Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

29-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE VELO

Een fiets is een voertuig dat door spierkracht wordt aangedreven. De snelheid kan variëren aangezien de gebruiker zelf kan bepalen hoeveel energie hij/zij in het aandrijven steekt. De hedendaagse fiets bestaat uit ten minste twee wielen, een frame, een zadel, een stuur en een trapasmet pedalen. Sommige fietsen hebben een (hulp)motor. Fietsen met een elektrische motor als aandrijving worden ook wel "e-bikes" genoemd. Tot 1966 was de wettelijke term in Nederland rijwiel. In Vlaanderen wordt ook het Franse vélo gebruikt.

Het grootste deel van de fietsen heeft een kettingaandrijving, hoewel een asaandrijving of riemaandrijving ook mogelijk zijn.

Van de fiets zijn andere vervoermiddelen afgeleid, zoals de vooral in Azië populaire riksja en becak, en enkele gemotoriseerde varianten die als uitvindingen een "eigen" leven zijn gaan leiden: de bromfietssnorfietsscooter en motorfiets.

De herkomst van het Nederlandse woord 'fiets' is onduidelijk. Het artikel in het Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT), geschreven in 1919, geeft twee etymologieën. Ten eerste zou het woord afgeleid zijn van de naam van een volgens deze bron Wageningse wagenmaker, E.C. Viets, die rond 1880 rijwielen maakte. Deze voor de hand liggende verklaring werd in eerste instantie van de hand gewezen, toen bleek dat het woord sinds 1870-1879 in Nederland voorkwam (hoewel het toen niet gebruikelijk was). Het Etymologisch woordenboek van Van Dale zei hierover: "Het is in geen geval afgeleid van de Apeldoornse rijwielhandelaar E.C. Viets (1847-1921), zoals vaak is gesuggereerd: onder kostschooljongens in de buurt werd fiets als gebruikt voordat Viets zijn handel begon." Aan de eerdere verklaring werd toch weer wat meer geloof gehecht toen Brouwer in 2012 aantoonde dat Viets in 1870 weliswaar nog geen rijwielen produceerde, maar wel leverde, onder meer naar Leeuwarden.

Een tweede verklaring van het WNT is dat het een verbastering is van het wat lange en lastig uit te spreken Franse 'vélocipède'. Tussenvormen als 'fielsepee' kwamen bijvoorbeeld in Twente voor.

Van Dale noemt als mogelijke herkomst "het oudere dialectwoord vietsen [zich snel verplaatsen]".

Volgens een hypothese uit 2012 van onder anderen Gunnar de Boel, hoogleraar vergelijkende taalkunde aan de universiteit van Gent, is het woord fiets ontstaan uit het Duitse woord Vize-Pferd. Dat was destijds de Duitse naam voor dit nieuwe tweewielige vervoermiddel en betekent letterlijk vicepaard ofwel "vervangpaard". Vize-Pferd werd meestal tot 'viez' verkort, wat uitgesproken wordt als 'fiets'.[3] Later werd in Duitsland dit woord officieel door 'Fahrrad' verdrongen.

Andere verklaringen zijn gezocht, zoals een verbastering van het Franse 'vitesse' (met betekenis 'snel' of 'snelheid'), maar voor deze geldt watEwoud Sanders indertijd schreef: "De herkomst van het woord fiets laat zich in twee woorden samenvatten: 'etymologie onbekend'."

In bijna alle andere talen gebruikt men afleidingen van het Franse 'vélocipède' of het Engelse 'bicycle'. In het Frans zijn zowel 'vélo' als 'bicyclette' bekend. Het Nederlandse 'fiets' is ook bekend in het Afrikaans en (informeel) in het noorden van Duitsland; in het Fries is het 'fyts'. In de Poolse taal wordt 'Rower' gebruikt naar de door John Kemp Stanley in 1885 gebouwde 'Rover' met kettingaandrijving. In Nederland was 'rijwiel' aanvankelijk de officiële term, waarschijnlijk een rechtstreekse vertaling van het Duitse 'Fahrrad'. Het IJslands kent 'reiðhjól', wat ook letterlijk rijwiel betekent.

In de 19e eeuw gold het woord 'fiets' als enigszins onfatsoenlijk, vergelijkbaar met hedendaagse woorden als 'maffen' en 'bikken'. In de wetgeving werd 'rijwiel' gebruikt, maar 'fiets' was in het begin van de 20e eeuw het normale woord in de volksmond. In 1966 werd in Nederland het woord 'rijwiel' in de wetgeving vervangen door 'fiets'. Niemand zal tegenwoordig nog het woord 'rijwiel' gebruiken, maar in combinaties als 'rijwielpad' en 'rijwielstalling' komt het oude woord nog vaak voor. Een rijwiel is echter niet precies hetzelfde als een fiets: de wetgeving kende tot 1966 rijwielen met en zonder hulpmotor, bromfietsen en fietsen dus, terwijl een fiets nooit een motor heeft, behalve dan de elektrische fiets.

In de Belgische wegcode (Algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg) is nog wel sprake van het woord 'rijwiel' en wordt het onderscheid gemaakt tussen een rijwiel en een fiets, waarbij de fiets een tweewielige vorm van het rijwiel betreft. Rijwiel wordt in deze wegcode omschreven als: "elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler. De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel."

Baron Karl von Drais bedacht een zogeheten loopfiets. Deze bestond uit een houten frame, houten wielen met een smeedijzeren velg, een zeer eenvoudig zadel, een nog niet goed ontwikkeld stuur en een soort rem op het achterwiel. De loopfiets had geen trappers; de berijder bewoog zich voort door zich af te zetten tegen de grond. Het eerste exemplaar ontstond in 1817. Von Drais noemde zijn toestel velocipede[6]. Later (ca 1830) ontwikkelde hij ook een handkar die op het spoor gebruikt kan worden. Men noemde zo'n wagentje een draisine naar Von Drais. 

Hoewel de berijder van de draisine de voeten op de grond hield, was toch heel wat balanceerkunst nodig. Dit werd vervelend gevonden, en decennialang werden daarom driewielers en vierwielers gebouwd. Ze werden aangedreven op de manier waarop een spinnewiel of scharensliepwordt aangedreven, met een trapplank en een stangenstelsel.

Pas in 1865 ontstond een toestel dat op onze fiets leek. Het was een tweewieler, gebouwd door de Fransman Pierre Michaux en zijn zoonErnest. Hun vélocipède (snelle voet, van Latijn: velox, snel en pes, voet) had een ijzeren frame en ijzeren wielen. Aan de voorwielen waren trappers gemonteerd; deze voorloper van onze fiets kende nog geen kettingaandrijving.

Door het ontbreken van een kettingaandrijving was er ook geen overbrengingsverhouding. De snelheid van de fiets kon alleen maar worden opgevoerd door het wiel waarop de trappers waren gemonteerd steeds groter te maken. Zo ontstond rond 1870 de hoge bi (bi van bicyclette, tweewieler), een fiets met een zeer groot voorwiel en een klein achterwiel. Het balanceren op zo'n hoge fiets was niet gemakkelijk en bij obstakels op de weg schoot de berijder over zijn voorwiel. De Hoge Bi die gezien wordt als de start van het Hoge Bi tijdperk was de Ariel, gebouwd door James Starley in 1871. Het was een stalen fiets (geen houten wielen) met radiaal geplaatste spaken, die op spanning gebracht werden door een ingenieus mechanisme dat de spaken in een keer allemaal aanspande.

In 1868 werd de eerste fiets met een kettingaandrijving gebouwd. De trappers zaten nu niet meer aan het wiel, maar aan het frame. Aanvankelijk werd deze aandrijving op driewielers toegepast. In 1885bouwde John Kemp Starley de Rover, een fiets met een kettingaandrijving, en een frame uit stalen buizen. De beide wielen waren vrijwel even groot. Dit type fiets werd safety genoemd, omdat het fietsen erop veel veiliger was dan op de hoge bi.

In 1888 vroeg John Dunlop patent aan op luchtgevulde fietsbanden, die de banden van massief rubber vervingen. Daarmee was de ontwikkeling van de fiets vrijwel voltooid. Het patent moest hij later weer intrekken, omdat Thomson hem in 1845 al voor was geweest. Hij behield het patent op het ventiel.

Sindsdien is er aan het ontwerp van de fiets niet zoveel meer veranderd. Wel worden tegenwoordig andere materialen toegepast. De frames worden thans vooral gemaakt van aluminium ofstaal, maar voor duurdere sportfietsen worden ook wel (lichtgewicht) metalen als magnesium en titanium gebruikt. Ook kunnen (delen van) frames gemaakt worden van glas- of koolstofvezel. Ook voor de wielen en banden worden soms andere materialen gebruikt en er bestaan fietsen met asaandrijving in plaats van kettingaandrijving. Maar de meeste fietsen lijken nog sterk op de Rover uit 1885. Grote uitzondering daarop zijn de ligfietsen.

