Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

23-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.rené francois ghislain magritte
















23-05-2016 om 09:43 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MAGRITTE

René François Ghislain Magritte (Lessen21 november 1898 – Schaarbeek15 augustus 1967) was een Belgisch surrealistischkunstschilder.

Toen René Magritte in 1912 dertien jaar oud was, werd zijn moeder dood uit de rivier de Samber gehaald. Zij had zich met een doek voor haar voorhoofd in het water gestort. In zijn werk verwijst hij meermaals naar dit drama met illustraties van een vrouw van wie het aangezicht bedekt is. Magritte had twee broers: Raymond en Paul.

Van 1916 tot 1921 kreeg Magritte een opleiding aan de Brusselse Academie. Hij volgde er les bij Gisbert Combaz, Emile Vandamme-Sylva en Constant Montald.

In 1922 trouwde hij met Georgette Berger.

René Magritte werkte in eerste instantie als ontwerper bij een behangfabriek en maakte naderhand ook veel affiches.

Het debuut van Magritte in de schilderkunst was kubistischfuturistisch en abstract werk, onder invloed van zijn werkbaas Victor Servranckx in de behangpapierfabriek Peters-Lacroix. Na de kennismaking met het werk van Giorgio de Chirico, in 1925, begon het werk van Magritte surrealistischeelementen te assimileren. De Chirico beeldt voorwerpen zeer realistisch af maar in totaal verschillende causale en temporele contexten. Zo beklemtoont De Chirico de raadselachtigheid van de objectenwereld. Ook de conventionele orde en de plaatsing van de dingen wordt op die wijzegeïroniseerd.

Magritte maakte vooral schilderijen (olieverf op doek), maar ook gouaches, voorwerpen en collages.

Onder de leiding van Edouard Mesens werkte hij mee aan het tijdschrift "Oesophage" en kreeg hij in 1927 zijn eerste individuele expositie in de galerij "Le Centaure", in Brussel.

Tussen 1927 en 1930 verbleef Magritte in een voorstad van Parijs, waar zijn surrealistische visie bekroond werd met de vriendschap van Paul Eluard en van André Breton, die in 1924 al Het Surrealistisch Manifest had geschreven.

Toen in 1930 de "Centaure", waar Magritte onder contract werkte, failliet ging, kon Edouard Mesens al zijn werken opkopen, op dat moment circa 200.

In 1934 paste Magritte en zijn entourage de techniek van het cadavre exquis ook toe met beelden in navolging van de taalexperimenten waarbij een gedicht door meerdere dichters wordt geschreven.

Tijdens een korte periode, tussen 1940 en 1946, verrijkte Magritte op advies van zijn agent, zijn palet enigszins met een impressionistische accentuering (de zogenoemde 'Renoir-periode'). Dit soort stijl zou beter verkopen. Maar al na korte tijd keerde Magritte terug naar zijn vroegere, bijna foto-realistische stijl, wel even agressiever, door de rumoerig geworden verhouding met zijn vorige surrealistische omgeving (Goemans, Scutenaire, Nougé, Lecomte, Souris, Mesens). De zwarte humor van Magritte leidde hem vaak tot een morbide figuratie, daarbij nog meer 'gesurrealiseerd' door de soms onmogelijk onwaarschijnlijke benamingen die hij zijn werk toebedeelde.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte en verbleef Magritte in het Franse Carcassonne. In 1945, na zijn terugkomst in België, werd hij lid van de Communistische Partij van België. In 1953 creëerde Magritte de wandschilderingen in het Casino te Knokke aan de Belgische kust, in opdracht van de familie Nellens. Deze zijn ondertussen beschermd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Hij werd in 1960 bekroond voor al zijn werk met de Belgische Staatsprijs. Het was de eerste keer dat de Staatsprijs aan een kunstschilder werd toegekend.
In de jaren 50 van de twintigste eeuw was Magrittes werk erg in trek bij New Yorkse verzamelaars. Dat verklaart de grote aanwezigheid heden ten dage van Magrittes werk in Amerikaanse collecties. Ook zijn bekendste icoon "La Trahison des Images" bevindt er zich.

Het grootste deel van het oeuvre van Magritte behoort qua stijl tot het surrealisme, één van de belangrijke kunststromingen van de 20e eeuw. In vele van zijn werken komen naakte vrouwen en natuurgetrouw geschilderde vissen voor. Dit is waarschijnlijk een verwijzing naar het feit dat Magritte zijn moeder naakt terugvond in de Samber nadat zij zelfmoord had gepleegd.

Het werk van Magritte is net zoals dat van bijvoorbeeld Salvador Dali en Carel Willink zeer fijn geschilderd, hetgeen het realistische effect van in werkelijkheid onbestaanbare voorstellingen benadrukt.

Het bekendste werk van Magritte is zonder enige twijfel La Trahison des Images (1928-29) of "Het verraad van de voorstelling" met de geschilderde tekst: Ceci n'est pas une pipe onder de zeer realistische afbeelding van een pijp. In dit werk schildert René Magritte een pijp met vlak daaronder de boodschap: "Dit hier is geen pijp" (Ceci n'est pas une pipe). Hij wil zichzelf en de toeschouwer herinneren aan het feit dat het hier gaat om een met olieverf beschilderd doek, oftewel een schilderij, en niet om een echte pijp. Elke verwijzing naar een echte pijp pleegt verraad aan het feit dat een pijp eigenlijk een idee is en dus zijn oorsprong heeft in de geest.

Door ons telkens te bevragen en als het ware te misleiden, dwingt Magritte ons over kunst na te denken. In dat licht kunnen ook de titels van het werk van Magritte gezien worden. Deze titels hebben meestal niets te maken met het onderwerp van het schilderij. De latere conceptuele kunstenaars trokken deze lijn zeer extreem door met een installatie, een performance of eenhappening en herleidden het kunstwerk tot een idee. Dit is ook een kritiek op de kunstenaars die vinden dat ze de werkelijkheid zo waarheidsgetrouw moeten weergeven, zoals dehyperrealisten later. René Magritte vond dat het de taak is van de kunstschilder om de realiteit in een ander kader te plaatsen. Zijn kunst roept altijd meer vragen op dan zij kan beantwoorden. Getuige hiervan is het schilderij van een zeemeermin, afgebeeld met een vissenkop en mensenbenen. Kenschetsend is ook het schilderij van een zeer natuurgetrouw afgebeelde vis die aan de staartzijde verandert in een brandende sigaar met kringelende rookpluim (schilderij "l'Exception" 1963). Magrittes werk getuigt ook van een uiterst grote beheersing van de techniek van het schilderen met olieverf op doek.

Veel van het werk van Magritte laat een metamorfose zien, een verandering van het ene voorwerp in het andere. Of het werk is in andere opzichten onmogelijk, bijvoorbeeld de serie woonhuizen in de nacht, met een heldere hemel in daglicht erboven. Of een maan die voor de bladeren van een boom hangt. Uilen of andere vogels die als planten uit de grond komen.

In de reclamewereld knipoogt men even naar Magritte als men de volgende tekst op een T-shirt plaatst: "Ceci n'est pas une pomme" met een realistische afbeelding van een appel daaronder. Magritte schilderde overigens zelf een werk met deze titel in 1964.

Eind 2008 raakte bekend dat de Belgische uitgeverij Ludion voor de komende vijf jaar wereldwijd exclusief de rechten had verworven om het beeldmateriaal van Magrittes werk te verspreiden. Charly Herscovici, de erfgenaam van Magritte, had de rechten de voorbije jaren verleend aan de Franse uitgeversgroep Flammarion. Onder het contract valt de wereldwijde verspreiding van postkaarten, agenda's, kalenders, posters, T-shirts en paraplu's waarop afbeeldingen van Magrittes werk voorkomen. Directeur Michel Draguet van het Magritte Museum geeft nog mee dat merchandising belangrijk is omdat voor de kunstenaar het idee primeert op de realisatie. Magrittes reclamewerk in de jaren twintig hielp hem immers te overleven. De shop in het museum aan het Koningsplein is dan ook een logisch gevolg ervan.

Het Brussels bestuur heeft de procedure opgestart om het graf van schilder René Magritte als beschermd monument te laten erkennen. Magritte ligt samen met zijn echtgenote Georgette Berger begraven op het gemeentelijke kerkhof van Schaarbeek, dat op het grondgebied van Evere ligt. De grafzerk van het echtpaar bestaat uit een eenvoudige granieten steen waarop de namen en geboorte- en overlijdensdata van de twee echtelieden staan. Sinds de dood van René Magritte wordt zijn graf zeer vaak bezocht door bewonderaars uit binnen- en buitenland.





















23-05-2016 om 09:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.horta
















23-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VICTOR HORTA

Victor Horta (Gent6 januari 1861 – Brussel8 september 1947) was een Belgisch architect.

Samen met Henry Van de Velde geldt Horta als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de art nouveau.

Horta werd geboren in Gent als zoon van de schoenmaker Petrus Horta en van Henrica Coppieters. Hij trouwde in 1881 met zijn jeugdvriendin Pauline Heyse (1860-1950), welk huwelijk in 1906 ontbonden werd. Hij hertrouwde in 1908 met Julia Carlsson (1876-1966). Uit het eerste huwelijk had hij twee dochters, Marguerite (1881-1882) en Simonne (1890-1939).

Hij overleed op 8 september 1947 en werd begraven op de begraafplaats van Elsene.

Hij genoot middelbaar onderwijs aan het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht en werd opgeleid in de traditie van de ontwerp- en stijlstroming Beaux-arts.[3] De eerste jaren van zijn carrière werkte hij als interieurontwerper in Montmartre in Parijs, waar hij in contact kwam met het impressionisme, het pointillisme en met de mogelijkheid om te bouwen met moderne materialen als staal en glas. Hij had grote belangstelling voor de geschriften van Viollet-le-Duc. In Parijs werkte hij in het atelier van de architect-binnenhuisontwerper Jules Dubuysson. Zo ontdekte Horta het belang van de decoratieve kunsten en van de binnenhuisarchitectuur.

In 1880, na de dood van zijn vade keerde hij naar België terug en ging in Brussel wonen. Daar studeerde hij aan de Academie voor Schone Kunsten, waar hij in 1884 afstudeerde met de gouden medaille. Hij behaalde datzelfde jaar de Godecharleprijs. Horta raakte bevriend met zijn toekomstige collega Paul Hankar, die eveneens een sleutelfiguur van de art-nouveau-architectuur zou worden. Horta liep stage bij Alphonse Balat, de toenmalige hofarchitect van koning Leopold II en deed er ervaring op in gietijzer- en glasarchitectuur. Samen ontwierpen Balat en Horta de Koninklijke Serres van Laken, Horta's eerste complex bouwwerk van glas en staal.

Van 1920 tot 1927 was Victor Horta directeur van de architectuurafdeling van het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij was ook directeur van de Academie van Schone kunsten in Brussel (1927-1931). Verder was hij hoogleraar aan de ULB, lid van de Koninklijke Commissie voor monumenten en landschappen en lid van de Hoge Raad voor Hygiëne.

Rond 1885 had Horta een eigen praktijk. Zijn eerste realisaties waren een drietal woonhuizen in de Gentse straat Twaalfkameren 45-47. Deze realisaties kunnen als jeugdwerken van de later bekend geworden architect beschouwd worden en vormen de enige bouwwerken van Horta in Gent. Hierna concentreerde hij zich een tijd op wedstrijden voor publieke opdrachten, waarbij hij zijn typische stijl van gebogen lijnen ontwikkelde. Hij werd in deze periode lid van de vrijmetselaarsloge en breidde zijn sociale netwerk gevoelig uit, wat vanaf 1893 resulteerde in een reeks opdrachten voor burgerwoningen en winkels, vooral in Brussel. Uit deze periode dateren Horta's belangrijkste realisaties voor een select publiek uit de hoge Brusselse burgerij.

