over grote en kleine geschiedenissen van belangrijke en minder-belangrijke 'levens' in een dorp dat zich stad mag én wil noemen
08-11-2010
WIJZIGINGEN
Hieronder worden nieuwe bijdragen (N) en uitbreidingen (U), toevoegingen van een illustratie (I) of andere kleine(re) wijzigingen of aanpassingen (W) van of bij bestaande artikels van niet meer dan 3 maanden oud vermeld -de datum van inbrenging stemt om praktische redenen niet altijd overeen met de datum onder de bijdrage-: -8 november 2010 (N): "Filips vde Stoute en Hallle". -9 september 2010 (N): "Over Maximiliaan van Habsburg, voordijschap, het kasteel van Beersel en een ontsnapte valk".
In 1985 verscheen "De Bourgondische uitdaging" [1] met als ondertitel "Bewogen leven in de Late Middeleeuwen" van Jean-Philippe Lecat. Hij laat de Bourgondische periode in de Nederlanden die nooit als politieke eenheid bestaan hebben, volkomen terecht beginnen met Filips de Stoute en niet onterecht eindigen met Karel de Stoute en niet met Maria van Bourgondië. Halle wordt tweemaal eerder terloops vermeld en wel in verband met de dood van Filips de Stoute die in 1404 te Halle stierf. Op bladzijde 121 waar Halle 'uitgebreid' aan bod komt, lees ik: De begrafenis van de hertog wordt geregeld. Het hart "du fils de roy de France (cursief in de tekst), van de koningszoon van Frankrijk" zal naar Saint-Denis gaan. Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor van de Lieve-Vrouwbasiliek van Halle, in Brabantse grond. Zijn gebalsemd lichaam, dat gehuld is in de witte kartuizerpij, vat dan zijn laatste tocht aan, naar Dijon, langs de weg die de hertog in zijn leven zo dikwijls heeft afgelegd. Op 1 mei verlaat de stoet Halle. Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor van de Lieve-Vrouwbasiliek van Halle, in Brabantse grond., deed me steigeren. Van iemand als Lecat die van 1978 tot 1981 onder Giscard d'Estaing Frans minister van cultuur geweest is, had ik accuraatheid verwacht. Ik verduidelijk: -Lieve-Vrouwbasiliek van Halle. Halle heeft nooit, noch in 1404, noch in 2010 een kerk gewijd aan de Onze Lieve Vrouw gehad. De Gotische parochiekerk van Halle, gelegen aan de Grote Markt, is steeds opgedragen geweest en is nog steeds opgedragen aan de heilige Martinus; -Lieve-Vrouwbasiliek, bis. De Gotische parochiekerk van Halle was in 1404 nog niet als kerk ingewijd; dat gebeurde pas in 1409. Die kerk was overigens geen basiliek. Ze werd dat slechts in 1946, door een pasuelijke bul. Vreemd is dat men in publicaties over de verheffing van kerk tot basiliek steeds weer 1947 vermeld ziet; -Zijn ingewanden worden bijgezet in het koor. Klopt niet. Ze werden bijgezet in de crypte onder het koor. De plaats is aangeduid met een Grieks kruis in één van de tegels; -Halle lag in Brabantse grond. Halle had in 1404 niets met Brabant te maken. Halle maakte deel uit van Henegouwen en zou dat blijven tot in 1794 toen het tijdens de Franse overheesing ondergebracht werd bij het Département de la Dyle dat later Brabant zou worden; Zijn de ingewanden van Filips de Stoute wel bijgezet in de crypte? Bij mijn weten is er nooit onderzoek naar gedaan. Wahrheit? Dichtung? Op bladzijde 115 komt Halle slechts zeer terloops aan bod, maar wordt nader ingegaan op de kartuizerpij uit bovenstaand citaat: Zij, de kartuizers, gingen van de cel naar de kerk, in stilte, gehuld in een lang gewaad van witte wol, dat hun op een dag als lijkwade zou dienen. Begin uli 1404 deelde Dom Bonifacius Ferrier, generaal-overste van de kartuizers, aan zijn kloosterbroers mee dat een officier van de machtige hertog van Bourgondië zich op 27 april voordien aangeboden had bij de prior en de monniken van hun abdij te Herne de buurt van Halle in Brabent. Filips de Stoute, zo verklaarde de officier, was zopas gestorven op tweeënzestigjarige leeftijd. Hij kwam de kartuizers een nieuwe pij vragen als lijkwade voor Monseigneur.
[1] LECAT, Jean-Philippe. De Bourgondische uitdaging. Bewogen leven in de Late Middeleeuwen. Elsevier, Brussel-Amsterdam. 1985.
01-10-2010, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
09-09-2010
OVER MAXIMILIAAN VAN HABSBURG, VOOGDIJSCHAP, HET KASTEEL VAN BEERSEL EN EEN ONTSNAPTE VALK
of Willy Vandersteens De Schat van Beersel
De Schat van Beersel [1], een stripverhaal van Willy Vandersteen [2], is meer dan 50 jaar oud. Tal van personages treedt erin op. Ze vallen in 2 groepen uiteen: historische en fictieve. Tot de historische behoren Hendrik III van Witthem, zijn zoon Filips en Filips van Kleef. De fictieve maken deel uit van 2 groepen. De ene groep bestaat uit typische Suske en Wiske-personages: Suske, Wiske en Lambik. Sidonie en Jerom treden niet op. Personages uit de andere groep geven de strip mee inhoud; de belangrijkste zijn een valkenier, zijn moeder, drielingbroers en Priem, een hypnotiseur die reeds in De Tartaarse Helm optrad.
De Schat van Beersel valt uiteen in 3 delen waarvan er 2 in het heden spelen en één in het verleden plaatsvindt.
Deel 1 (pp. 2-22). Suske, Wiske en Lambik wonen een toneelstuk bij in het kasteel van Beersel [3]. Een reusachtige, groene vleermuis stuurt het toneel in de war. Gids Isidoor deelt mee dat het in het kasteel Spookt al vanaf het jaar 1438 [1, p. 5] of de tijd van Hendrik III van Witthem [1, p. 6]. Vandersteen heeft zich vergist. Hendrik II was in 1438 heer van Beersel. Hendrik III was heer van 1454 tot 1515. Isidoor vertelt 2 verhalen: dat van een valkenier en dat van het beleg van het kasteel in 1489. De zoon van de valkenier liet de lievelingsvalk van de heer ontsnappen. De valkenier verraadde zijn zoon niet en werd in de vergeetput geworpen. Op dit moment scheerde een vleermuis voorbij De moeder van de valkenier die een heks was, betoverde ( ) de vleermuis, die ( ) reusachtige afmetingen aannam en ze sprak ( ) een vervloeking uit Ze bezwoer dat, telkens als de vleermuis zou verschijnen, er onheil over het Slot van Beersel zou komen ( ) Toen in 1489 de Brusselaars het kasteel aanvielen ( ), kon Philips, de zoon van Hendrik III van Witthem, hem een eerste maal afslaan, doch tijdens de tweede aanval verscheen de vleermuis op het kritieke ogenblik. Ze zaaide paniek bij de verdedigers en het kasteel werd verwoest [1, p. 6]. Wanneer Isidoor de herberg verlaat, verliest hij een document dat een hint naar een in 1489 verborgen schat bevat: Langs hoger dan de krone maar lager dan de trone [1, p. 8]. Suske, Wiske en Lambik ontcijferen het raadsel en willen de schat gaan halen. Isidoor en zijn drielingbroers sluiten hen echter op, samen met hypnotiseur Priem die ze op hun tocht zijn tegengekomen. Priem hypnotiseerthen zodat ze in 1489 terechtkomen om een vluchtweg te zoeken.
Deel 2 (pp. 23-54) is het geromantiseerde of Vandersteeniaanse verhaal van het beleg.
Deel 3 (pp. 54-56). Suske, Wiske en Lambik ontwaken uit hun hypnose, ontsnappen en vinden de schat. De drielingbroers worden door de rijkswacht gevangen genomen.
Vandersteens De Schat van Beersel is opgebouwd rond 2 verhalen: een waar gebeurd en een fictief verhaal.
Het waar gebeurde verhaal.
Zoals al vermeld is De Schat van Beersel een geromantiseerd verhaal. Toch bevat het verhaal een kern van waarheid: het beleg en de beschieting van het kasteel in 1489. Om de reden daarvan te achterhalen moet men teruggaan tot 1482.
In 1482 stierf Maria van Bourgondië. Uit haar huwelijk met Maximiliaan van Habsburg, door Vandersteen ten onrechte keizer Maximiliaan [1, p. 30] genoemd omdat hij dat pas in 1508 werd, werd troonopvolger én latere Filips de Schone geboren. In haar testament had Maria haar man benoemd tot voogd en regent. Hij drong zich echter te zeer op, onder meer door de strijd met erfvijand Frankrijk én Louis XI te herbeginnen en de stedelijke macht te beperken. Daar kwam nog bij dat hij overigens terecht als vreemdeling beschouwd werd. De zaken escaleerden. Pas in 1485 had Maximiliaan de situatie onder controle en werd hij unaniem als voogd en regent erkend.
Toen hij echter de strijd tegen Frankrijk hervatte in een vergeefse poging om de volledige Bourgondische erfenis terug te winnen, had hij het voorgoed verkorven. Op 5 februari 1488 werd hij te Brugge gevangen gezet. De Staten van Vlaanderen, Brabant, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen sloten een overeenkomst die voor Maximiliaan zeer nadelig was. Op 16 mei 1488 kwam Maximiliaan vrij nadat hij de overeenkomst plechtig erkend had. Als borg nam onder meer Filips van Kleef als gijzelaar zijn plaats in. Al snel verbrak Maximiliaan zijn gegeven woord.
van Kleef was zoon van Adolf van Kleef, ridder van de Orde van het Gulden Vlies, die kleinzoon van Jan zonder Vrees was. Hij was achterkleinzoon van Joao, koning van Portugal, stiefzoon van Anna, bastaard van Filips de Goede, en echtgenoot van Françoise, aangetrouwde nicht van Louis XI. Hij heeft onder Maria en Maximiliaan belangrijke functies bekleed. Hij heeft in Franse dienst gevochten. Hij bezat één van de grootste bibliotheken uit zijn tijd, meer dan 160 manuscripten.
van Kleef voelde zich door zijn heer verraden en koos de zijde van de staten en de steden van Vlaanderen en Brabant. Meer zelfs, hij besloot om de strijd tegen Maximiliaan aan te gaan. Hij verdedigde zijn houding door het schijven en publiceren van een eigenaardig pamflet Philalites, waarin hij verklaarde de verdediger van het Bourgondische huis te zijn t.o.v. de Habsburgers. Hij beschuldigde Maximiliaan ( ) de Nederlanden te willen annexeren en stelde tegenover Maximiliaan, de meinedige, Filips de Schone als Prince Naturel en wettelijke erfgenaam van het Bourgondische Rijk. [4].
Tot tweemaal toe verscheen van Kleef met steun van Brussel voor de muren van het kasteel van Beersel. De aanval in november 1488 werd afgeslagen. Het beleg in april 1489 lukte dank zij de steun van de door Frankrijk uitgeleende artillerie, de bande dartillerie du Brabant [5], nog door Louis XI opgezet. Die legereenheid slaagde erin om het drassige gebied snel te verstevigen zodat ze met bombardes met beperkte draagkracht de muren dicht genoeg kon naderen om donjon en een deel van de muren tot puin te schieten.
Het fictieve verhaal.
Zonder een ontsnapte valk, een vervloeking en een angstaanjagende vleermuis zou er van De Schat van Beersel echter nooit sprake geweest zijn.
Is het verhaal van de ontsnapte valk wel fictief?
Halle, niet ver van Beersel, werd in 1489 eveneens door van Kleef aangevallen. De 32 kanonballen die in een nis in de ruimte onder de toren van de Sint-Martinuskerk bewaard worden, zijn er getuige van. In de kerk zijn 2 verwijzingen naar een ontsnapte valk te vinden.
Een eerste verwijzing kan men lezen in het Gulden boek der Broederschap van O.L.V. van Halle, ( ) begonnen in 1341, samen met de bouw van de basiliek en de stichting van de Broederschap, alles ter bevordering van de bedevaart. [6]. Het bevat ondermeer een lijst en beschrijving van mirakels, toegeschreven aan de zwarte madonna van Halle.
In het kader van De Schat van Beersel is de beschrijving van het twaalfde mirakel van belang: Miracle van enen valkenere, die sinen valk verloes. ( ) siin meester siin heere beschuldigde hem ervan dat hij den valke die als dier voor de jacht te paard een fortuin waard was, vercocht hadde. Er werd naar de valk gezocht, maar men vernam vanden valke noit tale noch teeken. ( ) Ende alse die heere sach dat men sinen valke niet venden en coste. doe ( ) seide dat hinc soude doen hanghen. Toen de valkenier ging opgehangen worden, doe quam hem die moeder gods te voren. vertrosterde alder werelt. Hoewel het niet vermeld wordt, kan verondersteld worden dat de valkenier om hulp gebeden heeft. die valke quam vlieghende van boven uter locht. quam den valkenere op sijn scouweren staen ende alse dat die goede liede aensaghen. soe danctten sie der moeder gods. ( ) ende die heere dede den valkenere ontbenden. ende vander galgen comen. ende hadde sinen valke weder. aldus wert die valkenere verloest. ende quam te halle. ende versocht dat beelde vander moeder gods. alsoe hi geloeft hadde. ende wert haer pelgherijm. alsoe wi alle moeten in secula seculorum. amen. [6].
Er zijn een aantal wezenlijke verschillen tussen het stripverhaal en de tekst uit het gulden boek. Bij Vandersteen is niet de valkenier schuldig aan het verdwijnen van de valk, maar zijn zoon: Het zoontje van de valkenier liet al spelend de beste valk uit zijn kooi ontsnappen De gelijkenis is dan weer dat Hendrik van Witthem ( ) de valkenier ( ) ervan verdacht zich door de jaloerse jagers die allemaal jaloers op de prachtige valken waren, te hebben laten omkopen [1, p. 6]. In De Schat van Beersel wordt de valkenier niet tot dood door ophanging veroordeeld. De kasteelheer liet hem in een vergeetput werpen. [1, p. 6]. Vandersteen heeft van de ondergrondse gevangenis die zich wanneer men het kasteelplein betreedt, links onder een traliewerk bevindt, een obliette gemaakt. Tot nader order heeft Beersel dat nooit gehad. In het stripverhaal is er geen sprake van een mirakel dat ervoor zorgde dat de valkenier in leven blijft. Hij ontsnapte uit zijn vergeetput en zaaide verkleed als vleermuis paniek bij de verdedigers van het kasteel. In het Suske en Wiske-verhaal ging de valkenier na zijn vrijlating niet naar de zwarte madonna van Halle om haar voor zijn redding te bedanken. De valkenier werd door Lambiks typische onhandigheid uitgeschakeld. De jonge Filips van Witthem vond dat het verblijf in de vergeetput als straf voldoende is De valkenier verliet voor immer het domein[1, p. 52]. In werkelijkheid zoul hij niet verplicht geweest zijn om alleen maar het domein van Beersel, maar ook het hertogdom Brabant waarvan Beersel deel uitmaakte, te verlaten. Dit betekent niet dat hij niet op bedevaart naar Halle kan gegaan zijn. Halle maakte immers geen deel uit van Brabant. Halle dat lang op de wip tussen Brabant en het graafschap Henegouwen gezeten heeft, hoorde vanaf de veertiende eeuw bij Henegouwen. Dit zou duren tot 1794 toen het onder de Franse overheersing deel ging uitmaken van het Département de la Dyle dat tijdens de Nederlandse overheersing Brabant zou worden.
Een tweede verwijzing is te vinden op een mirakelschilderij [7] uit de zestiende eeuw, dat in de Trasegnieskapel bewaard wordt. Men maakt zich klaar om de valkenier op te hangen. De verdwenen valk die plots opdaagt, redt hem echter het leven. Het schilderij is niets anders dan de visualisering van het laatste deel van de tekst uit het Guldenboek.
Het werk is, net als de 21 andere mirakelschilderijen, ook wel Mysterieschilderijen [8], geschilderd in de trant van David Teniers, of meer in het algemeen gesproken in de stijl van de Brabantse schilderkunst uit de 17e eeuw [8].
Het mirakel van de valkenier is nog op een ander kunstwerk afgebeeld. Op een ets die zich in het Teylers Museum te Haarlem bevindt, is de Onze-Lieve-Vrouw van Halle met wit gelaat centraal en aan de bovenzijde, de hemel dus, afgebeeld. Onder haar worden 26 mirakels, aan haar toegeschreven, verbeeld. Onderaan vond ik in het Latijn een opsomming van al de mirakels van Justus Lipsius, door hem vermeld in zijn Diva virgo Hallensis [9] uit 1604, op de prent elk met een letter aangegeven en elk voorzien van een datum, waarschijnlijk de data die vernoemd zijn in het Gulden boek. [8]. Één ervan is het verhaal van de valkenier. De 25 andere verwijzen naar mirakels, verwoord in het Guldenboek. Er zijn echter 22 schilderijen aanwezig in de Sint-Martinuskerk. Betekent dit dat ook de 4 mirakels waarvan geen schilderij bestaat, ooit geschilderd zijn? Indien ja, wat is ermee gebeurd?
De ets is van de hand van een onbekende meester uit het begin van de zeventiende eeuw. De tekening die aan de basis lag, wordt op basis van stijl en gebruikte technieken duidelijk aan Rubens toegeschreven. Van die tekening is echter (nog) geen spoor teruggevonden.
Is er een link tussen Rubens en Lipsius? Is er een link tussen Lipsius en Halle? Is er een link tussen Rubens en Halle?
Er is een link tussen Rubens en Lipsius. Ik denk aan Zelfportret met vrienden uit het Wallraff-Richartz Museum te Keulen en De vier filosofen uit het Palazzo Pitti te Firenze waarop Lipsius afgebeeld is.
Er is een link tussen Lipsius en Halle. Ik verwijs opnieuw naar zijn Diva virgo Hallensis. Het is niet geweten of Lipsius ooit in Halle is geweest.
Er is een link tussen Rubens en Halle. Ik verwijs opnieuw naar de ets in het Teylermuseum te Haarlem.
Hoe is Rubens het bestaan van het Guldenboek waarin de mirakels vermeld staan, te weten gekomen? Rubens was bevriend met 3 zonen van Jean Richardot (1540-1609), die in 1597 voorzitter van de Geheime Raad der Spaanse Nederlanden werd, heer van Lembeek was en op het kasteel aldaar woonde. Op het reeds vermelde Zelfportret met vrienden zijn ze afgebeeld: Jean, Anthone en Guillaume. Meer dan waarschijnlijk heeft de familie Richardot Rubens over de mirakels van de zwarte madonna van Halle, net ten noorden van het familiekasteel gelegen, verteld.
Is Rubens in Halle geweest en heeft hij er de Sint-Martinuskerk bezocht? Het is bijna zeker dat hij in Halle geweest is. Meer dan waarschijnlijk heeft hij zijn Richardot-vrienden in Lembeek bezocht toen hij voor zaken in Brussel was. De weg van Brussel naar Lembeek liep door Halle. Heeft hij toen in de stad halt gehouden? Het is niet geweten of hij de Sint-Martinuskerk bezocht heeft. Toch laat de faam van kerk en bedevaartsoord en Rubens geloof toe om de vraag bevestigend te beantwoorden. Hoe zou de barokke Rubens zich in de gotische kerk gevoeld hebben?
Van wanneer dateren de schilderijen? Lipsius vermeldt ze niet in zijn boek.
Betekent dit dat ze van na het schrijven ervan in 1604 dateren? Everaert en Bouchery verwijzen in het Ville de Hal [10] dat On y voit seulement quelques petites peintures représentant plusieurs miracles, opérés par lintercession de la Mère de Dieu. ( ) Tous ces miracles sont approuvés par larchevêque de Cambrai. Les peintures portent en effet linscription suivante: APPROUVEZ PAR MONSIGN. ( ) ARCHEVESQUE ( ) DE CAMBRAI ( ), LAN 1604.Dit bewijst echter niet dat de schilderijen in dat jaar zijn goedgekeurd. Het duidt enkel het moment aan dat de mirakels door de kerk erkend zijn.
Van wanneer dateren de schilderijen dan? Meer dan waarschijnlijk zijn ze gemaakt toen Rubens tekening en/of etsen ernaar reeds bestonden. Het wordt dus wachten op een datering van die ets.
Vandersteens De Schat van Beersel heeft me aan het denken gezet. De tekenaar heeft zijn inspiratie voor het beleg met zekerheid aan de geschiedenis ontleend. Hij heeft de figuur van de valkenier zonder wie het verhaal niet mogelijk zou geweest zijn, misschien/meer dan waarschijnlijk in Halle gevonden.
Vandersteens De Schat van Beersel heeft me verder geleid dan in had kunnen vermoeden. Ik ben terecht gekomen bij een mirakelschilderij, een ets die er model voor gestaan heeft en (een) bezoek(en) van Rubens aan Lembeek en misschien/meer dan waarschijnlijk aan Halle en de Sint-Martinuskerk.
Vandersteens De Schat van Beersel heeft me opgezadeld met vragen over een mirakelschilderij uit die kerk.
O ja, in het kasteel van Beersel is nooit een schat gevonden.
[1] VANDERSTEEN, Willy. De Schat van Beersel. Standaard Uitgeverij, Antwerpen. 1971 [verschenen als nummer 111 in de reeks Suske en Wiske]. Deze uitgave kende tal van herdrukken. Van 23 juli 1952 tot en met 8 oktober 1953 verscheen het als feuilleton in het stripweekblad Kuifje. In 1954 verscheen het in de blauwe reeks van Suske en Wiske. Wanneer er geciteerd wordt, wordt de bladzijde na de voetnoot vermeld.
[3] Het kasteel van Beersel is gebouwd tussen 1310, terminus ante quo, en 1440, terminus ante quem. In 1310 kreeg Godfried van Hellebeke uit Halle van hertog Jan II van Brabant een stuk grond waarop nu het kasteel staat, in ruil voor zijn hulp tijdens de opstand van de Brusselaars in 1306. In 1440 wordt het kasteel voor het eerst vermeld in het Leenboek van Brabant. Zoals het er nu staat, omvat het 3 bouwfases: basisconcept van rond 1420, heropbouw van het donjon en een deel van de muren rond 1590 en torenbekroningen van 1617.
[4] RENSON, G[aston]. Filips van Kleef (1459-1528). In: DDAA. 1489. Halle belegerd en overvallen maar niet gevallen. Verhandelingen nieuwe reeks, Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring Halle, Halle. 1989 [verschenen als nummer 26].
[5] FRANSSENS, Marcel. Het Kasteel van Beersel in afleveringen.Niet gepubliceerde tekst, 28 mei 2007.
[6] N(omen)N(escio). Dit siin die privilegien van der kerke die miraclen ende die teekene die broeders ende zusters onser vouwen van Halle 1341-1789. Integrale tekst van het Guldenboek, met toelichtingen, overgenomen uit het Parochieblad, jaargang 1922 en volgende. VVV-Halle, Halle. 1989.
[7] Er bevinden zich op 2 plaatsen mirakelschilderijen: in de ruimte onder de toren de (nog) niet-gerestaureerde, in de Trasegnieskapel de gerestaureerde. Het is bedoeling is om alle schilderijen te laten restaureren.
[9] LIPSIUS, Justus. Diva virgo Hallensis. Jan Moretus, Antwerpen. 1604.
[10] EVERAERT, Léopold en BOUCHERY, Jean. Histoire de la ville Hal, daprès les documents originaux. Culture en Civilisation, Brussel. 1975.
09-09-2010, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
01-05-2009
HALLE IN DE LITERATUUR DOOR RIK WOUTERS
"Halle in de literatuur door Rik Wouters" is "pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren" door mezelf van Halle en literatuur.
Ik citeer de inleidende tekst: HALLE IN DE LITERATUUR wil pogingen tot archiveren, verklaren en interpreteren ondernemen. Aandacht wordt besteed aan literatuur over en in Halle door Hallenaars en anderen in het Nederlands en andere talen. Onder literatuur wordt poëzie, proza, toneel en literaire kritiek verstaan, met een bijzondere aandacht voor poëzie, liefst niet verschenen in uitgaven in eigen beheer. Onder Halle wordt de stad van vóór de fusie verstaan. Dialect- en jeugdliteratuur komen niet in aanmerking. Thriller- en misdaadfictie wordt niet als literatuur beschouwd. De weblog staat voor iedereen open: verbeteren van foute informatie; vervolledigen van onvolledige informatie; signaleren van interessante items; leveren van eigen bijdragen voor zover ze in het kader van Halle in de literatuur passen; ... Medelingen zullen in deze tekst die steeds onder de titel van de weblog verschijnt, afgedrukt worden. Een initiatief van de literaire en kunstvereniging "Xarnego" uit Halle, waarvan letterkundige Rik Wouters voorzitter is."
http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet bevat onder mee r"L. Thevenet onbegrepen schilder van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen" met als ondertitel "over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930", mijn eindwerk voor "Toeristische Gids" aan "Elishout" te Anderlecht dat in een zeer beperkte oplage bij "xarnego" uit Halle verschenen is. Het is het uitgangspunt van vermelde site.
01-04-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
01-03-2009
HALLE EN EEN ALBASTEN RETABEL, KEIZER KAREL EN EEN RENAISSANCISTISCH BEELDHOUWER*
over leven en werk van Jehan Mone
Indien men op de streek ten zuidwesten van Brussel -enigszins chauvenistisch zou ik het over de streek van Halle kunnen hebben-een overkoepelend kunstbegrip zou moeten plakken, zou ik zonder twijfel kiezen voor gotiek. Verwonderen kan dat niet: de kerken van Sint-Martinus te Halle met tal van gotische kunstwerken in situ, Onze-Lieve-Vrouwte Alsemberg en Sint-Guido te Anderlecht en het kasteel van Beersel zijn er treffende monumentale voorbeelden van.