Het werelduurrecord fietsen (de afgelegde afstand na 1 uur fietsen) op een UCI-goedgekeurde fiets is 54,526 km, sinds juni 2015 en staat op naam van Bradley Wiggins uit het Verenigd Koninkrijk. Op een gestroomlijnde ligfiets kan het nog harder: op 2 augustus 2011 bereikte de Zwitser Francesco Russo een afstand van 91,556 km.[9] Het uurrecord op een ligfiets zonder stroomlijn is in mei 2012 door Aurelien Bonneteau op een M5 carbon high racer gesteld op 56,597 km.

Op 14 september 2013 bereikte de Nederlander Sebastiaan Bowier over tweehonderd meter, met vliegende start, een snelheid van 133,78 kilometer per uur. Dit deed hij in de VeloX 3, een aerodynamische ligfiets ontwikkeld door het Human Power Team Delft & Amsterdam.[11] De hoogste snelheid ooit op een fiets achter een auto steekt daar nog met kop en schouders bovenuit, 268,8 km/h door Fred Rompelberg op 3 oktober 1995 op de zoutvlaktes van Bonville vlak bij Salt Lake City in de Amerikaanse staat Utah.

 

























29-05-2016 om 09:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
28-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.roma
















28-05-2016 om 09:32 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZIGEUNERS

De Roma (meervoud van Rom), in het dagelijks taalgebruik ook vaak zigeuners genoemd, zijn een van oorsprong nomadisch volk.

De bekendste groep in Europa zijn de Sinti. De term Roma kan zowel op het gehele volk als op een van de groepen slaan. Vooral op de Balkanen in westelijk Anatolië trekken nog Romavolkeren rond. In andere delen van de wereld is hun nomadische levenswijze al geruime tijd verboden, en leven zij vaak in woonwagenkampen of in achterstandswijken. De taal van de Roma is het Romani, alhoewel dit eigenlijk niet één taal is maar een verzamelnaam voor meerdere talen. Met name in Spanje wordt ook Caló gesproken.

Wereldwijd leven er naar schatting ongeveer 8 tot 10 miljoen Roma (het kunnen er enkele miljoenen meer zijn want geen enkel land heeft een correcte telling). Verreweg de meeste wonen op de Balkan. Ook in de rest van de wereld zijn Roma te vinden, vooral in Amerika, de voormaligeSovjet-UnieWest-Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Roma dienen te worden onderscheiden van woonwagenbewoners of zogenoemde reizigers.

Het Romavolk is opgedeeld in verschillende groepen, vooral gebaseerd op hun woonplaats, hun gewoontes en hun dialect. De belangrijkste vijf groepen zijn:Erlides (of ook Arlije), een groep die zich vooral in Zuidoost-Europa (onder meer Macedonië, voornamelijk in Shutka in Skopje (het grootste Romagetto van de wereld) en in Kosovo) en Turkije bevindt.Kale (letterlijk "zwart", verwant aan het Hindi-woord kala met dezelfde betekenis, zie ook Ashkalije, de Zwarten) of Gitanos, een groep die vooral op het Iberisch Schiereiland, in Zuid-Frankrijk en in Noord-Afrika leeft. Net als de Sinti, waren de Kale traditioneel werkzaam in de vermaaksindustrie.Kalderari (ook Kalderash), veruit de grootste groep, die vooral op de Balkan leeft. Velen van hen vertrokken naar Centraal-Europa en Noord-Amerika.Romnichal, een groep die vooral in Groot-Brittannië en Noord-Amerika leeft.Sinti. Alhoewel de meeste Sinti zich als aparte etnische groep zien, zijn ze Roma. Het onderscheid is er eerder gekomen doordat de Roma in verschillende fasen in West-Europa terechtkwamen. De Sinti onderscheiden zich van andere Roma doordat ze zich bij wijze van spreken 'beter' voelen, gezien ze langer in het Westen zitten en het materieel beter hebben. De meeste Sinti wonen in FrankrijkDuitsland en deBenelux. Het beeld dat velen in West-Europa vroeger en nog steeds van de Roma hebben, komt waarschijnlijk van deze groep. De Sinti hadden vroeger de gewoonte veel rond te reizen en met circussen en kermissen op te treden. In België en Frankrijk noemen de Sinti zichManush, dat in het Frans Manouche geworden is. In Nederland en België wonen er enkele duizenden. In Nederland wonen ze vooral verspreid over Noord-Brabant en Limburg. Ook in Nieuwegein leeft een grote gemeenschap.

Het woord zigeuner heeft voor velen een negatieve bijklank en wordt door veel Roma als discriminerend ervaren. Een etymologisch gedateerde bron is syngainder (1575) en zigeyner (1595), sinds 1840 als zigeuner geschreven.[1] Sommigen denken dat het woord afkomstig is van het Hongaarse cigány of het Latijnse secanus.[1] Een andere uitleg is dat zigeuner via tsiganafgeleid is van atsinganoi of athiganoi, Georgisch of Grieks voor "tovenaar". Dit zou verband houden met een oude sekte in Klein-Azië. De term Tsigan werd al in de 14e eeuw in het Roemeens gebruikt, terwijl de eerste Roma pas in de 15e eeuw in Duitsland aankwamen.

Overigens denkt men in Roemenië anders over het woord Roma: in Roemenië moeten Roma als het aan de regering ligt net als vroeger weer zigeuners worden genoemd. De Servische krantPolitika meldde begin december 2010 dat er vanuit de Roemeense hoofdstad Boekarest een wetsvoorstel bij het parlement was ingediend. De Roemeense president Traian Bsescu zei dat er jaren eerder een grote fout was gemaakt door zigeuners Roma te noemen. Daar Roemenen vaak worden verward met de naam Roma geeft dat elders in Europa veel spraakverwarring.

Interessant is de herkomst van de Engelse naam gypsy en de Spaanse naam gitano, die elk van "Egyptisch" zijn afgeleid. Veel Roma verklaarden dat ze uit Egypte kwamen. Dit kan heel goed zijn oorsprong hebben in de verhalen van de Roma die ze elkaar vertelden. Hierin zitten veel raakvlakken met het joodse slavenvolk dat na zijn vlucht uit Egypte in de woestijn ronddoolde. Ook wordt verondersteld dat ze tot de mammelukken behoorden die van 1250 tot 1811 in Egypte regeerden, alhoewel dit meer dan twijfelachtig te noemen is (zo niet onwaar).

Een andere benaming voor de Roma is het Franse bohémiens. Kennelijk hebben door Frankrijk trekkende Roma de Fransen verteld dat ze uit Bohemen kwamen, wat ook deels klopte.

De geschreven bronnen over oorsprong en verspreiding van de Roma zijn schaars. Hoewel de schriftelijk overgeleverde kennis inmiddels is aangevuld met kennis uit taalkundig en genetisch onderzoek, staan de feiten nog steeds niet helemaal vast.

Wel is men het erover eens dat het oervolk van de Roma leefde in Noordwest-India, bij de grens met het huidige Pakistan. Voorheen gingen historici ervan uit dat het zwervende bestaan van de Roma onvrijwillig werd ingezet door aanvallen van de Afghaanse heerser Mahmoud van Ghazna rond het jaar 1000. Hij drong vaak Noord-India binnen en nam dan jongens en mannen als slaven mee en jonge meisjes als dienaressen. Van Ghazna komt het woord gaucho, een vreemdeling voor wie je moet opletten. Recent genetisch onderzoek komt daarentegen tot de conclusie dat de migratie van de Roma richting Europa al vijf eeuwen eerder, dus rond het jaar 500, moet zijn begonnen. Toen deze slavenvolken hun vrijheid verwierven, hadden ze geen territorium waar ze zich konden vestigen. De groepen trokken naar het westen en verdienden hun geld met handel, diverse ambachten en vermaak met muziek en dans. Het waren vaak kundige vaklieden, stammend uit de laagste kasten, de onaanraakbaren, met specialisaties zoals metaalbewerking of paardentemmerij. Het is bekend dat zij niet onbemiddeld waren. In Europa aangekomen, vestigden de Roma zich eerst in de Balkan, waarna zij zich verder over Europa verspreidden.

Hun gemeenschappelijke taal is verwant aan het Sanskriet en het Hindi. De aanwezigheid van veel Griekse elementen in de Roma-taal is te verklaren uit het feit dat de Roma later enkele eeuwen in het Byzantijnse Rijk hebben verbleven, waar Grieks de overheersende taal was.

Rond 1400 begon de stigmatisering van deze groepen, die door de Kerk en overheid als heidenen werden beschouwd. Recent onderzoek heeft aangetoond dat pas na deze periode hun welvaart enorm afnam. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de neerwaartse spiraal van armoede waarin dit volk is terechtgekomen.

Tijdens het Romacongres van 1971 in Londen bepaalde deze groep dat zij voortaan Roma zouden heten. Benamingen als zigeunergipsy en gitano kwamen hiermee te vervallen. De Roma introduceerden een volkslied, een wapen en een vlag en werden zo één (landloos) volk. De Sinti blijven er desondanks de voorkeur aan geven om van Roma en Sinti te spreken.