De woning voor ULB-professor Emile Tassel, Hotel Tassel (1893), markeerde de aanvang van een nieuwe stijl binnen de art nouveau. Deze stijl was niet alleen vernieuwend in het gebruik van typische decoratievormen (de "spaghettistijl" of "zweepslagmotieven" van de art nouveau), maar ook door een experimentele indeling van de interieurs. Door het gebruik van niveauverschillen, bijzondere raampartijen, serres, trappenhuizen en glazen lichtkoepels bracht hij op alle verdiepingen en in alle kamers licht naar binnen, en creëerde hij een ruimtegevoel dat voor burgerwoningen uit die tijd ongekend was.

Een aantal van Horta's gebouwen zijn verdwenen door afbraak of brand, onder andere het Volkshuis en het warenhuis Innovation in Brussel. Toegankelijk voor iedereen zijn het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (BOZAR) (1928), het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, het Autrique-huis en het Hortamuseum. Een viertal van zijn burgerwoningen in Brussel staan op de lijst van het UNESCO Werelderfgoed, onder andere zijn eigen woning en atelier in Brussel, het huidige Hortamuseum.

 



















23-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
22-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.*






22-05-2016 om 10:08 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lautrec














22-05-2016 om 10:05 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOULOUSE LAUTREC

Henri Marie Raymond graaf de Toulouse-Lautrec-Monfa (Albi24 november 1864 - kasteel Malromé (Gironde), 9 september 1901) was eenFranse kunstschildergraficuslithograaf

Henri de Toulouse-Lautrec is de afficheontwerper, schilder en chroniqueur van zijn tijd, de "Belle Epoque". Hij is ook de decadente aristocraat, die er genoegen in schept de vunzigheid, politieke wanorde, hypocrisie en de eenzaamheid van zijn tijd uit te beelden. Hij schetst de verschoppelingen uit zijn maatschappij, in hun intiemste momenten. Hij is ook de kapotte mens, die zelf deel uitmaakt van de zwarte nacht van Parijs. De kunstenaar vooral, die kijkt en weergeeft, zonder te moraliseren, zonder pretentieus commentaar.

Toulouse-Lautrec-Monfa werd geboren op het landgoed van zijn adellijke familie te Albi (departement Tarn). Zijn vader graaf Alphonse-Charles heeft de inborst van een middeleeuws legerleider, die zich moet schikken in een tijd waarin voor ridderdaden geen ruimte meer is. Een heerszuchtig, eigenzinnig edelman met drie grote liefhebberijen: de jacht, paarden en lekker eten. De adellijke titels van de Toulouse-Lautrecs dateren van omstreeks 750, de tijd van Karel de Grote. De voornaam Henri is bedoeld als eerbetoon aan de Franse troonpretendent, de zogenaamde koning Henri V, graaf van Chambord.

Henri's moeder, Adèle-Marquette Tapié de Céleyran, is een nicht van haar man. Haar stamhuis dateert uit de 12e eeuw. Zij schenkt haar man een indrukwekkende bruidsschat. In de 19e eeuw trouwde de Franse adel vaak binnen de familie, om verdeling van erfgoed tegen te gaan. Na Henri kregen zijn ouders nog een zoon, die na een jaar stierf.

Alle voorwaarden om op te groeien tot een vermogende, mondaine Franse aristocraat lijken verzameld, ware het niet, dat Henri fysiek niet normaal is. Zijn broos beendergestel door pyknodysostose. Zijn mismaaktheid, is het gevolg van inteelt, veroorzaakt door onderlinge huwelijken binnen zijn familie.

Nog voor Henri's geboorte hadden zijn ouders de opvoedingstaken verdeeld. De eerste jaren zou de kleine Henri naar traditie toebedeeld zijn aan zijn moeder, waarna zijn vader de opvoeding zou voortzetten. Maar in de praktijk zou het anders lopen. De graaf schaamt zich voor zijn mismaakte, dwergachtige zoon en weigert zich met hem te vertonen. Bovendien laat hij zich van Adèle scheiden, als Henri nog geen vier jaar oud is.

In 1872, na de Frans-Pruisische oorlog, vestigt de moeder van de achtjarige Henri zich te Parijs en schrijft ze hem in aan het Lycée Fontanes. Hij wint veel prijzen en behoort tot de beste leerlingen. Hij schetst ruiters, paarden, ridders en koetsen in de marge van zijn taalschriften. Een klasgenoot, Maurice Joyant wordt later zijn beste vriend. In die tijd wordt hij vanwege zijn kleine gestalte 'P'tit bonhomme' genoemd.

Omwille van zijn zwakke gezondheid wordt hij van school genomen als hij tien jaar is. Terug in Albi studeert hij thuis, maar het gaat niet van harte. In 1878, op veertienjarige leeftijd krijgt hij een ongeluk, waarover de lezingen uiteenlopen. Hij breekt zijn linkerdijbeen, het bot heelt slecht en hij begint te hinken. Het jaar erop breekt hij zijn rechterdijbeen. Beide ongelukken hebben tot gevolg dat de groei van zijn benen stopt terwijl zijn bovenlichaam doorgroeit. Het resultaat is dat Henri, die op zijn dertiende bijna anderhalve meter groot is, als volwassene amper enkele centimeters groter is.

Er bestaat weinig twijfel over dat Toulouse-Lautrec leed aan pyknodysostose, een kwaal die dwerggroei tot gevolg heeft en in twintig procent van de gevallen door incest of inteelt veroorzaakt wordt. Hij was een typisch voorbeeld van deze ziekte: kleiner dan anderhalve meter met een normaal volgroeide romp en hoofd maar met te korte armen en benen, brede neusvleugels, een ingevallen kin, felrode en getuite lippen, en een veel te grote tong waardoor de persoon onophoudelijk lispelt en kwijlt. Bijziendheid had tot gevolg dat Toulouse-Lautrec een pince-nez moest dragen. Het feit dat ter hoogte van het voorhoofd de fontanel niet helemaal dichtgegroeid was, noodzaakte hem ertoe in alle omstandigheden, binnen en buiten, goed of slecht weer, een hoed te blijven dragen.

Hij krijgt zo'n hekel aan lopen, dat hij het liefst in een koets rijdt. Zijn waarnemingsvermogen groeit uit tot een journalistieke scherpte, die uitmondt in zijn uitdrukkingskracht. Niettegenstaande zijn broos beendergestel is zijn geesteskracht, zijn intellect en zijn energie uitzonderlijk, evenals zijn schilder- en tekenbegaafdheid.

In 1882, op zijn zeventiende verjaardag krijgt hij de toestemming van zijn ouders om het tekenen en schilderen serieus te gaan beoefenen. Zijn eerste leraar is de onbesuisde schilder René Princeteau, een vriend van Toulouse-Lautrecs vader, gespecialiseerd in het tekenen en schilderen van paarden. Onder zijn invloed wordt Toulouse-Lautrec geboeid door de schilderachtige paardenrennen rondom Parijs: Auteuil, Longchamps, et cetera.

Al gauw komt Princeteau tot het besluit dat hij Toulouse-Lautrec niets meer kan bijbrengen en geeft hij zijn ouders de raad hem naar Léon Bonnat(1834-1922) te sturen. Deze is een plaatselijke beroemdheid, maar een volstrekt academisch schilder. Hij vindt Henri's manier van schilderen niet slecht, doch zijn tekenkunsten ronduit verschrikkelijk.

Als Bonnat zijn atelier sluit, vormt Henri samen met andere oud-leerlingen van Bonnat een groep kunstenaars onder leiding van Frédéric Cormon (1845-1924). Met deze laatste mag hij meewerken aan de illustraties voor de derde reeks van Victor Hugo's poëtisch epos 'La Légende des siècles', uitgegeven in 1883. Daar leert hij de schilder Emile Bernard (1868-1941) kennen, die hem wijst op de kunst van Paul Cézanne (1839-1906), Edgar Degas (1834-1917), Édouard Manet (1832-1883) en Auguste Renoir (1841-1919), alsook op deze van de Spaanse schilders Francisco Goya enDiego Velázquez.

In 1884 verhuist Toulouse-Lautrec naar een studio in Montmartre die zijn thuisbasis vormt de volgende dertien jaar. Hij bezoekt Le Chat Noir, het cabaret dat eind 1881 gesticht werd door de schilder Rodolphe Salis op de plaats van zijn atelier en vernoemd werd naar de vertelling De Zwarte Kat, van Edgar Allan Poe. Salis wordt in plaats van een slecht schilder, een vermaard cabaretier. Onder zijn gasten zijn Victor Hugo (1802-1885), Émile Zola (1840-1902), Alphonse Daudet (1840-1897) en anderen. Zijn gelijknamige krant stijgt in belang uit boven zijn cabaret, omdat er het leven en streven van Montmartre, zijn landschappen, zijn misdadigers en zijn prostituees in beschreven worden. 'Le Chat Noir' vormt de neerslag van het Parijs van de laatste twintig jaar van de 19e eeuw. Een stad die gonst van klinkende namen, een reusachtige magneet waarnaar zich de krachten van heel Europa richten. Parijs is de bakermat van alle mogelijke geestelijke stromingen.

In het nachtelijk leven van deze stad vindt Toulouse-Lautrec de vrijheid om te schilderen wat hem boeit: het leven zelf, de mensen die hem interesseren in een omgeving die hij kent. Hij schildert in milieus die pas openbloeien bij kunstlicht. Dit is volledig in tegenstelling tot de toen geldende principes van het impressionisme waarbij de effecten van het licht in het landschap gezocht worden. Voor die tijd is zijn werk ongewoon en gewaagd en de verguizing niet gering.

Vooral in 'Le Chat Noir' en ook in de 'Boule Noir' vindt hij de mensentypes die hem boeien. Hij observeert de welgestelde heren met de bloem in het knoopsgat, lakschoenen met slobkousen, lichte handschoenen en een wandelstok met gouden knop, de beursspeculanten in rok, de opgeblazen officieren, de adel van West- en Oost-Europa die het frivole leven in de Lichtstad boven hun eigen hoofdstad verkiest, de krijtwitte dames van lichte zeden, de maîtresses met hun zwaar aangezette ogen en lippen, de hoertjes met hun uitgebluste gezichten, pronkend in smakeloze, opvallende kleding, en de kunstenaars en kunstenmakers met hun zwierige zwarte dassen en breedgerande zwarte hoeden. Kunst en dagelijks leven lijken moeiteloos in elkaar over te vloeien.

Door zijn kennismaking met Louis Anquetin (1861-1932) raakt Toulouse-Lautrec geïntroduceerd bij de kring van briljante gasten van 'Le Mirliton', het café-cabaret dat de componist en zanger Aristide Bruant in Montmartre opende in het oude lokaal van 'Le Chat Noir'.

Vincent van Gogh kwam in het voorjaar van 1886 naar Parijs en werd bevriend met Toulouse-Lautrec. Beiden hadden hun intense liefde voor het leven en hun frustraties gemeen. Toulouse-Lautrec wist zich met zijn bijtende humor en ironische verachting voor het lot staande te houden, terwijl Van Gogh zwaarmoedig op de tragedie van het leven broedde. In 1887 tekende Toulouse-Lautrec Vincents portret: een expressieve pastel van een man, die drie jaar later de dood zocht.

Toulouse-Lautrec tekent en schildert de bonte wereld van artiesten en hun publiek. Hij voelt zich thuis in 'Le Cirque Fernando', ook de geliefde verblijfplaats van Edgar DegasAuguste Renoir en Georges Seurat (1859-1891). Andere favoriete verblijfplaatsen van de schilder zijn: het circus en later danszaal 'Folies-Bergères', de danszaal 'Moulin de la Galette' alsook de music-hall 'Moulin-Rouge'. Hij leert het lelijke maar fascinerende ex-verkoopstertje Yvette Guilbert kennen, de vrouwelijke clown 'Cha-U-Kao', de Spaanse danseres 'La Macarona', de danseres 'Môme Fromage', het blonde meisje van plezier 'La Goulue' en de slangenmens 'Valentin le Désossé' die er de dansen leidt.