Heb ik het juist voor? Is het niet verkeerd om gotiek als hét (enige) kunstkenmerk voor vermelde streek te noemen? Ook andere kunststromingen zijn immers vertegenwoordigd. Ik beperk me tot de renaissance die met enkele meesterwerken uit de beeldende kunst vertegenwoordigd is.
Ik denk uiteraard zonder volledig te zijn aan 2 renaissancistische beeldhouwwerken in albast die naast de zuivere artistieke waarde om historische redenen belangrijk zijn: bij het oudste ligt een wereldlijk feit aan de oorsprong, het jongste is religieus van opzet en loopt vooruit op de bepalingen van het Concilie van Trente [1]. Het eerste werk, Karel V en Isabella van Portugal, bevindt zich in de Blauwe Kamer van het kasteel van Gaasbeek; het tweede,Mone-retabel, in de Trasegnieskapel van de Sint-Martinuskerk van Halle.
Op Karel V en Isabella van Portugal, een albasten kleinood, wordt het huwelijk van Karel met zijn nicht Isabel [2] van Portugal ( ) afgebeeld, met een complexe symboliek. De echtgenoten die elkaar de hand geven en teder aankijken, staan halfverheven onder een renaissanceportiek. Karel, met uitgesproken kin, legt de arm beschermend, lieftallig en ontroerend rond Isabels schouders. Zij biedt hem haar liefde of haar hart in de vorm van een juweel aan. Ik heb in mijn toenmalige tekst vermeld en ik zie geen reden om dat nu niet opnieuw te doen -Ik doe niet mee met de massa die Karel in de vroegere Nederlanden als de goede voorstelt terwijl Filips II die slechts zijn vaders testament scrupuleus uitvoerde, de slechte is. In Spanje valt eerder, maar minder uitgesproken het omgekeerde op.-: Is dit de Karel die drie jaar eerder de eerste andersgelovigen te Brussel naar de brandstapel liet voeren? Toch is de politiek subtiel in het werk geslopen: Karel is getooid met de ketting van de Orde van het Gulden Vlies. Daarna vervolgde ik: Links en rechts zien we de wapenschilden van de Habsburgers en Portugal, verwijzend naar beide echtgenoten én naar de huwelijkspolitiek van de Habsburgers, zelfs als dit inteelt betekent. [3].
Ik vermeld enkele opmerkingen van Delva en Van Dormael die mijn tekst vervolledigen. Het renaissanceportiek, een boog door twee pilaren geschraagd, verwijst naar de triomfbogen van de Blijde Inkomsten en Het geheel is in een vergulde houten (neo-?)renaissancelijst gevat. De afmetingen van het Albasten werk in vergulde lijst zijn 53 x 56,5 cm[4].
In een cartouche onder de boog staat het jaartal 1526. Het verwijst naar het jaar waarin Karel en Isabel te Sevilla in Spanje getrouwd zijn. Is het ook het jaar dat het werk gemaakt is? Zekerheid is er niet.
Het werk komt uit het Legaat Arconati Visconti. [4]. Dit legaat is van Marie Peyrat, markiezin van Arconati Viconti, die het kasteel met een groot deel van de inboedel in 1922 aan de staat die België genoemd wordt, schonk.
Het piramide-achtige Mone-retabel, zoals het meestal genoemd wordt, is veel monumentaler dan reeds besproken werk, en eveneens in albast. Het heeft geen naam in traditionele zin: benoemen van beeldende en schilderwerken naar wat afgebeeld wordt. Ikzelf zou het daarom liever over het Zeven Sacramenten-retabel of zelfs gewoon maar Sacramenten-retabel omdat van een katholiek en zelfs van een niet-bijgelovige kunstkenner mag verondersteld worden dat hij weet dat er 7 zijn, hebben. Caudron heeft het over het Sint-Maartensretabel [5] dat alleszins beter dan Mone-retabel omschrijft.
Delva en Van Dormael hebben het in hun bijdrage waaruit ik reeds geciteerd heb, over Het grote retabel ( ) in de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek te Halle [4]. Ik vind grote retabel overdreven omdat er geen vergissing mogelijk is: er bevindt zich immers slechts één retabel zodat er geen twijfel mogelijk is. Heb ik het verkeerd voor en willen ze, zoals ik hoger gedaan heb, het monumentale ervan benadrukken?
Het verwondert me dat notoire kunstkenners als Delva en Van Dormael het hebben over de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek [4]. De kerk van Halle is immers sinds eeuwen opgedragen aan de heilige Martinus.
Het Mone-retabel [6] staat op een predella of soort voetstuk. Op de eerste 2 verdiepingen worden de 7 sacramenten op medaillons afgebeeld. Op de eerste verdieping zijn dat tussen pilaren van links naar rechts Confirmation of vormsel, Confession of biecht of sacrament van de verzoening, Mariage of huwelijken Extrème-Onction of ziekenzalving of heilig oliesel; op de tweede verdieping tussen zuilen van links naar rechts Baptesme of doopsel, Sacrement of communieen Prestise of wijding tot diaken, priester of bisschop. De medaillons van tweede verdieping worden geflankeerd door 2 van de 4 kerkvaders. Op de derde verdieping is de heilige Martinus die een stuk van zijn mantel aan een bedelaar geeft, afgebeeld. Hij wordt geflankeerd door de 2 andere kerkvaders onderaan en helemaal naar buiten en door 2 evangelisten bovenaan tussen de kerkvaders en Martinus. Op de vierde verdieping is een tabernakel in de vorm van een cilinder. Het wordt geflankeerd door de 2 andere evangelisten aan de voet ervan. Op de vijfde verdieping is een kleinere cilinder. Hij wordt omgeven door 8 putti, mollige kinderfiguren. Op de zesde verdieping op een halve bol staat de pelikaan die zich tot bloedens toe in de borst pikt en met zijn bloed zijn jongen voedert. Hij is het symbool voor Christus die zijn leven voor de mensen zou gegeven hebben en dus voor de eucharistie die tweemaal als sacrament aanwezig is.
Zoals reeds geschreven loopt het Mone-retabel vooruit op het Concilie van Trente [1]. Dat concilie was een reactie van de kerk tegen de reformatie die tot een scheuring in de katholieke kerk geleid heeft: bedoeling was om duidelijkheid te brengen over door protestanten in vraag gestelde geloofspunten. Geloofswaarheid en sacramenten moesten verduidelijkt en bevestigd worden. Sacramenten zijn gewijde handelingen die teruggaan op het leven en het woord van Christus. Men mag ze niet verwarren met sacramentalia [7].
Het Mone-retabel is meer dan waarschijnlijk iets jonger dan Karel V en Isabella van Portugal. Op het retabel staat dat het in Lan de grâce 1533, posée fut in de kerk. Is het in dat jaar gemaakt? Zekerheid is er niet. Feit is dat het speciaal voor de kerk gemaakt is. Ik veronderstel dan ook dat het er onmiddellijk na de afwerking geplaatst is.
Zijn de makers van vermelde werken bekend?
De maker van Mone-retabel staat op het werk vermeld net onder het beeld van de heilige Martinus: het is overigens het enige gedateerde ( ) en gesigneerde werk van Mone [5]. Ik lees en geef ongeveer weer hoe de tekst vermeld is:
Jehan Mônelempereur
Maistre artiste de ai faict cest dict
retable
De maker is een zekere Jehan Mône, wiens naam nog op andere manieren geschreven werd en wordt -ik zal het er verder over hebben- in het Nederlands Mone genoemd. Het retabel is dus naar de beeldhouwer genoemd.
De maker van Karel V en Isabella van Portugal is niet op het werk vermeld. Van Dormael schrijft dat het is toegeschreven aan Mone [8]. Delva en Van Dormael veronderstellen dat het om Mone (?) [4] gaat. Het vraagteken moet er eerder pro formo staan: het werk wordt immers zonder discussie aan Mone toegeschreven.
Moet ik mijn vraag herformuleren? Is de maker van de werken gekend? Het antwoord is positief: Jehan Mone [9].
Wie was Mone?
Delva en Van Dormael hebben hem in de bijdrage waaruit ik reeds geciteerd heb, proberen te situeren. Dit is erg beknopt gebeurd: Jan Mone (ca. 1485-1554), te Metz, in het noordoosten van wat nu Frankrijk is, geboren, behoorde tot een hele schare kunstenaars, uit de Nederlands-Bourgondische sfeer afkomstig, die in dienst van de Habsburgse vorsten werkten. Na zijn opleiding, waarschijnlijk in Noord-Italië, was hij vanaf 1516 in Spanje werkzaam, toen al in dienst van de toekomstige keizer. Men kan aannemen dat hij Karel naar de Nederlanden is gevolgd, waar hij een der vroegste vertegenwoordigers van de Renaissance werd. ( ) vermoedelijk overleed Mone in 1554. [4].
Ik heb besloten om te rade te gaan bij Saintenoy die in 1931 in Brussel een Franstalig werk met een erg complexe titel liet verschijnen. Ik geef weer zoals het op de kaft ongeveer staat: Le Statuaire JAN MONE / JEHAN MONEY / MAITRE ARTISTE DE CHARLES-QUIT / SA VIE, SES OEUVRES[10].
Wat opvalt, is dat Saintenoy het in zijn titel die niet toelaat om hoofd- van bijtitel(s) te onderscheiden heeft over Mone en Money. In zijn werk gaat hij nog een stap verder. Hij haalt een hele resem namen en toevoegingen aan: Jehan Money, Jehan de Metz, Jannen Monet, die men heert Lartist, Jannen Lartist, Meester Jannen, Jehan Mone, Jehan Mone dit de Metz, Jehan Monet dit de Metz, Monetz, Moné, Jehan Mone, enfin Johannis artistae opus of J(eh)an, de kunstenaar van het werk. Il ny a donc pas de doute, son nom est Money ou Monet, ordinairement Simonet, puis, par aphérèse, Monet, et par apocope Money [10; de woorden tussen aanhalingstekens staan in de tekst cursief en zonder aanhalingstekens].
Dat namen in de Middeleeuwen en de Moderne Tijd op verschillende manieren geschreven werden, was gewone kost. Zelfs nu nog slaagt men erin om zelfs namen van bekende personen verkeerd te schrijven [11]. Santenoy citeert uit rekeningen uit Mechelen van rond 1540 die sommen die aan Mone uitbetaald werden -ik kom hierop verder terug-, vermeldt: Jan Monet, Jannen lartiste als Monet en Jan Mosnet [10] [12]. Saintenoy heeft ervoor gekozen om Money te gebruiken. Hij argumenteert: Nous avons préféré la graphie Money, parce que cest celle que nous avons trouvée sur la pierre tombale du père de lartiste à Metz [10].
Hiermee ben ik bij de afkomst van Mone beland. Vader Mone die zijn voornaam aan onze Mone gegeven heeft, was getrouwd met Poissante de Bongard en stierf te Metz in 1498. De voornamen van Mones groot- en overgrootvader zijn gekend: Didier. Mones bedovergrootvader heette Arnould en is in 1334 getrouwd met Martine Haiche. De namen van haar vader en grootvader zijn gekend: Auburtin en Walrin. Van Walrin is geweten dat hij in 1320 leefde.
Wat weet men verder over Mones voorouders? Niet veel. De namen van de echtgenotes zijn bekend. Walrin Haiche was amman van Saint-Maximin te Metz. Mones vader was schepen van Thionville, iets ten noorden van Metz.
Santenoy heeft tal van gegevens over het leven van Mone kunnen achterhalen. Ik geef ze met een korte omweg naar Caudron chronologisch weer:
-hij werd tussen 1480-1485 waarschijnlijk in Thionville of Metz geboren;
-over zijn opleiding tot kunstenaar waarop ik verder terugkom, is niets met zekerheid geweten;
-in het prille begin van de zestiende eeuw kwam hij naar Anwerpen. Dit situeert Saintenoy rond 1507. Hij baseert zich daarvoor op het feit dat Mone de graftombe van Bernard dOrley die zich in Ecaussines dEnghien bevindt, gemaakt heeft. Orley is op het einde van 1506 te Burgos in Spanje gestorven. Zijn vrouw heeft bij het vernemen van zijn overlijden opdracht gegeven om de tombe te maken;
-hij wordt als maistre Jehan de Lorraine, ( ) très grand( ) ouvrier( ) en lart de massonnerie [10] vermeld in een brief aan Margaretha van Oostenrijk van 3 december 1511;
-Caudron vermeldt zonder vermelding van bewijzen dat hij te Aix-en-Provence en Barcelona, waar hij samenwerkte met de bekende Bartolomè Ordonez [5], verbleef;
-Dürer vermeldt dat Mone in 1521 in Antwerpen woonde en het financieel goed had. Hij gaf hem een aantal van zijn gravures als geschenk;
-In 1524 woonde hij in Mechelen. De stad die hem 12 livres 10 sols betaalde om te verhuizen, betaalde hem vanaf 1525 een jaarlijks pensioen van quatre livres dix sous. In de stadsrekeningen van Mechelen staat dat er werd betaelt Mr Jannen artist tot hulpe van zynen verhuysen van Antwerpen hier te commen vuyt gracie XII livres Xsels [10];
-Caudron vermeldt zonder vermelding van bewijzen dat Karel V Mone in 1524, misschien wel eerder tot artiste de lempereur benoemde [5];
-In 1528 werkte hij voor graaf Hoogstraeten-Lalaing;
-In 1533, zoals uit het Mone-retabel te Halle blijkt, was hij Maistre artiste de lempereur. Malheuresement ses lettres patentes nont jamais été retrouvées. [10]. Zijn ze bij de brand van het paleis te Brussel in 1731 vernietigd? Saintenoy veronderstelt dat Mone sinds 1531 of 1532 Maistre artiste [10] was. Dan zou hij Rombaut Keldermans die in 1531 stierf, opgevolgd zijn;
-In 1536 ging Lodewijk van Boghem naar het lhostel et ouvroir du Maître Jehan Monet [10] te Mechelen. Mone werd gevraagd om een retabel dat aan Filips de Schone toebehoord had, te schatten. Hij werd daarvoor in 1536 en 1537 betaald;
-in 1538 wordt hij voor het maken van een retabel voor het paleis in Brussel betaald. Hij werd er in 1541, wanneer het werk afgeleverd wordt, nogmaals voor betaald;
-in 1539 en 1540 was hij te Metz en Thionville. De reden was het erven van de heerlijkheid van Luttange van een familielid dat in 1535 was gestorven en afstammelinge was Jehan Haiche, broer van Aubertin. Hij erfde ook 1/6 van hotel Gornay-Luttange te Metz;
-de stadsrekeningen van Mechelen van 1539/1540 vermelden het betalen van een pensioen aan Jan Monet [10];
-in 1540 woonde hij in de Adegemstraat te Mechelen;
-de stadsrekeningen van Mechelen van 1540/1541 vermelden het betalen van een pensioen aan Jannen lartiste als Monet [10];
-een document uit 1541 maakt melding van een compronis in verband met een schuur te Luttange. Mone wordt er escuyer, artiste dempereur, seigneur de Luttange [10] in genoemd;
-de stadsrekeningen van Mechelen van 1541/1542 vermelden het betalen van een pensioen aan Jan Mosnet [10];
-de kerkrekeningen van de Sint-Janskerk te Mechelen van 1542-1543 vermelden een schenking van meest(er) Jan Moynet, cleynstekere of beeldhouwer van den huysein Adeghemstrate [10];
-in 1549 gebeurde de betaling van een jaarlijks pensioen door Mechelen voor de laatste maal;
-de kerkrekeningen van de Sint-Janskerk te Mechelen van 1553-1554 vermelden dat mr Jan Monnot [10]een schenking gedaan heeft;
-meer dan waarschijnlijk is hij in 1554 gestorven. Hij feit dat Jacques de Brouecq in 1555 vermeld wordt als maître-arstiste, zou dit staven.
Saintenoy heeft Mones leven proberen te reconstrueren. Toch zijn er lacunes en zit ik met vragen. Hoe zag Mone eruit? Waar en bij wie heeft hij zijn opleiding gekregen? Is hij in Spanje geweest? In welk deel van Spanje zou hij in dat geval geweest zijn? Is hij in Halle geweest?
Waar en bij wie heeft hij zijn opleiding gekregen?
Saintenoy vermeldt dat hij a reçu ( ) son inspiration dartistes lombards, soit dans leur pays, soit de lun ou de lautre de ces artistes voyageurs que lon retrouve zowat overal in Europa. il a dus très bien pu faire son apprentissage dartiste à lécole de ces Italiens émigrés dans les cours du Nord. [10]. Saintenoy is dus in tegenstelling met Delva en Van Dormael niet zeker van een opleiding, waarschijlijk in Noord-Italië [4].
Invloed van Spaanse kunstenaars ontkent Saintenoy omdat die zelf door Italië beïnvloed zijn.
De opleiding kan en zal meer dan waarschijnlijk ook op visueel vlak gebeurd zijn. Kunstwerken uit andere gebieden werden immers via etsen of kopies in andere streken bekend.
Is hij in Spanje geweest?
In tegenstelling tot Delva en Van Dormael die er niet aan twijfelen dat Mone vanaf 1516 in Spanje werkzaam was, toen al in dienst van de toekomstige keizer [4], vermeldt Saintenoy niets over een Spaans verblijf. Delva en Van Dormael blijven vaag over een verblijf in Spanje: ze vermelden niet in welk deel hij is geweest. Caudron vermeldt een verblijf te Barcelona en weet dat hij er samenwerkte met de bekende Bartolomè Ordonez [5].
Beeldhouwer Bartolomé Ordóñez leefde van 1480 tot 1520. Hij is in Italië geweest. Vanaf 1515 werkte hij in Barcelona, onder meer aan het koor in het schip van de kathedraal van Santa Eulália i la Santa Creu of de heilige Eulalia en het heilig Kruis.
De albasten panelen die opvallen zodra men de kerk vanop de Plaça Nova betreedt, zijn mooie voorbeelden van renaissancistische beeldhouwkunst. Toen ik ze op het einde van de tachtiger jaren van vorige eeuw voor het eerst zag, heb ik spontaan aan werken van Mone moeten denken.
Ik citeer de Spaanse Wikipedia: En la primera obra conocida de Ordóñez colaboran los ayudantes italianos de su taller, Monet, Mone dus, en anderen: In het eerste werk dat van Ordóñez gekend is, werken de Italiaanse handlangers uit zijn atelier, Mone en anderen samen. De beelden van de heilige Severus en de heilige Eulalia worden weliswaar mits enige twijfel aan Mone toegeschreven. Ze worden als Inexpresivas y muy inferiores [13], expressieloos en zeer middelmatig,omschreven.
De Catalaanse Wikipedia gaat een stap verder en vermeldt dat om Juan Petit Monet of Jehan, de kleine Mone gaat. Juan is niets anders dan Jan of Jehan.Belangrijk is de vermelding Petit [14], die verwijst naar de Franse origine van Mone en naar het feit dat onze Mone en niet zijn vader bedoeld wordt.
Is Mone in Halle geweest?
Het is mogelijk hoewel twijfel bij gebrek aan documenten blijft.
De latere keizer Karel was in 1519 in Barcelona waar hij een kapitel van de Orde van het Gulden Vlies voorzat. Hoewel Delva en Van Dormael beweren dat Mone toen al in dienst van de toekomstige keizer zou geweest zijn, bestaat hiervan geen bewijs. aannemen dat hij Karel naar de Nederlanden is gevolgd [4], kan zeer goed. Karel of één van zijn edelen kan immers onder de indruk van Mones werk gekomen zijn. Toen Karel dan na het bericht van de dood van zijn grootvader Maximiliaan naar de Nederlanden vertrok, kan Mone mee afgereisd zijn. Het is mogelijk dat hij deel uitmaakte van Karels gevolg dat in datzelfde jaar vanuit Brussel naar Halle reisde om de zwarte Maria te danken voor zijn verkiezing tot keizer.
Mone heeft in zijn Halse retabel de heilige Martinus, de 4 evangelisten en de 4 kerkvaders afgebeeld. Deze personen waren reeds in de Sint-Martinuskerk afgebeeld tijdens Karels bezoek in 1520. De heilige Martinusis te zien op de doopvont en in de askapel van de kooromgang. De 4 evangelisten zijn te zien op het triomfkruis en de 4 kerkvaders op hetzelfde kruis, de doopvont en de sluitstenen van de Trasegnieskapel. Heeft Mone ze tijdens een bezoek gezien? Indien ja, wanneer kan dat geweest zijn? Tijdens Karels bezoek in 1520? Tijdens voorbereidende werkzaamheden voor het Halse retabel toen hij de kerk bezocht heeft? Naar aanleiding van een bedevaart?
Hoe zag Mone eruit?
Dürer die Mone in Antwerpen heeft leren kennen, heeft hem geschilderd. Hij heeft geschreven -Ik citeer Saintenoy- quil ressemblait à un certain Kohler [ ]. Malheureusement ce portrait si précieux a disparu [10]. Hoe Kohler eruit zag, is niet geweten.
Gelukkig bestaat er in la précieuse collection de M. de Munter à Louvain [ ] une médaille en plomb, portant linscription Jehan Mone [10]. Het medaillon zou dateren uit de periode van 1540 tot 1550. Mone ziet eruit als een zestigjarige, zonder baard en met lang, tot op de schouders vallend haar.
In de Blauwe Kamer van het kasteel van Gaasbeek bevindt zich een 16de-eeuws albast, De H. Maagd met Christus en twee schenkers dat door meerdere auteurs aan Jehan Mone wordt toegeschreven. Iiets verder vindt ik de titel H. Maagd met Kind en twee donateurs, dat in het midden 16de eeuw [8] gesitueeerd wordt: dit schept voor de niet-goefende lezer onduidelijkheid. Het komt uit het Legaat Arconati Visconti. [4]. Links onderaan zijn de 2 schenkers, een man een een vrouw, afgebeeld. De gelijkenis tussen de man van het albasten beeldhouwewerk en die op het loden medaillon is treffend. La ressemblance ( ) est trop frappante pour que nous hésitions à laffirmer. [10]. Mone heeft zichzelf dus afgebeeld.
Die gebeurde samen met een tweede schenker, een vrouw. Het lijkt me niet overdreven om te veronderstellen dat het zijn vrouw was: erg vaak werden op kunstwerken het schenkersechtpaar naast elkaar of links en rechts van het centrale thema van het werk afgebeeld. Toch twijfelt Saintenoy: nous ne pouvons pas affirmer, ondanks de treffende gelijkenis met het Leuvense medaillon, quil sagit du statuaire Money, dautant que nous ignorons sil a été marié [10].
Toch vermeldt Saintenoy dat een zekere Johan monet herr zu Luchtingen [10] op 14 juli 1560 een brief naar de Raad van Luxemburg geschreven heeft. Die persoon is in 1582 en 1585 getuige geweest bij 2 huwelijken. Het kan niet anders dan dat die Johan monet die onze Mone als herr zu Luchtingen [10] opvolgde, een afstammeling van de beeldhouwer moet geweest zijn. Een zoon? Een ander famlielid? Sporen van de familie van Mone én zijn opvolgers als seigneurs de Luchtingen [10] zijn tot in de tweede helft van de zestiende eeuw gevonden: Nous savons ( ) quavant 1664, les descendents de Jehan Money avaient vendu à divers particuliers les terres de leur seigneurie de Luttange (Luchtingen). [10].
In de onmiddelijke omgeving van Halle, binnen een straal van 15 kilometer, waar zich misschien wel Mones belangrijkste werk bevindt -Ce monument est trop connu, figure dans tant douvrages sur lhistoire de lArt et dans de si nombreux musées de moulage, en Europe et en Amérique, pour que nous ayons à insister. [10]-, zijn tal van werken van de beeldhouwer te bewonderen. Ik som ze zonder verdere uitleg op:
-1510: grafmonument van Pierre dHerbais, die in 1504 en 1505 stierf, in de Sint-Martinuskerk te Pepingen;
-1510: grafmonument van Arnold Hornes, baron van Gaasbeek, die in 1505 stierf, in de Sint-Guidokerk te Anderlecht. Zijn zoon Maximiliaan die stierf in 1530, heeft de opdracht gegeven;
-1516: graftombe van Hendrik van Wittem in de parochiekerk te Beersel, die in 1516 stierf. Zijn zoon Hendrik die stierf in 1523, heeft de opdracht gegeven;
-1521: grafmonument van Willem van Croy, aartsbisschop van Toledo in Spanje en abt van Affligem, die in 1521 stierf, in de Capucijnenkerk te Enghien, maar vroeger te Heverlee;
-1526: het reeds vermelde Karel V en Isabella van Portugal;
-1533: het reeds vermelde Mone-retabel;
-1538: Passieretabel of keizer Karel-retabel in de as- of Maeskapel van de kooromgang van de Sint-Michiel en Sint-Goedelekathedraal te Brussel;
-1542: graftombe van Maximilaan van Hornes, gestorven in 1542, te Braine-le-Château;
-midden van de zestiende eeuw: De Heilige Maagd met Christus en twee schenkers in de Blauwe Kamer van het kasteel van Gaasbeek.
Uitgangspunt van dit artikel was het Mone-retabel, zoals het in Halle genoemd wordt, mijn Zeven Sacramenten-retabel of zelfs gewoon maar Sacramenten-retabel en Caudrons Sint-Maartensretabel [5] in de Trasegnieskapel van de Sint-Martinuskerk te Halle. Eigenlijk zou ik moeten schrijven: dat sinds minder dan een eeuw in de Trasegnieskapel van de Sint-Martinuskerk te Halle staat.