De meeste Roma hebben de dominante religie van het land of de regio waar zij verblijven aangenomen. Toch namen zij niet alle gebruiken over en hielden zij ook aan enkele van hun eigen gewoontes en gebruiken vast. In Oost-Europa zijn de meeste Roma Rooms-katholiekorthodox of islamitisch, in Turkije en Egypte islamitisch en in West-Europa katholiek of protestant.

Kenmerkend voor de religie onder de Roma is het geloof in het bovennatuurlijke. Veel van deze gebruiken kennen hun oorsprong in India en behoren ook tot het geloof van de Hindoes.

In veel landen hebben de Roma hun eigen kerken opgericht, met eigen gebruiken maar vaak wel behorend tot het christendom. Een andere ontwikkeling onder de Roma is dat ze zich niet langer protestant maar evangelicaal noemen en niet graag met het protestantisme worden geassocieerd. Inmiddels zijn er duizenden geloofsgemeenschappen. Er bestaat niet één Romakerk. Vaak hebben ze zich bij bestaande kerken gevoegd. Zo zijn er in Roemenië en Chili groepen die zich bij de zevendedagsadventisten hebben gevoegd.

Het bieden van volksvermaak was voor Roma altijd een acceptabele manier om aan de kost te komen. Een stereotiep voorbeeld is de oude vrouw die op de kermis als waarzegster met eenkristallen bol optreedt. Ook het hand- en kaartlezen wordt veel uitgevoerd. Een ander stereotype is dat van de zigeuner als virtuoos en bevlogen muzikant, viool of gitaar spelend in eenzigeunerorkest. Heel wat Roma-muzikanten hebben via deze weg nationale of internationale roem verworven. Zo wordt Django Reinhardt als een van de beste jazzgitaristen beschouwd.





















28-05-2016 om 09:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOREADOR
















28-05-2016 om 09:29 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FLAMENGO

Flamenco is een muziekgenre en een bijbehorende dans afkomstig uit de zuidelijke provincies van Spanje. Kenmerkend voor deze muziekvorm zijn de soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme binnen een twaalftels-systeem.

Etymologisch stamt het woord 'flamenco' mogelijk uit het Arabisch en is het een samenstelling van 'falaah' (landbouwer) en 'mankoeb' (rondzwervend).

De basis van de flamenco vormt de cante flamenco, de flamencozang. In de meest basale uitvoering wordt de cante vaak met een ritmisch geklop (al golpe; golpear = kloppen, tikken) begeleid door te kloppen met de knokkels op tafels, te tikken met een stok op de grond (cano roto), door het knippen in de vingers (pitas) of met klappen in de handen (palmas). Tegenwoordig wordt hij meestal begeleid door de Spaanse gitaar en palmas, soms aangevuld met een tinaja (vaas, in Afrika een udu) en sinds de jaren 70 van de twintigste eeuw de cajón. Ofschoon cante en baile uiteindelijk door veel klassieke instrumenten als fluit, piano, viool en cello kunnen worden begeleid, blijft dit in de praktijk meestal de flamencogitaar. Cante flamencokan (ook ritmisch) worden ondersteund door de baile flamenco, de expressief-ingetogen flamenco-dansstijl die zich kenmerkt door krachtige gratie en vaak ingewikkelde handbewegingen en voetenwerk (taconeo).

De flamenco wordt beschouwd als deel van de algemene Spaanse cultuur en is gedurende de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan in het gebied dat ongeveer overeenkomt met de regio Andalusië. Ook andere gebieden, in het bijzonder Extremadura, Murcia en Huelva, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van verschillende muzikale subvormen (palos). In de loop van de tijd droegen alle Spaanse regio's uiteindelijk wel wat bij aan de ontwikkeling, maar hun aandeel is veel kleiner dan dat van genoemde provincies. Ook zijn veel bekende flamenco-artiesten in andere delen van Spanje geboren. Tegenwoordig is de flamenco Spanjes belangrijkste culturele exportproduct.

De muziek van de flamenco wordt doorgaans niet genoteerd, maar net als veel volksmuziek oraal en via overlevering aan de volgende generatie doorgegeven. Kenmerkend is dat iedere generatie de muziek verrijkt door er nieuwe elementen aan toe te voegen. De (nog jonge) cultuurwetenschappelijke tak die zich met onderzoek naar alles wat met flamenco te maken heeft bezighoudt is de flamencologie.

 



















28-05-2016 om 09:28 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.flamenco

Flamenco is een muziekgenre en een bijbehorende dans afkomstig uit de zuidelijke provincies van Spanje. Kenmerkend voor deze muziekvorm zijn de soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme binnen een twaalftels-systeem.

Etymologisch stamt het woord 'flamenco' mogelijk uit het Arabisch en is het een samenstelling van 'falaah' (landbouwer) en 'mankoeb' (rondzwervend).

De basis van de flamenco vormt de cante flamenco, de flamencozang. In de meest basale uitvoering wordt de cante vaak met een ritmisch geklop (al golpe; golpear = kloppen, tikken) begeleid door te kloppen met de knokkels op tafels, te tikken met een stok op de grond (cano roto), door het knippen in de vingers (pitas) of met klappen in de handen (palmas). Tegenwoordig wordt hij meestal begeleid door de Spaanse gitaar en palmas, soms aangevuld met een tinaja (vaas, in Afrika een udu) en sinds de jaren 70 van de twintigste eeuw de cajón. Ofschoon cante en baile uiteindelijk door veel klassieke instrumenten als fluit, piano, viool en cello kunnen worden begeleid, blijft dit in de praktijk meestal de flamencogitaar. Cante flamencokan (ook ritmisch) worden ondersteund door de baile flamenco, de expressief-ingetogen flamenco-dansstijl die zich kenmerkt door krachtige gratie en vaak ingewikkelde handbewegingen en voetenwerk (taconeo).

De flamenco wordt beschouwd als deel van de algemene Spaanse cultuur en is gedurende de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan in het gebied dat ongeveer overeenkomt met de regio Andalusië. Ook andere gebieden, in het bijzonder Extremadura, Murcia en Huelva, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van verschillende muzikale subvormen (palos). In de loop van de tijd droegen alle Spaanse regio's uiteindelijk wel wat bij aan de ontwikkeling, maar hun aandeel is veel kleiner dan dat van genoemde provincies. Ook zijn veel bekende flamenco-artiesten in andere delen van Spanje geboren. Tegenwoordig is de flamenco Spanjes belangrijkste culturele exportproduct.

De muziek van de flamenco wordt doorgaans niet genoteerd, maar net als veel volksmuziek oraal en via overlevering aan de volgende generatie doorgegeven. Kenmerkend is dat iedere generatie de muziek verrijkt door er nieuwe elementen aan toe te voegen. De (nog jonge) cultuurwetenschappelijke tak die zich met onderzoek naar alles wat met flamenco te maken heeft bezighoudt is de flamencologie.

 



















28-05-2016 om 09:27 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
27-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.indianen




















27-05-2016 om 09:56 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INDIANEN

Indianen zijn de oorspronkelijke bewoners van AmerikaColumbus, die in 1492 dacht in Indië beland te zijn (het was zijn bedoeling om in westelijke richting de Atlantische Oceaan over te reizen en zo in Indië te komen), noemde de bewoners indios - indianen.

Omdat de benaming "indiaan" van een westers standpunt uitgaat, zijn er verschillende alternatieve benamingen in zwang geraakt.

In de Verenigde Staten introduceerde de Amerikaanse overheid en academici in de jaren 60 van de 20ste eeuw de term Native American (Nederlands: inheemse Amerikaan) voor de groepen die onder de verantwoordelijkheid van het Bureau of Indian Affairs vielen. Een bijkomende reden was de verwarring met inwoners van Indiase afkomst, die in het Engels ook Indians heten. Deze nieuwe terminologie werd echter niet algemeen gewaardeerd, omdat het werd aangenomen zonder inspraak van de betrokkenen, en omdat met deze term indianen en de oorspronkelijke bewoners van Alaska,HawaiiPuerto Rico en de eilanden in de Stille Oceaan op een hoop werden gegooid. Uit een in 2005 door het U.S. Census Bureau gehouden enquête bleek dat bijna 50% van de indianen het liefst "American Indians" worden genoemd, terwijl iets meer dan 37% de voorkeur geeft aan "Native American"

Tegenwoordig worden beide termen gebruikt. Het is opmerkelijk dat het Bureau of Indian Affairs nu de term American Indian aanwendt in plaats vanNative American.

De benaming First Nations/Premières Nations wordt gebruikt in Canada. In Latijns-Amerika worden de indianen officieel indígenas (inheemsen) genoemd. In de wetenschappelijke wereld spreekt men ook wel van Amerindiërs of Amerindianen.

De Eskimo's (soms Inuit genoemd, al slaat dat woord strikt genomen niet op de Yupik in Alaska)worden overigens vaak (in de politiek en in de wetenschap) niet als indianen beschouwd, zij het wel als "inheemse Amerikanen".

