Vanvelthoven: ‘Gek dat bijna alle verzoeken tot kwijtschelding worden ingewilligd’
Het is te onduidelijk op welke gronden minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) 301 boetes van de belastingdienst heeft kwijtgescholden. Dat vindt SP.A-kamerlid Peter Vanvelthoven, die over de zaak een parlementaire vraag had gesteld. Vooral het feit dat er maar weinig weigeringen zijn doet hem de wenkbrauwen fronsen.
Uit het antwoord op zijn vraag, dat vanmorgen uitlekte in De Tijd maar dat Vanvelthoven zelf nog niet van de minister ontving, blijkt dat 301 van de 386 gratieverzoeken zijn ingewilligd. ‘Dit zijn cijfers en percentages die aangeven dat de minister quasi altijd de boetes kwijtscheldt’, zegt Vanvelthoven in een reactie aan De Standaard.
De dossiers worden allemaal door de administratie bekeken, en Van Overtveldt volgt het advies op. In principe kunnen mensen die veroordeeld zijn tot een boete of een belastingverhoging aan de minister vragen om die te laten vallen. Ze kunnen zich daarvoor beroepen op financiële, humanitaire of sociale redenen.
Vanvelthoven is nu van plan om meer uitleg te vragen over de precieze aard van de dossiers. ‘Het is nu tijd om te bekijken op basis waarvan de kwijtschelding is gebeurd. Het zou kunnen dat de dossiers allemaal behartigenswaardig zijn. Maar het zijn er duidelijk meer dan de jaren voordien. Het is gek dat de administratie in 2015 zoveel gunstige adviezen heeft verleend’.
Dat Van Overtveldt ervoor pleit om de bevoegdheid over het gratieverzoek door te schuiven naar de administratie zelf, maakt Vanvelthoven niet zoveel uit. ‘Wie het doet maakt me weinig uit. Voor mij mag de administratie dat ook zelf doen. Maar er moet in elk geval duiding bij gegeven worden. Niet zoals nu dus: de minister keurt de dossiers goed, maar we weten niet welke parameters er spelen’.
Een afschaffing van het genaderecht is voor Vanvelthoven niet aan de orde. ‘Dit heeft niets te maken met het fiscaal dossier op zich, dat is afgesloten. Maar het gaat over mensen in zware financiële problemen, waarvan we oordelen dat er ook met hun sociale omstandigheden moet worden rekening gehouden.’
|