realisatie. Magrittes reclamewerk in de jaren twintig hielp hem immers te overleven. De shop in het museum aan het Koningsplein is dan ook een logisch gevolg ervan.

Het Brussels bestuur heeft de procedure opgestart om het graf van schilder René Magritte als beschermd monument te laten erkennen. Magritte ligt samen met zijn echtgenote Georgette Berger begraven op het gemeentelijke kerkhof van Schaarbeek, dat op het grondgebied van Evere ligt. De grafzerk van het echtpaar bestaat uit een eenvoudige granieten steen waarop de namen en geboorte- en overlijdensdata van de twee echtelieden staan. Sinds de dood van René Magritte wordt zijn graf zeer vaak bezocht door bewonderaars uit binnen- en buitenland.





















23-05-2016 om 09:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.horta
















23-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VICTOR HORTA

Victor Horta (Gent6 januari 1861 – Brussel8 september 1947) was een Belgisch architect.

Samen met Henry Van de Velde geldt Horta als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de art nouveau.

Horta werd geboren in Gent als zoon van de schoenmaker Petrus Horta en van Henrica Coppieters. Hij trouwde in 1881 met zijn jeugdvriendin Pauline Heyse (1860-1950), welk huwelijk in 1906 ontbonden werd. Hij hertrouwde in 1908 met Julia Carlsson (1876-1966). Uit het eerste huwelijk had hij twee dochters, Marguerite (1881-1882) en Simonne (1890-1939).

Hij overleed op 8 september 1947 en werd begraven op de begraafplaats van Elsene.

Hij genoot middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht en werd opgeleid in de traditie van de ontwerp- en stijlstroming Beaux-arts.[3] De eerste jaren van zijn carrière werkte hij als interieurontwerper in Montmartre in Parijs, waar hij in contact kwam met het impressionisme, het pointillisme en met de mogelijkheid om te bouwen met moderne materialen als staal en glas. Hij had grote belangstelling voor de geschriften van Viollet-le-Duc. In Parijs werkte hij in het atelier van de architect-binnenhuisontwerper Jules Dubuysson. Zo ontdekte Horta het belang van de decoratieve kunsten en van de binnenhuisarchitectuur.

In 1880, na de dood van zijn vade keerde hij naar België terug en ging in Brussel wonen. Daar studeerde hij aan de Academie voor Schone Kunsten, waar hij in 1884 afstudeerde met de gouden medaille. Hij behaalde datzelfde jaar de Godecharleprijs. Horta raakte bevriend met zijn toekomstige collega Paul Hankar, die eveneens een sleutelfiguur van de art-nouveau-architectuur zou worden. Horta liep stage bij Alphonse Balat, de toenmalige hofarchitect van koning Leopold II en deed er ervaring op in gietijzer- en glasarchitectuur. Samen ontwierpen Balat en Horta de Koninklijke Serres van Laken, Horta's eerste complex bouwwerk van glas en staal.

Van 1920 tot 1927 was Victor Horta directeur van de architectuurafdeling van het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij was ook directeur van de Academie van Schone kunsten in Brussel (1927-1931). Verder was hij hoogleraar aan de ULB, lid van de Koninklijke Commissie voor monumenten en landschappen en lid van de Hoge Raad voor Hygiëne.

Rond 1885 had Horta een eigen praktijk. Zijn eerste realisaties waren een drietal woonhuizen in de Gentse straat Twaalfkameren 45-47. Deze realisaties kunnen als jeugdwerken van de later bekend geworden architect beschouwd worden en vormen de enige bouwwerken van Horta in Gent. Hierna concentreerde hij zich een tijd op wedstrijden voor publieke opdrachten, waarbij hij zijn typische stijl van gebogen lijnen ontwikkelde. Hij werd in deze periode lid van de vrijmetselaarsloge en breidde zijn sociale netwerk gevoelig uit, wat vanaf 1893 resulteerde in een reeks opdrachten voor burgerwoningen en winkels, vooral in Brussel. Uit deze periode dateren Horta's belangrijkste realisaties voor een select publiek uit de hoge Brusselse burgerij.