Stond het retabel dan ooit anders? Inderdaad, het was bestemd voor het hoogkoor van de kerk. Daar heeft het overigens het grootste deel van zijn bestaan al dan niet verminkt gestaan. Sinds 1910 is het overgebracht naar de Trasegnieskapel aan de noordkant van de kerk.
Hoewel de tijdelijke en kunstmatige verminking en de definitieve verminking een verhaal op zich zijn en dus een ander artikel zouden kunnen zijn, wil ik er kort op ingaan. Andreas Michiels die van 1906 tot zijn dood in 1931 priester van de Sint-Martinusparochie en deken van Halle was, was één van de leidende krachten achter de herdenking van de 700-jarige wijding van de kerk in 1910. Hij wilde voor die gelegenheid een nieuw altaar in het hoogkoor.Het zou een neogotisch altaar worden. Het Mone-retabel is ervoor moeten wijken. Desmet schrijft dat Nogal gemakkelijk wordt ( ) aanzien dat Michiels de drastische vernieuwerwas die zonder schroom het kunstige Mone-retabel ( ) zou opzij geschoven hebben om het te vervangen door een moderne neogotische creatie. Desmet heeft Door het schetsen van de historische situatie ( ) dit vermoeden willen relativeren. [15].
Wie meer wil weten, moet Desmets publicatie, een brochure die opvalt door degelijkheid en aandacht voor onmisbare details, maar lezen. Ik heb moeite met de woorden moderne neogotische creatie [15]. Er gaat een tegenstelling in schuil: modern wijst op nieuw en creatief terwijl neogotiek en andere samenstellingen met neo in verband met kunst wijzen op een teruggrijpen naar vroeger en een opnieuw maken van de oude kunstvorm, weliswaar met aandacht voor kunstzin.
Volgens Desmet heeft Als monument ( ) het Mone-retabel er, bij de verhuis dus, ongetwijfeld bij gewonnen. Het wordt met de grootste zorg naar de Trasegnieskapel overgebracht -ik heb het over verbannen-, gerestaureerd en vervolledigd met de delen die in de afgelopen halve eeuw op de zolder en gedeeltelijk in de doopkapel waren opgeborgen. [15]. Feit is dat het retabel vroeger niet in zijn geheel kon bewonderd worden omdat delen weggehaald waren om het zicht op het Mariabeeld niet te belemmeren.
Feit is echter ook dat het Mariabeeld thuishoort in haar eigen kapel aan de noordkant van de kerk, die er nu naakt uitziet, en pas sinds de twintigste eeuw constant boven het hoogkoor prijkt.
Zou het niet goed en historisch correct zijn om het verleden te herstellen: Mone-retabel in het hoogkoor en Mariabeeld in de Mariakapel? Men zou dan ook kunnen overwegen om het originele Mariabeeld dat sinds de negentiger jaren van vorige eeuw, door een kopie vervangen is, terug te plaatsen. Voordelen zouden zijn dat het monumentale retabel volledig tot haar recht zou komen en het Mariabeeld in detail zou kunnen bewonderd worden.
Voordeel zou zeker zijn dat het monumentale retabel volledig tot haar recht zou komen. Ik ga immers niet akkoord met Desmet die beweert dat het Mone-retabel bij de verhuis ongetwijfeld [15] gewonnen heeft.
Albast of gipsalbast is immers een zachte en doorzichtige steensoort met een zeer fijne structuur die zich gemakkelijk laat bewerken en perfect op lichtinval reageert. Die lichtinval is in de Trasegnieskapel echter niet goed. Hij is wel optimaal in het hoogkoor waar het licht door de grote glaspartijen optimaal binnen valt, zodat het de helderste plaats in de kerk is. Het is dan ook geen toeval dat Mones retabel voor die plaats gemaakt is.
Halle bezit met het Mone-retabel het enige werk van de kunstenaar, waarop zijn naam op het moment van het maken vermeld is en één van dé renaissancewerken uit de vroegere Nederlanden. Halle mag er fier op zijn.
Wat blijkt echter? Het is zoeken naar diepgaande Halse publicaties over Mone en zijn Halse retabel. Enkele jaren geleden liet Vanvolsem zijn Lexicon bekende Hallenaren verschijnen. Mone is er niet in opgenomen. Logisch, hoor ik zeggen. Ik weet het niet. Eén van Vanvolsems uitgangspunten is immers: hij dient geboren of gestorven te zijn in (Groot) Halle, of er werkzaam geweest zijn, of aan de basis liggen van een belangrijk feit in de geschiedenis of de uitbouw van Halle. [16]. Uiteraard loopt dat uitgangspunt mank: het komt er immers op neer dat zelfs niet-Hallenaars [17] bekende Hallenaars kunnen zijn. Er zijn inderdaad tal van niet-Hallenaars in het lexicon opgenomen. Ik vermeld zo algemeen mogelijk: koningen en andere gewone mensen van adel, geestelijken, kunstenaars, Maar kom, ik leg me voor even maar neer bij Vanvolsems arbitraire en subjectieve werkwijze. Dan moet ik onvermijdelijk dé vraag stellen: waar is Jehan Mone gebleven?!
Ik zal niet proberen om de vraag te beantwoorden. Slechts dit: vaak, te vaak, veel te vaak is me opgevallen dat Halle en Hallenaars weinig, veel te weinig of zelfs geen belangstelling en respect hebben voor hun kunstenaars.
*Vaak heb ik me zonder vermelding van een voetnoot gebaseerd op: SAINTENOY, Paul. Jehan Money. Le statuaire Jan Mone, Maitre artiste de Charles-Quint en Sa vie, ses oeuvres. Académie Royale de Belgique, Bruxelles. 1931 [uitgegeven als nummer 1424 van de Académie Royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts]. Slechts wanneer ik citeer, vermeld ik een voetnoot.
[1] Het Concilie van Trente, het negentiende algemene of oecumenische kerkconcilie, vond van 1545 tot 1563 plaats in Trento in het noorden van het Italiaanse schiereiland. Gedurende 3 periodes en onder 3 pausen werd er door de adel van de kerk vergaderd: 1545-1547 onder Paulus III die regeerde van 1534 tot 1549, 1551-1552 onder Julius III die regeerde van 1550 tot 1555 en 1562-1563 onder Pius IV die regeerde van 1559 tot 1565.
[2] Ik gebruik de naam zoals die in Spanje en Portugal gebruikt wordt.
[3] WOUTERS, Rik. Keizer Karel V en het kasteel van Gaasbeek of keizer Karels stamboom aan de hand van kunstwerken. Verschenen in: Ars Toeristica, jg. 23, nr. 2, april-juni 2008, p. 6-10.
[4] AD [= DELVA, An] en HVD [= VAN DORMAEL, Herman]. Karel V en Isabella van Portugal [over het zo genoemde beeldhouwwerk uit het kasteel van Gaasbeek]. In: SOLY, Hugo en VAN DE WIELE, Johan [coördinatoren]. Carolus. Keizer Karel V 1500-1558. Snoeck-Ducaju & Zoon. 2000.
[5] CAUDRON, Jan. Beeldhouwkunst. In: BRAL, Guido Jan [concept]. De kathedraal van Sint-Michiel & Sint-Goedele. Lannoo, Tielt. 2000, p. 216-240.
[6] Het zou verkeerd om bij retabel te denken aan gotiek en in hout gesneden scènes en figuren op een centraal paneel, voorzien van beschilderde zijluiken. Ook de renaissance en de neo-gotiek heeft retabels voortgebracht. Zijluiken waren geen noodzaak. Niet alleen hout, maar ook albast, marmer, terracotta, werd als grondstof gebruikt.
[7] Sacramenten gaan voort op leven en woord van Christus en kunnen als door hem ingesteld beschouwd worden. Sacramentalia daarentegen zijn door de kerk ingesteld: wijwater, zegenen van personen of voorwerpen, wijden van voorwerpen en exorcisme.
[8] VANDORMAEL, Herman. Kasteel van Gaasbeek. Ludion en Cultura Nostra, Brussel. 1988.
[9] Ik zal het bij Mone houden omdat die naam in de Nederlandstalige vakliteratuur gebruikt wordt en een Nederlandse vertaling van het Franse Mône, zoals vermeld op het Halse retabel, is.
[10 SAINTENOY, Paul. Jehan Money. Le statuaire Jan Mone, Maitre artiste de Charles-Quint en Sa vie, ses oeuvres. Académie Royale de Belgique, Bruxelles. 1931 [uitgegeven als nummer 1424 van de Académie Royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts].
01-03-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
11-01-2009
INSPIREERDE SERVAIS' KLEINDOCHTER MISIA GODEBSKA MAURICE RAVEL TOT HET COMPONEREN VAN DE BOLERO?
Sophie Servais, dochter van cellist Adrien François Servaisc, trouwde in 1865 in Halle met Cyprien Godebski. In 1972 werd hun dochter Marie (Sint-Petersbrug, Rusland, 30 maart 1872 - Paris, Frankrijk, 15 oktober 1950), Misia en naar de vader Godebska genoemd, geboren. Ze had een bewogen leven. Ze huwde 3 keer, met Thadée Natanson, stichter en uitgever van het post-impressionistische Revue Blanche, Alfred Edwards, Brits krantenmagnaat en oprichter van Le Matin, José Maria Sert i Badia, Catalaans schilder en vriend van Salvador Dalí i Doménech. Door haar huwelijken en bijna levenslang verblijf in Paris hield ze zich in de hoogste Parijse kunstkringen op. Tot haar kennissen- en vriendenkring behoorden onder meer de letterkundigen Claude Anet, Guillaume Apollinaire, Jean Cocteau, Henrik Ibsen, Max Jacob, Alfred Jarry, Maurice Maeterlinck, Stéphane Mallarmé, Marcel Proust, Pierre Reverdy, Paul Valéry, Paul Verlaine en Emile Zola, de musici Enrico Caruso, Claude Debussy, Sergei Diaghilev, Edvard Grieg, Sacha Guitry, Maurice Ravel en Igor Stravinsky, de schilders Pierre Bonnard, Henri de Toulouse-Lautrec, Auguste Renoir, Theodore Roussel, en Edouard Vuillard, Pablo Picasso en Ambroise Vollard en Coco Chanel. Ze werkte inspirerend. Proust gebruikte haar als model voor 2 personages uit La recherche du temps perdu. Verlaine heeft gedichten voor haar geschreven. Bonnard, Toulouse-Lautrec, Renoir, Roussel, en Vuillard hebben haar meer dan eens geportretteerd. Ravel (1875-1937) heeft net als Misia die een begaafde pianiste was, les gevolgd bij Gabriël Fauré. Hij heeft "Le Cygne" uit "Histoires Naturelles" (1906) en "La Valse" (1919-1920) aan haar opgedragen. Fransman en Ravel-kenner David Lamaze heeft opgemerkt dat in stukken van Ravel opvallende opeenvolgingen van de noten mi, si en la, in vermelde volgorde, die in "La Valse" meer dan overvloedig te horen zijn, voorkomen. De noten si, la en mi moeten volgens hem 'gelezen' worden als Mi-si-(l)a. Uit dit muzikale curiosum leidt Lamaze af dat Ravel een verborgen boodschap en een vorm van eerbetoon aan Misia in zijn muziek heeft binnengesmokkeld. Was er tussen Misia en Ravel meer aan de hand dan een vrijblijvende, maar diepe vriendschap? Was er sprake van een platonische liefde? Was er meer? Feiit is dat Misia onder meer bekend was voor haar verhoudingen met kunstenaars. Ravel heeft zich over zijn privé-leven steeds op de vlakte gehouden. Kan het zijn dat de kleindochter van cellist Adrien François Servais Ravel geïnspireerd heeft tot het componeren van de "Boléro"?
Meer informatie over Misia Godebska die meestal Misia Sert genoemd wordt, is te vinden in: SERT, Misia. Misia. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam en Antwerpen. 1994.
11-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
10-01-2009
STRAATNAMEN (4): KARDINAAL MERCIERPLEIN
Eind januari 2009 brak heisa uit rond het initiatief van kardinaal Danneels om het 450-jarig bestaan van het aartsbisdom Mechelen onder meer te vieren met tweetalige spandoeken in de kerken.
Was/is de heisa terecht? Ik denk het wel. Hoewel er in wat België genoemd wordt, scheiding van kerk en staat is, worden geestelijken met belastinggeld betaald. Ze zijn dus te vergelijken met federale ambtenaren. Ze moeten zich dan ook aan de wetten houden. Danneels echter heeft overduidelijk lak aan wetten, onder meer taalwetten die bepalen dat de enige toegelaten administratieve taal in Vlaams-Brabant het Nederlands is. Onder administratieve taal wordt de taal die mag gebruikt worden door de administratie -wat is de kerk die door de overheid betaald wordt, anders?!- in contact met de burger en omgekeerd, verstaan.
Ik was niet verwonderd over Danneels anti-Vlaamse houding. Frans is immers steeds de taal van de kerk in het algemeen en de hogere geestelijkheid in het bijzonder geweest. Uitgaande van Danneels ondemocratische houding moet ik in vorige zin geweest laten vallen en steeds veranderen zodat de zin luidt: Frans is nog steeds de taal van de kerk in het algemeen en de hogere geestelijkheid in het bijzonder.
Met Danneels lijkt één van zijn voorgangers, Vlamingenhater kardinaal Mercier die van 1906 tot zijn dood in 1926 aartsbisschop van Mechelen was, terug. Ik citeer Vanvolsem die het voor één keer bij het juiste eind heeft. Voor de Eerste Wereldoorlog liet hij zich actief in met het politieke leven; hij identificeerde de belangen van de katholieken in België met de door de Franstalige bourgeoisie beheerste katholieke partij; na 1918 bestreed hij de eisen van de Vlaamse Beweging en verzette zich o.m. sterk tegen de vernederlandsing van het onderwijs in Vlaanderen, in het bijzonder het universitair onderwijs. [1].
Vreemd is dat Vlamingen- en Vlaamshater Mercier in Halle een plein naar zich genoemd kreeg.
Is het wel vreemd?! Wie rondkijkt, zal merken dat Halse straten naar Franstaligen genoemd zijn en opschriften van monumenten en officiële gebouwen in het Frans gesteld zijn [2].
Ik herinner me dat ik in mijn gedicht I (geboortedorp), verschenen in Xarnego, geschreven heb dat Er is echter maar één land op de hele wereld, geloof ik, waar de numerieke meerderheid in en democratisch regime zo lang en zo schandalig geminoriseerd is geworden. Dit land is België. nooit zal ik zoals vergeten zoon van den weghe ooit zeggen Lief, lief rotvolk want ik maak geen deel uit van een belgenvolk. nooit nog zal een schepen niet met zijn meerderheid meestemmen en straatnaamborden over- schilderen. In voetnoten heb ik het citaat gesitueerd: Het gecursiveerde prozafragment komt uit de roman Het kristallen paleis (Reinaert, Zele, 1984) van Jan van den Weghe(29 april 1920 - 26 maart 1988). en een schepen die in februari 1938 als schepen van onderwijs niet met zijn meerderheid meestemde in de motie om de straatnaamborden van Halle weer tweetalig te maken en ze overschilderde, was Medard-Jules Van den Weghe, vader van letterkundige Jan van den Weghe. [3].
Ik beweer niet dat die Franstalige aanduidingen in Halle moeten verdwijnen: dat zou immers geschiedenisvervalsing zijn. Wel zouden ze door een soort verklarende nota moeten aangevuld worden: dat moet blijken dat de taaltoestand in de negentiende en een groot deel van de twintigste eeuw in Halle anders was dan vandaag en dat de Stad zich van naar Franstaligen genoemd straten en Franse opschriften op monumenten en officiële gebouwen, distancieert, maar die aanduidingen in het Halse stadschap behoudt om de geschiedenis geen geweld aan te doen. Laat die Franse opschriften staan zodat er kracht uit kan geput worden om het Franse, a(nti)-culturele imperialisme te bestrijden.
Groot was mijn verwondering toen Clement zich in een artikeltje volgende vraag stelde: Was kardinaal Mercier vlaamsgezind? Clement verwijst naar een boek van een verder niets ter zake doende schrijver die zijn werk heeft opgedragen Aan Zijne Doorluchtige Hoogweerdigheid Mgr D. Mercier den Koenen Verdediger onze Taalbelangen onder wiens vroom beleid de Vervlaamsing van het Middelbaar Onderwijs als der Vlamingen Geboorterecht gehuldigd en uitgevoerd werd. De uitgever heeft eraan toegevoegd: Deze opdracht werd aan Zijne Hoogweerdigheid voorgelegd en door hem welwillend aanvaard. In zijnen brief van 24en jan. 1907, aan de schrijver zegde de Aartsbisschop : Ik hoop dat dit werk, door een oprecht vlaamsch-minnenden schrijver opgesteld, den lezer zal vermaken en stichten ( ) . [4].
Dit alles roept vragen op:
-Clement is voorzitter van De KGOKH: de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring Halle. Enkele jaren heb ik geschreven dat ik Vaak echter ( ) de indruk heb dat de K voor katholiek staat. [5]. Moet ik besluiten dat indruk werkelijkheid is geworden?;
-Clement heeft het over vlaamsgezind en Mercier over vlaamsch-minnenden [4] gehad, 2 keer zonder hoofdletter; het moet echter met hoofdletter zijn. Duidt dit erop dat Clement Merciers aversie voor het Nederlands deelt? Speelt Clement een spelletje? Kan men in een stad waar het Frans weer meer doordringt een spelletje spelen met het Nederlands?!;
-De uitgever citeerde uit een Nederlandse brief van de kardinaal. Schreef de kardinaal in het Nederlands? Heeft hij gewoon maar een brief in het Nederlands, taal van tweederangsburgers en -gelovigen, geschreven of getypt door een medewerker, ondertekend?
Waarom is er overigens een kardinaal Mercierplein in Halle? Is of was er een link tussen die kardinaal en Halle? Er was er helemaal geen. Of toch wel. Ik denk aan 2 zaken: Halle maakt deel uit van het aartsbisdom Mechelen waarvan Mercier aartsbisschop was en Mercier was vriend van Michiels die Vlaamsgezind zou geweest zijn en van 1906 tot 1931 deken van Halle was. Rechtvaardigt dit echter het noemen van een straat naar Vlamingenhater Mercier?
Ik heb in de vierde alinea Vanvolsem geciteerd. In 2006 heeft hij een Lexicon bekende Hallenaren waarin hij Mercier een plaats geeft, laten verschijnen. Hij beschouwt Mercier dus als Hallenaar. Vreemd. Hij is er geboren, noch gestorven. Hij heeft er niet, nooit gewoond.
Wat is volgens Vanvolsem een bekende Hallenaar? Hij heeft geschreven:
1. Het moet gaan om overleden personen ( );
2. Zij of hij dient geboren of gestorven te zijn in (Groot) Halle, of er werkzaam geweest zijn, of aan de basis liggen van een belangrijk feit in de geschiedenis of de uitbouw van Halle. [1].
Uit het feit dat er 1 en 2 staat, blijkt dat aan beide punten moet voldaan worden. Uit het feit dat in het tweede punt 3 voorwaarden met of verbonden worden, blijkt dat 1 van die 3 punten voldoende is om een bekende Hallenaar te zijn.
Komt Mercier in aanmerking? Ik citeer Vanvolsem nogmaals en toets zijn voorwaarden aan feiten:
-1. Het moet gaan om overleden personen ( ). Mercier is dood en kan dus in aanmerking komen voorzover hij aan één van 3 punten onder 2 voldoet:
-Zij of hij dient geboren of gestorven te zijn in (Groot) Halle. Mercier voldoet niet. Het is een vreemde voorwaarde: door het feit dat Halle een regionaal centrum is en het enige ziekenhuis van het hinterland heeft, worden er tal van mensen geboren en sterven er tal van mensen zonder er gedomicilieerd te zijn geweest. Beter ware geweest dat de voorwaarde zou geweest zijn: hij moet in Halle gedomicilieerd geweest zijn. Door het feit dat of gebruikt wordt, is iedereen die in Halle geboren of gestorven is -is dit niet strijdig met punt 1 dat vermeldt dat men dood moet zijn?!- bekende Hallenaar. Vanvolsems Lexicon vermeldt slechts 378 personen. Het is duidelijk dat Vanvolsem enkele honderdduizenden Hallenaars over het hoofd gezien heeft. Hoe dan ook, zelfs in dat geval zou Mercier uit de boot gevallen zijn;
-er werkzaam geweest zijn: Mercier voldoet opnieuw niet. Werkt een priester wel? Heeft hij niet eerder een roeping?;
-aan de basis liggen van een belangrijk feit in de geschiedenis of de uitbouw van Halle. Mercier voldoet nogmaals niet.
Besluit: Mercier voldoet aan geen van de 3 voorwaarden vermeld onder 2.
Algemeen besluit -punten 1 en 2 samen-: Mercier is geen Hallenaar en kan dan ook nooit bekende Hallenaar (geweest) zijn.
Waarom heeft Vanvolsem hem dan opgenomen? Is hij bij de samenstelling van zijn Lexicon onzorgvuldig te werk gegaan? Het heeft geen zin om de laatste vraag negatief te beantwoorden. Moet er in een volgende bijdrage gecontroleerd worden of en in Lexicon bekende Hallenaren nog niet Hallenaars en dus zeker nog niet bekende niet-Hallenaars opgenomen zijn.
Waarom is er in Halle een plein naar Mercier genoemd en beschouwt Vanvolsem Mercier als een bekende Hallenaar???
[1] VANVOLSEM, Johan. Lexicon bekende Hallenaren. Hallensia, Halle, 2007 [verschenen nummer 34 in de Nieuwe reeks].
[2] Het opschrift van het standbeeld van Adrien Servais op de Grote Markt uit 1871 was zelfs tot 1927 eentalig Frans.
[3] WOUTERS, Rik. Xarnego. Klaagliederen van een Catalaanse Brabander. Casita de la soledad-stichting,Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1999.
[4] CLEMENT, Raymond. Was kardinaal Mercier vlaamsgezind? In Hallensia, jg. 28, nr. 1, januari-maart 2006, p. 33.
[5] WOUTERS, Rik. De voorouders van de zwarte madonna. Halle en haar prenatale fase. Casita de la soledad-stichting, Halle. 2002.
10-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
09-01-2009
STRAATNAMEN (3): BEVRIJDINGSPLEIN. OF MOET HET 'BEVREDIGINGSPLEIN' ZIJN?
Op de plaats waar Edingense- en Bergensesteenweg die Halle met Wallonië verbinden, beginnen, ligt bij de oudere Hallenaar onder baskuul [1] gekend is.
De juiste naam van de plaats die een rond plein vormt, is het Bevrijdingsplein. De naam herinnert aan de bevrijding van Halle door de Britten die vanuit de richting van Enghien kwamen en optrokken naar Brussel om vandaaruit Antwerpen te bereiken en te bevrijden, tijdens de eindfase van WO II. Die bevrijding gebeurde op zondag 3 september 1944, dag die in Halle bekend is als kermestale [2].
Halle wilde de Stad na de heraanleg van het plein een einde maken aan het bloot- en centraalliggende ronde stuk grond, omringd door een straat. Er werd geopteerd om er een kunstwerk te plaatsen.
In januari 2002 schreef de Gemeenteraad een wedstrijd voor -en ik citeer uit het reglement- een verlicht en ingegroend kunstwerk dat niet meer dan 50.000 mocht kosten, uit. Een jury waarin nauwelijks kunstenaars zetelden, koos op 7 juni 2002 een kunstwerk. Op 19 december 2003 bekrachtigde het College van Burgemeester en Schepenen de beslissing. De kostprijs was op dat moment door wijzigingen aan het weerhouden ontwerp opgelopen tot 70.906 .
In april 2006 werd het kunstwerk onthuld. De kostprijs was ondertussen opgelopen tot 89.000 . Op 11 augustus 2006 keurde het College naar aanleiding van de eindafrekening nog een bijkrediet goed zodat de totale kostprijs 104.206 bedroeg of meer dan het dubbele dan oorspronkelijk begroot.
Het kunstwerk zoals het er staat, is door wijzigingen niet hetzelfde als dat wat op 7 juni 2002 door de jury weerhouden.
Het kunstwerk met de naam Blown is een gezamenlijk werk van kunstenares Virigini Bailly, architect Roland Biffet en ingenieur Rolf Vansteenwegen. Het bestaat uit een centrale lichtgevende paal in glasvezelpolyester en 39 gekleurde lantaarnpalen op de plein en de 5 straten die erop uitkomen.
Met enige zin voor overdrijving mag gesteld worden dat geen enkele Hallenaar de echte naam van het kunstwerk kent. Meestal heeft met het over ding, paal of zelfs schandpaal, en potlood wat in Halle uiteraard een krèjong wordt.
Alerte Hallenaars door sommigen onverlaten genoemd, lieten de kans niet voorbijgaan om er ter gelegenheid van carnaval 2006 iets ludieks mee aan te vangen. Leden uit het Halse carnavalsmilieu, bekend voor het maken van sjaars [3] die spijtig genoeg geen link met de actualiteit hebben en de laatste jaren onderling verwisselbaar zijn, plaatsten op de vooravond van het carnaval 2006 een meer dan mensgrote, kunststoffen penis op het plein.
Het Bevrijdingsplein kreeg in de omgangstaal al snel een andere, voor zich sprekende naam. Het Bevredigingsplein was geboren. Het dankte zijn naam niet alleen aan de reuzenlul die er naar kort is blijven staan, maar ook aan een er gelegen cabaret waar schaarsgeklede vrouwen hun waar nog steeds aanbieden.
Het is niet geweten of de Stad eraan denkt om de naam van het plein te veranderen.