De emancipatie wat de etnische naamgeving betreft is zowel in Canada als de VS in toenemende mate een zaak van de inheemse gemeenschappen zelf, die in cultureel en politiek opzicht steeds (zelf)bewuster worden. Zo geven inheemse volken die door de Amerikaanse en Canadese overheden officieel zijn erkend en zichzelf als een volwaardige politieke en culturele staat beschouwen, steeds vaker aan niet langer (zoals in de VS) tribes(stammen) of (zoals in Canada) bands genoemd te willen worden, maar Nations (naties of staten). Tevens worden de namen die de Europeanen (of omringende inheemse volken) in het verleden introduceerden, meer en meer vervangen door de namen die volkeren aan zichzelf gaven. In plaats vanIrokezen spreekt men nu bijvoorbeeld vaker van Haudenosaunee. Andere naamsveranderingen zijn onder andere Lakota (Dakota/Nakota) voor Sioux, Mexicah voor Azteken, Ñudzahui voorMixteken en Mapuche voor Araucaniërs.

In het Nederlands wordt "indiaan" niet met een hoofdletter geschreven, omdat het niet een volk maar verscheidene etnische groepen aanduidt (net als bij zigeuners het geval is).

De Nederlandse Koning Willem I benoemde destijds in een aantal van zijn Koninklijke Besluiten zijn onderdanen in Nederlands-Indië als "indianen". De gangbare term werd echter "Inlander".

Bij de komst van Columbus was Noord-Amerika verdeeld in een aantal cultuurregio's. De bekendste zijn die van het uiterste noorden (Arctisch gebied) en die van de prairies in het middenwesten, de Great Plains. Op de Plains woonden de meeste mensen langs de rivieren en waren boer. In het oosten en zuidwesten van Noord-Amerika woonden ook boeren. De belangrijkste gewassen waren maïs, bonen en pompoenen. Deze waren oorspronkelijk afkomstig uit Mexico. Verder werden in het zuidwesten katoen en in het oosten onder anderezonnebloemen verbouwd. Tabak werd in nagenoeg de gehele huidige Verenigde Staten en het zuiden van Canada aangeplant.

Het stereotiepe beeld van "de indiaan" is gebaseerd op de Prairie-volkeren uit de negentiende eeuw. Dit wil niet zeggen dat voor Columbus (zonder paarden!) geen jacht werd gemaakt op de bizon of andere dieren. Vooral in het noordelijke gedeelte van de Great Plains zijn veel zogenaamde "Buffalo Jumps". Hier werden bizons in een ravijn gejaagd, waar ze te pletter vielen. Bij de Buffalo Jump Head-Smashed-In in Alberta, Canada, is een museum gevestigd waar te zien is hoe dit in zijn werk ging.

Centraal-Amerika (Mexico tot en met Panama) in 1492 wordt door archeologen en historici opgedeeld in twee hoofdgebieden, te weten Meso-Amerika (bestaande uit het centrale en zuidelijke deel van Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador en delen van Honduras, Nicaragua en Costa Rica) en Centraal-Amerika (bestaande uit de moderne staat Panama en grote delen van Costa Rica, Nicaragua en Honduras).

Meso-Amerika is het gebied van beroemde volkeren als de Azteken en de Maya's. Tevens is dit een van de zes gebieden op de wereld (de andere zijn de centrale Andes, Egypte,Mesopotamië, de Indusvallei en China) waar zeer vroeg technologisch complexe culturen zijn ontstaan. De meeste mensen woonden hier in steden of waren boer. Midden-Amerika werd lange tijd gezien als "overgangsgebied" tussen de "hoge culturen" van Meso-Amerika en de Andes. Om die reden werden Colombia en Ecuador er nogal eens aan toegevoegd. Tegenwoordig staat Centraal-Amerika meer op zichzelf en krijgt het een eigen plaats in de inheemse geschiedenis. Ook hier woonden bij komst van Columbus voornamelijk boeren.

Ook Zuid-Amerika is, evenals de voornoemde gebieden, opgedeeld in cultuurregio's. De Andes en de Amazonebekken zijn het bekendst, maar zowel cultureel als historisch gezien hoort hetCaribisch gebied hierbij. Alleen in het uiterste zuiden (Patagonië) werd er niet aan landbouw gedaan maar ook hier is het beeld van de nomadische indiaan te paard (bekend van degaucho's) afkomstig van de periode na de komst van de Europeanen. Datzelfde geldt voor de grote veestapels van de noordelijker gelegen pampa. Ook runderen werden ingevoerd door de Europeanen. De Andes en Peru zijn bijna synoniem aan de Inca's. Toch zijn zij relatieve laatkomers in dit gebied. Toen de Spanjaarden in 1532 de Incavorst Atahualpa gevangennamen, bestond het Inca-rijk nog geen honderd jaar, terwijl het voortgekomen was uit hoogstaande culturele tradities van diverse volken die leefden in diverse berg- en kustvalleien sinds drieduizend jaar voor Christus of nog eerder.

De vraag waar de Amerikaanse indianen vandaan komen speelt voor de Europeanen al sinds de komst van de Engelsen in Amerika. De paus besloot uiteindelijk dat het zonen en dochters van Adam en Eva waren en dat ze dus, net als alle mensen, ooit vanuit het Paradijs in Amerika gekomen moesten zijn. De indianen hadden (en hebben) zelf uiteraard eigen theorieën over hun oorsprong.

De westerse wetenschap is zich vrij recent bezig gaan houden met het vraagstuk. Tot voor kort werd door bijna iedereen aangenomen dat de eerste Amerikanen over de toen drooggevallenBeringstraat (tussen Siberië en Alaska) vanuit Oost-Azië naar Amerika waren gekomen. Dit zou gebeurd zijn aan het begin van het Holoceen, ongeveer 12.000 jaar geleden.

Tegenwoordig is de vraag weer helemaal open. De belangrijkste concurrerende theorie van de Beringstraat-theorie richt zich op de westkust van het werelddeel. De eerste Amerikanen zouden in bootjes vanuit Azië naar en uiteindelijk langs de westkust van Amerika zijn gevaren. Voordeel van deze theorie is dat men niet afhankelijk is van een ijstijd, een landbrug of een ijsvrije corridor (zoals in de Beringstraat-theorie). De geleidelijke migratie vanuit Azië naar Amerika kan dus op elk willekeurig tijdstip hebben plaatsgehad. Taalkundige, archeologische en genetische aanwijzingen lijken aan te tonen dat dit proces zich ongeveer 40.000 tot 20.000 jaar geleden heeft afgespeeld. Harde en onbetwiste archeologische bewijzen ontbreken vooralsnog echter, net als bij de Beringstraat-theorie.

Andere theorieën met minder wetenschappelijke aanhang zijn de directe oversteek van de Grote Oceaan (vanuit Australië of Zuidoost-Azië), een route via Antarctica (Paul Rivet), vanuit Europa (overeenkomst van de structuur van oude speerpunten) of direct vanuit Afrika (vroege bewoning van Oost-Brazilië door "Afrikaans" aandoende mensen).

Archeologische vondsten in Ecuador en Peru hebben aangetoond dat de eerste Amerikaanse landbouwgewassen in deze regio zijn ontstaan. De oudste gewassen zijn onder andere defleskalebas, pompoenen en arrowroot. De fleskalebas is van Afrikaanse afkomst en hoe deze in Amerika is gekomen is onduidelijk. Recent onderzoek zou er op wijzen dat het via Azië zou zijn meegekomen met de eerste Amerikaanse mensen, dat zou dan ook de vroege cultivatie verklaren. Hoewel even oud als in Mesopotamië (ongeveer 11.000 jaar), bestaat de vroegste Amerikaanse landbouw niet uit een paar basisgewassen of uit granen. Na de fleskalebas en de pompoenen, kwamen onder andere bonen, chilipepers, vruchten en verscheidene knollen. De eerste maïs verscheen pas rond 7.000 v.Chr. in Mexico. Het belangrijkste gewas uit de Amazone (maniok of cassave) is waarschijnlijk ongeveer even oud.

In tegenstelling tot in de "Oude Wereld" waar landbouw waarschijnlijk op een beperkt aantal plaatsen is "uitgevonden", zijn er in het betrekkelijk grote oppervlak van Amerika zeker drie (waarschijnlijk vier) verschillende plaatsen geweest. Dit in de vallei van de Ohio in het oosten van wat nu de Verenigde Staten zijn, centraal Mexico en de noordelijke Andes. HetAmazonegebied is mogelijk nog een vierde gebied. Dit heeft onder andere geleid tot de grote diversiteit van het aantal producten. Die is veel groter dan in de rest van de wereld. Daarom komt de meerderheid van de gecultiveerde gewassen vandaag de dag ook uit de Amerika's.[6] Naast maïs, bonen, pompoenen en maniok zijn dit onder andere:zonnebloem (Noord-Amerika of Mexico)tomaat (waarschijnlijk Mexico)paprika (Andes) katoen (Andes en Mexico)cacao (waarschijnlijk Andes of Mexico)vanille (mogelijk Mexico, anders Amazone)pinda (Amazone)rubber (waarschijnlijk Amazone)kinine (Amazone)aardappel (Andes)zoete aardappel/bataat (waarschijnlijk Amazone)ananas (Amazone)

 

























27-05-2016 om 09:55 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.cow boys












27-05-2016 om 09:26 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FAR WEST

Een cowboy is een persoon die vee hoedt in de extensieve veeteelt in Noord-Amerika. Deze taak wordt traditioneel uitgevoerd te paard. Tevens vervult de cowboy andere taken op en rond de ranch (boerderij). De cowboy werkt meestal voor de eigenaar van het vee, in vaste dienst of op een seizoenscontract.