De woning voor ULB-professor Emile Tassel, Hotel Tassel (1893), markeerde de aanvang van een nieuwe stijl binnen de art nouveau. Deze stijl was niet alleen vernieuwend in het gebruik van typische decoratievormen (de "spaghettistijl" of "zweepslagmotieven" van de art nouveau), maar ook door een experimentele indeling van de interieurs. Door het gebruik van niveauverschillen, bijzondere raampartijen, serres, trappenhuizen en glazen lichtkoepels bracht hij op alle verdiepingen en in alle kamers licht naar binnen, en creëerde hij een ruimtegevoel dat voor burgerwoningen uit die tijd ongekend was.

Een aantal van Horta's gebouwen zijn verdwenen door afbraak of brand, onder andere het Volkshuis en het warenhuis Innovation in Brussel. Toegankelijk voor iedereen zijn het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (BOZAR) (1928), het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, het Autrique-huis en het Hortamuseum. Een viertal van zijn burgerwoningen in Brussel staan op de lijst van het UNESCO Werelderfgoed, onder andere zijn eigen woning en atelier in Brussel, het huidige Hortamuseum.

 



















23-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
22-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.*






22-05-2016 om 10:08 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lautrec














22-05-2016 om 10:05 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOULOUSE LAUTREC

Henri Marie Raymond graaf de Toulouse-Lautrec-Monfa (Albi24 november 1864 - kasteel Malromé (Gironde), 9 september 1901) was eenFranse kunstschildergraficuslithograaf

Henri de Toulouse-Lautrec is de afficheontwerper, schilder en chroniqueur van zijn tijd, de "Belle Epoque". Hij is ook de decadente aristocraat, die er genoegen in schept de vunzigheid, politieke wanorde, hypocrisie en de eenzaamheid van zijn tijd uit te beelden. Hij schetst de verschoppelingen uit zijn maatschappij, in hun intiemste momenten. Hij is ook de kapotte mens, die zelf deel uitmaakt van de zwarte nacht van Parijs. De kunstenaar vooral, die kijkt en weergeeft, zonder te moraliseren, zonder pretentieus commentaar.

Toulouse-Lautrec-Monfa werd geboren op het landgoed van zijn adellijke familie te Albi (departement Tarn). Zijn vader graaf Alphonse-Charles heeft de inborst van een middeleeuws legerleider, die zich moet schikken in een tijd waarin voor ridderdaden geen ruimte meer is. Een heerszuchtig, eigenzinnig edelman met drie grote liefhebberijen: de jacht, paarden en lekker eten. De adellijke titels van de Toulouse-Lautrecs dateren van omstreeks 750, de tijd van Karel de Grote. De voornaam Henri is bedoeld als eerbetoon aan de Franse troonpretendent, de zogenaamde koning Henri V, graaf van Chambord.

Henri's moeder, Adèle-Marquette Tapié de Céleyran, is een nicht van haar man. Haar stamhuis dateert uit de 12e eeuw. Zij schenkt haar man een indrukwekkende bruidsschat. In de 19e eeuw trouwde de Franse adel vaak binnen de familie, om verdeling van erfgoed tegen te gaan. Na Henri kregen zijn ouders nog een zoon, die na een jaar stierf.

Alle voorwaarden om op te groeien tot een vermogende, mondaine Franse aristocraat lijken verzameld, ware het niet, dat Henri fysiek niet normaal is. Zijn broos beendergestel door pyknodysostose. Zijn mismaaktheid, is het gevolg van inteelt, veroorzaakt door onderlinge huwelijken binnen zijn familie.

Nog voor Henri's geboorte hadden zijn ouders de opvoedingstaken verdeeld. De eerste jaren zou de kleine Henri naar traditie toebedeeld zijn aan zijn moeder, waarna zijn vader de opvoeding zou voortzetten. Maar in de praktijk zou het anders lopen. De graaf schaamt zich voor zijn mismaakte, dwergachtige zoon en weigert zich met hem te vertonen. Bovendien laat hij zich van Adèle scheiden, als Henri nog geen vier jaar oud is.