[1] Baskuul komt van het Franse bascule, weegschaal, en herinnert aan de tijd dat op die plaats tol op levensmiddelen moest betaald worden vooraleer men een steenweg mocht gebruiken.
[2] Kermestale is dialect voor kermis te Halle en verwijst naar de eerste zondag van september, de belangrijkste dag van één van de 3 plaatselijke kermissen.
[3] Een sjaar is een carnavalswagen in vroeger papier-maché, later piepschuim en nu polyester.
09-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
08-01-2009
VICTOR WOUTERS (2), MIJN VADER, EN DE HALSE POLITIEK (met een beknopt overzicht van het stadsbestuur van 1830 tot vandaag) [1] [2] [3] (2de en laatste deel)
Bijlage 1: gemeenteraadsverkiezing van 12 oktober 1958: resultaten per partij
-CVP:06.88159,74 %10
-BSP:03.30128,66 %04
-liberalen:01.33511,59 %01
-totaal:11.51799,99 %15
Bijlage 2: gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964: resultaten per partij
-CVP:04.56038,01 %07
-BSP:04.39336,62 %07
-liberalen:01.49812,48 %01
-Vernieuwing:00.90807,57 %00
-Gemeentebelangen:00.63505,29 %00
-totaal:11.994 99,97 %
Bijlage 3: gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964 resultaten zonder de stemmen van Vernieuwing en Gemeentebelangen die geen zetels behaalden):
-CVP:04.56043,63 %07
-BSP:04.39342,03 %07
-liberalen:01.49814,33 %01
-totaal:10.451 99,99 %
Bijlage 4: voorkeursstemmen van de verkozenen, met vermelding zonder naam van niet-verkozenen die ten minste evenveel stemmen haalden dan de laatste verkozene:
G. ReviersBSP2.514
G. LuyckxCVP1.001
R. BarbéCVP0.817
M. PoulinCVP0.810
V. WoutersCVP0.652
niet verkozenVernieuwing0.618
E. HanssensCVP 0.533
L. De GrevePVV0.595
J VanvolsemCVP 0.523
P. Petre CVP0.485
niet verkozenCVP0.480
H. Algoet BSP0.353
niet verkozenCVP0.332
niet verkozenCVP0.311
niet verkozenPVV0.311
I. Vandevelden-MerckxBSP0.282
niet verkozenCVP0.279
niet verkozenPVV0.247
niet verkozenVernieuwing0.236
niet verkozenCVP0.222
niet verkozenPVV0.217
niet verkozenCVP0.212
niet verkozenCVP0.210
niet verkozenGemeentebelangen0.183
niet verkozenPVV0.179
niet verkozenCVP0.152
M. CromphoutBSP0.142
V. Vanderheyden BSP0.105
niet verkozenGemeentebelangen0.100
niet verkozenVernieuwing0.099
niet verkozenPVV0.099
niet verkozenPVV0.095
niet verkozenGemeentebelangen0.095
niet verkozenGemeentebelangen0.090
niet verkozenPVV0.080
niet verkozenGemeentebelangen0.079
niet verkozenVernieuwing0.079
niet verkozenPVV0.069
niet verkozenVernieuwing0.058
niet verkozenVernieuwing0.057
J. MarcelisBSP0.054
niet verkozenGemeentebelangen0.053
niet verkozenGemeentebelangen0.052
J. PierreuxBSP0.051
niet verkozenBSP0.051
Voetnoten:
[1] LERNOUT, G. De politieke geschiedenis van de stad Halle 1830-1914 (1). In: Hallensia, jg. 2, nr. 2, april-mei 1980, p. 19-29. Uit vermeld artikel heb ik gegevens geparafraseerd.
[2] LORIES, V. Bij de 100ste van de geboorte van Jean-Nicolas Deville, politicus, verzetstrijder en artiest. In: Hallensia, jg. 10, nr. 4, oktober-december 1988, p. 48-81. Uit vermeld artikel heb ik gegevens geparafraseerd. De voetnoot wordt in de tekst slechts vermeld indien ik citeer.
[3] LERNOUT, G. 150-jaar liberalisme (ook) te Halle. De liberale inbreng in het Halse politieke leven. In: Hallensia, jg. 18, nr. 4, oktober-december 1996, p. 7-40. Uit vermeld artikel heb ik gegevens geparafraseerd. De voetnoot wordt in de tekst slechts vermeld indien ik citeer.
[4] Uiteraard kan ook op basis van andere argumenten ingedeeld worden. Ik denk aan kiesstelsels waarvoor enkel mannen in aanmerking kwamen: cijnskiesstelsel, meervoudig kiesstelsel en enkelvoudig kiesstelsel. Pas ik 1947 werd het algemeen, dus voor mannen én vrouwen, enkelvoudig kiesstelsel ingevoerd.
[5] In een nummer van Hallensia uit 1996 met als titel 150 jaar liberalisme in België & Halle houdt Clement er een andere indeling op na. Hij onderscheidde 5 periodes:.
-1830-1869:het plaatselijke unionisme;
-1869-1878: een liberale periode;
-1878-1890: een katolieke periode;
-1890-1907: een liberale periode;
-vanaf 1907: opnieuw katoliek overwicht. [[CLEMENT, Raymond. Geachte lezeres, Geachte lezer, [bij een nummer over 150 jaar liberalisme in België & Halle]. In: Hallensia, jg. 18, nr. 4, oktober-december 1996, p. 3.]].
[6] Hij was vanaf 1820 burgemeester onder het Nederlandse bewind. Bij het begin van wat België genoemd wordt, werd hij afgezet en vervangen. Bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezing werd hij echter opnieuw burgemeester.
[7] Auguste De Maeght werd op 16 augustus 1941 door de Duitsers vervangen door Omer Bogemans, lid van het VNV.
[8] MARCELIS, August. Essay van een monografie over industriële en ambachtelijke bedrijven in Halle. Verschenen als Hallensianummer, jg. 6, nr. 3, juli-september 1984.
[9] Mijn goede vriend van Dale leert me dat democratie is een staat of andere bestuurlijke entiteit waarin het volk regeert en een staatof een andere bestuurlijke identiteit waarin het wordt (door vertegenwoordigers) zichzelf regeert en vrijelijk zijn meningen en wensen kan uiten [GEERTS, G. en HEESTERMANS, H. Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale lexicografie, Utrecht, Nederland en Antwerpen. 1995.].
[10] VANVOLSEM, Johan. Lexicon bekende Hallenaren. Hallensia, Halle, 2007 [verschenen nummer 34 in de Nieuwe reeks.].
[12] WOUTERS, Rik. De pers overdondert me en laat me weten dat de moordenaar van Julien Lahaut In: Argusogen of het geweten van Halle (elektronisch tijdschrift), nummer 13, 29 december 2002, niet-genummerde p. 5.
08-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
07-01-2009
VICTOR WOUTERS (2), MIJN VADER, EN DE HALSE POLITIEK (met een beknopt overzicht van het stadsbestuur van 1830 tot vandaag) [1] [2] [3] (1ste deel)
De geschiedenis van het stadsbestuur van Halle sinds de onafhankelijkheid van wat België genoemd wordt in 1830, kan volgens mij in 3 periodes samengevat worden [4]. Ik vermeld ze beknopt:
-1830-1878: plaatselijk unionisme;
-1878-1964: liberale of katholieke burgemeester;
-vanaf 1965: coalities [5].
Ik probeer mijn indeling te verduidelijken.
1830-1878: plaatselijk unionisme.
Onder unionisme bedoel wat Lernout verstaat met de politiek kleurloze periode die duurt tot 1878. Hij verduidelijkt: Op nationaal vlak, na de dood van het zogenaamde Unionisme (1857), vormden de liberalen en de katholieken wel al partijregeringen. In Halle verliep de plaatselijke politiek evenwel zonder partijstrijd. Er was in de gemeenteraad geen oppositie te bespeuren. Tot 1878 waren de gemeenteraadsleden het bijna altijd roerend eens over de voorgestelde maatregelen. Van echte spanningen was er hoegenaamd geen sprake. Dit verschijnsel van een politiek leven zonder partijstrijd en een gemeenteraad zonder oppositie heeft te maken met de administratieve opvatting die de gemeenteraadsleden van hun taak hadden; het bestuur van de stad was voor hen eerder een administratieve dan een politieke zaak. In die opvatting werkte wellicht de oude traditie van gemeentelijk zelfbestuur door [1].
Burgemeesters waren Jacques Carlier (1830) [6], Simon Giblet (1830), Jacques Carlier (1830), Gregoire-Joseph Blondeau (1834-1840), Theodore Hannecart (1840-1844), Joseph-Henri-Charles Muller (1844-1848), Emmanuel De Coster (1848-1856), Hubert Mussche (1857-1865) en Alexandre Giblet (1865-1878).
1878-1964: katholieke of liberale burgemeesters.
In deze periode kan men voor wat Halle betreft, met wat zin voor veralgemening gewagen van een soort 2-partijenstelsel. Een indeling volgens de partij die in de gemeenteraad in de meerderheid was, is moeilijk omdat er gewerkt werd met deeltijdse verkiezingen waarbij slechts een deel van de gemeenteraadsleden moest vervangen worden.
Burgemeesters waren:
-Henri Claessens: liberaal, 1878-1881;
-Emile Nerinckx: katholiek, 1881-1890;
-Leopold De Boeck: liberaal, 1891-1895;
-Louis Cuvelier: katholiek, 1896-1901;
-Leopold De Boeck: liberaal, 1901-1906;
-Charles Nerinckx: katholiek, 1907-1921;
-Auguste De Maeght: katholiek 1921-1941 [7];
-Omer Bogemans: niet wettelijk verkozen oorlogsburgemeester van katholieke origine;
-Jan-Niklaas: katholiek, 1947-1965.
Vanaf 1965: coalities.
De macht van de traditionele partijen die het politieke landschap van wat België genoemd wordt, vanaf de onafhankelijkheid beheerst hebben, heeft door de opeenvolging van industriële revolutie, W0 I, WO II en internationalisering van de wereld rake klappen gekregen. Op het Halse politieke vlak komt dit op vanaf 1965 door coalities in de gemeenteraad tot uiting.
Burgemeesters en coalities waren:
-Louis De Grève: liberaal, 1965-1970, socialisten en liberalen;
-Albert Devogel: katholiek; 1971-1976, katholieken, socialisten en neutraal politicus; 1977-1982, katholieken en liberalen;
-Marc Beckwé: katholiek; 1983-1988, katholieken en socialisten; 1977-1982, katholieken en liberalen;
-Dirk Pieters: katholiek; 1995-2000, katholieken en liberalen; 2001-2006, katholieken, liberalen en Democratie voor Allen; 2007-?, katholieken, liberalen en Vlaams-nationalen.
De gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964 interesseert me in het bijzonder. Mijn vader Victor Wouters is toen opgekomen. Hij was 39 jaar.
Waarom is mijn vader opgekomen? Ik heb met mijn vader nooit over zijn reden(en) om in de politiek te gaan gepraat. Ik kan dan ookslechts naar de reden(en) gissen.
Feit is dat mijn vader actief was in het culturele leven in de breedste zin van het woord van zijn geboortestad. Hij was sinds de veertiger jaren van vorige eeuw lid en vanaf 1958 voorzitter van de Sint-Martinus Turngilde. Het was lid van tal van Halse verenigingen.
Hij was in Halle geen onbekende. Zijn grootouders en ouders hebben vanaf het begin van vorige eeuw een brood- en banketbakkerij uitgebaat op de Beestenmarkt 3, waar men de beste pistolets en het dikste stuk rijsttaart kon kopen [8]. Hij baatte sinds 1954 een apotheek uit op de Beestenmarkt 19, op de hoek van Beestenmarkt en Melkstraat.
Is hij gevraagd om op te komen? Ik veronderstel het. Mijn vader was immers iemand van de betere burgerij. Die bleek het toen bij verkiezingen meestal beter te doen die iemand uit het gewone volk.
Voor welke partij is hij opgekomen? Hoewel hij dat nooit uitdrukkelijk gezegd heeft, was hij royalist en belgicist: de VU viel af. Hij was katholiek opgevoed: de BSP viel af. Hij hield zich op in het katholieke milieu: de liberalen vielen af. Mijn vader is dan ook opgekomen voor de CVP.
Slecht was die keuze die er eigenlijk geen was, niet. De katholieken hadden sinds 1907 alle burgemeesters geleverd, niet uitzondering van die tijdens een deel van WO II. De laatste gemeenteraadsverkiezing, die van 12 oktober 1858 (zie bijlage 1), was door de CVP overtuigend gewonnen met 60 % van de stemmen en 66 % van de zetels. Het stond dus bijna vast dat hij bij verkiezing deel van de meerderheid zou uitmaken en zo op het beleid zou kunnen wegen.
Ging mijn vader ervan uit dat hij zou verkozen worden? Hoopte hij er stiekem op hij zelfs en schepenambt zou bekleden? Ik weet het niet.
Van de weken vóór de verkiezing kan ik me niet veel herinneren. Wel weet ik dat er thuis en met vrienden en kennissen vaak over politiek gesproken werd. Ik herinner me dat er toen nog autocaravans met verkiezingspubliciteit rondreden. Mijn moeder heeft verscheidene zaterdagen met onze Amerikaans-aandoende Simca met vleugels en veel chroom, die enorm groot leek of was, meegereden. Ook weet ik nog dat er achter tal van ramen in het centrum fotos van mijn vader hingen. Dat stoorde me wel eens. Het leek wel of ik constant in het oog gehouden werd om te beletten dat ik koepisjeraa, kattenkwaad, zou uithalen.
De gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964 was een succes voor mijn vader. Hij behaalde 652 stemmen van de 11.994 5, 43 %. 4.560 mensen stemden op de CVP; daarvan behaalde mijn vader 14,29 % (bijlage 2). Op de lijst met voorkeurstemmen bekleedde hij de vijfde plaats. Hij werd slechts voorafgegaan door één BSP, gevolgd door 3 CVP-ers (bijlage 4).
Toch was er geen euforie: de gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964 was immers geen succes voor de CVP.
Ze maakte qua stemmen en percentage een diepe val. Ze zakte van 6.881 stemmen of 59,74 % (bijlage 1) in 1958 naar 4.560 stemmen of 38,01 % (bijlage 2) in 1964. Een terugval van maar liefst 33 %. Ze had zelfs niet langer de politicus met de meeste voorkeurstemmen in haar rangen: dat was Reviers (bijlage 3) die pas sinds eind 1962 in Halle woonde en voor het eerst opkwam.
Het stemmenverlies concretiseerde zich in een verlies van zetels: van 10 of 66,66 % in 1858 (bijlage 1) naar 7 of 46,66 % in 1964 (bijlage 2). Dit zetelverlies was des te erger omdat er slechts 3 partijen zetels behaalden: naast de CVP die nog wel het hoogste aantal stemmen behaalde, met 7 waren dat de BSP ook met 7 en de liberalen met 1. Dit plaatste de liberalen met 12,49 % van de stemmen in een bijzondere positie.
Indien CVP en BSP geen akkoord zouden bereiken, zou De Grève, de enige verkozene van de liberalen, bepalen wie met hem de Stad gedurende 6 jaren zou besturen. De Grève behaalde 595 voorkeurstemmen of 4,96 %. Op de lijst van voorkeurstemmen bekleedde hij slechts de achtste plaats (bijlage 4).
Het loont de moeite om de lijst met voorkeurstemmen te bekijken (bijlage 4). De Grève werd voorafgegaan door een BSP-verkozene, 5 van de 7 CVP-verkozenen en zelfs door een niet-verkozene van Vernieuwing. Hoe ziet de lijst met voorkeurstemmen (bijlage 4) er verder uit? -ik ga uit grotendeels uit het aantal verkozenen per partij-:
-CVP: de 7 verkozenen met 1.001 stemmen voor de beste en 485 voor de slechtste staan binnen de 10 beste. Het laatste niet-verkozen lid staat op de zesentwintigste plaats. De slechtst verkozene van de CVP behaalt nog 81,55 % van de stemmen van De Grève die minder stemmen haalt dan de vierde CVP-verkozene;
-BSP: de 7 verkozenen met 2.514 voor de beste en 51 voor de slechtste staan binnen de 45 beste. Vóór de laatste verkozenestaan maar liefst 30 niet-verkozen van wie de 8 niet CVP-verkozen, 6 niet-verkozenen van Vernieuwing, 9 niet-verkozen liberalen en 7 niet-verkozen Gemeentebelangen. De tweede BSP-verkozene haalt minder stemmen dan de zevende en laatste CVP-verkozene;
-liberalen: de enige verkozene staat slechts achtste in de lijst van voorkeurstemmen.
Ik heb laten blijken dat de gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1964 (bijlage 2) voor de CVP zeer slecht verlopen zijn. Ik vergelijk met die van 12 oktober 1958 (bijlage 1):
-de CVP zakt van 10 zetels naar 7. Ze verliest 3 zetels. Ze blijft de grootste partij, maar verliest haar absolute meerderheid;
-de BSP stijgt van 4 zetels naar7. Ze wint 3 zetels en blijft de tweede partij;
-de liberalen houden hun enige zetel;
-de 2 andere lijsten, Vernieuwing, Vlaamsgezinden, en Gemeentebelangen, handelaars, die samen 12,86 % van de stemmen of iets meer dan de liberalen halen, behalen geen zetels.
Ik parafraseer mezelf: de liberalen kunnen in de persoon van De Grève die van minder dan één Hallenaar op 20 stemmen kreeg en van wie de partij door minder dan één Hallenaar op 8 gesteund werd, bepalen wie van de 2 grote, aan elkaar gewaagde partijen, met hem Halle gedurende 6 jaren zal besturen.
Ik heb kunnen geschreven. De voorwaarde dat De Grève zou beslissen wie Halle niet bestuurt, heeft immers slechts zin indien CVP en BSP geen akkoord bereikten. Dat laatste was al snel het geval.
De Grève speelde zijn ondemocratische [9] troeven al snel uit. Hij liet CVP en BSP tegen elkaar opbieden. De CVP bood hem het mandaat van eerste schepen aan, veel meer dan waarop hij op basis van de uitslag van zijn partij en hemzelf mocht hopen. De BSP bood hem het burgemeesterschap aan. De Grève die de kassa al hoorde rinkelen, hapte toe. Het resultaat: Halle zou gedurende 6 lange jaren door een ondemocratische meerderheid bestuurd worden.
Hoe is het kunnen gebeuren dat de CVP die Halle sinds 1097 met absolute meerderheid der stemmen heeft bestuurd, de stad niet langer bestuurde? Dit is moeilijk na te gaan. Toch wil ik een poging doen. Hoe komt het dat de CVP in 1964 slechts 66,26 % van destemmen van in 1958 behaalde?:
-in tegenstelling met 1858 toen er 3 partijen opkwamen, konden de burgers in 1964 kiezen uit 5 lijsten. De 2 nieuwe partijen, Vernieuwing en Gemeentebelangen, deden meer dan de hoop vullen. Ze snoepten de 3 traditionele partijen 12,86 % van de stemmen af;
-De BSP stegen van 27,52 % van de stemmen naar 36,62 %. Deze winst is volledig op naam te schrijven van nieuwkomer Reviers. Meer zelfs, zonder Reviers zou de BSP erop achteruit zijn gegaan.
Een korte rekensom leert me:
-Vernieuwing en Gemeentebelangen waren goed voor 1.543 stemmen. Indien die alle op de rekening van de CVP zouden zijn gekomen, was dat goed geweest voor 6.103. Nog steeds een serieus verlies van stemmen, maar wel of de absolute meerderheid;
-het kan dan anders dan dat in de 2.514 stemmen van Reviers een aantal CVP- stemmen moeten gezeten hebben;
-kortom: zonder Vernieuwing, Gemeentebelangen en Reviers zou de politieke situatie niet wezenlijk veranderd zijn.
Het zou echter te gemakkelijk zijn om de verkiezingsnederlaag van de CVP te verklaren door de opkomsten van 2 nieuwe partijen en stemmenkanon Reviers. Lagen de oorzaken misschien binnen de CVP zelf?:
-waar in 1958 3 CVP-ers meer dan 1.000 stemmen haalden -één benaderde de 2.000-, werd dat in 1964 beperkt tot één persoon;
-het CVP-stemmenkanon Devillé, burgemeester van 1947 tot 1965 en goed voor 1.474 stemmen in 1952 en 1.901 in 1964, was niet meer opgekomen;
-buiten het niet meer opkomen van Déville onderging de CVP-lijst van 1964 in vergelijking met 1958 nog andere serieuze veranderingen: slechts 8 mensen die op de lijst van 1958 stonden, kwamen weer op en slechts 5 van de verkozenen uit 1958 kwamen weer op. Slechts 5 van de 10 verkozenen uit 1958 werden herkozen;
-de kans is niet denkbeeldig dat Devillé de verkiezing van 1964 bang tegemoet zag. Hij heeft de kiezers, bij wijze van afscheid, gevraagd om zich niet te laten misleiden door loze verkiezingsbeloften en hun stem niet te vergooien op lijsten die toch geen kans hebben het tot iets te brengen . Hij heeft zich ooit tot de CVP zelf gericht: De kandidaten van de CVP-meerderheidspartij mogen zich niet veroorloven propangandische stokpaardjes te berijden ( ) ook vóór de verkiezing moeten zij blijk geven van werkelijkheidszin. Zij mogen geen ijdele beloften doen die ze daarna niet kunnen houden ( ). En voor verantwoording heeft een eerlijk mens nog heel veel gevoel, zelfs al is hij verkiezingskandidaat! [2]. Waren er interne problemen? Onderzoek zou kunnen verduidelijken.
Ik wil een interludium over Jan-Niklaas Devillé inlassen.
V. Lories en Johan Vanvolsem hebben hem politicus, verzetstrijder en artiest [2] [10] genoemd en geen onverdroten woord over hem geschreven. Lories heeft door hem te citeren onrechtstreeks zijn werkelijkheidszin, zijn gevoel voor verantwoording en het belang dat hij in een eerlijk mens [2] stelde, geroemd. Terecht?
Op 18 augustus 1950 tijdens de eedaflegging van prins Boudewijn die zijn aftredende vader Leopold III opvolgde als koning van wie Belgen genoemd worden, zou hij 'Vive la république' ( ) hebben geroepen. ( ) De schuilnaam van de moordenaar werd publiek in 1985: ene "Adolphe" uit Halle. De echte naam - François Goossens - werd in 2002 publiekelijk gemaakt. ( ) De volledige waarheid is nooit volledig naar boven gekomen. Zo is het meer dan waarschijnlijk dat toenmalig CVP-minister Albert de Vleeschauwer en de Militaire veiligheidsdienst een belangrijke rol gespeeld hebben in de voorbereiding en/of het toedekken van de moordaanslag. ( ) Aanvankelijk was er sprake geweest van drie leden in het moordcommando van de Halse verzetsgroep "De fret": François Goossens en de zoon en de schoonzoon van de toenmalige CVP-burgemeester van Halle, Jan-Nikolaas Devillé. Uit een reportage ''Keerpunt'' op de Vlaamse tv-zender Canvas (17 december 2007) blijkt dat er een vierde deelnemer was geweest, die echter niet genoemd wilde worden. Deze vierde man zou de dodelijke schoten gelost hebben toen Julien Lahaut zijn deur opende, terwijl François Goossens enkel een schot heeft gelost bij het weglopen [11].
Ikzelf heb Goossens gekend. Ik citeer zonder verdere commentaar: In 1964, toen ik 8 jaar was, heb ik hem, Goossens dus, in de apotheek van mijn vader op de Beestenmarkt horen uitschreeuwen: Moi, moi, je lai tué! Net daarvoor had hij, notoir monarchist, anti-flamingant, katholiek en communistenhater, het gehad over Lahaut. [12]. Pas jaren later ben ik te weten gekomen wie Lahaut was. Het is hard om te moeten leven in een stad waar burgemeester en bestuur, politie, rijkswacht en zelfs inwoners tot zijn dood in 1977 een moordenaar onderdak geboden hebben. Er zijn er die nu nog zijn misdaadvergoelijken, zelfs toejuichen.
Met burgemeester wordt Jan-Niklaas Devillé bedoeld. Het kan niet anders dat dan hij via zijn zoon en schoonzoon en andere kanalen van de moord op de hoogte was. Hij heeft niets gedaan om als hoofd van de politie de schuldigen aan te geven is en zo medeplichtig aan de moord.
Terug naar mijn vader. Hij heeft van 1966 tot 1970 in de oppositie gezeten. Hij heeft gemeenteraden bijgewoond. Hij heeft geprobeerd om zijn politieke rol te spelen hoewel dat als oppositielid zeer moeilijk is. In 1970 is hij niet neer opgekomen.
Als reden heeft hij me ooit gezegd dat hij te veel klanten van socialistische en liberale gezindheid verloren heeft. Het heeft overigens tot vele jaren na het aflopen van zijn mandaat in 1970 geduurd om ze terug te winnen. Naar mijn mening heeft ook een zekere degoút voor de politiek meegespeeld in zijn besluit om niet meer op te komen.
Bij de gemeenteraadsverkiezing van 11 oktober 1970 wordt mijn vader gewroken. Hoewel de liberalen onder de arrogante naam van Lijst van de Burgemeester [13] opkwamen alsof slechts de ontslagnemende De Grève op die lijst stond, de absolute meerderheid haalden met 9 zetels tegenover 4 voor de BSP en evenveel voor de CVP, mochten zij het gedurende 6 jaar van aan de zijlijn bekijken. Lemonnier, één van haar leden, besloot immers als onafhankelijke te zetelen.
In tegenstelling met De Grève die het mandaat van eerste schepen te min vond, toonde hij zich geen veelvraat. Hij werd gewone schepen.
De Grève had het begrepen en opteerde voor een carrière in de nationale politiek. Zonder zijn ondemocratische handelswijze van 1965 zou dat nooit als het geval geweest zijn.