De eerste schilderstijl van Toulouse-Lautrec is afgeleid van de impressionisten. In het bijzonder het decoratieve oppervlakte-effect van Pissarro, gecreëerd door zijn penseelwerk van parallelle lijnen en toetsen, benutte hij. Deze manier van schilderen, gebruikelijk in de jaren 1885 tot 1890 werd later vervangen door een vrijer, meer open techniek met vloeiende, grafisch omlijnde eenvormige kleurvlakken. Toulouse-Lautrec wijzigt veelvuldig zijn penseelstreek: stippen, korte lijnen en zigzag strepen, dit om een decoratief equivalent te creëren voor diverse oppervlaktestructuren, zoals Van Goghdeed in zijn pentekeningen, maar minder naturalistisch.

Toulouse-Lautrec is eveneens beïnvloed door de technieken, stijlen en onderwerpen van Degas, een nabije buur van 1887 tot 1891. De schilder Degas, die Toulouse-Lautrec eerst aanmoedigde maar hem later verguisde, schilderde zijn danseresjes om de vorm. Toulouse-Lautrec daarentegen voegde het eigene van zo'n danseresje aan de vorm toe en legde er mensenkennis in. Als hij het danseresje neerzette, zag hij ook haar kleine vreugden, haar vermoeidheid en het karige loon. Aldus is de kunst van Toulouse-Lautrec meer onmiddellijk toegankelijk dan de intellectuele stijl van Degas. Net zoals Degas experimenteert Toulouse-Lautrec met terpentijnschilderen, ook 'peinture à l'essence' geheten. De methode van Degas bestaat erin dat op vloeipapier de olie uit de verf gezogen wordt. Vervolgens wordt de kalkachtige verf verdund met terpentijn en op de ondergrond van de schilderijen aangebracht zoals een waterverf. Omdat de terpentijn vlug verdampt, droogt de verf vlug zodat het geschilderde oppervlak snel opnieuw bewerkt en zonder veel oponthoud opgebouwd kan worden. In tegenstelling tot de verf die in dunne lagen en glazig wordt aangebracht leidt deze techniek tot matte kleuren met een kalkachtig oppervlak dat slechts dun en weinig gekleurd is. Zoals Degas verkiest Toulouse-Lautrec sombere, doffe grondkleuren in plaats van zuivere heldere tinten. Deze kleuren zijn geschikt voor de nachtelijke binnenverlichting die hij, net zoals Degas, zo vaak uitbeeldt. Toulouse-Lautrec experimenteert ook met het dofmakend effect van niet geprimeerd doek en met het gebruik van ongewone ondergronden zoals bruin karton.

Meer nog dan een neo-impressionist is Toulouse-Lautrec een voorafspiegeling van het expressionisme en de Art Nouveau, jugendstil van de 20e eeuw. De veelal verticale, dunne verfstrookjes tekenen dramatische figuren - tragische of tragikomische – af tegen de drager. Toulouse-Lautrec tekent meer dan hij veegt met zijn penseel, veeleer dan de toets brengt de lijn vibratie en leven in zijn schilderijen. Naarmate hij heviger gaat leven, onder andere in Montmartre, neemt het belang van de expressie toe en wordt de impressie daaraan ondergeschikt gemaakt. Het bruine, ruwe en gespikkelde van een drager als karton betrekt hij efficiënt bij zijn compositie.

Met een minimum aan strepen bereikt hij een maximaal dramatisch effect, zoals in 'Seule', een vrouw die gekleed neergevallen is op een bed. De moderniteit van dit werk en de techniek behoren nog nauwelijks bij de 19e eeuw.

In 'La femme au boa noir' zit de voorafschaduwing van Egon Schiele die decennia later actief wordt. Mede door Toulouse-Lautrecs gestalte kijkt hij veelal van beneden naar zijn onderwerpen op, waardoor de lichtinval en de focus heel persoonlijk zijn, zoals kan bemerkt worden bij de geaccentueerde neusgaten en de invalshoek op het gelaat van de vrouw. Kleur- en lichtgebruik en compositie vertonen een trefzekerheid die men pas veel later bij onder meer Ernst Ludwig KirchnerEdvard Munch en Léon Spilliaert terugvindt. Dit œuvre beweegt zich voort tussen Manet en het toekomstige expressionisme.

De tekeningen van Toulouse-Lautrec vatten de essentiële kenmerken van zijn onderwerpen samen en voegen er zoveel details bij als nodig zijn om de belangrijke elementen van de persoonlijkheid of de omgeving te vatten. Kleding en fysionomie worden louter met specifieke trekjes en haaltjes aangeduid. Dit vermogen tot karikatuur is een belangrijk element van zijn stijl en was ook nodig voor zijn lithografisch werk.

De Parijse burgerij was al meedogenloos neergezet door de spotter Honoré Daumier (1808-1879). Toulouse-Lautrec schildert en lithografeert dezelfde burgerij maar zonder Daumiers bittere hoon. Zijn grepen uit het dagelijks leven van de Parijzenaars waren journalistiek-objectief. Toulouse-Lautrec, edelman van den bloede, verachtte de voordelen van de aristocratische kaste. Voor hem was aristocratie geen zaak van geboorte of geld maar kwestie van persoonlijkheid. De karikaturist in hem sliep nooit. Hij stortte zichzelf op het monsterachtige, het belachelijke.

In de affiches die hij in 1890 begon te maken, waren visuele eenvoud en directe impact noodzakelijk, zowel voor de techniek als voor de commerciële functie van de afbeelding. Zijn experimenten met kleurenlithografie maakten dit een van de belangrijkste kunstvormen van de 19e eeuw. Toulouse-Lautrec heeft de lithografie veredeld als kunstvorm en technisch verbeterd. Tot vijf stenen waren er nodig om zijn kleurenlitho's te drukken. Dit waren niet louter affiches, maar eerder zelfstandige kunstwerken waarin niet alleen de rosse buurt maar ook andere onderwerpen aan bod kwamen zoals de wielrennerij, de automobielsport, het theater, boeken en tijdschriften.

Met zijn affiche 'La Goulue' voor de 'Moulin-Rouge' in 1891 oogstte hij een zodanig groot succes dat zijn naam als afficheontwerper gemaakt was. Toulouse-Lautrec had zowel technisch, intellectueel als emotioneel een andere aanpak dan andere kunstenaars uit zijn tijd. De gevoeligheid, verkregen door precisie in kleurgebruik en lijnvorming, behoudt de capaciteit om esthetisch te ontroeren en sociale bewogenheid op te wekken.

Toulouse-Lautrec kon zijn ware gevoelens voor een vrouw verbergen. Wat hij voor zijn vriendinnen voelde, was een mengsel van joviale kameraadschap en ingehouden begeerte. Hij trouwde nooit, scheidde liefde en seks en had ontelbare verhoudingen, maar meestal van korte duur. In 1883 werd Marie Charlet zijn eerste maîtresse. In 1889 verliet hij het model Suzanne Valadon, nadat ze een zelfmoordpoging deed. Hij had affaires met prostituees, met Jane Avril en met de achttienjarige Schotse zangeres Cissy Loftus. Zoals vele schrijvers voelde Toulouse-Lautrec zich aangetrokken tot de wereld van de prostitutie. Regelmatig nam hij voor enige tijd zijn intrek in een bordeel. De meisjes van plezier aanvaardden de schilder en duldden hem als één hunner. Ze noemden hem Mijnheer Henri de schilder. Hij, van zijn kant, waardeerde hun kinderlijkheid, de spontaniteit en de vrijmoedigheid. In zijn schilderijen tastte hij verder dan het schilderachtige van het bordeel-salon. Hij gaf een waarheidsgetrouw beeld van deze dochters van de armen, die zich aanboden aan de zonen van de welgestelden. Hij schilderde de meisjes, terwijl ze zich wasten, kleedden, ontbeten, in het salon op klanten wachtten, zich in de spiegel bekeken en elkaar liefkoosden, in hun armzalige jacht op een beetje tederheid te midden van de betaalde liefde.

Toulouse-Lautrec werkte dikwijls 's nachts tot in de vroege ochtenduren, waarna hij rustig een drukkerij binnenstapte en aan een litho begon. Zijn chronisch gebrek aan nachtrust ging gepaard met alcoholmisbruik. Bovendien leed hij aan syfilis. Eind 1898 was hij een wrak. Hij was opgewonden en prikkelbaar. Zijn gezicht was bleek en pafferig. Zijn handen beefden onophoudelijk. Zijn zinnen leken zo verward dat men vreesde dat hij krankzinnig werd. Zijn verpleger, Floury, die ervoor moest zorgen dat hij nuchter bleef, dronk tegen hem op. In maart 1899 kreeg hij een aanval van delirium tremens. Op medisch advies gaf zijn moeder toestemming hem te laten opnemen in de inrichting van dr. Semelaigne bij Neuilly. Na een mislukte poging hem krankzinnig te laten verklaren, schreven de artsen hem een ontwenningskuur voor. Op 20 mei mocht hij de kliniek verlaten. Na twee maanden dronk hij opnieuw. Steeds verschalkte hij de bewaker, die door zijn moeder was aangesteld om hem dag en nacht in de gaten te houden. Wat later verliet hij Parijs en vestigde zich te Le Havre, waar een Engels barmeisje Dolly hem inspireerde en opnieuw een werkwoede in hem aanwakkerde. In 1900 vertoonde Toulouse-Lautrec opnieuw tekenen van een dreigende instorting. In 1901 keerde hij naar Parijs terug, stelde orde op zaken, rangschikte zijn doeken en schetsen in zijn atelier en zette signaturen en monogrammen.

In augustus van hetzelfde jaar kreeg hij opnieuw een beroerte. Zijn moeder nam hem in half-verlamde toestand mee naar het familieslot Malromé, waar hij stierf. Volgens sommige bronnen was zijn vader afwezig op de begrafenis, volgens andere veroorzaakte hij er opschudding door de lijkwagen zodanig snel te laten rijden dat de rouwstoet niet kon volgen.

De werken van Toulouse-Lautrec worden gerekend tot het impressionisme, vanaf begin jaren 1890 meer in het bijzonder door het postimpressionisme, gekenmerkt door zorgvuldige vlakverdelingen met duidelijke omlijningen en felle kleuren.

 

























22-05-2016 om 10:04 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.*






22-05-2016 om 10:01 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.surealisme








22-05-2016 om 10:00 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SUREALISME

Het surrealisme is een kunststroming in de moderne kunst ontstaan als literaire stroming in het begin van 1920. Hoewel er een hoogtepunt van het surrealisme is waar te nemen tussen 1925 en 1940, in zowel schilderkunstbeeldhouwkunst en in de literatuur, is het surrealisme nog steeds aanwezig en actief.

Het is de Franse schrijver en essayist André Breton, die in 1924 zijn opvattingen omtrent het surrealisme in de kunst, vooral de schilderkunst en de literatuur, te boek stelt in het Manifest van het Surrealisme (Frans: Manifeste du surréalisme). Over de relatie tussen het surrealisme en de schilderkunst publiceerde hij in 1928 Le surréalisme et la peinture, dat in 1965 met vele nieuwe toevoegingen nogmaals werd uitgegeven.

Teleurgesteld in het rationalisme, dat door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog te optimistisch was gebleken, en geïnspireerd door de ideeën vanSigmund Freud, stellen surrealisten de door vrije associaties gekenmerkte bewustzijnstoestand van de droom centraal.