De historische Amerikaanse cowboy ontstond aan het einde van de negentiende eeuw, toen eerst in New Mexico en later ook elders de behoefte ontstond om grote hoeveelheden vee – meestal runderen, soms ook schapen – te hoeden, samen te brengen en te vervoeren naar locaties waar ze gemerkt, geslacht of onderzocht konden worden. De cowboytraditie gaat terug op de vaqueros in Nieuw Mexico, knechten van de landheer die het vee te paard hoedden, en vindt haar oorsprong in de manier waarop de extensieve veeteelt al in Spanje werd bedreven. Deze werkwijze kwam met de eerste immigranten mee naar Noord-Amerika.

In de loop van de tijd zijn door de verschillen in terreingesteldheid, klimaat en veehouderijtradities verschillende stijlen en taken van cowboys ontstaan. Een aantal tradities qua kleding, vaardigheden en werkwijze bestaan tot op de dag van vandaag. Cowboys doen ook mee aanrodeo's, wedstrijden waar zij hun vaardigheden met vee en hun vaardigheden als ruiter kunnen tonen.

Het clichébeeld van de cowboy als revolverheld is ontstaan door de opkomst van het westerngenre, dat vooral door Amerikaanse Hollywood-filmproducties populair werd.

 





















27-05-2016 om 09:25 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.camarque








27-05-2016 om 09:24 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE CAMARQUE

De Camargue is een moerasgebied in de Zuid-Franse Rhônedelta (departement Bouches-du-Rhône). Het ligt aan deMiddellandse Zee en beslaat de hele Rhônedelta. Toeristisch gezien is het gebied vooral bekend vanwege de in het wild levende grijswitte Camargue paarden, de zwarte stieren, en de roze flamingo's. Het is een vlak en zeer waterrijk gebied met veel meren enlagunen, moeras- en grasland, duin- en bosgebieden. Het is tevens belangrijk voor de winning van zout, de rijstteelt en dewijnbouw.

In 1970 verkreeg het gebied de status van regionaal natuurpark.

De Grande (grote) Camargue is 750 km². Het wordt ook wel beschreven als een eiland, omdat het van het vasteland is gescheiden door de twee vertakkingen van de Rhône die vanuit Arles naar de zee lopen. De oostelijke vertakking (Grand Rhône) mondt uit in de zee bij Salin-de-Giraud en de westelijke vertakking (Petit Rhône) bij Saintes-Maries-de-la-Mer. Deze twee plaatsjes zijn de enige nederzettingen in de Grande Camargue, met in totaal 7.436 (2003) inwoners.

De Petite (kleine) Camargue, ofwel Camargue Gardoise, ligt ten westen van de Petit Rhône.

Het aanzien van de Camargue is door de tijd heen voortdurend veranderd. Eeuwenlange sedimentatie en de invloed van zowel zoet water van de rivier als zout water van de zee door de eb- en vloedwerking gaven het gebied geleidelijk aan zijn eigen geofysisch karakter. Mensen die gedeelten van het land bebouwden en bewerkten zagen hun oogsten vaak door overstroming verdrinken. Voor de bevolking was het niet eenvoudig zich van voldoende voedsel te voorzien.

Pas tegen het eind van de 19e eeuw was de strijd tegen het water omgebogen in het voordeel van de mens, zodat er meer land bebouwd kon worden. In 1859 werd de eerste zeedijk aangelegd, die de invloed van de getijdenwerking inperkte. In 1869 werden de Rhône-oevers ingedamd, waardoor het aantal overstromingen sterk terugliep. Nu konden de bewoners van de Camargue wijngaarden aanleggen, geïrrigeerd met zoet water. Na de Tweede Wereldoorlog begon men met intensieve rijstteelt. Aangemoedigd door het succes van hun inspanningen legde men meer irrigatiekanalen aan om meer land te kunnen ontzilten. Maar voor het goed functioneren van deze kanalen moest men de loop van het water beter in de hand kunnen houden, dus verbeterde men geleidelijk aan de waterbeheersing. Hierdoor kon men ook de gevolgen van droogte en smeltwatervloeden beter in de hand houden en de oogsten op de intussen 20.500 ha bebouwd land veilig stellen.

Met deze successen kwamen ook nieuwe problemen: de Camargue werd door dit netwerk van dammen en dijken min of meer afgesneden van de natuurlijke, periodieke instroming van zoet en zout water. Dit dreigde zowel de landschappelijke eigenheid als de flora en fauna van het gebied aan te tasten. Daarom werd een strikter reguleringssysteem ontworpen en aangelegd, met pompgemalen, irrigatienetwerken, een afwateringssysteem en een fijnmazig netwerk van kanalen en sloten. Gevolg was wel dat de Camargue een deel van de vermaarde 'wildheid' inleverde. Dat geldt trouwens ook voor de eens zo wilde paarden. De meeste hebben nu een eigenaar. 's Nachts leven ze inderdaad nog in het wild, maar 's morgens worden ze opgehaald, zodat de toeristen een ritje kunnen maken en de folklore van de streek in stand kan worden gehouden.

Omdat een gebied als de Camargue met zijn fragiele ecosysteem in Europa zeer zeldzaam is wordt het zorgvuldig beschermd. De biologische diversiteit is enorm, een gevolg van de combinatie en werking van zowel zoet als zout water in drassig land, doorspekt met meren en ondiepe moerassen (20-80 cm). Het aanzien van de Camargue wordt mede bepaald door de invloed van het mediterrane klimaat. In de zomer valt een gedeelte van het land droog; de meren worden aanzienlijk kleiner.

Het embleem van de Camargue is de (gewone) flamingo (Phoenicopterus roseus). Het gebied is de enige plek in Frankrijk en een van de weinige plaatsen rond de Middellandse Zee waar ze te vinden zijn. Het aantal wordt geschat op maximaal 20.000 paartjes; ze leven verspreid in groepen en staan onder bescherming. Plankton, dat ze met hun bek uit het water kunnen zeven, is hun voornaamste voedselbron. De flamingo's gebruiken modder om nesten te bouwen.

Behalve de flamingo's huizen in het drassige merengebied vele vogelsoorten, zowel trekvogels als overwinteraars. Zilverreigers, de blauwe reiger, de wilde eend, de blauwe kiekendief en kwikstaarten komen er veel voor.

Op de zoutige vlakten, salinas, tiert de zeekraal welig, een belangrijke voedingsbron voor de wilde stieren en paarden. In de winter overstroomt de vlakte, in de zomer droogt het uit tot de grond barst, maar in de lente is het een ideaal waterland voor moeras- en watervogels als de grutto, deoeverloper en de (zwarte) steltloper. Ook flamingo's doen zich tegoed aan het beschikbare voedsel. In vroegere tijden werden de zeekraal en de zoutkristallen verast voor het maken van zeep en glas, maar tegen het eind van de 19e eeuw werd plantaardige soda vervangen door industriële soda (ook gewonnen uit zout). Sinds de opkomst van de chemische industrie is zoutwinning (natrium- en chloorzouten) een van de belangrijkste commerciële activiteiten in de Camargue. Zoutwingebieden zijn onder meer de moerassen en kunstmatige lagunes van Salin-de-Giraud. De totale oppervlakte van zoutwingebieden in de Camargue was in 2003 ruim 14.000 ha, door het jaar heen gemiddeld 11.000 ha. Eén miljoen kubieke meter zout wordt jaarlijks na concentratie en droging uit de bassins gewonnen; daarmee is het het grootste zoutwingebied van Europa. Door de grote hoeveelheid zout krijgt het water in deze zoutvlakten mooie kleuren zoals roze of soms rood.

In het ecosysteem van de Camargue spelen de kleine bosachtige gebiedjes langs de Rhône en bij de voormalige duinen ten zuiden van Vaccarès een belangrijke rol. Dit geldt met name voor de talrijke zoogdieren, zoals diverse knaagdiersoorten, vossen en bevers, en ook voor insecten, die een belangrijke voedingsbron vormen voor nestelende vogels.

De zeedijk langs de kust is ongeveer twintig kilometer lang en niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Langs de hele kust leven grote aantallen van de stern, de kluut, verschillende soorten zeemeeuwen en plevieren. In het westen bevindt zich de Gacholle vuurtoren. Het zand van de duinen wordt op zijn plaats gehouden door genivelles, kastanjehouten palissaden.