Ik denk dat lezers zich storen aan het feit dat ik de naam van De Grève koppel aan ondemocratie. Ik verander echter niets aan mijn standpunt. Ik herhaal wat vriend van Dale geschreven heeft:democratie is een staat of andere bestuurlijke entiteit waarin het volk regeert [9].
Het spreekt voor zich dat het geciteerde als volgt moet gelezen worden:democratie is een bestuurlijke entiteit waarin de meerderheid van het volk regeert bij de gratie van die meerderheid. Welnu: van 1965 tot en met 1970 werd Halle bestuurd door een minderheid: BSP-De Grève hadden slechts 5.891 van de stemmen op een totaal van 11.994 of 49,10 % gehaald.
Ik begrijp dan ook niet dat Lernout De Grève één van de grootste politici die men er, in Halle dus, ooit heeft gekend [3], durft te noemen.
07-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
06-01-2009
VICTOR WOUTERS (1), MIJN VADER, EN DE (KONINKLIJKE) SINT-MARTINUS TURNGILDE
In 2005 verscheen 100 jaar Koninklijke Sint-Martinus Turngilde van Brigitte Michiels [1; cursieve teksten in mijn bijdrage zijn aan dat werk ontleend]. Het spreekt voor zich dat die uitgave mijn bijzondere aandacht wegdroeg. De redenen:
-ikzelf was er in de zestiger en zeventiger jaren van vorige eeuw lid van;
-mijn vader Victor is er zeer lang lid van geweest en was van 1958 tot 1974 voorzitter van de jongensafdeling;
-Jacqueline Schepers, mijn moeder, is er zeer lang lid van geweest en was van 1949 tot 1965 secretaris en van 1956 tot 1978 voorzitster van de meisjesafdeling.
Het is dan ook niet meer dan logisch dat vooral de periode die mijn ouders lid en bestuurslid waren, me vooral interesseerde.
Gemakshalve lees ik de tekst van voor naar achter op zoek naar gegevens over mijn ouders; dit komt grotendeels overeen met het chronologische verhaal van de SMG of Sint-Martinus Turngilde en de KSMG of Koninklijke Sint-Martinus Turngilde. Wanneer ik hiervan afwijk en put uit de bijlage over besturen en de bronvermelding, zal ik dat nadrukkelijk vermelden.
Een volledige lijst met vermeldingen van mijn ouders het hun afbeeldingen op fotos:
-Victor Wouters staat uiterst rechts op afbeelding 32 op bladzijde 24. Hij wordt niet bij naam genoemd;
-Jacqueline Schepers wordt vermeld als secretaris van de in 1949 opgerichte meisjesafdeling die een apart bestuur krijgt (bladzijde 29);
-Victor Wouters wordt in 1947 samen met Elie Steens, vermeld als leider, chef in het Hals (bijlage over besturen, pagina 50). Hij blijft dat tot in 1954. Vreemd genoeg wordt 1950: begin van een glansperiode o.l.v. Chef Elie Steens (pagina 30; in de tekst onderlijnd) genoemd. Waarom wordt mijn vader doodgezwegen?!;
-Jacqueline Schepers staat op de achterste rij als derde van uiterst rechts op afbeelding 45 op bladzijde 32. Ze wordt niet bij naam genoemd;
-Jacqueline Schepers wordt voorzitster (bijlage over besturen, bladzijde 51). Enkele lijnen lager wordt ze nogmaals vermeld, nu als Wouters-Schepens i.p.v. Schepers (bijlage over besturen, bladzijde 51);
-Victor Wouters en Jacqueline Schepens i.p.v. Schepers staan afbeelding 52 uit 1949 op bladzijde 34. Ten onrechte wordt er vermeld dat zij de echtgenote van mijn vader was. Ze zijn pas in 1954 getrouwd. Er wordt vermeld dat mijn vader tot 1971 voorzitter was;
-Victor Wouters neemt In ( ) uiterst moeilijke omstandigheden ( ) het voorzitterschap over. ( ) Door het voorzitterschap van Victor Wouters als voorzitter van de jongensafdeling en Jacqueline Schepersals voorzitsters van de meisjesafdeling. Beiden zetten zich onvermoeid in voor hunne gummenas. Wat zij beiden in de periode dat ze het voorzitterschap waarnamen voor de groei en bloei van de Gilde gepresteerd hebben, is onmeetbaar. (bladzijden 34-35). Waarom wordt dat onmeetbaar niet met voorbeelden waarvan er nochtans tientallen zijn, gestaafd?!;
-Victor Wouters en Jacqueline Schepers staan op afbeelding 52 uit 1963 op bladzijde 35. Ze zitten op de derde rij, respectievelijk als vierde en vijfde van rechts. Ze worden niet bij naam genoemd. Ikzelf zit op de eerste lijn, als tweede van rechts;
-Jacqueline Wouters-Schepens i.p.v. Schepers heeft een film gemaakt over de tweedaagse wedstrijd, te weten het Nationaal Bondkampioenschap voor Turners in Halle (bladzijde 37; het laatst-geciteerde fragment is in de tekst onderlijnd). Wat is er van die film geworden? Waarom zijn geen beelden eruit afgedrukt?;
-Victor Wouters kreeg er, te Wien n.a.v. de FICEP-spelen in 1966, een proces-verbaal omdat hij de straat overstak terwijl het rood was ! (bladzijde 38);
-Victor Wouters en Jacqueline Schepers staan op afbeelding 60 uit 1966 op bladzijde 38, respectievelijk als vierde van rechts en als de persoon net achter de vrouw die aan de tafel zit. Ze worden niet bij naam genoemd. Op de bovenste rij staan mijn neef Dirk Wouters en mijn oom François Wouters, respectievelijk als derde en eerste van rechts;
-Victor Wouters staat achteraan centraal, met kostuum, op afbeelding 61 uit 1968 op bladzijde 38. Hij wordt niet bij naam genoemd;
-Victor Wouters en Jacqueline Schepers staan op afbeelding 62 uit 1968 op bladzijde 39. Mijn moeder is de zevende van rechts; mijn vader staat 2 plaatsen verder naar links. Ze worden niet bij naam genoemd;
-Victor Wouters wordt vermeld als lid van de oude generatie ( ) bestuurders van het begin van de zeventiger jaren van vorige eeuw (bladzijde 39). Oud?! Hij was een veertig;
-Victor Wouters trekt zich In 1974 ( ) na 16 jaar terug als voorzitter van de Gilde (bladzijde 40). Mevrouw Michiels blijkt er maar op los te schrijven: nu eens eindigt het voorzitterschap van mijn vader in 1971, dan weer in 1974. Over het einde van het voorzitterschap van mijn moeder in 1978 rept ze zelfs met geen woord.
Ik heb met een vergrootglas moeten zoeken om iets over mijn ouders te vinden. Ze waren nochtans zeer nauw bij de (K)SMG betrokken:
-mijn vader was gedurende 16 jaar voorzitter. Slechts zijn voorganger Paul Petre deed met 17 jaar net iets beter;
-mijn moeder was 22 jaar voorzitster. Haar mandaat werd zelfs niet benaderd.
Een korte optelsom leert me -ik stop in 2005- dat er
-75 jaar bestuur van een jongensafdeling was (1905-1980);
-31 jaar bestuur van een meisjesafdeling was (1949-1980);
-25 jaar algemeen bestuur, dus van jongens- én meisjesafdeling was (1980-2005).
Een totaal van 131 jaar waarvan mijn ouders maar liefst 38 jaar of 29 % voorzit(s)ter waren.
Ik zit met vragen. Waarom worden de namen van mijn ouders zo weinig vermeld? Waarom wordt slechts één keer vermeld dat ze op een foto staan? Waarom wordt onzorgvuldig omgesprongen met de schijfwijze van de familienaam van mijn moeder, Schepens en Schepers door elkaar terwijl het Schepers moet zijn? Waarom worden verkeerde zaken meegedeeld?
Het lijkt er sterk op dat er sprake is van bewuste, doelbewuste verzwijging. Ik beperk me tot volgende zaken:
-wat waren de verwezenlijkingen van mijn vader gedurende zijn 16 jaar voorzitterschap? Nooit heeft de (K)SMG op olympische toestellen beter gepresteerd op kampioenschappen. Zonder mijn vaders werklust die niet te veel op zijn bestuur moest rekenen, en zijn financiële inbreng zou dat nooit gebeurd zijn;
-waarom lees ik geen woord over de oprichting van Start 65, een turnkring uit Buizingen, en de dubieuze rol die daarin door leden van de (K)SMG gepeeld is. Ik denk aan Henri Borremans, Jeanine Deleener en Pol Middag;
-waarom worden de redenen van vooral het ontslag van mijn vader niet vermeld?
Ik hoed me om het woord afrekening in de mond te nemen. Het kan ook gewoon maar gaan om onzorgvuldigheid in het algemeen. Ik citeer er enkele voorbeelden van:
-ik heb gelezen: 100 jaar, zo oud is de Koninklijke Sint-Martinus Turngilde (bladzijde 2). Dit klopt niet! De KSMG is ontstaan in 1965 en was dus in 2005 maar 40 jaar oud;
-een zekere Jean Wouters zou van 1939 tot 1941 schatbewaarder geweest zijn (bijlage over besturen, bladzijde 50). Dit klopt niet. Jean Wouters was Jean Wauters. Hij was een neef van mijn vader. Dit wordt niet vermeld;
-een zekere François Wouters was van 1941 tot 1947 secretaris tot 1947 en van 1949 tot 1952 schatbewaarder (bijlage over besturen, bladzijde 50 ). Hij was een broer van mijn vader. Dit wordt niet vermeld;
-In datzelfde jaar, 1950, ligt de Gilde ook aan de basis van het ontstaan van de Sint-Genesius Turngroep in Sint-Genesius-Rode. Jean Wauters, één van de turnende leden, trouwt met een meisje uit Sint-Genesius-Rode en verhuist naar Rode. Hij sticht daar de nog steeds bestaande Sint-Genesius Turngroep (bladzijde 31). Plots wordt de familienaam van Jean Wauters wel juist geschreven. Michiels weet niet wat ze wil. Eerst beweert ze dat de SMG aan de basis van het ontstaan van een andere turngroep zou liggen: ze zou ze dus effectief opgericht hebben. Later beweert ze dat Jean Wauters ze zou opgericht hebben. Ze noemt hem één van de turnende leden (bladzijde 31) en gaat zo voorbij aan het feit dat hij van 1939 tot 1941 schatbewaarder en dus bestuurslid geweest is;
-de strijd tussen La Populaire en de SMK;
-in 1965 wordt Professor Dr. P.P. Denayer, voorzitter van de Katholieke Belgische Turnfederatie en geboren Hallenaar, tot ereburger van de stad verheven (bladzijde 36). Wat die persoon in een publicatie over de SMG komt doen, mag Joost weten. Nergens in de tekst is een spoor van een link terug te vinden;
-een zekere burgemeester Devoghel uit Halle (bladzijde 41) wordt vermeld. Halle heeft nooit een burgemeester met die naam gehad. Kan het zijn dat Albert Devogel bedoeld wordt?!;
-vergeefs heb ik naar een lijst van Brabantse en Belgische kampioenen gezocht.
Waar is het fout gelopen? Ik zie 3 redenen:
-de bronvermelding is erg onvolledig samengesteld. Hetr is dan ook niet mogelijk om te weten welke artikels uit periodieken geraadpleegd zijn. Ik heb vergeefs gezocht naar het archief van mijn vader over zijn voorzitterschap die nog in het bezit van mijn moeder moet zijn. Is het geraadpleegd?;
-het lijstje van getuigenissen is heel kort: slechts 4 personen werden gehoord. Ik kan zonder veel moeite een lijst met een twintigtal namen opstellen vanpersonen die tot een genuanceerd en objectief inzicht in de (K)SMG zou geleid hebben. Zelfs ik kan tal van details en anekdotes vertellen over het voorzitterschap van mijn vader, die bijvoorbeeld zijn ontslag kunnen verduidelijken;
-kan het dat de KG&OKH, een geschied- en oudheidkundige kring uit Halle, Brigitte Michiels, lid van de jubilerende turnvereniging en niet-geschiedkundige, de kans geeft om een overzicht van 100 jaar neer te schrijven. De kans van subjectiviteit en dus geschiedenisvervalsing was vanaf het begin aanwezig.
Beweren dat 100 jaar Koninklijke Sint-Martinus Turngilde van Brigitte Michiels een maat voor niets geweest is, zou ik niet durven te beweren. Wel stel ik in het algemeen vast dat het werk onvolledig en dus onjuist is. Wel stel ik in het bijzonder vast dat het werk mijn ouders en vooral mijn vader Victor Wouters onrecht aangedaan heeft.
Misschien kan er nu al werk gemaakt worden van hét ultieme (K)SMG-werk dat ter gelegenheid van verjaardag 120, 125 of 150 zou verschijnen en zou uitgaan van een gedegen onderzoek van mondelinge, geschreven en visuele bronnen?!
[1] MICHIELS, Brigitte. 100 jaar Koninklijke Sint-Martinus Turngilde. Verschenen als: Hallensia, jg. 27, nr. 2, april-juni 2005.
06-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
05-01-2009
KUNST VAN HALLENAARS, DOORLOPEND TENTOONGESTELD BUITEN HALLE
Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929): naam onbekend;
-plaats: Sint-Veroonkerk, koor, Lembeek;
-omschrijving: fresco; 1900-1902;
-sinds 1900-1902.:
Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929): Calvarie met Maria-Magdalena;
-plaats: église Saint-Pierre-et-Paul, Orgeo;
-omschrijving: schilderij; 1891-1900;
-sinds 1891-1900.
Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929): De Graflegging;
-plaats: église Saint-Christophe, Hanzinelle;
-omschrijving:schilderij; 1903;
-sinds 1903.
Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929): Doortocht door de Rode Zee;
Rik Wouters: gedicht "De turnster": -plaats: "Mr.V-arena" in "De Schorre", Sportparklaan 1 te Oostende; -in het kader van de "Sportpoëzieroute"; -tekst: DE TURNSTER
Gitaristen strelen vormelijkheden. Vier vrouwen hebben handen veranderd in schelpen die niet sluiten. Angstig en bleek betreedt de turnster de vloer die uitdeint. Snaren snellen ter hulp. Hoger dan ooit verheft zich het lichaam
tot omgeving oplost. Gracieus betasten tenen te weinig en plots het podium. Tokkelende vingers doen voeten fragiel onbewust hinderlagen ontwijken. Loom wordt gymnastes lach. Musici die introvert klanken beroeren,
dromen weg en versnellen ritmisch. De te jonge turnster dreigt vertederend en kwetsbaar weg te glippen. Bruusk breekt de rauwe stem muziek af die neerstort. Hulpeloos staart het kindje: niet meer kan ze de kloof overbruggen. -sinds 2007. Officiële inhuldiging van de hele "Sportpoëzieroute" in 2009; -allerlei 1: gepubliceerd in BEVERS, Bert. (samenstellier). Langzaam juichen. De poëzie in sport / De sport in poëzie. Modus Vivendi, Antwerpen. 2000; -allerlei 2: DELHEYE, Pascal en VERHEGGHE, Willie (samenstellers). Ook wij waren winnaars. 150 sportgedichten uit Nederland en Vlaanderen. De Geus, Breda en Poëziecentrum, Gent. 2005; -allerlei: het gedicht heeft de grondoefening als onderwerp en maakt deel uit van een cyclus van 4 gedichten over de 4 toestellen van het vrouwenturnen.
Rik Wouters: gedicht "Geitjes geven kaas en meer": -plaats: "Baljuwhuis te Galmaarden (2010-2011); -in het kader van de "Rik Woutders Dorpsdichter Galmaarden 2010""; -tekst: GEITJES GEVEN KAAS. EN MEER
Er leefden eens lang geleden in een wei in het paradijs van de Pajotten 7 geitjes. Het eerste liep het snelst; het tweede het meest. De hemelse herder met een geit op de schouders koesterde zijn kudde. Het derde sprong
het verst; het vierde het hoogst. De herder molk de kudde met zachte hand. Het vijfde at het meest; het zesde dronk als de beste. De herder maakte kaas. En het zevende deed wat alle anderen niet durfden. De herder deelde
zijn kaas die eeuwig leven gaf, met gulle hand uit. Eden werd echter bedreigd: 2 wolven lagen op de loer. Bloed liep bij de zwarte met voorpoten wit van bloem als water uit de mond: vers vlees was wat hij wou. De witte die ik
zou kunnen zijn, wilde slechts kaas: hij wist dat geitjes meer dan weelde zijn. Hij doodde de zwarte met hulp van de herder. Nog steeds spelen geitjes vrij in de wei: ze tellen is moeilijk. Ze hebben zich vermenigvuldigd.
05-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
04-01-2009
'ALLES' OVER SCHILDER LOUIS THEVENET
Meer over schilder Louis Thevenet wiens familienaam door zijn Franstalige biograaf René Lyr te onrechte als Thévenet geschreven werd en die 'Brabant fauvist' genoemd wordt, kunt u vinden op http://nl.wikipedia.org/wiki/Louis_Thevenet.
04-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
03-01-2009
STRAATNAMEN (2): JAN VAN DEN WEGHE EN GHISLAIN LAUREYS
In Halle kregen letterkundigen een straat naar hen genoemd. Ik denk aan de dichters Guido Gezelle en Jan Vandemaele. Gezelle was Bruggeling en Vandemaele inwoner van Erembodegem. Ik heb naar een link met Halle gezocht. Vergeefs.
Ik ben op zoek geweest naar straten genoemd naar Halse letterkundigen. Ik ben op zoek geweest naar straten genoemd naar de Halse dichters Jan van den Weghe en Ghislain Laureys. Vergeefs.
Er zijn geen straten genoemd naar van den Weghe en Laureys.
Vreemd. Ze zijn nochtans in Halle geboren en hebben er gewoond, Laureys zelfs zijn hele leven op hetzelfde adres.
Nog vreemder. Ze hebben Halle in hun werk uitgebreid aan bod laten komen. Laureys heeft de stad, met een bijzondere aandacht voor de basiliek en vooral de zwarte madonna, en belangrijke personen bezongen in zijn poëzie en heeft werk van kunstenaars aan de Hallenaar voorgesteld. van den Weghe heeft ook gedichten over Halle geschreven. Hij heeft Halle zelfs als hoofdpersonage in proza laten optreden.
Er zijn in Halle geen straten genoemd naar de Halse dichters van Jan van den Weghe en Ghislain Laureys.
Waarom niet?
Kent de Stad hen niet?! Kent de Stad haar eigen dichters -en bij uitbreiding haar eigen kunstenaars- niet?!
Kent de Stad hen wel, maar vindt ze hun werk niet goed?! Kent de Stad hen wel, maar vindt ze hen niet representatief genoeg om een straat naar hen te noemen?! Kent de Stad hen wel, maar heeft ze geen respect voor die kunstenaars?!
Het wordt hoog tijd dat Jan van den Weghe en Ghislain Laureys in hun stad een straat naar hen genoemd krijgen. Of zullen ze even lang moeten wachten als de patroonheilige van de basiliek naar wie pas in 1971 de Sint-Martinus-weg, zeer goed weggestopt tussen het vroegere Jezuïetencollege en de tuin van het vroegere hospitaal, genoemd werd?!
03-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
02-01-2009
AARTSHERTOG ALBRECHT EN HALLE
In 1877 verscheen Le règne de Philippe II et la lutte réligieuse dans les Pays-Bas au XVIe siècle [1] van monseigneur Namèche, recteur émérite de lUniversité de Louvain. Het magistrale werk van 4 boeken, 8 boekdelen, 32 hoofdstukken en meer dan 3.600 bladzijden heeft de periode van religieuze en andere opstanden die hun oorsprong vonden in het (wan)bewind van Karel V en deel uitmaakten van de aangebrande erfenis van Filips II die in tegenstelling tot zijn vader tot dé boeman van de Nederlanden uitgroeide, als onderwerp.
Halle duikt er terloops in op, op bladzijde 425 van het achtste boekdeel. Ik citeer: On désirait vivement en Espagne voir le mariage de nos nouveaux souverains saccomplir avant la mort de Philippe II, que était imminente. Malgré le désir exprimé par les états généraux, Albert dut se hater de mettre ordre au gouvernement des provinces, [ ].Larchiduc [ ] partit le 14 décembre avec une suite de mille chevaux, et se rendit dabord à Notre Dame de Hal, lieu situé à trois miles [ ] de Bruxelles, et fameux par les pèlerinages. Ce fut là quil déposa le chapeau et la pourpre romaine, et quaprès avoir fait sa prière, il prit son chemin [ ].
Met nos nouveaux souverains worden Albrecht, in de tekst Albert genoemd, en Isabella bedoeld, in de Nederlanden bekend als de aartshertogen of de landvoogden van vermelde landen. Wie waren ze eigenlijk?
Albrecht (15 november 1559 - 13 juli 1621) was een zoon van keizer Maximiliaan II van Oostenrijk. Die Maximiliaan was een zoon van Ferdinand, jongere broer van Karel V, die hij als keizer opvolgde. Diezelfde Maximiliaan was gehuwd met Maria, dochter van Karel V. Besluit: Maximiliaan was gehuwd met zijn nicht.
Isabella (12 augustus 1566 - 1 december 1633) was dochter van Filips II, zoon van Karel V, en diens derde echtgenote. Die Filips was neef van Maximiliaan II, vader van Albrecht. Besluit: Isabella wasgehuwd met haar achterneef Albrecht.
Huwen binnen de familie was onder meer in de vijftiende en zestiende eeuw binnen de adel geen uitzondering. De kerk zag er geen graten in en gaf graag en geregeld dispensatie. Het gevolg was incest met vaak zieke kinderen als resultaat.
Albrecht en Isabella waren kinderen van hun tijd en beschouwdenincestueuze huwelijken als normaal. Huwen binnen de familie was typisch voor de Habsburgers van wie Karel V met zijn eigen nicht getrouwd gehuwd was. Karel V was overigens niet de eerste die zich aan incest bezondigde; ook overspel was hem niet vreemd. Zijn Bourgondische voorouders waren ervoor gekend. Zijn grootouders langs moederskant hebben het gedaan: de Katholieke Koningen waren eveneens achterneef en -nicht. Ook Karel Vs kinderen, kleinkinderen en andere nazaten zagen er geen graten is en huwen binnen de familie, vaak met leden van de andere tak van de Habsburgers [2].
Achterneef en -nicht Albrecht en Isabella gingen nog een stapje verder. Albrecht was kardinaal. Inderdaad, was. Net voor het huwelijk is hij immers als kardinaal afgetreden. Of hoe moet je zoiets noemen?!
Een kardinaal, de op één na hoogste positie binnen de kerkelijke hiërarchie, is een buitenbeentje binnen de kerk. Men moet geen monnik, priester of bisschop, kortom geen geestlijke, zijn om het te worden: iedereen kon en kan nog steeds kardinaal worden. Albrecht had met zijn blauwe bloed en zijn familieverleden uiteraard een serieus been voor op de man uit de straat.
Zoals reeds geschreven is hij net voor zijn huwelijk afgetreden. Monseigneur Namèche was ervan op de hoogte en schreef zonder er zich vragen bij te stellen dat Albrecht déposa le chapeau et la pourpre romaine.
Hij vermelde zelfs waar dat gebeurde. Het was à of in Notre Dame de Hal. Daarmee wordt Halle bedoeld. We kunnen van een soort pars pro toto of deel voor het geheel spreken.
Halle wordt dus vereenzelvigd met het beeld van de zwarte madonna. De kerk van Halle wordt vereenzelvigd met dat beeld. Vreemd is dit niet: op een aantal kaarten wordt Halle immers op die manier benoemd.
De kerk van Halle wordt dus vereenzelvigd met beeld van de madonna. De indruk wordt gewekt dat de patroonheilige van de kerk de heilige Maria is. Terecht? Helemaal niet. De patroonheilige is de heilige Martinus. Kan het dat een geestelijke dat niet weet?! Verwonderlijk is het niet. Vooral geetelijken lijken zich van geen kwaad bewust te zijn. Een zeventigtal jaren na Namèche, op 9 maart 1947, schreef toenmalig deken De Clercq naar aanleiding van de verheffing van de Sint-Martinuskerk tot basiliek in het Parochieblad: Hoe groots en wijdingvol zal dit klinken: de basiliek van O.-L.-Vrouw-van-Halle. Erger nog dan Namèche. De deken wist zelfs niet wie de patroonheilige van zíjn kerk waarin hij zijn missen las, was.
Merk terloops op dat Namèche het over Hal gehad heeft.
Het neerleggen van de uiterlijke symbolen van zijn kardinaalschap in Halle is de ene keer dat Halle in Namèches opus magnum vermeld wordt. Over de aanvallen van Olivier van den Tympel in 1580 en de sterke aanwezigheid van adellijke ketters, zoals de kerk andersgelovigen noemt, heb ik geen spoor gevonden.
In de basiliek verijst overigens niets naar het door Namèche vermelde feit.
[1] NAMèCHE. Le règne de Philippe II et la lutte réligieuse dans les Pays-Bas au XVIe siècle. Charles Fontyn, Louvain. 1887.
[2] Na de regeerperiode van Karel V vielen de Habsburgse familie en haar bezittingen uiteen. De Oostenrijkse tak had het voor het zeggen in West-Europa, met uitzondering van Nederlanden, de Spaanse in Zuidwest-Europa, de overzeese bezittingen en de Nederlanden.
02-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
01-01-2009
WAPEN EN VLAG
Het Koninklijk Besluit van 19 september 1975 had tot gevolg dat Buizingen, Halle en Lembeek vanaf 1 januari 1977 één gemeente werden. De naam van de nieuwe gemeente, stad in dit geval, was Halle. Nu en dan heeft men het zelfs over Groot-Halle.