Uitgevoerd in een hyperrealistische stijl stellen de surrealisten vaak beelden samen in absoluut onverwachte, verrassende, zo niet schokkende combinaties. Het is echter evenzeer mogelijk, zoals het werk van Hans Arp bewijst, dat de werken totaal abstract zijn, of, zoals in het werk van Joan Miró, herkenbaar maar zeker niet realistisch. Surrealisten proberen hun fantasie zo veel mogelijk de vrije loop te laten. Ze schilderen bijvoorbeeld droombeelden. Automatisch tekenen is ook een manier om je fantasie te tonen.

Het surrealisme is geen esthetische school, noch een plastische formule. Het is een geestesstroming, die leidde tot de automatische spontaneïteit. Artistiek is het inherent zowel aan de pure abstractie van Hans Arp als aan de expressionistische van Ernst, Masson of Pierre Alechinsky of aan dedrippings van Jackson Pollock.

 

























22-05-2016 om 09:59 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
21-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.*








21-05-2016 om 09:38 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OCTAVE LANDUYT

Octave Landuyt (Gent26 december 1922) is een Belgisch kunstenaar die verschillende vormen van kunst produceert, zoals schilderijen,beeldhouwwerken (keramiek en brons), en juwelen. Hij ontwerpt ook huishoudelijk meubilair, industrieel meubilair en decors voor televisieopera entoneelvoorstellingen.

Landuyt werd geboren op 26 december 1922 in Gent. Vanwege het werk van zijn vader moest het gezin vaak verhuizen. Zo woonden de Landuyts inEeklo (1929) en Kortrijk (1931). Uit de kleiputten haalde hij materiaal om grote figuren te boetseren. De grote metalen voorwerpen waaraan schepenzich ankeren langs het kanaal Kortrijk-Bossuyt zouden later zijn typische vormen laten ontstaan voor vele werken. Naast de wetenschappelijkehumaniora doorliep hij met succes de teken- en schilderacademie van Kortrijk. Hij kreeg een technisch-ambachtelijke vorming die in heel zijn verdere œuvre te zien is. In 1946 en 1947 behaalde hij de hogere diploma’s aan de middenjury.

In 1954 werd in België de eerste afdeling Plastische Kunsten opgericht: voor het eerst werden tekenleraars gevormd. Landuyt stond aan de wieg van deze afdeling aan de Rijksnormaalschool van Gent (nu departement Lerarenopleiding van de Hogeschool Gent) en was er de eerste leraar. In 1965 vestigt hij zich definitief in Heusden bij Gent.

In 1973 organiseerde het Gentse Stadsbestuur in samenwerking met het toenmalige Ministerie van Nederlandse Cultuur de "Retrospectieve tentoonstelling Octave Landuyt" in de Sint-Pietersabdij.

Vierendertig jaar later, van 11 mei tot en met 26 augustus 2007, organiseerde de Stad Gent in Kunsthal Sint-Pietersabdij opnieuw een Landuyt-tentoonstelling onder de naam Ricorso; dit was een totaaloverzicht van zijn œuvre. Ongeveer in dezelfde periode was er ook werk te zien in hetCaermersklooster te Gent en in het "Museum van Deinze en de Leiestreek".

Aanvankelijk zocht Landuyt inspiratie binnen droom- en waanbeelden. Zijn onderwerpen verwijzen vaak naar dood, dreiging en verval. Zijn vroege werk sloot nauw aan bij de nationaal en internationaal sterk aanwezige magisch-realistische en surrealistische stromingen.

Later produceerde hij abstract werk (uitvergrotingen) met een voorkeur voor het tragische. Begin de jaren 60 keerde hij terug naar de figuratie en schilderde hij een aantal monumentale gezichten en dieren. Dit was het belangrijkste fragment van zijn oeuvre. Leven en dood staan centraal.

Bewonderaars van Landuyts kunst scharen hem onder de renaissance-kunstenaars of noemen hem een wedergeboorte van de Vlaamse Primitieven

 

























21-05-2016 om 09:37 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.michelangelo
















21-05-2016 om 09:34 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MICHELANGELO

Michelangelo di Lodovico Buonarroti Simoni, beter bekend onder alleen zijn voornaam Michelangelo [mikelandelo] (Caprese6 maart1475 – Rome18 februari 1564) was een Italiaans kunstschilderbeeldhouwerarchitect en dichter. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste kunstenaars uit de Italiaanse renaissance.

De oudste biografie van Michelangelo is die van Giorgio Vasari als onderdeel van zijn "de Vite". Vasari was een goede vriend van Michelangelo, en ruimt in zijn levensbeschrijving van kunstenaars voor hem dan ook de meest prominente plek in.

De vader van Michelangelo, Lodovico, stamde af van een welvarende koopmansfamilie uit Florence. Lodovico was burgemeester van Caprese. Michelangelo was zes jaar oud toen zijn moeder stierf. Nadat het gezin naar Florence verhuisd was, werd Michelangelo aan een min toevertrouwd. Omdat de min de vrouw van een steenhouwer was, grapte Michelangelo later dat hij de liefde voor de beeldhouwkunst reeds met de melk van zijn min ingegoten had gekregen.

Michelangelo had als jongetje maar weinig belangstelling voor school, hij bracht zijn tijd liever door met tekenen. Zijn uitzonderlijke talenten bleken reeds op jonge leeftijd. Zijn vader had aanvankelijk weinig begrip voor de plannen van zijn zoon. De sociale status van het kunstenaarsberoep was niet hoog. Toch zette Michelangelo zijn plannen door. Op zestienjarige leeftijd ging hij in de leer bij Domenico Ghirlandaio. Niet veel later ging hij studeren bij de beeldhouwer Bertoldo di Giovanni, voormalig pupil van Donatello.

Van 1490 tot 1492 stond de jonge kunstenaar onder bescherming van de roemruchte Lorenzo I de' Medici, genaamd Il Magnifico (de prachtlievende). Zo had hij toegang tot de oudheidkundige verzameling in de tuin bij het klooster San Marco. In die jaren verkeerde Michelangelo in kringen van vooraanstaande geleerden en dichters als Marsilio Ficino en Angelo Poliziano.

Na de dood van Lorenzo de' Medici kwam Florence in de greep van de Dominicaanse monnik Girolamo Savonarola. Savonarola was fel gekant tegen pracht en praal in de kunsten en hierdoor bepaalde hij het culturele klimaat in de stad. Michelangelo ontvluchtte zijn stad en vertrok naar Bologna. Daar trok hij voor een jaar in bij de adellijke Gianfrancesco Aldovrandi. In Bologna schiep de inmiddels twintigjarige Michelangelo de Engel met kandelaar en de beelden van Sint Proculus en Sint Petronius.

Niet alleen de liefde voor de beeldende kunst verbond Michelangelo met de edelman, maar ook die voor de literatuur. Michelangelo las Aldovrandi voor uit het werk van de beroemde Toscaanse dichters Dante AlighieriGiovanni Boccaccio en Francesco Petrarca. Michelangelo's eerste verzen, die een paar jaar later ontstonden, laten vooral de invloed van Petrarca zien.

Na een kortstondige terugkeer in Florence vertrok hij naar Rome. De enorme antieke kunstschatten daar oefenden een enorme aantrekkingskracht uit op Michelangelo. In Rome maakte hij zijn eerste Romeinse werken: zijn beeld van Bacchus en de beroemde Pietà, die nu opgesteld staat in een van de rechter zijkapellen van de Sint-Pieter in Rome. Het thema van de Pietà komt later nog drie keer terug in zijn werk met beeldengroepen in Florence en Milaan.

Hij keerde in 1501 terug naar Florence en trof daar een sterk verbeterd politiek klimaat aan. Er brak een vruchtbare periode aan voor Michelangelo waarin hij belangrijke opdrachten kreeg, zoals voor zijn beroemde David. Samen met Leonardo da Vinci werd hij gevraagd voor de uitvoering van twee grote muurschilderingen in het Palazzo Vecchio. Geen van beide kunstenaars hebben echter hun fresco voltooid. Er bleven slechts schetsen van over.

In 1505 werd Michelangelo door paus Julius II naar Rome gehaald om diens grafmonument te ontwerpen en uit te voeren. Dit project werd met verscheidene onderbrekingen en aanpassingen pas in 1545 voltooid, 32 jaar na het overlijden van de paus. Oorspronkelijk moest het een vrijstaand, groots monument worden met 40 gebeeldhouwde figuren. In sterk afgeslankte vorm is het nu in de kerk van San Pietro in Vincoli te Rome te zien.
Het beeld van Mozes (ca. 1516) is daarvan het bekendste onderdeel, maar ook de zes beroemde zogenaamde Slaven (Galleria dell'Accademia, Florence en het Louvre, Parijs) waren voor deze tombe bedoeld.
De opdracht van de paus voor fresco's op het plafond van de Sixtijnse Kapel in Rome leidde tot Michelangelo's beroemdste schilderwerken. De Schepping van Adam is het beroemdste onderwerp op het plafond. Hoewel deze fresco's nu tot zijn bekendste werk behoren, beschouwde Michelangelo zichzelf eerder als een beeldhouwer dan als een schilder.[1]

De eerste architectonische opdracht die Michelangelo kreeg, betrof het decoreren van de onbewerkt gebleven façade van de San Lorenzobasiliek in Florence. Hij werkte in opdracht voor paus Leo X. Lang nadat Michelangelo het eerste ontwerp had ingeleverd, trok de paus zich in 1520 echter terug uit het project. Beter ging het met de planning van de Biblioteca Medicea Laurenziana in opdracht van paus Clemens VII in 1524. De bibliotheek herbergt de waardevolle handschriftencollectie van de Medici.

In 1534 vestigde Michelangelo zich definitief in Rome, waar hij de laatste dertig jaar van zijn leven doorbracht. Na de dood van Clemens VII nam de nieuwe paus Paulus III Michelangelo onmiddellijk in dienst. Hij bevond zich toen op het toppunt van zijn roem. In 1535 werd Michelangelo opnieuw benaderd voor een schilderopdracht in de kapel. Deze keer moest de muur achter het altaar beschilderd worden met "Het Laatste Oordeel". Het fresco werd in 1541 voltooid.
Vanwege het grote Westers Schisma in de 14e eeuw was de pauselijke kerk in vergevorderde staat van verval. Halverwege de 15e eeuw maakte men onder paus Nicolaas V plannen voor uitbreiding van de Sint Pieter. Het was paus Julius II die vijftig jaar later tot nieuwbouw besloot en bij wie ook Michelangelo in dienst was. Hij was intussen al de zevende architect van het project. Hij keerde terug naar het oorspronkelijke plan van Donato Bramante, die een symmetrische ronde koepel voor ogen had. Het project werd pas na Michelangelo's dood voltooid.

Michelangelo ontwierp ook het plein en de trap van Piazza del Campidoglio te Rome.

Michelangelo stierf op 18 februari 1564 in Rome, enkele weken voor zijn 89e verjaardag. Zijn laatste woorden werden door Vasari opgetekend:

"Ik geef mijn ziel terug in de hand van God, mijn lijf aan de aarde, en mijn bezit aan mijn familie".

Zijn kunstwerken brachten hem tijdens zijn leven al zoveel roem, dat men hem met Giorgio Vasari wel Il divino Michelangelo, de goddelijke Michelangelo noemde. Zijn werk wordt als groots en uitzonderlijk betiteld en geldt als het hoogtepunt van de Italiaanse renaissancekunst.
Michelangelo ligt begraven in een door zijn goede vriend Vasari ontworpen praalgraf, in de Basilica di Santa Croce te Florence.