In 1872, na de Frans-Pruisische oorlog, vestigt de moeder van de achtjarige Henri zich te Parijs en schrijft ze hem in aan het Lycée Fontanes. Hij wint veel prijzen en behoort tot de beste leerlingen. Hij schetst ruiters, paarden, ridders en koetsen in de marge van zijn taalschriften. Een klasgenoot, Maurice Joyant wordt later zijn beste vriend. In die tijd wordt hij vanwege zijn kleine gestalte 'P'tit bonhomme' genoemd.

Omwille van zijn zwakke gezondheid wordt hij van school genomen als hij tien jaar is. Terug in Albi studeert hij thuis, maar het gaat niet van harte. In 1878, op veertienjarige leeftijd krijgt hij een ongeluk, waarover de lezingen uiteenlopen. Hij breekt zijn linkerdijbeen, het bot heelt slecht en hij begint te hinken. Het jaar erop breekt hij zijn rechterdijbeen. Beide ongelukken hebben tot gevolg dat de groei van zijn benen stopt terwijl zijn bovenlichaam doorgroeit. Het resultaat is dat Henri, die op zijn dertiende bijna anderhalve meter groot is, als volwassene amper enkele centimeters groter is.

Er bestaat weinig twijfel over dat Toulouse-Lautrec leed aan pyknodysostose, een kwaal die dwerggroei tot gevolg heeft en in twintig procent van de gevallen door incest of inteelt veroorzaakt wordt. Hij was een typisch voorbeeld van deze ziekte: kleiner dan anderhalve meter met een normaal volgroeide romp en hoofd maar met te korte armen en benen, brede neusvleugels, een ingevallen kin, felrode en getuite lippen, en een veel te grote tong waardoor de persoon onophoudelijk lispelt en kwijlt. Bijziendheid had tot gevolg dat Toulouse-Lautrec een pince-nez moest dragen. Het feit dat ter hoogte van het voorhoofd de fontanel niet helemaal dichtgegroeid was, noodzaakte hem ertoe in alle omstandigheden, binnen en buiten, goed of slecht weer, een hoed te blijven dragen.

Hij krijgt zo'n hekel aan lopen, dat hij het liefst in een koets rijdt. Zijn waarnemingsvermogen groeit uit tot een journalistieke scherpte, die uitmondt in zijn uitdrukkingskracht. Niettegenstaande zijn broos beendergestel is zijn geesteskracht, zijn intellect en zijn energie uitzonderlijk, evenals zijn schilder- en tekenbegaafdheid.

In 1882, op zijn zeventiende verjaardag krijgt hij de toestemming van zijn ouders om het tekenen en schilderen serieus te gaan beoefenen. Zijn eerste leraar is de onbesuisde schilder René Princeteau, een vriend van Toulouse-Lautrecs vader, gespecialiseerd in het tekenen en schilderen van paarden. Onder zijn invloed wordt Toulouse-Lautrec geboeid door de schilderachtige paardenrennen rondom Parijs: Auteuil, Longchamps, et cetera.

Al gauw komt Princeteau tot het besluit dat hij Toulouse-Lautrec niets meer kan bijbrengen en geeft hij zijn ouders de raad hem naar Léon Bonnat(1834-1922) te sturen. Deze is een plaatselijke beroemdheid, maar een volstrekt academisch schilder. Hij vindt Henri's manier van schilderen niet slecht, doch zijn tekenkunsten ronduit verschrikkelijk.

Als Bonnat zijn atelier sluit, vormt Henri samen met andere oud-leerlingen van Bonnat een groep kunstenaars onder leiding van Frédéric Cormon (1845-1924). Met deze laatste mag hij meewerken aan de illustraties voor de derde reeks van Victor Hugo's poëtisch epos 'La Légende des siècles', uitgegeven in 1883. Daar leert hij de schilder Emile Bernard (1868-1941) kennen, die hem wijst op de kunst van Paul Cézanne (1839-1906), Edgar Degas (1834-1917), Édouard Manet (1832-1883) en Auguste Renoir (1841-1919), alsook op deze van de Spaanse schilders Francisco Goya enDiego Velázquez.