In 1927 werd een watergebied ter grootte van 13.117 ha van Étang de Vaccarès tot aan de zee officieel bestempeld tot beschermd natuurgebied. Het reservoir Étang de Vaccarès bevat ruim zesduizend hectare zoet en brak water en is zeer belangrijk voor het totale waterbeheersysteem van de Camargue. Het water is minder dan twee meter diep, waardoor de reinigende werking van zonlicht en wind veel effect hebben. Het reservoir verwerkt jaarlijks vijftig miljoen kubieke meter water van de omliggende rijstvelden, waardoor een deel van het verlies aan zoet water uit de Rhône (sinds de aanleg van dijken) wordt gecompenseerd. Er leven behalve de roze flamingo's meerkoeten, eenden, futen, sternen, zeemeeuwen en vele andere watervogels.

Toeristen kunnen in de Camargue onder meer paardrijden, winkelen en niet-bloedige stierengevechten, de zogenaamde Course Camarguaise, zien in de arena's van Saintes-Maries-de-la-Mer en Mauguio, rondvaarten maken, wandelen, vogelen, de stranden en strandjes bezoeken of het antieke theater van Arles bezichtigen. Ook Nîmes met zijn vele monumenten uit de Romeinse tijd ligt binnen bereik. Een goede manier om de Camargue te bezoeken is fietsend, waarbij men wel rekening moet houden met grote zwermen muggen.

















27-05-2016 om 09:23 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
25-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blaue reiter














25-05-2016 om 10:42 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DER BLAUE REITER

Der Blaue Reiter (de blauwe ruiter) was een kleine groep gelijkgestemde kunstenaars in Duitsland, die van ongeveer 1911 tot 1914 bestond. De vernieuwingsbeweging ontstond in München ongeveer gelijktijdig met Die Brücke in Dresden. Deze beweging (voluit "Künstlergemeinschaft Der Blaue Reiter") werd in 1911 opgericht door Wassily Kandinsky, Franz Marc, August Macke en Alexej von Jawlensky. De stroming wordt tot het expressionismegerekend. Er was niet echt sprake van een georganiseerde beweging. Het ging de deelnemers meer om het onderhouden van een vriendschapsband.

De nieuwe kunstideeën kwamen aan het licht bij de uitgave van een almanak "Der Blaue Reiter", door uitgeverij R. Piper in 1912 te München. De naam van de schildersgroep is afkomstig van de omslag van deze almanak, waarop het schilderij Der Blaue Reiter van Kandinsky uit 1903 te zien is.

Binnen der Blaue Reiter waren de kunstenaars van mening dat elk academisme in strijd was met de ware kunst. Men zag de emotie als voornaamste element van het creatieve vermogen en trachtte men deze tot expressie te brengen.

Uit de scheuring met de Neue Künstlervereinigung in 1911 groeide een rondreizende tentoonstelling Die erste Ausstellung der Redaktion des Blauen Reiters. Vanuit Galerie Tannhaüser te München werd de Galerie Der Sturm te Berlijn aangedaan en te Hagen het Folkwang Museum. Keulen enFrankfurt kwamen hierna.

Een aantal kunstenaars onderhielden connecties met "Der Blaue Reiter": Paul Klee, Alexej von Jawlensky, David Boerljoek, Gabriele Münter, Marianne von Werefkin, Lyonel Feininger, Hans Arp, Louis Moillet, Alfred Kubin, Robert Delaunay, Arnold Schönberg, Heinrich Campendonk.

Een van de laatste activiteiten van Der Blaue Reiter was de deelname aan het "Herbstsalon" van 1913, in de Galerie Der Sturm te Berlijn, op uitnodiging van H. Walden, de uitgever van het gelijknamige blad, maar de Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de beweging. Marc en Macke sneuvelden en Klee, Kandinsky en anderen verlieten het land.

In 1920 keerden Klee en Kandinsky terug naar Duitsland. Ze werden aangesteld als leraren aan het inmiddels ontstane Bauhaus.

 

























25-05-2016 om 10:41 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.servaes










25-05-2016 om 10:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALBERT SERVAES

Albert Servaes (Gent, 4 april 1883  Luzern, 19 april 1966) was een kunstschilder en tekenaar en wordt beschouwd als Belgiës eersteexpressionist.

In 1905 trok hij naar Sint-Martens-Latem waar hij zich in een houten keet vestigde. Hij was een diep religieus mens die in zijn kunst graag de reeds verkende paden verliet. Een van zijn geliefkoosde thema's was het lijden van Jezus Christus. Hij behoorde tot de eerste groep van deLatemse Scholen.

De dramatiek en de wrangheid die uit zijn werken spreekt worden ondersteund door zijn donker coloriet en de dikke lijnen waarmee hij zijn figuren gestalte gaf. De Rooms-katholieke Kerk en veel van zijn tijdgenoten ergerden zich aan de rauwe werkelijkheid die hij schilderde. De kruisweg die hij schilderde (nu bewaard in de Abdij Koningshoeven van Berkel-Enschot) is hiervan een voorbeeld. Opmerkelijk in zijn werk zijn ook zijn landschappen en portretten.

Vanwege sympathieën die hij koesterde voor de Duitse cultuurpolitiek tijdens het nationaalsocialisme moest hij na de Tweede Wereldoorlog de wijk naar Zwitserland nemen.

In 2005 was hij ook één van de kansmakers op de titel De Grootste Belg, maar haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en strandde op nr. 71 van diegenen die net buiten de nominatielijst vielen.



















25-05-2016 om 10:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
24-05-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marines
























24-05-2016 om 10:09 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MARINES

Een marine, ook zeegezicht of zeestuk genoemd, is iedere vorm van figuratieve kunst (schilderijentekeningenbeeldhouwwerk ...) met de zee als onderwerp. Een marine haalt zijn inspiratie voornamelijk uit alles rond de zee en schepen. Het is een genre dat vooral tussen de 17e en 19e eeuw werd beoefend. In de praktijk omvat de marine ook scheepvaart op rivieren, havens en boten op het strand.

Schepen op water zijn al heel vroeg een thema geweest op schilderijen. Op petrogliefen van 12.000 v.Chr. zijn er papyrusboten te zien. Tussen de Late oudheid en de middeleeuwen werd de marine als genre in het Westen niet beoefend. Uitzonderingen hierop zijn onder meer het 11e-eeuwse Tapijt van Bayeux dat de Normandische verovering van Engeland en de invasievloot toont.

Het genre duikt opnieuw op bij de Vlaamse Primitieven in een getijdenboek versierd door Jan van Eyck rond 1420. De strandscènes van Jacob van Ruisdael, met onder meer de Reis van de H. Juliaan en Martha kunnen bij marines worden gerekend. Ze werden vernield bij een brand in 1904 en er bestaan enkel zwart-witfoto's van. Zijn doeken zijn poëtischer, imposanter en dramatischer dan de werkelijkheid. Tijdens de gotiek verschenen kraken op tafel van de rijkere lieden. Ze waren vervaardigd door goudsmeden en ze dienden om couverts en allerleispecerijen op tafel te zetten. Ze werden versierd met masten, zeilen en soms de bemanning.

Schilderijen uit de renaissance in Italië tonen zeegezichten als dat nodig is maar met uitzondering van de Venetiaanse Vittore Carpaccio waren er weinige kunstenaars die vaak de zee als thema gebruikten. Carpaccio's doeken tonen kanalen en dokken in Venetië. In de Duitssprekende landen is het Konrad Witz met zijn Miraculeuze visvangst (1544) die voor het eerst een gezicht op het meer van Genève toont.

De traditie van de Lage Landen met een panoramisch gezicht vanaf een hoog standpunt werd ontwikkeld door Joachim Patinir in de jaren rond 1420 waarin hij grote waterpartijen toont. Deze schilderijen waren in essentie landschapschilderijen vermomd als historiestuk met kleine religieuze voorwerpen. Een sterk marine-element was reeds aanwezig toen de landschapschilderkunst als apart genre ontstond. Het Protestantisme verbood het gebruik van religieuze kunst in grote mate. Zo ontwikkelden zich andere vormen van schilderkunst zoals de seculiere historiekunst en landschapkunst die beide onderdeel kunnen zijn van het marinegenre. Een belangrijk werk door een Vlaamse volgeling van Patinir is de schilderij Portugese kraken voor een rotskust(1540), bewaard in het National Maritime Museum te Greenwich bij Londen. Het kreeg het label het eerste pure marineschilderij te zijn. Het stelt waarschijnlijk twee kleine vloten voor die een Portugese prinses begeleiden naar haar huwelijk. Het is een voorbeeld van een typisch marine-onderwerp dat heel gewoon bleef voor hofschilders tot laat in de 17e eeuw.