Liefde was zeer belangrijk in het oeuvre en leven van de kunstenaar. Zijn werken belichamen de liefde voor de goddelijke schepping, zowel in het marmer, de schilderkunst als in de mannelijke schoonheid. Over Michelangelo's privéleven vermelden vele bronnen één naam. Zijn grote liefde zouTommaso dei Cavalieri geweest zijn. Verder onderhield Michelangelo een vriendschap met Vittoria Colonna, met wie hij een regelmatig briefcontact had. Michelangelo was veel ouder dan zijn adellijke aanbidder Tommaso, maar zijn liefde blijkt uit de vele romantische gedichten en sonnetten die Michelangelo aan hem opdroeg. In het strenge Vaticaan waren vele van zijn werken controversieel, ze zouden soms te expliciet geweest zijn. De David groeide uit tot een symbool van de westerse beeldhouwkunst. Adam en David zijn de goddelijke volmaakte schepping en getuigen van Michelangelo's aanbidding voor het mannelijke lichaam. Michelangelo zelf is nooit gehuwd geweest en bleef trouw aan zijn liefde voor de kunst.

 

























21-05-2016 om 09:34 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
20-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.da vinci








20-05-2016 om 09:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LEONARDO DA VINCI

Leonardo da Vinci (Vinci15 april 1452 - Amboise2 mei 1519) was een architectuitvinderingenieurfilosoofnatuurkundigescheikundige,anatomistbeeldhouwerschrijverschilder en componist uit de Florentijnse Republiek, tijdens de Italiaanse renaissance. Hij wordt gezien als hetschoolvoorbeeld van het renaissance-ideaal van de homo universalis en als genie.

Leonardo's leven wordt beschreven in Giorgio Vasari's Vite, een van de belangrijkste biografische bronnen van renaissancekunst voorkunsthistorici.

Het geboortehuis van Leonardo - een hedendaagse toeristische attractie - staat in Anchiano, een dorp op 3 km afstand van Vinci op het grondgebied van de stad Florence. Zowel zijn vader als een aantal voorvaderen waren notaionotaris. Daardoor is zijn geboortedatum en naam overgeleverd. "Leonardo di ser Piero da Vinci" (Leonardo, zoon van heer Piero uit Vinci) schreef zijn grootvader in het familieboek. Leonardo was eenbuitenechtelijk kind van Piero en Chataria, Catherina, een boerenmeisje. Hierdoor kon hij geen klassieke studie volgen.

Leonardo groeide op op het platteland, en verbleef vermoedelijk minstens het eerste jaar bij zijn moeder die hem zoogde. Wat daarna gebeurde, is onzeker. Volgens het kadaster van Vinci van 1457 woonde Leonardo bij zijn vader Piero en diens echtgenote Albiera.

Hij werd een schildergezel (leerlingschilder) bij Andrea del Verrocchio en later een onafhankelijk schilder. Van 1482 tot 1499 werkte hij voor de Hertog van MilaanLudovico Sforza, waar hij zijn eigen studio had, inclusief leerlingen. Toen de Fransen Milaan bezetten, keerde hij terug naar Florence, waar hij voor Cesare Borgia ging werken als militair architect en ingenieur. In 1506 keerde hij terug naar Milaan.

Van 1513 tot 1516 woonde hij in Rome, waar toentertijd ook de veel jongere schilders Rafael en Michelangelo werkten, met wie hij weinig contact had. Met Michelangelo werd hij gevraagd voor de uitvoering van een grote muurschildering in het Palazzo Vecchio in Florence. Beide kunstenaars voltooiden deze muurschilderingen echter nooit. Er bleven slechts schetsen van over. In 1516 ging Leonardo werken voor koning Frans I van Frankrijkin het kasteel van Amboise.

Zoals elke grote kunstenaar had Leonardo verscheidene leerlingen. Giacomo Salaí kwam in 1490. Daarna volgde Marco d’Oggiono. Een jaar later voegde Giovanni Antonio Boltraffio (°±1467 - +1516) zich bij hen. In 1507, tijdens zijn verblijf in Milaan, nam Leonardo de edelman Francesco (da) Melzi (alias da Melzo, alias Franciscus Meltius) aan. Andere leerlingen waren Zoroastro uit Peretola, Riccio Fiorentino, Ferrando de Llanos (de Spanjaard), Giampetrino, misschien Francesco Napoletano, en enkele anderen van minder belang. Maar wegens de onregelmatige leefstijl van Leonardo kon hij geen echte school of atelier uitbouwen. Salaí en Melzi werden vermeld in de ‘Vite’ van Giorgio Vasari (1550).

Hij overleed in het Franse Amboise, in het Clos Lucé en ligt begraven in de Kapel van St. Hubertus in het kasteel van Amboise. Clos Lucé is een kasteel in Amboise waar Leonardo da Vinci de laatste drie jaren van zijn leven woonde. Het is nu een museum over het leven en werk van Leonardo da Vinci. Het beschikt over veel voorbeelden van zijn uitvindingen.

Leonardo gold, met al zijn talenten die men tijdens zijn leven al erkende, in zijn tijd als een controversieel persoon. Onder andere vanwege zijn artistieke kwaliteiten kreeg hij diverse opdrachten van de Kerk voor het vervaardigen van religieuze kunst, met name schilderwerk. "Het Laatste Avondmaal" is hier een beroemd voorbeeld van. Leonardo stond zijn gehele werkzame leven onder bescherming van invloedrijke personen, een tijdlang zelfs onder die van de paus zelf. Hoewel de kerk zich al minder rigide betoonde dan voorheen (anatomisch onderzoek werd op kleine schaal toegestaan), was er toch geen sprake van verlichting, getuige het proces tegen Galileo Galilei ruim een eeuw na Leonardo da Vinci's dood.

Leonardo heeft ook een aanvaring gehad met de paus. Op een manuscriptvel noteerde hij dat de paus, aan wiens hof hij resideerde, hem betrapt had op anatomisch onderzoek op menselijke lijken. Ook is in een van zijn notities de opmerking "De zon staat stil" te vinden, volgens sommigen een verwijzing naar een heliocentrische kijk die tegen de toen geldende dogma's inging.

Volgens de meeste biografen was Leonardo's opvallendste karaktertrek dat hij vaak enthousiast aan een opdracht of nieuwe interesse begon maar dan heel vaak zijn begonnen werk niet afmaakte. Hiervan zijn vele voorbeelden vooral met zijn artistieke opdrachten. Maar hij had ook bijna zijn hele leven het plan voor een allesomvattende encyclopedie die hij nooit voltooide.

Leonardo maakte vaak vele schetsen voor te maken grootse schilderijen, die vaak niet voltooid werden. In 1481 kreeg hij opdracht om het altaarstuk"De aanbidding door de wijzen" te maken, maar hij vertrok naar Milaan voordat het af was.

Daar besteedde hij vele jaren aan het ontwerpen van een monumentaal, acht meter hoog bronzen ruiterbeeld ter ere van de vroegere vorstFrancesco Sforza. Ook dit project werd nooit gerealiseerd, maar dan als gevolg van de oorlog met Frankrijk. Op initiatief van particulieren werd een vergelijkbaar standbeeld in 1999 in New York gemaakt en aan de stad Milaan geschonken.

Toen Leonardo in Florence was teruggekeerd, kreeg hij de opdracht een grote openbare muurschildering te maken. (Michelangelo zou de muur ertegenover beschilderen. De twee mochten elkaar overigens totaal niet.) Na vele voorstudies verliet hij de stad.

Leonardo schijnt nooit een intieme relatie gehad te hebben met een vrouw. In 1476 werd hij anoniem beschuldigd van homoseksuele contacten met een 17-jarig model, de notoire prostitué Jacopo Saltarelli. Dit gebeurde in die tijd wel vaker en is vermoedelijk een vorm van laster geweest. Samen met drie anderen werd Leonardo bij gebrek aan bewijs vrijgesproken van een aanklacht wegens homoseksueel gedrag, maar allen werden nog wel enige tijd in de gaten gehouden door de "Nachtagenten" van Florence, een soort zedenpolitie.

De speculatie over zijn homoseksualiteit wordt vooral gevoed door een uiteenzetting van Sigmund Freud. Freuds ideeën en werkwijze worden door sommige critici, waaronder C.G. Jung, sterk in twijfel getrokken, dit geldt ook voor diens analyse van Leonardo.

Leonardo, die linkshandig was en zijn hele leven in spiegelschrift schreef, noteerde zijn bevindingen gedetailleerd in aantekenboeken, die een combinatie zijn van kunst en wetenschap.[1] Maar in tegenstelling tot sommige andere tijdgenoten, publiceerde of verspreidde hij deze boeken niet. De inhoud bleef dan ook tot de 19e eeuw verborgen, en kon dus tot die tijd andere wetenschappers en ingenieurs niet op een directe manier inspireren. Vanwege deze geheimhouding, die in de middeleeuwen en tot ver in de nieuwe tijd niet alleen gebruikelijk was onder de meeste geleerden maar vooral onder alchemisten, voorspellers en dergelijke, beschouwde L. Sprague de Camp in zijn boek The Ancient Engineers Leonardo dan ook niet als de eerste moderne ingenieur, maar juist als de "laatste van de klassieken". Pas na Leonardo begonnen wetenschappers echt hun bevindingen te verspreiden.

Leonardo is beroemd vanwege schilderwerken als de Mona Lisa (ook "La Gioconda"), dat zich nu in het Parijse Louvre-museum bevindt en de muurschildering Laatste Avondmaal ("Ultima Cena" of "Cenacolo", Milaan). Dit tweede werk ging, vanwege een experimentele frescotechniek die hij had gebruikt, al in zijn eigen tijd hard achteruit. In de Abdij van Tongerlo is een getrouwe kopie op linnen van het Laatste Avondmaal in perfecte staat bewaard gebleven, waarvan wordt aangenomen dat de meester zelf de hoofden van Jezus en Johannes heeft geschilderd.

Slechts zeventien van zijn doeken en geen van zijn beelden zijn bewaard gebleven. Het merendeel van zijn tekeningen wordt bewaard in de Koninklijke Collectie van het Windsor Castle in Engeland. Zij zijn eigendom van Koningin Elizabeth.

























20-05-2016 om 09:38 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.matisse














20-05-2016 om 09:36 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HENRI MATISSE

Henri Matisse (Le Cateau-Cambrésis31 december 1869 – Cimiez, nabij Nice3 november 1954) was een Frans kunstschilder en beeldhouwer. Hij staat bekend als de merkwaardigste Franse fauvist

Matisse werd geboren in een Franse bourgeoisie-familie te Le Cateau-Cambrésis, een familie van wevers langs vaderskant en leerlooiers langs moederskant. Hij bracht zijn jeugd door in Bohain-en-Vermandois, vlak bij zijn geboorteplaats, waar zijn ouders handel dreven in graan en drogisterij. Hij groeide op tussen thuiswevers, die de kostbare stoffen in wol en zijde maakten voor de hogere burgerij van Parijs.

Hij studeerde rechten en kwam terecht bij het Openbaar Ministerie. In 1890, tijdens een moeizaam herstel van één jaar na eenblindedarmoperatie, begint hij prenten te kopiëren. Hij wordt door de kleuren gegrepen en tegen de voorkeur van zijn familie in richt Matisse zich op de kunst. Hij volgt tekenlessen aan de Quentin de la Tour-school.

In 1892 trekt hij weer naar Parijs, waar hij destijds student was geweest, laat zich inschrijven aan de Académie Julian en volgt een avondcursus aan de "Ecole des Arts décoratifs". Met zijn leraren op de scholen kan hij het niet goed vinden. Zij stellen dat hij niet goed genoeg kan tekenen. Beslissend is hier zijn kennismaking met Albert Marquet en met Gustave Moreau (1892-1897). Hij krijgt contact met Georges RouaultCharles CamoinHenri Manguin en met de Belg Henri Evenepoel, zijn latere geestesgenoten in het fauvisme.