In 1884 verhuist Toulouse-Lautrec naar een studio in Montmartre die zijn thuisbasis vormt de volgende dertien jaar. Hij bezoekt Le Chat Noir, het cabaret dat eind 1881 gesticht werd door de schilder Rodolphe Salis op de plaats van zijn atelier en vernoemd werd naar de vertelling De Zwarte Kat, van Edgar Allan Poe. Salis wordt in plaats van een slecht schilder, een vermaard cabaretier. Onder zijn gasten zijn Victor Hugo (1802-1885), Émile Zola (1840-1902), Alphonse Daudet (1840-1897) en anderen. Zijn gelijknamige krant stijgt in belang uit boven zijn cabaret, omdat er het leven en streven van Montmartre, zijn landschappen, zijn misdadigers en zijn prostituees in beschreven worden. 'Le Chat Noir' vormt de neerslag van het Parijs van de laatste twintig jaar van de 19e eeuw. Een stad die gonst van klinkende namen, een reusachtige magneet waarnaar zich de krachten van heel Europa richten. Parijs is de bakermat van alle mogelijke geestelijke stromingen.

In het nachtelijk leven van deze stad vindt Toulouse-Lautrec de vrijheid om te schilderen wat hem boeit: het leven zelf, de mensen die hem interesseren in een omgeving die hij kent. Hij schildert in milieus die pas openbloeien bij kunstlicht. Dit is volledig in tegenstelling tot de toen geldende principes van het impressionisme waarbij de effecten van het licht in het landschap gezocht worden. Voor die tijd is zijn werk ongewoon en gewaagd en de verguizing niet gering.

Vooral in 'Le Chat Noir' en ook in de 'Boule Noir' vindt hij de mensentypes die hem boeien. Hij observeert de welgestelde heren met de bloem in het knoopsgat, lakschoenen met slobkousen, lichte handschoenen en een wandelstok met gouden knop, de beursspeculanten in rok, de opgeblazen officieren, de adel van West- en Oost-Europa die het frivole leven in de Lichtstad boven hun eigen hoofdstad verkiest, de krijtwitte dames van lichte zeden, de maîtresses met hun zwaar aangezette ogen en lippen, de hoertjes met hun uitgebluste gezichten, pronkend in smakeloze, opvallende kleding, en de kunstenaars en kunstenmakers met hun zwierige zwarte dassen en breedgerande zwarte hoeden. Kunst en dagelijks leven lijken moeiteloos in elkaar over te vloeien.

Door zijn kennismaking met Louis Anquetin (1861-1932) raakt Toulouse-Lautrec geïntroduceerd bij de kring van briljante gasten van 'Le Mirliton', het café-cabaret dat de componist en zanger Aristide Bruant in Montmartre opende in het oude lokaal van 'Le Chat Noir'.

Vincent van Gogh kwam in het voorjaar van 1886 naar Parijs en werd bevriend met Toulouse-Lautrec. Beiden hadden hun intense liefde voor het leven en hun frustraties gemeen. Toulouse-Lautrec wist zich met zijn bijtende humor en ironische verachting voor het lot staande te houden, terwijl Van Gogh zwaarmoedig op de tragedie van het leven broedde. In 1887 tekende Toulouse-Lautrec Vincents portret: een expressieve pastel van een man, die drie jaar later de dood zocht.

Toulouse-Lautrec tekent en schildert de bonte wereld van artiesten en hun publiek. Hij voelt zich thuis in 'Le Cirque Fernando', ook de geliefde verblijfplaats van Edgar DegasAuguste Renoir en Georges Seurat (1859-1891). Andere favoriete verblijfplaatsen van de schilder zijn: het circus en later danszaal 'Folies-Bergères', de danszaal 'Moulin de la Galette' alsook de music-hall 'Moulin-Rouge'. Hij leert het lelijke maar fascinerende ex-verkoopstertje Yvette Guilbert kennen, de vrouwelijke clown 'Cha-U-Kao', de Spaanse danseres 'La Macarona', de danseres 'Môme Fromage', het blonde meisje van plezier 'La Goulue' en de slangenmens 'Valentin le Désossé' die er de dansen leidt.