Het Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 28 januari 1977 bepaalde dat de gemeentes binnen het jaar na de installatie van de gemeenteraad op 1 januari 1977 een nieuw wapen en vlag moest hebben. Het opstellen en vaststellen van wapen en vlag zou in Halle tot 1 oktober 1991 aanslepen.
Ik geef de tekst van de vaststelling en beschrijving van wapen en vlag ingekort weer:
Ministerieel besluit houdende bekrachtiging van het gemeenteraadsbesluit waarbij het wapen en de vlag van de gemeente HALLE worden vastgesteld.
DE GEMEENSCHAPSMINISTER VAN CULTUUR,
Gelet op het decreet van 28 januari 1977 houdende vaststelling van het wapen en de vlag van de gemeenten, inzonderheid artikel 2;
[ ]
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van de gemeente HALLE van 25 april 1991;
Gelet op het advies van de Vlaamse Heraldische Raad van 18 juni 1991;
BESLUIT :
Artikel1.- Bekrachtigd wordt het gemeenteraadsbesluit van de gemeente HALLE houdende bepaling van :
1. het wapen waarvan de afbeelding als bijlage in tweevoud bij dit besluit is gevoegd.
De beschrijving van het wapen luidt als volgt :
Gevierendeeld 1. In lazuur een uitkomende gekroonde Onze-Lieve-Vrouw met Kind Jezus van zilver, het Kind gekroond en met haren van goud 2. en 3. gevierendeeld : 1. en 4. in goud een leeuw van sabel, geklauwd en getongd van keel 2. en 3. in goud een leeuw van keel, geklauwd en getongd van lazuur 4. schuingeruit van zilver en lazuur.
2. de vlag waarvan de afbeelding in bijlage in tweevoud bij dit besluit is gevoegd.
De beschrijving van de vlag luidt als volgt :
Schuingevierendeeld van wit en van blauw.
[ ]
Brussel, 1 oktober 1991.
DE GEMEENSCHAPSMINISTER VAN CULTUUR,
[handtekening]
P. DEWAEL.
Onder Gelet blijkt duidelijk dat Halle er van 28 januari 1977 tot 25 april 1991, meer dan 14 jaar, over gedaan heeft om een wapenschild op te stellen. Op de redenen van deze lange termijn zal ik het straks hebben.
De administratie van het Gewest, de Vlaamse Heraldische Raad, heeft er iets minder dan 2 maand, van 25 april 1991 tot 18 juni 1991 over gedaan om de gemeenteraadsbeslissing positief te adviseren.
Het Ministerieel besluit is te Brussel op 1 oktober 1991 ondertekend door DE GEMEENSCHAPSMINISTER VAN CULTUUR, toen P. of Patrick DEWAEL.
Vooraleer op het uitzicht van het wapen in te gaan wil ik een aantal beginselen van de heraldiek vermelden:
-Er bestaan verschillende soorten schilden waarop het wapen kan komen: het vroeggotische dat op een omgekeerde spitsboog lijkt, het laatgotische, ontstaan op het einde van de dertiende eeuw, dat onderaan halfcirkelvormig is, en het akkoladeschild, in gebruik van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw, dat rechthoekig is met onderaan een akkolade. De verhouding tussen hoogte en breedte moet 6 op 5, 7 op 6 of 8 op 7 zijn.
Het schild of het veld kan -de opsomming is niet beperkend- gedeeld (vertikaal in tweeën gedeeld), doorsneden (horizontaal in tweeën gedeeld), gevierendeeld (combinatie van gedeeld en doorsneden), geschuind (diagonaal van rechtsboven naar linksonder in tweeën gedeeld), links geschuind (diagonaal van linksboven naar rechtsonder in tweeën gedeeld) of schuin gevierendeeld (combinatie van geschuind en links geschuind). Belangrijk om weten is dat een schild beschreven wordt vanuit het standpunt van de drager, dus wat links is voor de drager, is rechts voor wie het schild frontaal bekijkt.
Het veld wordt gekleurd met hoofdkleuren en metalen. De namen ervan doen archaïsch aan. Kleur kan nooit op kleur en metaal nooit op metaal voorkomen.
De 4 hoofdkleuren:
-azuur of lazuur, blauw;
-keel, rood;
-sabel, zwart;
-sinopel, groen.
De 2 metalen:
-goud, geel;
-zilver, wit.
De kwartieren worden als volgt genummerd:
-1: rechtsboven volgens de drager;
-2: linksboven volgens de drager;
-3: rechtsonder volgens de drager;
-4: linksonder volgens de drager.
e gemeenteraadsbeslissing positief te afviseren.
raks hebben. lver en lazuureeuw gd; vn de gemeenten, inzonderheid artikel 2;
Het Halse schild is Gevierendeeld of horizontaal en vertikaal in 4 gelijke delen verdeeld.
De afbeeldingen op de kwartieren zijn:
-1. of rechtsboven: In lazuur of op blauwe achtergrond een uitkomende gekroonde Onze-Lieve-Vrouw met Kind Jezus van zilver of wit, het Kind gekroond en met haren van goud of geel;
-2. en 3. of respectievelijk linksboven en rechtsonder. Beide kwartieren zijn gevierendeeld en identiek aan elkaar. Kwartieren 1. en 4., respectievelijk rechtsboven en linksonder: in goud of op gele achtergrond een leeuw van sabel of zwart, geklauwd aan de 4 poten en getongd van keel of rood. Kwartieren 2. en 3., respectievelijk linksboven en rechtsonder: in goud of op gele achtergrond een leeuw van keel of rood, geklauwd aan de 4 poten en getongd van lazuur of blauw;
4. of linksonder: schuingeruit van zilver of wit en lazuur of blauw.
Schuingevierendeeld of combinatie van geschuind en links geschuind van wit en van blauw.
Van wapen en vlag zijn afbeeldingen bijgevoegd. Vooral die van het wapen is belangrijk.
Het schild is een akkoladeschild met een verhouding tussen hoogte (de punt van de akkolade inbegrepen) en breedte van 8 op 7.
Kwartier één toont maagd en kind die beide een kroon dragen.
In tegenstelling tot de tekst van het besluit zijn niet alleen de haren van het kind van goud, maar ook de kroon.
In vermelde tekst wordt het principe van scheiding van kerk en staat, nochtans in de Grondwet verankerd, met de voeten getreden: er staat immers Kind Jezus in plaats van kind.
Het afgebeelde tafereel toont dat waaraan Halle haar roem te danken heeft: een weergave van het beeld dat in de Sint-Martinuskerk aanbeden wordt. Het gaat om een vrij weergave en niet dé weergave van dat beeld. 2 verschillen vallen op: in plaats van een sedes sapientiae en een virgo lactans is er sprake van een Maria die rechtstaat en haar kind niet de borst geeft.
Kwartieren 2 en 3 zijn identiek. Ze zijn gevierendeeld en tonen wapenschilden. Ze tonen het wapenschild van Henegouwen dat samengesteld is uit:
-in kwartieren 1 en 4: de rode leeuw van Holland;
-in kwartieren 2 en 3: de zwarte leeuw van Vlaanderen.
Willem I, graaf van Henegouwen, verenigde beide leeuwen in zijn wapenschild.
Kwartier 4 toont de ruiten van Beieren. Toen Willem II, graaf van Henegouwen, in 1345 zonder kinderen stierf, ging zijn bezit over op zijn oudste zuster Margaretha. Zij was sinds 1324 getrouwd met keizer Lodewijk I, hertog van Beieren. Het is dan ook niet te verwonderen dat de latere hertogen van Henegouwen de Beierse blauwwitte ruiten aan hun schild toevoegden.
Zoals al vermeld heeft het opstellen van het Halse wapen aangesleept van 1 januari 1977 tot 1 oktober 1991.
Dit had niets te maken met traagheid van het Halse bestuur. Halle had als wapen al snel een fusiewapen ingediend. Daarin waren de 3 gemeentes aanwezig:
-kwartier 1: Halse madonna met kind bovenop de Beierse ruiten;
-kwartier 2: vroegere wapen van Buizingen;
-kwartier 3: vroegere wapen van Lembeek;
-kwartier 4: wapen van Henegouwen.
De reden van de aansleping ligt bij de voogdijoverheid die het voorstel van de stad niet aanvaardde wegens overbelasting.
01-01-2009, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
31-12-2008
STRAATNAMEN (1): BRUEGELLAAN
De Bruegellaan verwijst in de naam naar één of meer schilders met de zo klinkende familienaam. Ik heb het gehad over:
-één of meer schilders: er zijn immers meer schilders met de zo klinkende familienaam;
-de zo klinkende familienaam: men vindt immers de schrijfwijzen Bruegel en Brueghel.
In zijn Stratennummer uit 1988 heeft Johan Vanvolsem geschreven dat de straat genoemd is naar een Familie van Zuidnederlandse schilders [1]. Dit klinkt logisch omdat de straatnaam geen voornaam vermeldt.
Welke schilders van de familie gaan achter de straatnaam schuil? Schilders die de als Bruegel klinkende familienaam droegen? Schilders met een andere familienaam, maar familiebanden met vermelde familie?
In de catalogus uitgegeven ter gelegenheid van deBruegeltentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel in 1980 is een Stamboom van de Bruegeldynastie [2] opgenomen. Vermelde stamboom vermeldt als leden van de Bruegeldynastie -ik beperk me tot die namen van wie werk in de catalogus aan bod komt-:
-Bruegel: Pieter Bruegel de Oude (1525?-1569);
-Brueghel: Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) en Jan Brueghel de Oude (1568-1625), zonen van Pieter Bruegel de Oude, Jan Brueghel de Jonge (1601-1678) en Ambrosius Brueghel (1617-1675), zonen van Jan Brueghel de Oude, en Jan Pieter Brueghel (1628?-?) en Abraham Brueghel (1631-1690), zonen van Jan Brueghel de Jonge;
-Van Kessel: Jan Van Kessel (1626-1679?), kleinzoon van Jan Brueghel de Oude;
-Teniers: David Teniers II of de Jonge (1610-1690), schoonzoon van JanBrueghel de Oude.
Uitgaande van deze gegevens kan ik slechts besluiten dat slechts de familienaam van Pieter Bruegel de Oude aan de schrijfwijze van de straatnaam voldoet. Indien men uitgaat van het feit dat de straat genoemd is naar Pieter Bruegel de Oude en zijn nakomelingen, zou de straatnaam op de dynastie of afstammelingen van toepassing zijn, ongeacht het feit van andersklinkende, zelfs andere familiienamen, te wetenBrueghel, Van Kessel en Teniers.
Zou het niet kunnen dat de straatnaam slechts op stamvader Pieter Bruegel de Oude van toepassing is? De reden zou voor de hand liggen: de overeenkomst tussen de schrijfwijze van zíjn familienaam en die van de straatnaam laten niets anders toe.
Toch is het niet zo eenvoudig als het lijkt. De stamvader heeft Tot 1559 heeft ondertekend( )( ) met Brueghel, nadien met Bruegel [3]. Verwonderlijk in die tijd was dat niet: de naam van éénzelfde persoon werd immers vaak, meestal op verschillende manieren geschreven.
Bij Bruegel echter is er sprake van uniformiteit, dus consequentie in het schrijven van de familienaam met 1559 als keerpunt. Het zou dan ook zeer goed kunnen dat de naam van de straat slechts betrekking heet op de stamvader van dynastie.
En het wordt nog minder eenvoudig. Het zou immers zeer goed kunnen dat de naam van de straat slechts betrekking heeft op dat deel van Pieter Bruegel de Oude vanaf 1559 tot zijn dood in 1569.
Hoewel ik geneigd ben om Vanvolsem te volgen, kan ik slechts besluiten met het stellen van vragen:
-is de straatnaam van toepassing op Pieter Bruegel de Oude vanaf 1559 tot zijn dood in 1569? Dit is het meest-logisch, uitgaande van de schrijfwijze. Waarom wordt de voornaam dan niet vermeld?;
-is de straatnaam van toepassing op Pieter Bruegel de Oude zonder beperking van datum. Dit is zeer goed mogelijk om de belanrijkste werken van de schilder van na 1559 dateren en hij onder die naam gestorven is. Waarom -en ik herhaal mezelf- wordt de voornaam dan niet vermeld?;
-is de straatnaam van toepassing op het Bruegelgeslacht met inbegrip van die schilders die een andere familienaam hebben? Waarom is dan niet geopteerd voor Brueghel?
Is een besluit vol vragen wel een besluit? Laat me toe om met 2 zekerheden te eindigen:
-de Stad heeft het de burger met de straatnaam niet gemakkelijk gemaakt;
-de Stad heeft met het geven van de straatnaam blijk gegeven van een gebrek aan kennis van de Vlaamse kunstwereld.
[1] VANVOLSEMJohan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle, ook Stratennummer genoemd. Verschenen als: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988.
[2] DDAA. Bruegel. Een dynastie van schilders. Europalia, Brussel, 1980 [uitgegeven ter gelegenheid van Europalia 80 in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel van 18 september tot en met 18 november 1980].
[3] DE SCHRIJVER, Machteld. Portret van de schilder en een kunstkenner. In: DDAA. Bruegel in het Pajottenland. Openluchtmuseum Dilbeek en 19 werken van Bruegel in grote reproducties. Dilbeeks Erfgoed, Dilbeek. Zonder jaartal.
31-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
30-12-2008
L. THEVENET* EN ZIJN ONOPGEMERKTE VERBLIJF IN HALLE VAN 1916 TOT 1930** (3de en laatste deel) [+ illustraties]
Voetnoten
[NN staat voor nominem nescio
of ik ken de naam niet,
DDAA voor diverse auteurs;
titel zijn vet gedrukt, ondertitels vet én cursief]
* Thevenet ondertekende zijn werken meestal met "L. THEVENET" waarbij beide Ts iets groter dan de andere letters zijn.
** Het is niet mijn bedoeling om in deze bijdrage nader in te gaan op Thevenets kunst en te proberen die kunst te omschrijven en in de kunstgeschiedenis te situeren. Ik wil hier slechts vermelden dat het benoemen van de schilder als Brabants fauvist eerder berust op de periode waarin hij actief was, het feit dat tal van zijn generatiegenoten een tijdlang Brabants fauvist waren en de banden die hij had met vertegenwoordigers van dat Brabants fauvisme. Ik beschouw Thevenet als een neo- of laat-impressionist.
*** Naar analogie met poète maudit.
[1] UPV of Uitstraling Permanente Vorming is een initiatief van de Vrije Universiteit Brussel. UPV, kern Halle (Zennevallei) is een lokale afdeling die in vermeld gebied voordrachten en andere activiteiten rond cultuur in de breedste zin van het woord organiseert. Ze verzendt geregeld een electronische nieuwsbrief over activiteiten en werking. Geïnteresseerden kunnen informatie krijgen en/of zich abonneren via rik.wouters@pandora.be.
[2] WOUTERS, Rik. Thevenet, Louis François Joseph Marie, kunstschilder. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel XVIII, Koninklijke Academiën van België, Brussel, 2007, kolommen 831-839.
[3] Bijna al mijn bijdragen over Thevenet zijn te lezen op http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet, een intitiatief van de algemeen-culturele vereniging xarnego uit Halle en mezelf.
[4] DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door Stad Halle m.m.v. Gemeentekrediet in Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990].
[5] LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.
[6] NN. [Overlijdensberichten]. In: Parochieblad [Halle], jg. 23, nr. 34, 24 augustus 1930.
[7] VAN DER EECKT, Gabriëlla. Louis Thevenet: 1894-1930 Schilderij: De Vierbunder. Eindwerk tot het bekomen van het diploma van antiekhandelaar. I.M.O.V. Gent, Gent. 1994 [Promotor: Lieve Compernolle].
[8] Mijn laatste controle van de website dateert van 18 oktober 2008.
[9] Uit de vermelding van de naam van de laan, die in hoofdletters geschreven is, is niet duidelijk of het nu om Thevenet, dan wel Thévenet gaat. Ik houd het bij Thévenet, uitgaande van de vele keren dat de Stad Halle de naam verkeerd heeft geschreven.
[10] NN. Louis Thevenetpad. Fietsen en wandelen te Halle & omgeving. VVV, Halle. 1997 [bijgewerkte tekst uit de Gazet van Halle, 1963].
[11] Van 12 september tot 21 december 2006 sprak ik in de Halse binnenstad 683 mensen aan om aan een enquête rond Thevenet mee te werken. 356 aangesprokenen vielen af, ofwel omdat ze niet in het Halle van vóór de fusie woonden of gewoond hebben, ofwel omdat ze om diverse redenen niet wensten mee te werken.
327 mensen verleenden hun medewerking. Hun leeftijd werd genoteerd: 87 waren maximum 18 jaar, 77 van 19 tot en met 40, 92 van 41 tot en met 60 en 71 ouder dan 60. Ze kregen maximum 6 vragen te beantwoorden. De vragen:
-(1) Zegt de naam van Louis Thevenet of Thévenet je iets?;
-(2) In welke periode leefde hij?;
-(3) Wat was zijn beroep?;
-(4) In welke stijl schilderde hij?;
-(5) Heb je ooit werken van hem gezien?;
-(6) Waar heb je werken van hem gezien?
Aan wie op (1) niet kon antwoorden, werden (2) tot en met (6) niet gesteld, aan wie op (3) niet kon antwoorden, werden (4) tot en met (6) niet gesteld en aan wie op (5) niet kon antwoorden, werd (6) niet gesteld.
Antwoorden:
-(1) Bevestigend antwoord: 98 (27,75 %);
-(2) Vermelding van één datum of meer data van 1874 tot en met 1930 werd als juist beschouwd: 51;
-(3) Beroepen als schilder, artiest of kunstenaar werden aanvaard: 87 (24,43 %);
-(4) Brabants fauvisme: 17; fauvisme: 21; impressionist: 19; andere (realist, post-impressionist of expressionist) of geen: 30;
-(5) Bevestigend antwoord: 26 (7,3 %);
-(6) Tentoonstelling in Halle in 1990: 12; boek of andere catalogus: 10; andere (museum, andere tentoonstelling, internet of privé-persoon): 4.
[12] NN. Nadere kennisneming met de onbekende Thevenet. In: Gazet van Halle, jg. 62, nr. 18, 1960, p. 1 en 5.
[13] REVIERS, Kurt. Louis Thévenet. Het onbehagen van een naïeve volksschilder. In: Brabant, juni 1985, p. 34-41.
[14] VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988.
[15] VANVOLSEM, Johan. Lexicon bekende Hallenaren. Verschenen in: Verhandelingen nieuwe reeks nr. 34, Hallensia, Halle. 2007.
[16] VANVOLSEM, Johan. Verklarend register van 380 straat- en pleinnamen van Groot-Halle. In: Hallensia, jg. 10, nr. 3, juli-september 1988.
[17] NN. Louis la Nature Thevenet (° Brugge 1874 + Halle 1930) Deel ½. Gazet van Halle, jg. 2008, nr. 11, 21 mei 2008, p. 17.
[18] SEVERS, Tom. Cultuurbeleid in Halle. Evaluatie. Stad Halle, Halle. 1994.
[19] Ik herinner me die winkel nog uit mijn jeugd. Ik ging er toen turnpantoffels kopen. Het was een zaak zoals er vroeger vele in Halle waren: een combinatie van 2 handelszaken: schoenenwinkel en caféwaar onder meer jenever geschonken werd.
[20] WOUTERS, Rik. L. THEVENET onbegrepen dichter van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen. over zijn vrijwillige ballingschap in Hallevan 1916 tot 1930. Eindwerk tot het behalen van het diploma Toeristische Gids. Elishout, Anderlecht. 2007 [Promotor: Machteld De Schrijver]. xarnego, Halle.].
[21] WALSCHOT, L. De reekening van Emma. In: Hallensia, jg. 12, nr. 4, oktober-december 1990, p. 13-74.
[22] De titels zijn pas aan de werken gegeven na 1947 toen de kerk basiliek werd. Hieruit kan afgeleid worden dat tal van titels niet door Thevenet aan zijn werken werd gegeven.
[23] NN. Louis Thévenet aimait Drogenbos. Fille adoptive du peintre disparu en 1930, Jeanne Mommaert (80) se souvient de son enfance passée entre Drogenbos, Calevoet en Hal In: La Lanterne, 8 januari 1993, p. 2.
[24] Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België - Archief voor Hedendaagse Kunst in België. Museumstraat 9 te 1000 Brussel. De voetnoot wordt geregeld door een registratienummer gevolgd.
[25] LYR, Claude. Het mysterie Thévenet. In: DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel, p. 45-53. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door de Stad Halle m.m.v. het Gemeentekrediet in het Oud- Jezuïetencollege van Halle van 6 oktober tot 30 november 1990]. 45-53.
[26] DE BECKER, Urbaan. François Van Haelen (1872-1939). Brouwer en mecenas. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 11-57. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis te Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet te Brussel van 9 september tot 6 november 1994].
[27] NN. Exposition de la collection F. Van Haelen. Du 10 au 23 mai 1924. [ ], Ukkel. 1924 [n.a.v. de tentoonstelling in het kasteel van Wolvendael te Ukkel van 10 tot en met 23 mei 1924].
[28] DE GEEST, Joost. Biografieën. In: DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel, p. 193-196. [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis in Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet in Brussel van 9 september tot 6 november 1994].
[29] GEERTS, G. en HEESTERMANS, H. Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal. Van Dale lexicografie, Utrecht, Nederland en Antwerpen. 1995.
[30] LYR, René. Ceux qu jai défendus. De Brusselmans à James Ensor. Unimuse, Tournai. 1990.
[31] [mevrouw] WOUTERS, Rik. Het leven van Rik Wouters doorheen zijn werk, p. 13-125. In: BETRAND, Olivier [samensteller]. Rik Wouters. Visies op een Levensloop. Belgian Art Research Institute, Brussel, 2000.
[32] LYR, René. Les mots et les couleurs. 1924-1930. Unimuse, Tournai. 1978.
[34] Op zondag 15 februari 2009 om 14.30 houd ik met vertrek op de Grote Markt van Halle een wandelvoordracht rond Thevenet en het Halle waar hij woonde.
[35] Volgende literaire projecten staan op stapel: een dichtbundel met als voorlopige titel Of hij ooit nog thuiskomen zal, ergens, en woordenloos zal blijven spreken; een toneelstuk, een monoloog in 3 bedrijven met als voorlopige titel Louis Thevenet of le peintre maudit; de opvoering van de monoloog.
[36] Het begrip stadschap is ontleend aan: NN [= SCHETSKEN, Frits]. Een grootsteeds romanticus.Guy van Hoof. In: Bugatti, jg. 5, nr. 17, januari-februari 1983, p. 6. Hoewel Schetsken in zijn bespreking van poëzie van mijn vriend Guy van Hoof stadsschap schreef om hem als Antwerps of grootstadsdichter te typeren, heb ik naar analogie met landschap geopteerd voor stadschap.
[37] DE LAERE, Robert. Louis Thévenet, de meester van Halle, een Bruggeling. In: Heemkundige bijdragen [van de Heemkundige Kring Maurits Van Coppenolle te Brugge], april 1998.
[38] THIJS, Valentijn. Interieur met het kooitje. Louis Thévenet 1874|1930. In: DDAA. Art @ Belgium. Dexia Bank, Brussel, p. 76-77. 2000 [n.a.v. de tentoonstelling Art @ Belgium van Dexia in Passage 44 te Brussel van 21 september 2000 tot 14 januari 2001].
belangrijke werken over Thevenet
[werken aangeduid met *, handelen volledig over Thevenet]
DDAA. Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen. Gemeentekrediet, Brussel. 1994 [n.a.v. de tentoonstellingen in het Herman Teirlinckhuis in Beersel van 11 juni tot 10 juli 1994 en de Galerie van het Gemeentekrediet in Brussel van 9 september tot 6 november 1994].
*DDAA. Retrospectieve Louis Thévenet. Brugge 1874 - Halle 1930. Gemeentekrediet, Brussel. 1990 [n.a.v. de tentoonstelling Louis Thévenet, georganiseerd door de Stad Halle met de medewerking van het Gemeentekrediet in het Oud-Jezuïetencollege te Halle van 6 oktober tot 30 november 1990].
*LYR, René. Mon ami Louis Thévenet. Editions Nationales, Uccle. 1945.
*LYR, René. Louis Thévenet. De Sikkel, Antwerpen. 1954.
LYR, René. Ceux que jai défendus. De Brusselmans à James Ensor. Unimuse, Tournai. 1990.
LYR, René. Les mots et les couleurs. 1924-1940. Unimuse, Tournai. 1978.
*WOUTERS, Rik. L. THEVENET onbegrepen dichter van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen. over zijn vrijwillige ballingschap in Hallevan 1916 tot 1930. Eindwerk tot het behalen van het diploma Toeristische Gids. Elishout, Anderlecht. 2007 [Promotor: Machteld De Schrijver]. xarnego, Halle.].
WOUTERS, Rik. Thevenet, Louis François Joseph Marie, kunstschilder. Nationaal Biografisch Woordenboek, deel XVIII, Koninklijke Academiën van België, Brussel, 2007, kolommen 831-839.
PS 1: deze tekst werd in een lichtjes ingekorte versie opgenomen in Hallensia, jg. 30, nr. 4, oktober-december 2008, p. 21-34. PS 2: -foto 1: plakkaat aan het huis op de Lange Baan in Drogenbos waar Thevenet in 1915 en 1916 woonde; -foto 2: grafiek van de inkomsten uit verkochte werken volgens "de reekening van Emma"; -foto 3: woning op de Consciencestraat 45 te Halle waar Thevenet van 1927 tot 1930 woonde; -foto 4: straatnaambord van de Thevenetlaan te Halle; -foto 5: kaft van "Ceux que j'ai défendus" uit 1990 van René Lyr. Het schilderij op de kaft is van Claude Lyr, Renés zoon, en bevat tal van werken van Thevenet; -foto 6: "Mon ami Louis Thevenet" uit 1945 van René Lyr; -foto 7: prentkaart met een afbeelding van Thevenet's 'De kapstok";
-foto 8: prentkaart met een afbeelding van Thevenet's "Harmonium"; -foto 9: prentkaart van het oude station van Halle. De persoon links met schildertas is Thevenet.