Aanvankelijk vertonen zijn doeken een eerder omfloerst poëtische Nabis-atmosfeer. Zijn palet klaart op nadat hij het werk van Vincent van Goghleert kennen en Camille Pissarro hem wijst op een minder geslaagd kleurengebruik.

Hij trouwt in 1898 en verblijft kort in Londen, waar hij zich verdiept in het werk van William Turner. Hierna leert hij de zuidelijke helle kleuren kennen op Corsica. In 1899 keert hij terug naar Parijs, op de Quai Saint Michel, waar hij zal blijven wonen tot 1907. Hij raakt er in de ban van de kleurencombinaties van Cézanne en Gauguin. Maar ook de beeldhouwwerken van Auguste Rodin fascineren hem. Hij waagt zich ook aan het beeldhouwwerk en stelt zijn eerste stukken tentoon.

Na een kort verblijf, in 1904, bij Paul Signac in Saint-Tropez, neemt hij het divisionisme en het pointillisme onder handen. Hij bouwt zijn schilderijen op met gekleurde puntjes en met weglating van schaduwen en dominante kleuren. "Luxe, calme et volupté" ontstaat, naar een gedicht van Charles Baudelaire. Hij bemerkt vlug de beperkingen van dit systeem en waagt zich nog een stap verder. De zomer van 1905 brengt hij door in Collioure en schildert erop los, in gezelschap van André Derain.

1905 is het jaar waarop de naam Matisse plots en voorgoed op de voorgrond treedt. Hij wordt gezien als de grondlegger van het fauvisme, een stijl met fel contrasterende kleuren naast elkaar zonder enige overgang, waarbij de harde confrontaties niet getemperd worden. Tevens werd er geen rekening meer gehouden met het perspectief. De voorgrond werd als het ware omlaaggeklapt en staat in het schilderij in hetzelfde plan als de achtergrond. Toch wordt het perspectief in zekere mate geaccentueerd door kunstig gebruik van de vormen en kleuren.

De journalist-criticus Louis Vauxcelles scheldt de exposanten op het "Salon d'Automne" uit voor Les Fauves en de toon is gezet voor de groep fauvisten met onder meer Matisse, Marquet, de Vlaminck en Derain. "La fenêtre ouverte à Collioure" en "La femme au chapeau" waren gewraakte werken van Matisse op deze expositie. De kritiek was vernietigend. Men schreef onder andere "Uitgenomen de gebruikte materialen, heeft dit alles niets meer met schilderwerk te maken. Het zijn barbaren die men bij ongeluk verf in handen gaf, kinderen die men naar hartenlust met een schildersdoos liet morsen...".


Matisse was een kunstenaar, die naast het schilderen in het tekenen, de grafiek, de decoratie en de sculptuur werkte. Literair presteerde hij in 1908 met "Notes d'un peintre".

Intussen, in 1907, hadden Pablo Picasso met zijn ophefmakende "Les Demoiselles d'Avignon" en Paul Cézanne met zijn retrospectieve expo in het "Salon d'automne" van datzelfde jaar, de weg geopend naar het nieuwe kubisme. Matisse bleef zijn kleurentechniek trouw en vond erkenning bij de grote verzamelaars, zoals Gertrude SteinIwan Morozov en Sergei Sjtsjoekin. Voor deze laatste maakt hij "La musique" en "La danse", in 1909. Over dit laatste zegt hij "...Trois couleurs pour un vaste panneau de danse: l'azur du ciel, le rose des corps, le vert de la colline ...".

In december 1917 vestigt hij zich in Nice. Hij schildert er in zijn atelier in hoofdzaak vrouwen, dikwijls in oriëntaalse kledij. Hij wil in zekere mate hiermee de kleuren van het weefsel "vertalen" met de kleuren van zijn palet. Om zijn naakten hun speelse arabesken te laten uitvoeren gebruikt hij de zwarte kleur als kleur van het licht. In die periode maakt hij ook veel gravures.

In 1930 maakt hij een reis naar de Verenigde Staten en reist door naar Tahiti. Op dit eiland ontdekt hij een ander soort licht. Het is voor hem "un gobelet d'or profond dans lequel on regarde" ('een diepe gouden kroes waarin men staart').

Bij zijn terugkeer verhuist hij in 1938 naar Nice-Cimiez. Na een moeilijke chirurgische ingreep voor een kankergezwel in 1941, geven de dokters hem nog slechts zes maanden te leven. Matisse besluit voortaan nog slechts te doen waar hij zin in heeft, zonder rekening te houden wat de anderen van hem verwachten of eisen. Aldus worden de jaren 40 een periode waarin er een sluitende overeenkomst komt tussen de tekening en het kleurengebruik. Hij wordt bijgestaan door zijn verpleegster Monique Bourgeois, die ook zijn model wordt.

In 1943 gaat hij in Vence wonen. Hij schildert er bloemen, weelderige planten, zonnige interieurs en sensuele vrouwen. De vormen in zijn schilderijen vlakken zich af en puren zich en vereenvoudigen zich uit als het ware tot tekens. Hij illustreert ook teksten van zijn geliefkoosde dichters Pierre de RonsardCharles Baudelaire en Charles d'Orléans. Hij knoopt er ook opnieuw vriendschap aan en schrijft ongeveer 1200 brieven naar de tekenaar en schrijver André Rouveyre, die hij vroeger al ontmoet had in het atelier van Gustave Moreau.

In 1944 worden zijn vrouw en zijn dochter Marguerite aangehouden door de Gestapo op verdenking te behoren tot het verzet. Zijn vrouw bleef zes maanden opgesloten. Marguerite kon ontsnappen uit de trein die haar naar een kamp overbracht en hield zich schuil in een bos in de Vogezen.

De laatste tien jaren van zijn leven wordt de periode van zijn "papiers gouaches et découpés", waarover hij zegt: "Découper à vif dans la couleur me rappelle la taille directe des sculpteurs". Door een verkeerd verlopen operatie was Matisse aan de (rol)stoel gebonden, kon hij niet meer uitgebreid staand schilderen. De oplossing vond hij in het werken met geverfd papier (papiers gouaches), waarin hij vormen uitknipte die hij weer voor het grotere werk gebruikte. Een aantal van deze werken zijn ook door een drukker vermenigvuldigd. Matisse zag erop toe dat de gebruikte kleuren correct waren. Doordat de drukker de gebruikte materialen goed vastgelegd heeft, kunnen die werken die nu ontkleurd zijn, weer gerestaureerd worden naar hun originele kleuren.


In 1945 werd er een grote retrospectieve tentoonstelling gehouden in de "Salon d'Automne" in Parijs. In 1946 realiseert hij ook de kartons voor het wandtapijten "Polynésie, le Ciel" en "Polynésie, la Mer".

Matisse triomfeert op de grote exposities in Londen, New York en Moskou. In 1948 creëert hij zijn "Saint Dominique", bestemd voor de kerk van Notre-Dame-de-Toute-Grace op het plateau van Assy.

De synthese van zijn werk kwam tot stand in 1949 in het ontwerp van het decor van de "Chapelle du Rosaire de Vence" (de rozenkranskapel van Vence). In 1952 schonk hij 85 werken aan zijn geboortestad Le Cateau-Cambrésis, waar er een museum voor hem werd ingericht.

Matisse stierf op 3 november 1954 in Cimiez bij Nice ten gevolge van een hartinfarct in zijn appartement in het Hotel Regina. Hij werd 84 jaar.

 

























20-05-2016 om 09:35 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
19-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.jugendstil
















19-05-2016 om 09:55 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JUGENDSTIL

Jugendstil of art nouveau is een kunststroming die tussen 1890 en 1914 op verschillende plaatsen in Europa populair was, voornamelijk als reactie op het vorm vervagende impressionisme. De jugendstil manifesteerde zich vooral in gebruiksvoorwerpen (glaskunstboekenplateel,sieradenmeubels etc.), de architectuur en de schilderkunst. De stroming kende een korte maar hevige bloeitijd, dat zich voornamelijk uitbreidde tijdens de belle époque. In West-Europa was de stijl ruim voor 1910 al verleden tijd, in het oosten kon ze wat langer overleven.

De aanduiding jugendstil gaat terug op de naam van het weekblad Die Jugend dat vanaf januari 1896 in München verscheen. Voor verwante stromingen die elders in Europa tot bloei kwamen zijn ook andere termen in gebruik, waarvan er een, art nouveau, evenals jugendstil een overkoepelende term is geworden. Art nouveau blijft in het algemeen voorbehouden aan België en Frankrijk, terwijl jugendstil wordt gekoppeld aan Oostenrijk en Duitsland. In het Nederlands zijn beide aanduidingen in gebruik, waarbij de Franse aanduiding art nouveau ook in de vertalingnieuwe kunst wordt gebruikt voor de uitingsvormen van de stijl in Nederland zelf. Daarnaast wordt in spottende zin gesproken van slaolie-, spaghetti- of vermicellistijl. Benamingen voor andere lokale varianten zijn de Oostenrijkse Secession, de Engelse modern style of Liberty style, het Catalaanse modernisme en de Russische stil modern.

Ondanks de opvallende regionale verschillen zijn er enkele kenmerken die deze stromingen verenigen: een optimistisch wereldbeeld en geloof in de toekomst, een voorliefde voor het gebruik van nieuwe, moderne technieken (in de architectuur bijvoorbeeld grote glasoppervlakken), een afkeer van symmetrie en een voorkeur voor ornamentiek, waarbij bloem- en vogelmotieven domineren.

Een jugendstilproduct is dikwijls een Gesamtkunstwerk omdat dezelfde stijlkenmerken terugkomen in een gebouw, meubel of siervoorwerp.

Het jugendstilornament is samengesteld uit motieven die gewoonlijk asymmetrische composities vormen met een tweedimensionaal karakter, zoals men dit ziet op meubels, sieraden, lampen, bedrukte stoffen enz. De belangrijkste inspiratiebron van deze kunststroming is de natuur. De motieven zijn vaak langstelige, gracieus gestileerde planten en bloemen (lelies, kelken, irissen, papavers, rozenknop), vogels (zwanen, pauwen), libellen, de eivorm, wolken- water- en rotspartijen, vaak gecombineerd met slanke vrouwengestalten.

De bewogen lijnen waren een middel om emoties uit te drukken. Deze vormen zijn ook te zien bij de boekdrukkunst en bij decoratieve vormen van bijvoorbeeld trapleuningen, balkons en gevels. IJzer was namelijk geschikt om verwerkt te worden tot sierlijke gebogen vormen. Dat het in zoveel kunstvormen werd toegepast, kwam doordat het heel gebruikelijk was dat een architect ook meubels, zilver, glaswerken, wandversieringen en affiches ontwierp. De jugendstilkenmerken kwamen het meest tot uiting in de grafische kunst, waar de lijn het belangrijkste element is. De illustraties en de letters werden als één geheel ontworpen. Zo ontstond een combinatie van beeld en tekst.

Jugendstilproducten hebben ook vaak Japanse kenmerken zoals lege ruimten en de waaiervorm. Dat kunstenaars met de Japanse kunst in aanraking kwamen, kwam onder meer door de invloedrijke kunsthandelaar Siegfried Bing. Hij was erg onder de indruk van de Japanse cultuur die vanaf 1854 op de Europese en Amerikaanse markt kwam. Bing specialiseerde zich in deze kunst en had veel Japanse kunst in zijn Parijse galerie L’Art Nouveau, waaraan de stroming haar Franse naam ontleent.

De letters werden in de jugendstilperiode zo min mogelijk geassocieerd met de drukkunst en de mechanische productie. In één tekst kon men meerdere letterhoogten aantreffen doordat enkele of meerdere letters vergroot of verkleind werden.