De eerste schilderstijl van Toulouse-Lautrec is afgeleid van de impressionisten. In het bijzonder het decoratieve oppervlakte-effect van Pissarro, gecreëerd door zijn penseelwerk van parallelle lijnen en toetsen, benutte hij. Deze manier van schilderen, gebruikelijk in de jaren 1885 tot 1890 werd later vervangen door een vrijer, meer open techniek met vloeiende, grafisch omlijnde eenvormige kleurvlakken. Toulouse-Lautrec wijzigt veelvuldig zijn penseelstreek: stippen, korte lijnen en zigzag strepen, dit om een decoratief equivalent te creëren voor diverse oppervlaktestructuren, zoals Van Goghdeed in zijn pentekeningen, maar minder naturalistisch.

Toulouse-Lautrec is eveneens beïnvloed door de technieken, stijlen en onderwerpen van Degas, een nabije buur van 1887 tot 1891. De schilder Degas, die Toulouse-Lautrec eerst aanmoedigde maar hem later verguisde, schilderde zijn danseresjes om de vorm. Toulouse-Lautrec daarentegen voegde het eigene van zo'n danseresje aan de vorm toe en legde er mensenkennis in. Als hij het danseresje neerzette, zag hij ook haar kleine vreugden, haar vermoeidheid en het karige loon. Aldus is de kunst van Toulouse-Lautrec meer onmiddellijk toegankelijk dan de intellectuele stijl van Degas. Net zoals Degas experimenteert Toulouse-Lautrec met terpentijnschilderen, ook 'peinture à l'essence' geheten. De methode van Degas bestaat erin dat op vloeipapier de olie uit de verf gezogen wordt. Vervolgens wordt de kalkachtige verf verdund met terpentijn en op de ondergrond van de schilderijen aangebracht zoals een waterverf. Omdat de terpentijn vlug verdampt, droogt de verf vlug zodat het geschilderde oppervlak snel opnieuw bewerkt en zonder veel oponthoud opgebouwd kan worden. In tegenstelling tot de verf die in dunne lagen en glazig wordt aangebracht leidt deze techniek tot matte kleuren met een kalkachtig oppervlak dat slechts dun en weinig gekleurd is. Zoals Degas verkiest Toulouse-Lautrec sombere, doffe grondkleuren in plaats van zuivere heldere tinten. Deze kleuren zijn geschikt voor de nachtelijke binnenverlichting die hij, net zoals Degas, zo vaak uitbeeldt. Toulouse-Lautrec experimenteert ook met het dofmakend effect van niet geprimeerd doek en met het gebruik van ongewone ondergronden zoals bruin karton.

Meer nog dan een neo-impressionist is Toulouse-Lautrec een voorafspiegeling van het expressionisme en de Art Nouveau, jugendstil van de 20e eeuw. De veelal verticale, dunne verfstrookjes tekenen dramatische figuren - tragische of tragikomische – af tegen de drager. Toulouse-Lautrec tekent meer dan hij veegt met zijn penseel, veeleer dan de toets brengt de lijn vibratie en leven in zijn schilderijen. Naarmate hij heviger gaat leven, onder andere in Montmartre, neemt het belang van de expressie toe en wordt de impressie daaraan ondergeschikt gemaakt. Het bruine, ruwe en gespikkelde van een drager als karton betrekt hij efficiënt bij zijn compositie.

Met een minimum aan strepen bereikt hij een maximaal dramatisch effect, zoals in 'Seule', een vrouw die gekleed neergevallen is op een bed. De moderniteit van dit werk en de techniek behoren nog nauwelijks bij de 19e eeuw.

In 'La femme au boa noir' zit de voorafschaduwing van Egon Schiele die decennia later actief wordt. Mede door Toulouse-Lautrecs gestalte kijkt hij veelal van beneden naar zijn onderwerpen op, waardoor de lichtinval en de focus heel persoonlijk zijn, zoals kan bemerkt worden bij de geaccentueerde neusgaten en de invalshoek op het gelaat van de vrouw. Kleur- en lichtgebruik en compositie vertonen een trefzekerheid die men pas veel later bij onder meer Ernst Ludwig KirchnerEdvard Munch en Léon Spilliaert terugvindt. Dit œuvre beweegt zich voort tussen Manet en het toekomstige expressionisme.