30-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
L. THEVENET* EN ZIJN ONOPGEMERKTE VERBLIJF IN HALLE VAN 1916 TOT 1930** (2de deel)
[voetnoten en illustraties: zie 3de deel]
Enkele keren is de naam van François Van Haelen gevallen. Hij was eigenaar van een brouwerij op een hoek van de Ukkelse- en Alsembergsesteenweg op Kalevoet te Ukkel. Hij heeft in kunst geïnvesteerd. Zijn verzameling, en dan nog slechts een deel ervan, werd tijdens zijn leven slechts eenmaal tentoongesteld.
Van 10 tot en met 23 mei 1924 vond in het kasteel van Wolvendael te Ukkel de Exposition de la collection F. Van Haelen [27] plaats. Werken van onder meer de laat-negentiende en vroeg-twintigste eeuwse schilders Jos Albert, Jean Brusselmans, Philibert Cockx, Charles Dehoy, Anne-Pierre De Kat, Jehan Frison, Willem Parels, Roger Parent, Ferdinand Schirren, Pierre Scoupreman, Thevenet zelf, Edgard Tytgat en Rik Wouters, allen Brabantse fauvisten genoemd, waren te bezichtigen. Thevenet viel op met 17 werken, het tweede grootste ensemble, na de 18 werken van de ook tentoongestelde Ensor [28]. Is het dan verwonderlijk dat Louis Thévenet ( ) de lieveling van François Van Haelen [26] genoemd werd?! Door de critici die hem vermelden, wordt Van Haelen op zijn beurt unaniem de maecenas van Brabantse fauvisten en vooral van Thevenet genoemd.
Voor de betekenis van maecenas ben ik bij mijn vriend van Dale die me zelden in de steek laat, te rade gegaan: mecenas ( ) [genoemd naar de Romeinse kunstbeschermer Gaius Cilnius Maecenas (ca. 70 - 8 v.C.), raadsman van keizer Augustus], begunstiger van ( ) kunstenaars. [29; de niet-gecursiveerde woorden staan cursief in het citaat]. Een begunstiger is iem. die begunstigt, gunst bewijst. Een gunst is onder meer begunstiging, voordeel of blijk van gunstige gezindheid, m.n. welwillendheid waardoor men iemands belangen bevordert [29]. Bij begunstiging, voordeel of blijk van gunstige gezindheid kan er dan ook geen sprake van enig voordeel voor de begunstiger of hem die als teken van gunst geeft, zijn. Dit blijkt duidelijk uit de verwoording dat men iemandsbelangen, maar dus niet zijne, bevordert [29]. Mag ik besluiten door te verklaren dat een maecenas getypeerd wordt door 2 substantieven: onbaatzuchtigheid en idealisme?!
Was Van Haelen een maecenas? Was Van Haelen de maecenas van Thevenet? Was hij met andere woorden ontbaatzuchtig en idealistisch ten opzichte van Thevenet?
Ik ben in de Reekening van Emma [21] op zoek gegaan naar werken die Van Haelen van 1908 tot en met 1930 van Thevenet gekocht heeft: 1 in 1909, 2 in 1910, 2 in 1911, 1 in 1912, 2 in 1912, 2 in 1920, 5 in 1921, 2 in 1926 en 3 in 1929. Gedurende 23 jaar heeft Van Haelen tijdens 9 jaren 20 werken gekocht. De aankoop gebeurde tijdens 4 periodes, voor zover één enkel jaar als periode kan beschouwd worden: 6 schilderijen van 1909 tot en met 1912, 9 van 1919 tot en met 1921, 2 in 1926 en 3 in 1929.
Hieruit kan afgeleid worden dat Van Haelen in slechts 39 % van de jaren opgenomen in de Reekening van Emma [21] werken gekocht heeft en dat hij gemiddeld minder dan één schilderij per jaar gekocht heeft. Kan men van een maecenas geen daadwerkelijke en consequente steun door geregelde en veelvuldige aankopen verwachten? Maecenaat?!
Slechts voor 2 werken, gekocht in 1909 en 1912, of in 10 % van de gevallen betaalde Van Haelen de hoogste prijs voor dat jaar. In 1919 kocht hij zelfs 2 werken, 10 % van de gevallen, in échange de couleurs [21]. Voor 5 werken, 2 en 3 werken gekocht in respectievelijk 1910 en 1929, of in 25 % van de gevallen betaalde hij zelfs de laagste prijs. Het lijkt er sterk op dat het er Van Haelen om te doen was om werken zo goedkoop mogelijk in zijn bezit te krijgen. Maecenaat?!
Urbaan De Becker heeft verklaard dat Van Haelen Thevenet telkens weer uit de nood helpt, weliswaar niet geheel onbaatzuchtig. [26]. Is onbaatzuchtigheid geen kenmerk van maecenaat?! Hij verduidelijkte zelfs: Op een ogenblik dat het talent van Thévenet nog amper wordt erkend, koopt Van Haelen voor een prikje ongeveer alles -het gaat hier uiteraard om een veralgemening- wat Thévenet schildert. [26]. Van Haelen maakt duidelijk gebruik -had ik misbruik moeten schrijven?- van de situatie of het feit dat Thevenet geen naam had om zich werken tegen spotprijzen aan te schaffen. Maecenaat?!
Waarom heeft De Becker in de ondertitel van de bijdrage waaruit in geciteerd heb, achter Mecenas [26] geen vraagteken geplaatst? Wilde hij de lezer ten onrechte doen geloven dat Van Haelen een weldoener was? Waarom? Wilde hij de mythe van Van Haelen die weldoener zou geweest zijn terwijl hij in werkelijkheid slechts aan zijn eigen profijt dacht, in stand houden?
Het lijkt er sterk op dat Van Haelen de taktiek van onbekendheid niet alleen in het geval van Thevenet probeerde te bestendigen. Ik ga opnieuw bij De Becker te rade: hij gedroeg zich jarenlang voorzichtig of precies bijzonder slim: hij besefte zeker de waarde van wat hij kocht en had, hij had zicht op het talent van de schilders, maar hij pakte met die namen niet uit naar buiten [26], met uitzondering van 1924 toen hij een deel van zijn kunstwerken tentoonstelde [27]; hij groepeerde de artiesten rondom zich, verzorgde ze optimaal -naar wat hiermee bedoeld wordt, heb ik het raden-, maar hing de werken allemaal in zijn eigen huis [26]. Dit gaf hem de kans om bij aankoop en de onderhandelingen daarrond zijn prijs op te dringen: wie anders zou de werken van zijn protégés kopen! Maecenaat?!
Volgens de Reekening van Emma [21] moet Van Haelen 20 werken van Thevenet gehad hebben. Klopt dit? Tijdens de Exposition de la collection F. Van Haelen [27] werden immers slechts 17 werken [26] getoond. Meer dan waarschijnlijk werden niet alle werken van Thevenet tentoongesteld. Dit wordt onrechtstreeks door Lyr beaamd: de catalogue van Thevenets werken devrait compter, en 1930, het jaar van zijn overlijden, plus de soixante Thévenet. [5]. Het exacte aantal Thevenets ooit in Van Haelens bezit, is volgens De Becker echter moeilijk te achterhalen omdat een volledige inventaris daarvan en van de volledige verzameling van Van Haelen nooit gepubliceerd is: het bijhouden daarvan alleen al zou een full-time bezigheid ( ) zijn geweest. [26].
Vanwaar komen al die niet-gekochte werken? De Becker beweert dat Van Haelen trouwens ook ettelijke werkjes gratis gekregen heeft, want hij verschaft Thévenet en diens vrouw Emma voedsel, veel drank en, als het nodig is, ook onderdak. Thévenet heeft geregeld overnacht en zelfs gewoond op de zolder boven de brouwerij Van Haelen. [26]. De Becker staaft zijn bewering niet. Hoewel ik niet a priori verwerp, mogen we het feit dat Van Haelen Thevenet gratis diensten heeft bewezen, niet overdrijven. Uit de verklaring van De Becker dat Van Haelen ettelijke werkjes [26] als vergoeding voor bewezen diensten gekregen heeft en uit de reekening van Emma [21] blijkt immers dat hij zich voor diensten liet betalen. Hij heeft zich immers op 23 augustus 1919 voor hulp in natura laten betalen: hij kocht een table noir in ruil, échange, voor de couleurs en een table rond, die hij a eu,gekregen dus, pour des couleurs. [21]. Zijn dit alleenstaande feiten? Liet Van Haelen zich geregeld met schilderijen betalen voor geleverde diensten? Toch wil ik niet ontkennen dat Thevenet aan Van Haelen schilderijen kan gegeven hebben. Ik veronderstel dat dit naar aanleiding van bijzondere gelegenheden moet geweest zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van een verjaardag. Maecenaat?!
Ik herhaal dat Lyr geschreven heeft dat Van Haelen bij Thevenets overlijden plus de soixante Thévenet [5] had. Hoe hij ze in zijn bezit gekregen heeft, is reeds voor een deel gezegd: van Thevenet gekochte en gekregen werken. Toch betwijfel ik dat Van Haelen een 40-tal werken gekregen heeft. Zou het kunnen dat hij van zijn overleden broer die ook Thevenets in zijn bezit had, werken geërfd heeft? Dit is niet onmogelijk. Onderzoek zou kunnen verduidelijken. Vast staat dat hij werken heeft overgekocht. Lyr heeft het over één geval hoewel er meer zijn: een schilderij met als titel Le porc couvert fut peint à loccasion dune kermesse de boudin chez Caroline, tenancière du cabaret qui forme, encore aujourdhui, in 1945 dus, le coin de la chaussée dAlsemberg et du chemin vers Linkebeek, en face de la Brasserie Van Haelen. ( ) Caroline le paya dun plat de tripailles et Van Haelen la reçut, après la kermesse pour une tournée de gueuze. [5].
Elders kleurde Lyr dit feit, pleine de saveur, et damertume, met details in: Page de réalisme puissant dune couleur magnifique. Il date du début de leur séjour à Calevoet. Cest le cochon, dit Emma, que tua Caroline ( ). Elle demande à Louis de peintre son porc, pour la réclame. Thévenet ( ) donnala toile à Caroline pour un plat de tripailles. Et quelques bonnes lampées. [30]. Van Haelen zal er wel niet zoveel voor betaald hebben, rekening houdende met het feit dat de drank voor de tournée de gueuze [5] door zijn firma geleverd was. Waarom heeft Van Haelen het schilderij niet rechtstreeks van Thevenet gekocht? Maecenaat?!
Van Haelen speelde wel meer spelletjes met Thevenet. Lyr liet Van Haelen zelf aan het woord over la première visite de Louis aan Van Haelen avec son ami Dehoy. Hij zette hen 2 grote boterhammen met hesp en deux demi-gueuzes formidables voor. ( ) Les pauvres types nosaient plus parler de la toile, mais je lavais flairée du premier coup, et cest moi qui ai fait le prix: cent francs deux billets de cinquante et remplissez les verres. Louis ne savait plus où se mettre. ( ). Il est revenu tout rouge ( ): Je ne veux pas vous voler (sic). Et il ma rapporté cinquante francs. [5]. Maecenaat?!
Heeft Van Haelen Thevenet daadwerkelijk en zonder bijbedoelingen, zoals het een maecenas past dus, geholpen? Niets wijst erop. Hij heeft voor hem in Halle een huis gezocht. Een huis dat niets meer dan een bicoque [5] of krot was. Ik heb geen enkel spoor gevonden van een individuele tentoonstelling van Thevenet tijdens zijn leven waarbij Van Haelen actief betrokken was. Maecenaat?!
Heeft hij Thevenet financieel geholpen? Hij heeft hem geld geleend om zijn woning aan de Consciencestraat te laten bouwen. Zoals dat bij leningen het geval is, moest het bedrag terugbetaald worden. Maecenaat?!
Daarbij bleef het niet. Er moest rente betaald worden. Dat is gebeurd in de vorm van een schilderij dat lang gehangen heeft A côté de son lit, van Van Haelen dus. François nous montra la dernière chose quil avait recue de Louis, une nature-morte au lapin de garenne uit 1929. Cest celle qui a soldé les intérêts du pret sur sa maison. [5]. Maecenaat?!
Van Haelen had Thevenet 15.000 frank geleend die na 3 jaar terugbetaald waren. Hoeveel interest aangerekend werd, is niet geweten. Bestond er een geschreven overeenkomst? Feit is dat die rente in natura betaald werd. Hoeveel waren Thevenets schilderijen in de laatste periode van zijn leven waard? Het is moeilijk om hierop een zinnig antwoord te geven. De enige bron is de Reekening van Emma [21]. Die vermeldt volgende hoogste verkoopprijzen voor een schilderij: 1.000 frank voor 1927, 2.500 frank voor één of 2 schilderijen -Emma was niet duidelijk- voor 1928, 1.000 frank voor 1929 en 5.000 frank voor 1930. Belangrijk is een uitspraak van Romain Severants, net als Van Haelen een van dé bezitters van werken van Thevenet, die ooit -spijtig genoeg heeft Lyr geen jaar vermeld- disai: Chacun de mes Thévenet, cest une maison pour mes enfants. [5; de niet-gecursiveerde woorden staan cursief in het citaat]. Overdrijf ik door te stellen dat Thevenet zijn huis tweemaal betaald heeft op een zeer korte periode: terugbetaling van de geleende som en vergoeding van de interest door het geven van een schilderij dat op zich een huis waard was?! Maecenaat? Nee, het nastreven van woekerwinsten, al te vaak eigen aan zelfstandigen.
Zelfs na Thevenets dood kon Van Haelen het niet laten om de schilder onrecht aan te doen. Toen hij met Lyr de weduwe van Thevenet bezocht, bood Emma hem een schilderij aan voor de interesten op de lening voor het huis. Ze moest vergeten zijn dat dat al geregeld was. Van Haelen heeft zich van de domme gehouden en aanvaard, met een knipoogje naar Lyr.Maecenaat?! Nee, lijkenpikkerij.
Wat ware maecenaat geweest?
Laat me toe om Nel, echtgenote en weduwe van Rik Wouters, te citeren: Georges Giroux, galerijhouder, sluit ( ) een contract met hem, Rik Wouters dus, af. Hij zal alle onkosten vergoeden, om Rik op die manier toe te laten om te schilderen en te beeldhouwen, en hem bovendien een maandsalaris van 200 frank geven. Als tegenprestatie moet Rik de helft van de verkoopsprijs van zijn werken afstaan, na aftrek van de onkosten. [31].
Ook Lyr heeft het daarover gehad hoewel hij andere bedragen vermeldde: Je décidai Giroux à lui, Wouters dus, assurer 110 F par mois dabord, puis 300 bientôt, en plus de la fourniture des matériaux pour son art. Rik tint absolument à reconnaître par un papier ( ). ( ) on lui donna satisfaction. Le contrat se fit dans mon bureau. [32]. Dat deze overeenkomst door Giroux toch niet correct nageleefd werd, is dan weer een ander verhaal.
Waarom heeft Van Haelen nooit zon initiatief in het voordeel van Thevenet genomen? Waarom heeft Lyr zelf geen initiatief in die zin in het voordeel van Thevenet genomen? Ik moet stellen dat er een enorm verschil tussen de houding van Van Haelen en die van Lyr was. In tegenstelling tot de eerste heeft de tweede Thevenet niet proberen dood te zwijgen. Hij heeft hem daarentegen in Mon ami Louis Thévenet [5] in een prachtige, vaak beeldrijke, zelfs barokke taal voor het nageslacht tot leven gebracht. Hij heeft hem zelfs in zijn gedichten vereeuwigd [33].
Reeds is gebleken dat laat-twintigste eeuwse Hallenaars geen respect hadden voor de schilder. Hadden Hallenaars uit Thevenets tijd respect voor hem?
Ik heb in mijn eindwerk geschreven dat Thevenet Hoewel hij een eenzaat was, ( ) niet leefde in het verleden en ( ) zich niet afzonderde [20]. Meer zelfs, Hij kende de mensen uit zijn woonomgeving [20]en vond Halle een goede en mooie stad waar hij tussen de gewone mensen die net als hij hun eigen kleine en vooral grote problemen hadden, leefde. Hij kende zelfs leven en werk van Hallenaar Servais en Conscience [20] die er geregeld verbleef.
Hij heeft zich niet alleen over de stad, maar ook over haar inwoners positief uitgelaten. Hij vond de Hallenaars Des braves gents, zoals René Lyr hem citeerde, Tout le monde me connaît. On mestime. On sait que je suis un artiste. ( ) Jaime ces gents [5]. Klopt dit? Is het niet eerder zo dat ze hem een zonderling vonden [5] en hem daarom eerder denigrerend "la nature" noemden?
Had Thevenet gelijk toen hij beweerde dat de Hallenaar mestime en sait que je suis un artiste [5]? Lyr heeft het meer dan eens over de problematiek van het als kunstenaar geliefd zijn, gehad: A Hal, les enfants le poursuivaient dans les rues en criant : "La nature". Il na jamais vu, dans ces manifestations qui faisaient rire les gens, la moindre injure : "Tu vois comme ils maiment", me disait-il en les montrant. Ils savent que la nature est tout, ils respectent mon art. Louis na pas arrangé son décor. Il la pris tel quil était. [32]. Ontbrak het Thevenet aan mensenkennis? [20]. Feit is dat Lyr komaf gemaakt heeft met Thevenets idée-fixe over geliefd zijn en de schilder categorisch tegengesproken heeft. Ik citeer: A ma dernière visite à Thévenet, les gamins de Hal crièrent derrière nous "La nature ! La nature". Pauvre Louis ! Les gents linsultent, les gosses lui jettent des pierrres. Il est la risée de la petite ville. Le commissaire de police, à qui je le recommande, me dit: "Malheureusent, il lance des hypothèses à tout le monde, quand il est seul" - Quelle navrance ! Un homme qui fait des choses comme personne nest capable de le faire Que ne devrait la société à un tel bienfaiteur, à un tel donneur de gaité ? [32; de niet-gecursiveerde woorden staan in het werk cursief]. Het is duidelijk. Er werd om Thevenet gelachen. Gelachen in de betekenis van uitgelachen, bespot, beschimpt, gekleineerd, Is dat het lot van iedereen die anders is omdat alles in het teken van de of zijn kunst waarvoor hij opkomt, staat?! Wie zal het zeggen?
Deze geestelijke en zelfs lichamelijke mishandeling van Thevenet bleek in Halle door officiële instanties geweten te zijn. De commissaire de police [32] was ervan op de hoogte. Heeft hij ooit stappen ondernomen om er een einde aan te maken? Niets wijst erop. Die commissaris had zelfs een (drog)reden om het verwerpelijke gedrag van Hallenaars goed te praten: Malheureusent, il lance des hypothèses à tout le monde, quand il est seul" [32; het niet-gecursiveerde woord staat in het werk cursief]. Over wat onder hypotheses of veronderstellingen moet verstaan worden, liet Lyr de lezer op zijn honger. Meer zelfs, hij leek er eerder mysterieus over te doen. Thevenet zou tal van dingen tegen iedereen -we veralgemenen allemaal wel eens- gezegd hebben wanneer il est seul [32]. Begrijpe wie kan: iets tegen iemand zeggen wanneer men alleen is. Hoe kan dan bewezen worden dat hij des hypothèses [32; het niet-gecursiveerde woord staat in het werk cursief] gezegd heeft? il est of was immers seul [32]. Waren het hypotheses die misschien slechts voor zichzelf bestemd waren, maar die hij luidop uitsprak? Was het misschien gewoon maar de waarheid die vaak, al te vaak, maar terecht kwetst? Kortom, wat, inderdaad wat, heeft hij al dan niet gezegd?
Het Stadsbestuur had geen interesse en/of respect voor Thevenet. Er werd geen werk aangekocht. Er werd geen tentoonstelling georganiseerd rond zijn werk. Het leek zelfs alsof de Stad niet wist dat in Halle een begaafd schilder woonde.
Kan er iets gedaan worden om Thevenet in Halle die aandacht te geven die hij verdient?
Ikzelf heb me niets te verwijten.
Ik heb mijn eindwerk voor toeristische gids met als titel L. THEVENET onbegrepen dichter van een oeuvre vol dagdagelijkse voorwerpen en als ondertitel over zijn vrijwillige ballingschap in Halle van 1916 tot 1930 [20] over de schilder gemaakt. Ik heb Thevenet in het kader van dat werk op http://nl.wikipedia.org/wiki/Louis_Thevenet geplaatst.
Ik heb zelfs een exemplaar van dat werk gratis aan de stedelijke bibliotheek van Halle geschonken. Dit heeft er 6 maanden over gedaan om het in haar gegevensbank in te brengen. Op 12 november 2007 deelde de bibliotheek me mee dat Jouw boekje -denigrerend?- over Thevenet is ingebrahct. Het is dus in de catalogus opzoekbaar en staat in het rek beschikbaar voor uitlening. Mensen die van het bestaan van het boek wisten en wisten dat het niet in de handel te koop is, hebben 6 maand moeten wachten om het te kunnen raadplegen. Gebrek aan interesse voor kunstenaar Thevenet en/of het verleden van de stad en/of iemand die het verleden wil registeren én voor de Hallenaar beschikbaar stellen?! Ik hoed me om conclusies te trekken.
Ik heb er niet bij gelaten. Ik ben op zoek gegaan naar schilderijen en heb de resultaten ervan op http://blog.seniorennet.be/louis_thevenet2 geplaatst.Ik heb andere gegevens die ik na het afsluiten van mijn eindwerk [20] gevonden heb, ook op http://nl.wikipedia.org/wiki/Louis_thevenet gezet. Ik heb zoals in het begin van deze bijdrage vermeld een voordracht over Thevenet gehouden. Ik heb een wandelvoordracht over Thevenet gehouden [34]. Ik heb tal van visuele herinneringen aan Thevenet aangekocht en werk aan een aantal literaire projecten rond Thevenet [35].
Ik heb zelfs de Stad Halle aangeschreven. Op 17 september 2008 heb ik per brief én e-mail aan het College van Burgemeester en Schepenen van de Stad Halle gevraagd om aan Thevenet de titel van ereburger van de Stad toe te kennen. Op 26 september 2008 liet de burgemeester me per brief weten dat Uw voorstel ( ) bij de volgende samenkomst van de commissie zal worden besproken. Ik wacht (bang) af.
Ik ben bij het Stadsbestuur aanbeland. Kan zij iets doen om Thevenet die plaats in Halle te geven die hij verdient?
De Stad zou ermee kunnen beginnen om Thevenet die volgens een onbekende Hallenaar een alombekende stadsfiguur ( ) ingeburgerd in het leven van de Stad [10], is, effectief een plaats in het openbare leven te geven zodat het niets te zake doende Louis Thevenetpad [3] zou kunnen vergeten worden. Dit kan gebeuren door het uitbouwen van een echte stadswandeling. De basis ervan heb ik reeds in mijn eindwerk gelegd in Bijlage 4: Blauwdruk voor dé Louis Thevenet-wandeling of visualisering van le peintre maudit in het Halse stadsschap [20] [36]. Ik citeer: Uitgangspunt is het blijvend visualiseren van Thevenet en zijn werk in het Halse stadschap. Plaatsen waar kopies van werken aangebracht worden, moeten dan ook een link met hem en zijn werk hebben. Die kopies moeten aan voorwaarden voldoen: ( ) in een weerbestendige en anti-vandalistische stof zijn; ( ) dezelfde afmetingen als de originelen hebben; ( ) tot het minimum beperkte verrmeldingen omdat Thevenet slechts door zijn werken tot de kunstliefhebber gesproken heeft en nog steeds spreekt: voor- en familienaam, geboorte- en overlijdensdatum, de oorspronkelijke, dus (meestal?) Franse titel voor zover Thevenet zelf een titel gegeven heeft, en het jaar van schepping; ( ) in de mate van het mogelijke aan huisgevels bevestigd. Indien dit niet kan, moet het in de onmiddellijke omgeving getoond worden. In afwachting van het aanbrengen van de kopies zou de wandeling kunnen gevisualiseerd worden door grote fotos die aan de deelnemers getoond worden. Voor de wandeling ben ik op zoek gegaan naar werken die het Halle van Thevenet in de breedste zin van het woord tot leven brengen. Aan de hand daarvan heb ik een wandeling ( ) die zonder stops in minder dan 30 minuten kan afgelegd worden, uitgestippeld. Ik heb het parkoers zo gekozen dat tal van episodes uit de Halse geschiedenis kunnen ingelast worden. [20].
Aan de wandeling moet een brochure gekoppeld worden. Die moet een beknopte biografie, de situering van het werk en een plan van de wandeling bevatten. Het spreekt dat de reproducties van de werken aangevuld met informatie erover, afgedrukt moeten worden.
Zijn wandeling en erbij horende brochure voldoende? Ik herinner me de uitspraak van de Stad uit 1990: Halle is fier ( ) op haar zonen. [4]. Er herinner me dat de Stad werk wou maken van de bewaring van ons cultureel patrimonium (museum, ( )) met aandacht voor onder meer Thevenet [18]. Dit museum moet er komen.