Gewijzigde sociale en economische omstandigheden en de toepassing van nieuwe materialen zoals beton[bron?], brachten na de Eerste Wereldoorlog het einde van de jugendstil. In het midden van de jaren zestig van de twintigste eeuw beleefde de jugendstil, vooral in ontwerpen voor affiches en textiel, een nieuwe bloei. De lettervormen, vooral de initialen uit de jugendstil- of art nouveauperiode, inspireren nog steeds veel kalligrafen.

De basis van de jugendstil lag in Engeland. Door de industriële revolutie hechtte men daar rond 1850 erg veel waarde aan alles wat met mechanisatie te maken had. Het eerlijke en eenvoudige handwerk was uit de gratie. Een machinaal vervaardigd product had voor de mensen in die tijd veel meer waarde dan een product dat door ambachtslieden was gemaakt. De industriële revolutie vierde hoogtij. Men verdiende veel in die tijd want de productie was goedkoper geworden. Mensen voelden zich rijk en wilden daarom ook dingen hebben die de echte rijken hadden. Daarom werden vroegere stijlen geïmiteerd en snel en slordig gemaakt om aan de vraag te voldoen. Zo had ook de kalligrafie, de met de hand vervaardigde werken in schoonschrift (monniken), in die tijd afgedaan. Dat kwam in dit geval door de opkomst van de drukpers. Maar er waren mensen die dit klakkeloos imiteren verwierpen en de met de hand gemaakte, traditionele producten wilden beschermen en zelf weer wilden gaan maken. Men vond dat men zelf moest kunnen waarnemen hoe een product tot stand was gekomen. Zo ontstond de arts-and-craftsbeweging.

Als reactie op allerlei neostijlen (stijlimitatie, kitsch, slordige machinale uitvoering) ontstond in Engeland aan het eind van de negentiende eeuw, de 'Arts and Crafts movement'. Deze beweging, door John Ruskin en later vooral door William Morris gepropageerd, wilde een hervorming bewerkstelligen door de producten niet meer door machines te laten maken maar weer over te gaan op ambachtelijke vervaardiging. Het ideaal was: fraaie, degelijke objecten maken voor de gewone man. Het was niet direct een ontwerp-stijl maar meer een ontwerp-principe. De arts-and-craftsperiode heeft dus geen herkenbare stijlkenmerken. (Helaas was het te kostbaar voor de gewone man. Kunstzinnig was het geslaagd, sociaal faalde het.) Het ontstaan van vele vormen van de nieuwe kunst blijkt dan ook vaak door de Engelse arts-and-crafts te komen. De ideeën van de arts-and-craftsbeweging werden overgenomen in Amerika (Tiffany) en een groot deel van Europa, het eerst in België (onder anderenVan RysselbergheHortaVan de Velde), in Frankrijk (onder anderen MuchaToulouse-Lautrec), in Nederland (onder anderen Toorop,CuypersDijsselhofDe Roos), in Schotland (Mackintosh), in Duitsland (Eckmann), in Oostenrijk (Wagner), in Spanje (Gaudí) en in Italië, Hongarije en Scandinavië (Kopenhagen)

William Morris (1834-1896) stichtte in 1861 een atelier waar veel vormen van kunstnijverheid werden beoefend. Hij wordt, hoewel zijn stijl zich niet ontwikkelde tot de bekende zweepslag, door zijn denkwijze gezien als de grondlegger van de jugendstil/art nouveau. Volgens Morris was kalligrafie te beschouwen als ware kunst en zo propageerde hij het ook. Mensen die kalligrafeerden konden zich verder gaan ontplooien en zich kalligraaf noemen. Kalligrafie werd weer een gerespecteerde kunstvorm en kalligrafen werden weer als kunstenaars gezien. Morris en zijn leerlingen hielden zich bezig met het kalligraferen en illustreren van boeken, met het ontwerpen van glas-in-loodramen, met het ontwerpen van behangmotieven, met houtsnijkunst en met het ontwerpen en borduren van wandtapijten. De invloed van Morris was snel in andere landen van Europa, en zelfs in de Verenigde Staten van Amerika, merkbaar. Morris ging helemaal terug naar de oorspronkelijke manier van kalligraferen. Kalligrafische letters mochten volgens zijn beginselen, alleen maar geschreven worden met de ganzenveer of met het penseel. De drukletters die de kalligrafische lettervormen (zoals de gotische letters) hadden vervangen, moesten van Morris verdwijnen. Hij stichtte ook de Kelmscott Press (1890) waar sierlijke vrouwengestalten en bogen van plantenstengels enz. bij boekillustraties veel gebruikt werden. Een andere bekende, jong gestorven, Engelse kunstenaar was Aubrey Beardsley (1872-1898). Hij maakte affiches in een persoonlijke art nouveaustijl. Hij gebruikte veel ononderbroken, asymmetrische slingerlijnen en eenvoudige zwart-wit vlakken. Hij liet zich, net als andere jugendstil-/art nouveaukunstenaars inspireren door het Oosten, de Middeleeuwen, het Keltisch vlechtwerk, de achttiende eeuw en de ornamentiek in de renaissance. Hoewel er sprake was van een nieuwe stroming, waren er grote verschillen in de diverse landen.

Op het Europese continent heerste alom bewondering voor de arts-and-crafts. Men begreep de uitdaging om een nieuwe kunstvorm te scheppen, gebaseerd op inventieve creativiteit en gedegen vakmanschap. Ook hier ging men voorbij aan het sociale element wat toch een belangrijk uitgangspunt was. Zodoende is art nouveau al vanaf het prille begin een luxe, kostbare kunst geweest en slechts betaalbaar door een handjevol liefhebbers.

Ideeën en werk van de arts-and-crafts drongen op het continent het eerst door tot de Belgische kunstenaars in Brussel. Daar ondertekenden in 1883, 20 kunstenaars het manifest van de kunstenaarsgroep "Les Vingt" (De Twintig). De groep had tot doel de progressieve, artistieke krachten te bundelen en gezamenlijke salons te organiseren. De groep was hoofdzakelijk Belgisch, maar had nauwe contacten met de Parijse, Nederlandse en Engelse moderne kunstwereld. De Vingt-leden waren enthousiast over de geschriften van onder anderen William Morris en Walter Crane. Crane gebruikte golvende lijnen die we in de omslag van de catalogi van Les Vingt terugvinden. Hierop zien we ook dat er gebruik wordt gemaakt van het lege vlak, een belangrijk kenmerk dat men van de Japanse kunst heeft overgenomen.

Siegfried Bing (1838-1905) was van Duitse oorsprong en opgegroeid met de handel in porselein en luxe goederen. Hij verdiende eerst de kost met de productie van nieuw ontworpen serviezen. Al gauw specialiseerde hij zich in de Japanse kunst. Maar de markt voor de Japanse kunst raakte in de jaren tachtig en negentig geleidelijk overvoerd. Bing zocht en vond nieuwe uitdagingen in onder meer de Verenigde Staten. Daar kwam hij in contact met Tiffany. Hij gaf opdrachten om onder andere glas-in-loodramen te laten maken in de fabriek van Tiffany in New York. Tiffany was lid van een groep kunstenaars die een bijzondere schilderwijze toepaste. Ze schilderden de natuur zoals ze deze ervoeren in ongemengde kleuren. De kleurvlakken werden duidelijk door lijnen van elkaar gescheiden. Aan leden van dezelfde groep Nabis-kunstenaarsvroeg hij voor zijn nieuwe galerie ontwerpen te maken voor meubilair, textiel, serviezen en boekbanden. Dat was heel ongebruikelijk voor een kunsthandelaar en zo kreeg hij de naam een promotor te zijn. Die nieuwe galerie in de Rue de Provence werd in 1895 geopend en heette L’Art Nouveau. L’Art Nouveau was een progressieve salon waar jonge kunstenaars hun nieuwe kunst exposeerden. Zo kwam deze kunststroming aan zijn naam. Bing was dus een grote stimulator van de vernieuwende kunst.

Er zijn verschillen tussen de Belgische en Franse art nouveau. In België werden de plantmotieven vaak gestileerd. Daar ontstond de nu zo bekende dynamische "zweepslag" van Victor Horta (1861-1947) en Henry Van de Velde (1863-1957). Horta en Van de Velde gelden als twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van de stroming.[1][2] In Brussel bevindt zich ook het Hortamuseum.

In Frankrijk werden de plantenstengels en bloemknoppen niet zo gestileerd overgenomen maar meer hoe ze er in het echt uitzagen. De ontwikkeling van affiches gaf de kunstenaar een geheel nieuw werkterrein. Door het ontwerpen van affiches, werkten verschillende takken van kunst samen. Daardoor ontstond er eenheid in de grafische- en schilderkunst, in combinatie met de typografie (letterkunst). Er zijn nu nog veel affiches in art nouveaustijl van Belgische en Franse kunstenaars bekend. Bijvoorbeeld die van Alfons Mucha (geboren in Tsjecho-Slowakije en bekend geworden door zijn ontwerp voor Sarah Bernhardt) en van Henri de Toulouse Lautrec staan nog volop in de belangstelling. Mucha creëerde een geheel eigen stijl door op het Hebreeuws geïnspireerde letters te gebruiken. Zijn getekende vrouwenfiguren waren vaak spaarzaam gekleed. Hij produceerde enorm veel. In 2006 was er nog een tentoonstelling in Rotterdam over zijn werk. Nog een voorbeeld van de Franse art nouveau zijn de metro-ingangen van Hector Guimard (1867-1942) in Parijs, voor velen de bekendste voorbeelden van de Franse art nouveau. In Frankrijk bloeide de art nouveau vooral in Parijs en Nancy (L’École de Nancy). Deze laatste stad ontwikkelde zich mede dankzij de activiteiten van de glas- en meubelontwerper Émile Gallé (1846-1904) rond 1900 tot een belangrijk centrum van vernieuwende architectuur en kunstnijverheid.

Al in 1896 had de nieuwe jugendstil in Duitsland en Oostenrijk zijn naam gekregen door het tijdschrift "Die Jugend", een door Georg Hirthuitgegeven geïllustreerd weekblad "für Kunst & Leben" in München. Het lettertype had daar al de kenmerkende vormen van deze nieuwe stijl.Otto Eckmann illustreerde de eerste jaargangen met karakteristieke vignetten en randversieringen. Al in het eerste hoofdartikel brak Hirth een lans voor de kunstvernieuwing. De term Jugendstil verscheen in een tekst van de revue Insel van Rudolf Schröder, in hetzelfde jaar. In 1899 werd het tijdschrift "Die Woche" opgericht. Dat was de aanleiding voor Eckmann om zijn eigen alfabet te ontwikkelen voor de Rudhardsche Schriftgiesserei (Lettergieterij) in Offenbach, compleet met randversieringen en vignetten. Dit werd het klassieke schrift van de jugendstil. Het diende als voorbeeld voor alle later getekende lettertypen.

Duitse jugendstilontwerpers gebruikten gestileerde, natuurlijke elementen. Ze zijn vaak zo gestileerd dat er geen duidelijk planten- of dierenmotief te herkennen is. De kenmerkende zweepslag komen we natuurlijk ook tegen.

De beroemde Belgische architect Henry Van de Velde vestigde zich in Weimar. Daar versoberde zijn stijl en uiteindelijk werkte ook hij in deze gestileerde jugendstil.

Deze Schotse havenstad groeide in de tweede helft van de negentiende eeuw uit tot een groot industriegebied. Zodoende kwam men ook in contact met culturen buiten Groot-Brittannië, zoals Japan. Zowel de Engelse als de Japanse invloed is terug te vinden in het werk van één van de belangrijkste ontwerpers van die tijd: Charles Rennie Mackintosh (1868-1928). Hij vormde samen met zijn vrouw en nog twee anderen "The Glasgow Four". Kenmerkend voor hun werk is een elegante, verticale lijnvoering.