De tekeningen van Toulouse-Lautrec vatten de essentiële kenmerken van zijn onderwerpen samen en voegen er zoveel details bij als nodig zijn om de belangrijke elementen van de persoonlijkheid of de omgeving te vatten. Kleding en fysionomie worden louter met specifieke trekjes en haaltjes aangeduid. Dit vermogen tot karikatuur is een belangrijk element van zijn stijl en was ook nodig voor zijn lithografisch werk.

De Parijse burgerij was al meedogenloos neergezet door de spotter Honoré Daumier (1808-1879). Toulouse-Lautrec schildert en lithografeert dezelfde burgerij maar zonder Daumiers bittere hoon. Zijn grepen uit het dagelijks leven van de Parijzenaars waren journalistiek-objectief. Toulouse-Lautrec, edelman van den bloede, verachtte de voordelen van de aristocratische kaste. Voor hem was aristocratie geen zaak van geboorte of geld maar kwestie van persoonlijkheid. De karikaturist in hem sliep nooit. Hij stortte zichzelf op het monsterachtige, het belachelijke.

In de affiches die hij in 1890 begon te maken, waren visuele eenvoud en directe impact noodzakelijk, zowel voor de techniek als voor de commerciële functie van de afbeelding. Zijn experimenten met kleurenlithografie maakten dit een van de belangrijkste kunstvormen van de 19e eeuw. Toulouse-Lautrec heeft de lithografie veredeld als kunstvorm en technisch verbeterd. Tot vijf stenen waren er nodig om zijn kleurenlitho's te drukken. Dit waren niet louter affiches, maar eerder zelfstandige kunstwerken waarin niet alleen de rosse buurt maar ook andere onderwerpen aan bod kwamen zoals de wielrennerij, de automobielsport, het theater, boeken en tijdschriften.

Met zijn affiche 'La Goulue' voor de 'Moulin-Rouge' in 1891 oogstte hij een zodanig groot succes dat zijn naam als afficheontwerper gemaakt was. Toulouse-Lautrec had zowel technisch, intellectueel als emotioneel een andere aanpak dan andere kunstenaars uit zijn tijd. De gevoeligheid, verkregen door precisie in kleurgebruik en lijnvorming, behoudt de capaciteit om esthetisch te ontroeren en sociale bewogenheid op te wekken.

Toulouse-Lautrec kon zijn ware gevoelens voor een vrouw verbergen. Wat hij voor zijn vriendinnen voelde, was een mengsel van joviale kameraadschap en ingehouden begeerte. Hij trouwde nooit, scheidde liefde en seks en had ontelbare verhoudingen, maar meestal van korte duur. In 1883 werd Marie Charlet zijn eerste maîtresse. In 1889 verliet hij het model Suzanne Valadon, nadat ze een zelfmoordpoging deed. Hij had affaires met prostituees, met Jane Avril en met de achttienjarige Schotse zangeres Cissy Loftus. Zoals vele schrijvers voelde Toulouse-Lautrec zich aangetrokken tot de wereld van de prostitutie. Regelmatig nam hij voor enige tijd zijn intrek in een bordeel. De meisjes van plezier aanvaardden de schilder en duldden hem als één hunner. Ze noemden hem Mijnheer Henri de schilder. Hij, van zijn kant, waardeerde hun kinderlijkheid, de spontaniteit en de vrijmoedigheid. In zijn schilderijen tastte hij verder dan het schilderachtige van het bordeel-salon. Hij gaf een waarheidsgetrouw beeld van deze dochters van de armen, die zich aanboden aan de zonen van de welgestelden. Hij schilderde de meisjes, terwijl ze zich wasten, kleedden, ontbeten, in het salon op klanten wachtten, zich in de spiegel bekeken en elkaar liefkoosden, in hun armzalige jacht op een beetje tederheid te midden van de betaalde liefde.