Pieter Bruegel de Oude is bekend om zijn ontwikkeling van de genrestukken, scènes uit het boerenleven, maar hij schilderde ook marines waaronder Landschap met de val van Icarus. Het origineel wordt nu erkend als verloren. De schilderij in het Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel is een goede, vroege kopie van het originele werk. Bruegel schilderde ook een groot Zeeslag in de golf van Napels, uit 1560, Galleria Doria PamphiljRome. Een grote stormscène in Wenen is nu toegekend aan Joos de Momper. Marines werden ook door Bruegels volgelingen geschilderd en door zijn zonen.

Maniëristen in zowel Italië als het Noorden begonnen met fantastische stormen te schilderen met gigantische golven en bliksemschichten die de lucht vullen. Dat was nog nooit gezien en het zou af en toe in later eeuwen opnieuw opduiken als modegril. Zeeslagen waren prominenter aanwezig in de 16e-eeuwse schilderkunst omdat er vraag naar ontstond. Ze bleven gevraagd tot in de 20e eeuw, met het verzoek van de opdrachtgevers om ieder detail historisch accuraat weer te geven. Andere trends bogen alles weer om naar een illusionistische weergave zoals dat ook gebeurde in de landschapschilderkunst.

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vertrouwde op visvangst en handel over zee voor haar uitzonderlijke welvaart. Ze kreeg te maken met oorlogen tegen Groot-Brittannië en andere naties tijdens deze periode. Rivieren en kanalen doorkruisten het land. Rond 1650 waren vijfennegentig procent van alle schepen die van de Noordzee naar de Oostzee voeren Nederlands. Schilderijen met zeeslagen als onderwerp vertelden de verhalen van de Nederlandse marine op het toppunt van haar macht, alhoewel tegenwoordig eerder rustige taferelen in de smaak vallen. Het wekt daarom geen verbazing dat marines in Nederland enorm populair waren tijdens de Gouden Eeuw en de kwaliteit van de doeken van de Nederlandse schilders steeg. Zoals in de landschapschilderkunst was de wijziging van het kunstmatig verhoogd gezichtspunt van de schilder naar een laag standpunt een cruciale stap die voor het eerst werd gezet door de grote Nederlandse marinespecialist Hendrik Cornelisz. Vroom. Dikwijls voerden zelfs kleine schepen de Nederlandse driekleur. Het waren koopvaardijschepen of voeren in dienst van de Nederlandse overheid. Sommige kunstenaars specialiseerden zich in rivierscènes, van de kleine schilderijen van Salomon van Ruysdael met boten en rietoevers tot de grote landschappen van Albert Cuyp die Italiaans aandoen en waar de zon ondergaat boven een grote rivier.

Het genre heeft veel raakpunten met de landschapschilderkunst en bij de ontwikkeling van het afbeelden van lucht en wolken liep bijna alles parallel. Veel landschapschilders schilderden stranden en rivieren. Schilders bezaten vaak modellen van schepen om hen te helpen bij het accuraat weergeven ervan. Het gaat hier om Jan PorcellisSimon de VliegerJan van de Cappelle en Hendrick Dubbels. Het atelier van Willem van de Velde de Oude en zijn zoon was de leider van de latere decennia. Zij probeerden, zoals aan het begin van de eeuw, het schip als hoofdthema weer te geven met daarin de vooruitgang van de belangrijke werken van eerdere decennia verwerkt, waar de nadruk meer op de zee en het weer had gelegen. Ze verlieten hun land en trokken in het rampjaar 1672 naar Londen. De uit Emden afkomstige Ludolf Bakhuizen bleef als de meest vooraanstaande meester van de hoge zeeën in Amsterdam achter. Reinier Nooms, die zelf had gevaren, signeerde zijn werken met Zeeman en blonk uit door zijn zeer accuraat weergegeven zeeslagen en afbeeldingen van schepen. Hij was niet geïnteresseerd in het schilderen van lichteffecten en weer, en het was die stijl die later door specialisten van hetzelfde genre zou worden gevolgd. Abraham Storck en Jan Abrahamsz. van Beerstraten waren andere specialisten van zeeslagen. Nooms schilderde ook scènes van onderhoudswerken aan dokken en herstellingswerken die ongebruikelijk zijn maar historisch belangrijk.

De traditie van het schilderen van marines zette zich voort in de Zuidelijke Nederlanden maar was daar veel minder prominent aanwezig. Het duurde veel langer vooraleer de Vlamingen demaniëristische stijl van zich afschudden die scheepswrakken en enorme golven produceerden. De meeste schilderijen waren kleine zeekens terwijl hun noordelijke buren zowel grote als kleine werken schilderden. De belangrijksten onder de Vlamingen waren Bonaventura Peeters en Andries van Eertvelt, kunstenaars die een rol speelden in de Vlaamse barokschilderkunst. De Nederlandse stijl vindt veel weerklank bij andere kunstenaars in het buitenland door kunstenaars die emigreerden of via nabootsing door buitenlandse kunstenaars. De Vandeveldes emigreerden toen de kunstmarkt in elkaar stortte na het rampjaar en schilderden de oorlog vanaf de overkant. Volgers van hun stijl waren onder meer Isaac Zeilmaker die veel eerder emigreerde, Peter Monamy en anderen.

De marines waren intussen werk van specialisten geworden met zeldzame uitzonderingen zoals Rembrandts krachtige De storm op de zee van Galilea, zijn enige echte marine. Anthony van Dyck maakte enkele uitstekende tekeningen van de Engelse kust van boten voor Rye, waarschijnlijk omdat hij daar wachtte om over te schepen naar het vasteland maar schilderijen zijn niet gevonden. Sommige van de schilderijen van Peter Paul Rubens tonen schepen en de zee (De wonderbare visvangst in de Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijlekerk) maar zijn zo gefocust op andere thema's dat men ze bezwaarlijk als marine kan catalogeren. In Vlaanderen waren het Bonaventura Peeters en Hendrik van Minderhout, een emigrant uit Rotterdam, die de leidende figuren waren voor marines beïnvloed door Italiaanse kunstenaars. Bij de noorderburen was dat Jan Baptist Weenix.

Deze eeuw voorzag de schilders met een overvloed aan zee-activiteit en vóór 1759 hadden de Engelsen en de Fransen ongeveer een gelijk aantal overwinningen als nederlagen te vieren. Er waren heel wat talentvolle schilders in het buitenland die de Nederlandse stijl van de vorige eeuw verder ontwikkelden, soms op een wat formele manier, met nauwgezette afbeeldingen van schepen. Vaak waren ze het gevolg van opdrachten van kapiteins, scheepseigenaars en anderen met nautische kennis. Ook bij de schilders trof men mensen aan die hadden gevaren.Nicholas Pocock bijvoorbeeld, een kapitein van een koopvaardijschip, had leren tekenen terwijl hij op zee was en als officieel marineschilder van de Engelse koning aanwezig bij een belangrijke zeeslag op 1 juni 1794, aan boord van het fregat HMS Pegasus. De Fransman Ambroise Louis Garneray, hoofdzakelijk actief in de 19e eeuw, was een schilder met veel ervaring als zeeman en de accuratesse waarmee hij de walvisvaart schilderde werd geprezen door de verteller in Moby Dick, het boek van Herman Melville die de schilderijen kende van afdrukken ervan. In het onderste segment van de kunstmarkt bevonden zich de "schilders op de pier" in de havens van veel Europese steden.

De Venetiaanse kunstenaars zoals Canaletto en Francesco Guardi schilderden veduta waarin de kanalen, gondels, kleine vaartuigen en de lagune van Venetië prominent aanwezig zijn. Hun beste schilderijen tonen het licht en het water op een briljante manier, zij het in verschillende stemmingen omdat Canaletto's wereld altijd opgeklaard en zonnig is en die van Guardi dikwijls betrokken mistig en dreigend.

Kunstenaars werden toen vaak meegestuurd op ontdekkingsreizen zoals William Hodges op tweede reis naar de Stille Oceaan van James Cook. Exotische scènes waren populair en afdrukken van de schilderijen waren een belangrijke bron van inkomsten voor sommige onder hen zoals voor de Franse schilder Claude Joseph Vernet (1714–1789) die in zijn stijl het maniërisme nieuw leven in blies en tegelijkertijd vooruit keek naar de romantiek in zijn grote, dramatische tableaus met stormen en scheepswrakken.

Tijdens de Romantiek maakte de marine weer deel uit van de hoofdstroom van de kunst alhoewel een groot aantal specialisten verder werkten aan het ontwikkelen van het genre van het scheepsportret. Voor velen is het schilderij van Théodore Géricault Het vlot van de Medusa het icon van de Romantiek en voor William Turner was de zee een levenslange inspiratiebron voor zijn doeken. De Medusa is een typisch voorbeeld van een historiestuk terwijl Turner eerder wordt gezien als een landschapschilder. Zijn De slag van Trafalgar (1824) kreeg kritiek omwille van historische onnauwkeurigheden. Zijn latere werken bekommeren zich niet meer om accurate details. De kunst in Denemarken was de nieuwe kracht die kustscènes zeer krachtig in beeld bracht met kalme waters en rustig, gouden licht. Ze had invloed op de Duitser Caspar David Friedrich die een mystieke toets uit de romantiek toevoegde, zoals in zijn ‘’De levensfasen’’ (1835).