Veel voorkomende motieven in zijn werk zijn de rozenknop en de eivorm. Eén van de belangrijkste werken van Macintosh is de Glasgow School of Art (1896-1909). Na 1910 maakte hij geen werken meer van belang. In eigen land kreeg hij niet veel respons maar in Duitsland en Oostenrijk toonde men veel interesse.

De architect Otto Wagner (1841-1918) is hiervan de bekendste. De schilder Gustav Klimt (1862-1918) richtte de Sezessiongroep op, samen met Josef Hoffmann (1870-1956) en Joseph Maria Olbrich (1867-1908). Het was een progressieve kunstenaarsvereniging. Joseph Olbrich ontwierp in 1897 het tentoonstellingsgebouw in Wenen en het affiche van de eerste tentoonstelling van het gezelschap. In Josef Hoffmans gestileerde bloemen is duidelijk de stijl van Mackintosh te zien. Hij maakte strakke, elegante ontwerpen. Olbrich vertrok naar Duitsland en behoort óók tot de kunstenaars van de Duitse jugendstil. In Duitsland had hij de leiding over de bouw van het kunstenaarsdorpje Darmstadt. Hij had de supervisie over de opzet en uitvoering van het atelier- en tentoonstellingsgebouw én de zeven huizen voor kunstenaarsbewoning. Hij ontwierp zelf zes huizen en het atelier- en tentoonstellingsgebouw. In de interieurs valt vooral het mozaïekachtige kleurgebruik op.

In 1903 werden de Wiener Werkstätte (Weense werkplaatsen) opgericht. Hierin werkten veel soorten kunstenaars samen. Er waren veel overeenkomsten met de gildegedachte van de Engelse arts-and-craftsbeweging. In veel ontwerpen van de Weense school is de decoratie kleurig.

Peter Behrens (1868-1940) ontwierp zijn eigen (het zevende) huis in Darmstadt en vestigde hiermee meteen zijn naam als ontwerper. In de kunstnijverheidsontwerpen van bijvoorbeeld meubels, lampen en grafisch werk van Behrens, is duidelijk te zien waarin de Duitse jugendstil zich onderscheidt van de Oostenrijkse en Schotse. De Duitse jugendstil maakt gebruik van natuurlijke elementen en construeert daar de hoofdvorm mee. (De vrouw is tegelijk de poot van een lamp, de schelpvormige waaier is tegelijk de kap van een lamp.) Constructie en decoratie zijn op deze wijze versmolten. Hij maakte onder meer ook AEG bekend door tal van covers. Later ontwierp hij ook nog lampen, ventilatoren, posters en meer.

Ook in Nederland kwamen er vernieuwingen in architectuur en toegepaste kunsten. Er werden verschillende, soms spottende, namen voor deze stijl verzonnen zoals: vermicelli-, slaolie-, Berlage- of Binnenhuisstijl of style nouille, vanwege de lijnen.

De term 'slaoliestijl' is afkomstig van een ontwerp voor een affiche uit 1893 van de Nederlandsche Oliefabrieken (NOF) Calvé-Delft ter promotie van de 'Delftsche slaolie'. Het was één van de eerste uitingen van de Nederlandse art nouveau, gemaakt door Jan Toorop. In zekere zin heeft Toorop als voorbeeld gediend voor een andere grote (Oostenrijkse) jugendstilkunstenaar, Gustav Klimt.

De andere benamingen kwamen voort uit zeer uiteenlopende uitgangspunten en verschijningsvormen, die te onderscheiden waren. Uit gemak werd de Nederlandse nieuwe stijl uiteindelijk maar bij de internationale art nouveau of jugendstil ingedeeld. Dat belangrijke onderdelen van de Nederlandse stijl tóch een geheel eigen richting vertegenwoordigen, heeft in 1960 geleid tot het in gebruik raken van de benaming Nieuwe Kunst. Deze benaming geeft, net als jugendstil en art nouveau, aan dat de stroming nieuw en jong was en zich wilde onderscheiden van voorgaande stijlperiodes. De meest geliefde vorm van versieren in de Nieuwe Kunst was een geometrische figuur, soms in de vorm van blokjes of een serie blokjes, soms sterk gestileerde planten of dieren. Dat zien we onder andere in het werk van Jac. van den Bosch.

De mooiste voorbeelden van Haagse art nouveau zijn te vinden in de producten van de aardewerk- en porseleinfabriek Rozenburg, die een vrije interpretatie van de Oosterse invloed en de florale Frans-Belgische art nouveau laten zien, met de kenmerkende golvende art nouveau-belijningen.

In Amsterdam bleef de invloed van de bouwmeester Pierre Cuypers (1827-1921) groot. De architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934), die ook in Amsterdam woonde, richtte in 1900 "'t Binnenhuis" op, dat was een "Inrichting tot Meubileering en Versiering der Wooning" (Binnenhuisstijl). Het Binnenhuis gaf onderdak aan ontwerpers uit alle takken van de kunstnijverheid zoals de graficus Sjoerd H. de Roos (1877-1962), de meubel- en interieurontwerpers Jac. van den Bosch (1868-1948) en Chris Lebeau (1878-1945). Berlage had een eigen stijl, hij bracht bijvoorbeeld in het ontwerp van zijn stoelen een duidelijke scheiding aan tussen de rechte zitting en leuning (Berlagestijl). Dat was heel anders dan de gebogen houten delen die in Den Haag ontworpen werden. Zijn belangrijkste gebouw in Amsterdam uit deze periode is de Beurs (1884-1903), waaraan ook andere kunstenaars als de schilders Jan Toorop (1858-1928) en Richard Roland Holst (1869-1938) meewerkten.

Berlage heeft veel interieurs ontworpen. Hij had geconstateerd dat elke vernieuwing in een stijlperiode begon met een duidelijke reactie op de voorgaande. Daarbij zou eerst de grafische kunst, dan de toegepaste kunst en pas als laatste de bouwkunst aan de beurt zijn. Deze volgorde ging in de 'Nieuwe Kunst' net zo.

Vanaf ongeveer 1892 maakten jonge ontwerpers zich los van de invloed van Cuypers, mede omdat hij vasthield aan zijn historiserende stijl. Dit zien we in het werk van bijvoorbeeld G.W. Dijsselhof (1866-1924). Voor de Amsterdamse arts W. van Hoorn ontwierp hij tussen 1895 en 1903 een kamer met een houten betimmering en gebatikte wandbekleding. Deze kamer is bewaard gebleven en staat sinds 1935 als 'Dijsselhofkamer' opgesteld in het Gemeentemuseum te Den Haag. In zijn werk maakte Dijsselhof gebruik van gestileerde, aan de natuur afgeleide motieven, die geen diepte suggereren. Hij ontwierp in 1893 vignetten en de band voor het boek 'Kunst en Samenleving', het door de criticus en illustrator Jan Veth (1864-1925) vertaalde werk 'The Claims of Decorative Art' van de Engelse arts-and-craftsontwerper en illustrator Walter Crane (1845-1915). Dit werk had grote invloed op Nederlandse kunstenaars en is een goed voorbeeld van de Nederlandse art nouveau (of 'Nieuwe Kunst').

In Rotterdam, Delft en Den Haag kreeg de florale Belgische art nouveau met zijn golvende constructies een flinke aanhang. Een beroemd voorbeeld van Haagse art nouveau is het afficheontwerp van Jan Toorop voor een Delftse slaoliefabriek, de NOF Calvé-Delft (1894, 'slaoliestijl') . In het ontwerp van Toorop is alle diepte vermeden en hij heeft niet geprobeerd om er een schilderij van te maken. De vlakken naast de vrouwenfiguren zijn helemaal opgevuld met golvende lijnen.

Ook de boekbandontwerpen van Toorop, bijvoorbeeld voor het werk van Louis Couperus, zijn vaak op deze manier vormgegeven.

Antoni Gaudí (1852-1926) was een Spaanse architect. Zijn belangrijkste bouwwerken staan in Barcelona. Deze zijn vaak grillig van vorm, versierd met mozaïeken van glas, gebroken tegels en origineel smeedwerk. Zijn werk wijkt erg af van dat van zijn tijdgenoten. Hij streefde ernaar om architectuur een organisch onderdeel van de natuur te laten zijn. Door zijn bizarre fantasie leidde dat tot zeer ongebruikelijke bouwvormen. Ook zijn meubelen en andere kunstnijverheidsobjecten worden gekenmerkt door abstracte vormen en een vervreemding van het voorwerp. Zijn beroemdste werk is de kerk Sagrada Família in Barcelona, begonnen in 1882 en tot nu toe onvoltooid gebleven. Dat was tevens zijn favoriete project. Doordat Gaudí vele vormen aan de natuur ontleende, wordt zijn stijl "biologisch" genoemd.

 

Louis Comfort Tiffany (1848-1933) staat bekend als de Amerikaanse art nouveaukunstenaar van gekleurd glas. Hij is de zoon van een beroemde juwelier in New York. Door zijn grote nieuwsgierigheid naar nieuwe dingen begon hij aan een aantal experimenten. Zijn bedoeling was om kunst te combineren met de behoefte van het dagelijkse leven. Iets wat in die tijd nogal ongewoon was. Kunst was namelijk voor de rijken. Na een bezoek aan een tentoonstelling in Philadelphia waar arts-and-craftsontwerpen te zien waren, raakte hij zo enthousiast dat hij interieurontwerper wilde worden. Tiffany begon te experimenteren met de vervaardiging van gekleurd glas, na terugkeer van een Europese reis. Hij was sterk onder de indruk van de kathedraal van Chartres. Hij werd een enthousiaste aanhanger van de Europese art nouveau, die vrije bloemontwerpen gebruikte en op de natuur gebaseerd was. Tiffany gebruikte dat als landschapschilder namelijk ook in zijn werk. Hij is de uitvinder van de tot op heden gebruikte methode om stukjes glas in koperfolie te wikkelen en dan te solderen. In die tijd was het nog gebruikelijk om glas in lood te zetten. Hij had drie specialiteiten: gebrandschilderd glas, favrile (gekleurd glas) en mozaïek. Tiffany stuurde zijn eerste werk naar de opening van de salon L’Art Nouveau van Siegfried Bing. Zo werd zijn werk tentoongesteld op de meest belangrijke ontmoetingsplaats voor nieuwe kunstenaars.

Van Tiffany zijn vooral zijn glas, schepen, lampen en ramen bekend. Hij maakte ook veel andere dingen, zoals juwelen, meubels, keramiek en kandelaars, kortom alles wat met het interieur te maken had, zelfs gordijnen en behang. Tiffany stuurde de eerste twee jaren alleen maar vazen naar de diverse tentoonstellingen. Zo creëerde hij de vraag. Omdat gebrandschilderde ramen erg duur waren, ging Tiffany over tot serieproductie. Dit is een belangrijk verschil tussen de opvatting over de art nouveau en zijn gedachte over die kunst. Maar zo werden zijn producten minder duur en waren ze voor een groter publiek betaalbaar.

Vooral de Tiffany-glas-in-loodlampen zijn bekend geworden. Aanvankelijk werden de lampen geblazen, later werden de lampen gemaakt van restjes glas die waren overgebleven bij de productie van gebrandschilderde ramen. Zijn werknemers, meest vrouwen, mochten zelf de kleuren bepalen. Zo had iedere lamp toch nog een individueel tintje. Deze lamp werd mede een groot succes doordat de gloeilamp net was uitgevonden (Edison). De bekendste lampen zijn Dragonfly (libelle) en Wisteria (blauwe regen). Het zijn typische art-nouveauthema’s uit de natuur. De lampen hadden van voet tot kap de natuurlijke vormen van planten. Ook hier verdween de aandacht voor deze producten na de Eerste Wereldoorlog. Bij de opleving van deze kunst, in de jaren zestig, ontstonden er zelfs winkels met alleen maar neotiffanyproducten.

 

















19-05-2016 om 09:54 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!