Toulouse-Lautrec werkte dikwijls 's nachts tot in de vroege ochtenduren, waarna hij rustig een drukkerij binnenstapte en aan een litho begon. Zijn chronisch gebrek aan nachtrust ging gepaard met alcoholmisbruik. Bovendien leed hij aan syfilis. Eind 1898 was hij een wrak. Hij was opgewonden en prikkelbaar. Zijn gezicht was bleek en pafferig. Zijn handen beefden onophoudelijk. Zijn zinnen leken zo verward dat men vreesde dat hij krankzinnig werd. Zijn verpleger, Floury, die ervoor moest zorgen dat hij nuchter bleef, dronk tegen hem op. In maart 1899 kreeg hij een aanval van delirium tremens. Op medisch advies gaf zijn moeder toestemming hem te laten opnemen in de inrichting van dr. Semelaigne bij Neuilly. Na een mislukte poging hem krankzinnig te laten verklaren, schreven de artsen hem een ontwenningskuur voor. Op 20 mei mocht hij de kliniek verlaten. Na twee maanden dronk hij opnieuw. Steeds verschalkte hij de bewaker, die door zijn moeder was aangesteld om hem dag en nacht in de gaten te houden. Wat later verliet hij Parijs en vestigde zich te Le Havre, waar een Engels barmeisje Dolly hem inspireerde en opnieuw een werkwoede in hem aanwakkerde. In 1900 vertoonde Toulouse-Lautrec opnieuw tekenen van een dreigende instorting. In 1901 keerde hij naar Parijs terug, stelde orde op zaken, rangschikte zijn doeken en schetsen in zijn atelier en zette signaturen en monogrammen.

In augustus van hetzelfde jaar kreeg hij opnieuw een beroerte. Zijn moeder nam hem in half-verlamde toestand mee naar het familieslot Malromé, waar hij stierf. Volgens sommige bronnen was zijn vader afwezig op de begrafenis, volgens andere veroorzaakte hij er opschudding door de lijkwagen zodanig snel te laten rijden dat de rouwstoet niet kon volgen.

De werken van Toulouse-Lautrec worden gerekend tot het impressionisme, vanaf begin jaren 1890 meer in het bijzonder door het postimpressionisme, gekenmerkt door zorgvuldige vlakverdelingen met duidelijke omlijningen en felle kleuren.

 

























22-05-2016 om 10:04 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.*






22-05-2016 om 10:01 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.surealisme








22-05-2016 om 10:00 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SUREALISME

Het surrealisme is een kunststroming in de moderne kunst ontstaan als literaire stroming in het begin van 1920. Hoewel er een hoogtepunt van het surrealisme is waar te nemen tussen 1925 en 1940, in zowel schilderkunstbeeldhouwkunst en in de literatuur, is het surrealisme nog steeds aanwezig en actief.

Het is de Franse schrijver en essayist André Breton, die in 1924 zijn opvattingen omtrent het surrealisme in de kunst, vooral de schilderkunst en de literatuur, te boek stelt in het Manifest van het Surrealisme (Frans: Manifeste du surréalisme). Over de relatie tussen het surrealisme en de schilderkunst publiceerde hij in 1928 Le surréalisme et la peinture, dat in 1965 met vele nieuwe toevoegingen nogmaals werd uitgegeven.

Teleurgesteld in het rationalisme, dat door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog te optimistisch was gebleken, en geïnspireerd door de ideeën vanSigmund Freud, stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom centraal.

Uitgevoerd in een hyperrealistische stijl stellen de surrealisten vaak beelden samen in absoluut onverwachte, verrassende, zo niet schokkende combinaties. Het is echter evenzeer mogelijk, zoals het werk van Hans Arp bewijst, dat de werken totaal abstract zijn, of, zoals in het werk van Joan Miró, herkenbaar maar zeker niet realistisch. Surrealisten proberen hun fantasie zo veel mogelijk de vrije loop te laten. Ze schilderen bijvoorbeeld droombeelden. Automatisch tekenen is ook een manier om je fantasie te tonen.

Het surrealisme is geen esthetische school, noch een plastische formule. Het is een geestesstroming, die leidde tot de automatische spontaneïteit. Artistiek is het inherent zowel aan de pure abstractie van Hans Arp als aan de expressionistische van Ernst, Masson of Pierre Alechinsky of aan dedrippings van Jackson Pollock.

 

























22-05-2016 om 09:59 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!