Ivan Aivazovski borduurde verder op de oude thema's zoals zeeslagen, scheepswrakken en stormen, gedreven door volbloed Russische romantiek, zoals in De negende golf (1850). Rivier-, haven- en kustscènes met enkel kleine boten waren populair bij Jean-Baptiste Corot en de school van Barbizon en zeker bij Charles-François Daubigny. De belangrijkste Russische landschapschilder Isaak Levitan schilderde rustige meren en de immens brede rivieren van Rusland die door hem en vele andere kunstenaars werden beschouwd als de bron van nationale trots. Gustave Courbet schilderde een aantal doeken van stranden met rotsen en zeegezichten met branding, meestal zonder menselijke figuren. Tijdens de jaren rond 1860 schilderdeÉdouard Manet doeken die met de toenmalige actualiteit te maken hadden zoals zijn marine uit 1864 De slag tussen de USS Kearsarge en de CSS Alabama die een zeeslag uit 1864 tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog afbeeldt.

Het schipportretgenre werd naar Noord-Amerika gebracht door een aantal emigranten, vooral Engelsen zoals James E. Buttersworth en Robert Salmon. De luminist Fitz Henry Lane was de eerste die een Amerikaanse stijl ontwikkelde, gebaseerd op landschapkunst; hij schilderde kleine boten aangemeerd in rustige, kleine baaien.

Later in de eeuw, toen de kust steeds meer een plaats voor plezier dan voor werk werd, waren strandscènes en kustlandschappen zonder schepen erg in de mode. Er verschenen steeds meer mensen op de strandscènes toen vakantiegangers steeds meer naar de kust trokken. Eugène Boudin schilderde Noord-Franse stranden die voor de kijker van vandaag als modern worden ervaren, ondanks de zware kledij van de dames op de strandstoelen. De impressionisten schilderden veel stranden, krijtrotsen en rivieren, vooral Claude Monet in zijn Stormachtige zee in Étretat. Het was zijn Impression, soleil levant die de naam aan deze kunststroming gaf. Rivierscènes kwamen veel voor bij impressionisten en zeker bij Monet en Alfred Sisley. De Spaanse schilder Joaquín Sorolla schilderde er een aantal waarbij hij zich concentreerde op enkele figuren in close-up, in tegenstelling tot de kleine figuren op de meeste andere strandschilderijen. De Fauvisten en pointillisten schilderen meestal verstilde waters, zoals Edvard Munch in zijn beginperiode. In Engeland was het Alfred Wallis die indruk maakte.

De eerder traditionele Britse marineschilder Sir Norman Wilkinson was de uitvinder van de dazzle-camouflage waarbij schepen met patronen werden beschilderd waardoor een resultaat ontstaat dat niet ver afwijkt van het Vorticisme. Toen de United States Navy het idee overnam in 1918 kreeg Frederick Judd Waugh de opdracht om dit voor de Navy uit te werken.

Er zijn nog steeds kunstenaars die zich bezighouden met het afbeelden van schepen, zoals Montague Dawson, wiens werken vaak worden gereproduceerd. Zijn ervaring was dat de traditionele zeilschepen meer in trek zijn bij het publiek dan die van moderne vaartuigen. Het schilderij The fighting Temeraire uit 1838 van William Turner, een van Turners bekendste werken, getuigt van nostalgie naar de eeuw van de zeilschepen.

 

 

























24-05-2016 om 10:08 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.caravaggio












24-05-2016 om 10:06 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CARAVAGGIO

Caravaggio voluit Michelangelo Merisi da Caravaggio (Amerighi da Caravaggio, gelegen in de provincie Bergamo29 september 1571 - Porto Ercole, tegenwoordige gemeente Monte Argentario18 juli 1610), was een Italiaans kunstschilder die leefde in de periode van de Barok. Zijn werk is echter relatief uniek voor die tijd.

Michelangelo Merisi werd geboren in het Noord-Italiaanse plaatsje Caravaggio dicht bij Bergamo. Op 30 september 1571, daags na zijn geboorte, is zijn naam in het doopboek van de Milanese parochie van Santo Stefano in Brolo bijgeschreven. Zijn vader ‘Fermo Merixio’ en moeder ‘Lutia de Oratoribus’ laten daar hun zoontje ‘Michelangelo’ dopen. Op elfjarige leeftijd werd hij wees en ging hij in Milaan in de leer bij de kunstschilderSimone Peterzano.

In 1593 vertrok Caravaggio naar Rome waar hij de maniëristische kunstschilder Giuseppe Cesari ging assisteren. Caravaggio mocht als leerling van Cesari voornamelijk fruit en bloemen tekenen en begon zijn carrière als schilder van stillevens.

Hij trok echter vrij snel de aandacht van belangrijke opdrachtgevers, zoals kardinaal Francesco Maria Del Monte voor wie hij niet alleen religieuze werken maakte, maar ook zeer sensueleBacchusfiguren. De kracht en de emotionaliteit van zijn werk, waarin hij afstand nam van het al te verfijnde en gezochte maniërisme, maakten hem tot een van de meest invloedrijke kunstenaars van zijn tijd.

Caravaggio maakte furore in Rome. Zijn voornaamste opdrachten waren de decoratie van de Contarelli-kapel in de San Luigi dei Francesi, waarvoor hij in 1599-1600 Het martelaarschap van Matteüs en De roeping van Matteüs schilderde, en de decoratie van de Cerasi-kapel in de Santa Maria del Popolo, waarvoor hij in 1601 De bekering van Paulus en De kruisiging van Petrusschilderde. Deze werken zijn nog op hun oorspronkelijke plaats te bewonderen.

Caravaggio's korte leven was een aaneenschakeling van schandalen. Caravaggio was een heethoofd met neiging tot zelfdestructie en hij kwam in Rome voortdurend in aanvaring met justitie. Uiteindelijk vluchtte hij in 1606 Rome uit, nadat hij zijn tegenstander in een zwaardgevecht had gedood ter verdediging van een vrouw.

Na een verblijf in Napels kwam hij in Malta terecht, waar hij hospitaalridder bij de Maltezer orde werd. Hij schilderde er een monumentaal werk over de moord op Johannes de Doper. Maar ook in Malta belandde hij in de gevangenis, omdat hij een hospitaalridder had uitgescholden en vernederd. Hij ontsnapte en vluchtte naar Sicilië, waar hij een jaar doorbracht.

Ten slotte stierf hij op weg naar Rome, waarschijnlijk aan malaria of een griepvirus, totaal berooid op het ogenblik dat de kwijtschelding van zijn straf voor doodslag hem nog moest bereiken.Carel van Mander schreef over deze excentrieke figuur:

"Hij bewoog zich met veel tamtam, zijn degen op de heup en een knecht achter zich, van de ene kaatsbaan naar de andere, altijd klaar voor een gevecht of een ruzie, waardoor het bijzonder lastig was om met hem om te gaan".

In juni 2010 werd bekend dat het graf van Caravaggio was ontdekt door Italiaanse archeologen in de Toscaanse badplaats Porto Ercole.

Italiaanse kunstdeskundigen, Maurizio Bernardelli Curuz en Adriana Conconi Fedrigolli maakten in juli 2012 bekend, dat zij in Milaan ongeveer honderd tekeningen en schilderijen van de kunstenaar Caravaggio hebben ontdekt, waarschijnlijk tussen 1584 en 1588 gemaakt toen Caravaggio leerling was bij Simone Peterzano.

Hij is de geschiedenis ingegaan als kunstschilder van het clair-obscur, het dramatische licht-donker contrast, dat zijn figuren in theatrale lichtbundels laat opdoemen tegen een duistere achtergrond. Wie echter zijn werk vergelijkt met dat van sommige van zijn tijdgenoten, zoals Annibale Carracci (1560-1609), merkt dat Caravaggio duidelijk de meerdere is. Bij hem wordt de pathetiek geloofwaardig gemaakt door een hoge graad aan realisme.

Caravaggio had een enorme invloed op de kunstenaarsgeneratie na hem in heel Europa. Men spreekt in dit verband dan ook van het caravaggisme. Zijn eerste navolgelingen in Italië warenOrazio Gentileschi en Bartolommeo Manfredi. Zij hielpen mee de nieuwe schilderstijl te verbreiden.

Rembrandt van Rijn is in de techniek van clair-obscur een bijzonder succesvol navolgeling geweest. Rembrandt kwam met de werken van Caravaggio in aanraking door de Utrechtse CaravaggistenGerard van HonthorstHendrik ter BrugghenJan van Bijlert en Dirck van Baburen, die in Rome de kunst van Caravaggio hadden leren kennen. Caravaggio was een man met manieren en eigenschappen en (soms onbewust) invloedrijke technieken. Veel schilders gebruiken het caravaggisme nog altijd.

 

























24-05-2016 om 10:05 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!