Daarin moet Thevenet een prominente plaats krijgen. Werk van Thevenet moet tentoongesteld worden in een ruimte die dagelijks open is. Er moet dan ook werk aangekocht worden: zoals reeds geschreven hebben Stad, noch Zuidwestbrabants Museum dat werk van Thevenet. Een alternatief kan zijn om werk uit Vlaamse en Belgische musea waar het zich spijtig genoeg in depot bevindt, en/of privécollecties, al dan niet van Hallenaars, in bruikleen te krijgen. Het spreekt dat vooral werk uit de Halse periode tentongesteld moet worden. Tentoonstellingen met drieledig opzet, werk van Thevenet dat niet in bruikleen gegeven wordt, werk van tijdgenoten die verwantschappen met Thevenets werk vertonen en werk van tijdgenoten die andere kunstvisies huldigden, moeten georganiseerd worden. Al wat over Thevenet geschreven is en bij studiebelangrijk kan zijn en al wat Thevenet geschreven heeft, moet gecentralisserd worden, eventueel in de vorm van kopies, en vrijgegeven voor studie, ook aan niet-deskundigen. Werken die Halle als onderwerp hebben, moeten in hun geografische context geplaatst worden. Een website moet opgestart worden. Het ideale zou natuurlijk zijn dat er een Thevenet-huis of -museum komt. Het spreekt dat deze opsomming niet beperkend is.
Ook derden kunnen helpen om Thevenet te promoten. De schilder en zijn werk moeten gepopulariseerd worden. Ik denk aan het maken van producten die Thevenet tijdens zijn leven verbruikt heeft, met op de verpakking een duidelijke link naar hem. Het zich beperken tot producten die hij tijdens zijn leven gebruikt heeft, moet ervoor zorgen dat geen gekunstelde en platsvloerse handel rond de persoon wordt opgezet: bieren als lambiek, geuze en duivel met en specifiek etiket, bierviltjes, erg zoete koekjes, Ook afbeeldingen kunnen verspreid worden: posters, postzegel(reeks), postkaarten met typisch-Halse schilderijen, jaarlijkse kalender met reproducties van steeds weer andere schilderijen met uitleg erover,
Terug naar het leven van Thevenet.
Op 2 augustus 1930 schreef hij aan Lyr que jai attrapé un froid, mais ça va déjà mieux maintenant. [37]. Het werd echter erger. Op 9 augustus 1930 volgde een lichte beroerte en even later een hersenbloeding. [26]. Er wordt ook beweerd dat hij na een zuippartij van 2 dagen een beroerte die enkele dagen later gevolgd werd door een hersenbloeding, kreeg. Op 12 augustus 1930 bezochten Van Haelen en Albert, Oleffe en Scoupreman hem aan zijn sterfbed. Op 16 augustus 1930 om 11 uur stierf hij.
Op 19 augustus 1930 om 10 uur vond in de Sint-Martinuskerk te Halle de begrafenismis plaats, gevolgd door de begrafenis op het stedelijk kerkhof. De doodsbrief was in het Frans. Oleffe sprak de lijkrede uit, wenend als een kind. Albert, GeorgeCreten, Scoupreman en Van Haelen waren aanwezig. Volgens Valentijn Thijs was er een massale belangstelling [38]. In werkelijkheid woonden slechts weinige Hallenaars de begrafenis bij. Het dankkaartje vermeldde: Madame Louis THÉVENET, née Tevels / et sa fille adoptive Jeanne MOMMAERTS ; / Les familles THÉVENET en TEVELS. // __ // Très touches des marques de sympathie que / vous leur avez témoignées à loccasion du / deuil qui les a frappés, vous expriment leurs / plus vifs remerciements. [24]. Uitgaande van de schrijfwijze van de familienaam van de schilder vermoed ik dat Lyr dit bericht heeft opgesteld.
Op zijn graf dat niet meer bestaat, werd in een ovalen kadertje dezelfde foto aangebracht als die op zijn permanente toegangskaart voor de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913. René Lyr heeft de inventaris van zijn achtergebleven werk waaronder 36 schilderijen, opgemaakt. Het oudste werk was van 1907.
Ik heb het gehad over het verblijf van Thevenet in Halle. Hij is gestorven toen zijn artistieke roeping er nog niet opzat. Integendeel zelfs, in een brief van 18 juli 1928 aan Lyr, 2 jaar vóór zijn dood, zag hij het vervolg van zijn carrière vol optimisme tegemoet: je travaille toujours avec grande foie dans mon art que jaime de plus en plus [24; 24133].
30-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
L. THEVENET* EN ZIJN ONOPGEMERKTE VERBLIJF IN HALLE VAN 1916 TOT 1930** (1ste deel)
[voetnoten en illustraties; zie 3de deel]
of een poging om Wahrheit und Dichtung rond de peintre maudit*** te ontwarren
Na mijn voordracht voor UPV, kern Halle (Zennevallei) over Louis Thevenet boven café t Klein Stadhuis op de Grote Markt te Halle op 13 september 2008 [1] vroeg Raymond Clement, voorzitter van de KG&OKH, me om een bijdrage voor Hallensia over de Brabantse fauvist Thevenet die jaren in Halle gewoond heeft, te schrijven. Ik aanvaardde.
Ik had me er snel kunnen van afmaken door mijn bijdrage die in 2007 verschenen is in het Nationaal Biografisch Woordenboek [2], letterlijk over te maken of lichtjes aangepast in te zenden. Dat zou echter van weinig eerbied voor de doorwinterde lezer die me zou kunnen doorzien hebben, en de redactie van die tijdschrift getuigen. Daarom besloot ik om me in mijn zoveelste bijdrage over Thevenet [3] te beperken tot zijn verblijf in Halle van 1916 tot 1930 en een aantal misverstanden die door de jaren spjtig genoeg gemeengoed geworden zijn, te proberen te verhelpen.
Toch zou het onlogisch geweest zijn om Thevenets levensloop niet beknopt te schetsen. Volgende tekst zou, hoewel hij veel te kort en dan ook onvolledig is en de schilder onrecht aandoet, in een encyclopedie over kunstenaars kunnen staan: Louis François Joseph Marie Thevenet werd op 12 februari 1874 te Brugge geboren. In 1876 kwam hij met zijn ouders in Brussel wonen. Tot 1916 woonde hij op verschillende plaatsen in wat nu het Brussels Gewest is, en de er in het zuiden aan grenzende gemeentes Beersel, Drogenbos en Linkebeek. In 1908 huwde hij te Beersel met Emma Tevels. In 1912 adopteerden ze Jeanneke Mommaerts toen ze nauwelijks enkele dagen oud was. In 1916 verhuisde Thevenet naar Halle waar hij tot zijn dood in 1930 bleef wonen. Hij stierf er op 16 augustus en werd op 19 augustus op het kerkhof begraven. Zijn graf bestaat niet meer. Hij was kunstschilder. Hij wordt meestal bij de Brabantse fauvisten ondergebracht hoewel hij eerder een neo- of laat-impressionist moet genoemd worden. In 1913, 1914, 1916, 1923 en 1925 stelde hij individueel tentoon, steeds in Brussel.
Ik heb het in titel en tekst 5 keer over Thevenet gehad. In Retrospectieve Louis Thévenet [4], een publicatie verschenen naar aanleiding van de laatste Thevenet-tentoonstelling in Halle in 1990, hebben de 4 schrijvers van bijdragen het over Thévenet. Ze hebben de meest-voorkomende schrijfwijze van de naam, Thévenet met een accent aigu op de eerste -e, gebruikt, zoals men in de meeste gevallen niet alleen in bijdragen van Hallenaars, maar ook in die van kunstcritici leest. Ze bevinden zich allen in goed gezelschap: zelfs René Lyr heeft het in zijn en de enige tot nu toe gepubliceerde biografie over de kunstenaar over Mon ami Louis Thévenet [5] gehad. Ten onrechte echter.
Het moet immers Thevenet zijn. Argumenten zijn er genoeg. Ik verwijs naar officiële documenten die ik heb kunnen inkijken (zijn in het Nederlands gestelde geboorte-akte, inschrijvingen in bevolkingsregisters en de successie-aangifte), en door hem ondertekende brieven die zich onder meer in het archief van het Museum voor Schone Kunsten te Brussel bevinden. In het lokale parochieblad konden de Hallenaars op 24 augustus 1930 lezen dat In de Heer ontslapen was Lodewijk (sic) Thevenet, 56 j., Hendrik-Consciencestr. [6].
Hoe komt het dan dat de overgrote meerderheid het over Thévenet heeft? De fout ligt bij de reeds aangehaalde Lyr die het in al zijn publicaties consequent, maar constant verkeerd over Thévenet gehad heeft. Een gewone slip of the tongue of een uitschuiver van de pen?!
Toch niet. Veel erger. Thévenet is een uitvinding van Lyr, meer zelfs, een bewust verkeerd schrijven van de naam. Ik citeer Gabriëlla Van Der Eeckt die geschreven heeft dat Lyr het steeds over Thévenet gehad heeft omdat dat Franser en welluidender klonk, zo vond René Lyr. Dit laatste heeft Claude, Renés zoon, mij persoonlijk bevestigd toen ik hem die vraag stelde tijdens het gesprek dat ik bij hem thuis met hem had. Van Der Eeckt heeft eraan toegevoegd dat De kunstenaar zelf ( ) die schrijfwijze nooit overgenomen heeft, noch als signatuur op zijn schilderijen, noch als handtekening op officiële documenten of brieven. [7]. Ik trek hieruit 2 besluiten: er is sprake van bewuste (kunst)geschiedenisvervalsing door Lyr, ingegeven door een misplaatste francofone reflex, en de meeste critici hebben blijkbaar kritiekloos overgenomen.
Die verkeerde schrijfwijze leeft nog steeds voort, zelfs bij officiële instanties. De www.vlaamsekunstcollectie.be, een initiatief van Vlaamse Gemeenschap, heeft het over 5 werken van Louis Thévenet [8]. Toen ik dit aankaartte, deelde men me mee dat men zich gebaseerd heeft op www.rkd.nl. Inderdaad, je begrijpt mijn verwondering! Vlaanderen baseert zich voor gegevens over haar kunstenaars op een website van de Nederlandse overheid waarop ik las dat Thévenet, Louis de broer was van Pierre Thevenet. Verwonderd het u dat mijn verbazing toenam?! Mensen met andere familienamen blijken familie te zijn. Ik moest me echter niet ongerust maken. www.vlaamsekunstcollectie.be zou mijn argumentatie voorleggen aanwww.rkd.nl en me op de hoogte houden. Toen ik echter geen nieuws ontving van www.vlaamsekunstcollectie.be, heb ik het probleem dan maar zelf bij www.rkd.nl aangekaart. Op 25 juni 2008 liet www.rkd.nl me weten dat Uw informatie - volkomen overtuigend - is verwerkt, met bronvermelding. En www.vlaamsekunstcollectie.be? Geloof het of niet, maar op 21 juli 2008 kreeg ik volgend bericht: Het klinkt misschien absurd in uw oren, maar ik kan de afgelopen maanden geen wijzigingen aanbrengen. Geloof maar dat mijn oren getuit hebben. Ze tuiten overigens nog steeds. Moet ik besluiten dat Vlaanderen geen belang stelt in haar cultuur en kunstenaars en/of dat er op www.vlaamsekunstcollectie.be onbevoegden werken? Ik hoed me om conclusies te trekken.
Herinneren zaken in Halle aan Thevenet? Ik heb sporen gevonden en ik beperk me tot die zaken die de gewone Hallenaar zonder moeite kan ervaren.
Ik heb slechts één direct, dus toendertijds, spoor gevonden: zijn vroegere huis op de Hendrik Consciencestraat 58, vroeger 41, waar hij van 1927 tot 1930 woonde.
Er zijn enkele indirecte sporen, dus van na zijn dood.
Tegen de gevel van vermelde woning is een gedenkplaat van Staf Colruyt aangebracht met vermelding van de eerste letter van de voornaam, de familienaam en geboorte- en overlijdensdatum. Er wordt echter niet vermeld dat hij schilder was.
De Thévenetlaan [9] ligt aan de rand van centrum. Op het straatnaambord dat verwaarloosd is, staat echter in tegenstelling tot borden in stadscentrum geen verklarende uitleg. De link met de schilder is kunstmatig: de straat bestond immers nog niet tijdens het leven van de kunstenaar.
In het toerismekantoor kan men zich het Louis Thevenetpad, een wandel- en fietspad van Halle naar Sint-Pieters-Leeuw en terug [10], aanschaffen. Veel over Thevenet komt men echter niet te weten: op 11 bladzijden en meer dan 300 regels, buiten inleidende tekst van 13 regels, slaagt de auteur die anoniem wenste te blijven, erin om amper 16 regels aan de schilder te wijden: informatie over de verdwenen woning in het Sollenbeemd, de woning in de Consciencestraat en feit dat op het kerkhof niets aan hem herinnert. Niets over Thevenets kunst echter tenzij dan in de inleiding die zo algemeen is dat ze op tal van schilders kan toegepast worden: hij was een kunstschilder die uitgemunt heeft in intieme onderwerpen. Zijn kunst stond volledig in het teken van de gemoedelijkheid van de binnenhuiskamers. [10].
Kennen de huidige Hallenaars Thevenet? Uit een onderzoek dat ik van 12 september tot 21 december 2006 gedaan heb bij inwoners van het Halle van vóór de fusie, blijkt dat 27,75 % de naam van de schilder kende en 24,43 % wist dat hij schilder was. Dit verwonderde me in positieve zin. Slechts 7,3 % had ooit werk gezien [11].
Kennen Hallenaars die over Thevenet geschreven hebben, hem? Ik ben op zoek gegaan.
Over het moment dat hij zich in Halle is komen vestigen, bestaat geen eensgezindheid. Een onbekende schrijver beweerde dat hij Twaalf jaren lang ( ) te Halle [12] gewoond heeft, dus vanaf 1918. Kurt Reviers had het over de plotse vlucht naar Halle in 1914 [13] zonder het plotse toe te lichten. Johan Vanvolsem gokte er maar op los door eerst te beweren dat hij omstreeks de eeuwwisseling in Halle [14] is komen wonen en later te verklaren dat hij er vanaf 1914 [15] gewoond heeft.
Ook met andere feiten uit zijn leven wordt losjes, erg vrij en dan ook onjuist omgesprongen. Opnieuw Vanvolsem liet hem wonen in de Consciencestraat 49 [16] i.p.v. 41 toen en 58 nu, beweerde dat hij goed bevriend was met Herman TEIRLINCK en woonde in oud-Brussel [15], waar dat ook moge liggen. Een onbekend schrijver verklaarde dat hij 3 kinderen had terwijl hij er strikt genomen geen had, en 3 tot 4 wereldreizen [17] gemaakt heeft. 3 tot 4? Waarom geen 3,5?! Nogmaals Vanvolsem noemde hem een symbolist[15].
Ik geef geen verdere commentaar bij zoveel onzorgvuldigheid en/of onkunde.
Hoe staat de Stad Halle tegenover Thevenet? Er lijkt respect te zijn. Tom Severs, toenmalig schepen van cultuur, schreef in 1990: Voor de Stad Halle heeft de Thévenet-tentoonstelling in het Vlaamse renaissancestadhuis een grote betekenis en is Halle is fier ( ) op haar zonen. [4]. In 1994 werd zelfs van een interessant initiatief gepland: opnieuw Severs schreef dat de Stad werkte aan de bewaring van ons cultureel patrimonium (museum, ( )) met aandacht voor het biografisch patrimonium (Thevenet, Servais, Colruyt, ) [18].
Respect? De toestand van het straatnaambord van de Thevenetlaan verkeert sinds jaren in slechte, zeer slechte staat. De Stad bezit geen werk. Niets wijst erop dat er in de nabije toekomst een zal aangekocht worden. In het Zuidwestbrabants Museum, gesubsidieerd door de Stad, valt de schilder op door zijn afwezigheid. Initiatief? Van het biografisch patrimonium [18] is niets in huis gekomen. Niets wijst erop dat daar verandering in zal komen.
Hallenaars hadden het verkeerd voor toen ze het hadden over het jaar dat Thevenet in Halle kwam wonen. Het juiste jaar is 1916. Dit betekent niet dat hij daarvoor nooit in Halle zou geweest zijn. Het oudste bezoek aan de stad, dat ik heb kunnen achterhalen, gebeurde in 1913. Uit dat jaar dateert immers Het cabaret, 65 centimeter bij 75 centimeter. Het stelt het interieur van een klompenwinkel, in Halle blokkenwinkel genoemd [19], in de Hoornstraat voor, net naast een winkel in religieuze voorwerpen op de Grote Markt.
Op 5 augustus 1916 is Thevenet in Halle komen wonen. Niets liet vermoeden dat hij er lang of alleszins langer dan elders zou blijven. Zijn hele leven is een opeenvolging van woonplaatsen geweest. Hij heeft na zijn geboorte in Brugge steeds voor eerder korte tijd op tal van adressen in wat nu het Brussels Gewest genoemd wordt (Brussel, Elsene, Etterbeek, Sint-Lambrechts-Woluwe en Ukkel) en in gemeentes die eraan grenzen (Beersel, Drogenbos en Linkebeek) gewoond. Of hij in Nieuwpoort gewoond of alleen maar verbleven heeft, moet nog gecontroleerd worden.
Toen hij in 1916 vanuit Drogenbos waar hij vanaf 1915 gewoond heeft, naar Halle kwam wonen, leek niets te laten veronderstellen dat hij er langer dan normaal zou blijven. Ten onrechte. Nooit zou hij ergens zo lang als in Halle wonen. Nooit ook heeft hij zich zo ver van Brussel gewaagd.
Waarom heeft Thevenet zich in 1916 in Halle gevestigd? Ik ben op Lyrs biografie [5] aangewezen. Algemeen stelde Lyr dat Thevenet plots met de vriendschappen met collegas en koper-maecenassen brak. Duidelijke redenen geeft hij echter niet op. Toch kan wie tussen de regels leest, een en ander achterhalen.
Moet de oorzaak gezocht worden bij Emma, Thevenets echtgenote, die wegens haar volksaard en gewone afkomst niet in de smaak en de gratie van vrienden en goede kennissen stond? la rude Emma was immers ni belle ni avenante [5], wat door fotos waarop ze nors en met eerder mannelijke trekken staat, gestaafd wordt. De priester die in 1908 het huwelijk inzegende, had zelfs het over La rusticité du visage die confirmait la vulgarité de la tenue et du language. [5]. Emma was de risée van de vrienden die haar zelfs tijdens het huwelijksfeestje uitlachten. Die vrienden lieten niet na om te vermelden dat ze in een huis van lichte zeden gewerkt had, wat niet noodzakelijk betekende dat ze er met haar lichaam geld verdiend heeft. Dat Thevenet om deze redenen met zijn vrienden brak, is mogelijk: wie laat immers toe dat men zomaar zijn geliefde belachelijk maakt en zelfs beledigt?
Lyr heeft geschreven dat Thevenets gemoedsrust door W.O.I verstoord was: vriendelijkheid en genegenheid zouden moeten wijken hebben voor opstandigheid. Hij zou meer op café gegaan zijn. Hij zou iedereen ontvlucht zijn om zijn eigen weg te gaan: hij zou de zekerheid die hij in zijn klein-burgerlijke leefwereld zou gevonden hebben, achter zich gelaten hebben. Ik betwijfel het. Ik denk dat de oorlog niet zon grote indruk gemaakt heeft. Geen werk maakt er ook maar de minste allusie op. Geen stijlverandering in zijn werk duidt erop.
Lyr heeft me niet geholpen. Daarom heb ik zelf geprobeerd om te verklaren. Ik moet mijn gegevens die ik in mijn eindwerk als toeristische gids verwoord heb [20], nuanceren of zelfs verbeteren.
Ik heb verklaard dat Door de oorlog ( ) leven in en aan de onmiddellijke rand van de grootstad te duur geworden was [20]. Dit lijkt me niet langer op te gaan. Vóór zijn komst naar Halle woonde Thevenet in Drogenbos. De link tussen Drogenbos en de Brusselse kankervlek is niet wat ze nu is. Wat voor Drogenbos gold, lijkt me ook op Halle van toepassing geweest te kunnen zijn, namelijk veel goedkoper dan de hoofdstad.
Wel is het zo dat de verkoop van werken in 1915 en 1916, zoals uit de afgedrukte grafiek blijkt, een dieptepunt vertoonde. Was dat te wijten aan het feit dat ook zijn vaste kopers het door de oorlogsomstandigheden moeilijker hadden? Thevenet ruilde in 1915 en het begin van 1916 werken zelfs voor chaussure, 10 sacs charbon, 20 sas charbon en 1 Paire bottines pour Emma. ( ) Heb ik het verkeerd voor? Was het gewoon maar de zoveelste verhuis omdat hij andere lucht nodig had? [20]. Dit laatste lijkt me gezien de veelvuldige verhuizen in het verleden zeer goed mogelijk.
Dat Emma die van het Westvlaamse platteland afkomstig was, in Brussel niet zou kunnen geaard( ) [20] hebben, schrijf ik af. Het gezin woonde in 1916 immers al enkele jaren niet meer in Brussel.
Ik ben er bijna zeker van dat Halle sinds zijn bezoek in 1913 en door zijn katholieke geloof dat hem door zijn moeder ingegeven was, een bijzondere aantrekkingskracht op hem uitgeoefend [20] moet hebben en hem niet losgelaten heeft.
Ik voeg eraan toe dat enige commerciële feeling niet kan uitgesloten worden. Net als in Brussel had in Halle de burgerij interesse in zijn kunst. Tijdens zijn verblijf in Halle heeft hij, zoals blijkt uit de Reekening van Emma [21], een boekje met de verkoop van werken van 1908 tot 1930, nooit werk verkocht aan iemand van het gewone volk. Daar komt nog bij dat er een bijzondere afzetmarkt was: mensen, misschien zelfs bedevaarders, met belangstelling voor Mariale kunst. Vóór Halle duiken geen religieuze werken als O.-L.-Vrouw van Halle onder een glazen stolp, 60 centimeter bij 70 centimeter, uit 1922 op. Andere werken zoals interieurs en exterieurs van de Sint-Martinuskerk, Binnenzicht van de basiliek van Halle [22], 70 centimeter bij 60 centimeter. uit 1917, en Basiliek te Halle [22], 80 centimeter bij 70 centimeter, uit 1923, sluiten daar perfect bij aan.
In 1916 kwam Thevenet dus in Halle wonen. François Van Haelen die de maecenas van de Brabantse fauvisten en vooral van Thevenet genoemd wordt, had voor hem een huis in de Rue Sollenbempt 52 [5] gevonden. Het huis bestaat niet meer, evenmin als de wijk die door de armsten van het gewone volk bewoond werd.
Een huis is een eufemisme voor une bicoque [5] of krot, zoals Lyr het genoemd heeft. Lyr heeft Thevenet geparafraseerd: Et ma maison, au fond. Elle est lugubre. La porte, un couvercle de cerceuil. Les peupliers, des balais de sorcière. [5]. Jeanneke Mommaerts, Thevenets adoptiedochter, wist vele jaren later nog te vertellen dat La maison était froide et humide [23]. Dit laatste wordt bevestigd door een foto uit het archief van het Museum voor Schone Kunsten te Brusselvan de kleine en povere keuken, waarop duidelijk sporen van opstijgend grondwater te zien zijn [24; 8012].Claude Lyr, zoon van René, die Louis Thévenet gekend heeft tussen 1925 en 1930, herinnerde zich een sombere straat, een soort steegje langs het kanaal en een ietwat benauwende plek. [25].
Meer dan één Hallenaar situeert de vroegere woning in de omgeving van de huidige brandweerkazerne aan het Possozplein. Er wordt zelfs gespecifieerd dat ze stond op de plaats van het tweede huis hoger dan de kazerne. Daarvoor baseert men zich op een prentkaart waarop Thevenet op een stoel net voor de deur van de voorloper van die woning tijdens een van de vele overstromingen van Halle zou staan. Dit stemt echter niet overeen met een tekening van Louis Rigaux, eigendom van de Gemeente Ukkel die 2 schilderijen van Thevenet bezit en waar ook een straat naar de schilder genoemd is, en La maison de Louis Thevenet à Hal als titel heeft.
Rigaux tekening vertoont erg veel gelijkenis met Thevenets De huizen van Halle, ook Sollembeemd, 70 centimeter bij 60 centimeter, uit 1920. Afgebeeld is een straatje dat dood loopt tegen een muur met een poort en rechts als voorlaatste gebouw vóór die muur een laag gelijkvloers huisje met een schuin dak met een dakkapelletje. Lyr heeft de ligging van het huis beschreven in Mon ami Louis Thévenet [5]. De gelijkenis met Rigaux tekening en Thevenets schilderij is treffend. Het huis moet gesitueerd worden op het einde van het toenmalige Sollembeemd dat een groot deel van het huidige Possozplein omvatte. Ik plaats het op het kruispunt van Leide, Monseigneur Senciestraat en Slingerweg, ongeveer op de plaats van het Monument van de Weggevoerden. Onderzoek moet nog bevestigen. Het huisje en 2 herenhuizen, een vóór de muur en een erachter, zijn te zien op een foto die eigendom van het Zuidwestbrabants Museum te Halle is maar er spijtig genoeg niet tentoongesteld is. Thevenet is te zien in een raam op de eerste verdieping van het eerste herenhuis.
Wie de huisjes van het Sollembeemd net als ik nog gekend heeft, weet dat leven in dat steegje van smalle, lage huisjes met witgekalkte gevels, stroken pek net boven de straat en kleine vierkanten raampjes, die schots en scheef tegen elkaar aanleunden, geen pretje kan geweest zijn.
Thevenet heeft er niet anders over gedacht. In een brief van 30 juli 1924 aan Lyr blijkt dat hij op zoek was naar een andere woning car passer encore un hiver ici est déprimant. [5]. Het was overduidelijk dat hij uit het Sollembeemd weg wou. In een brief van 30 augustus 1924 aan dezelfde Lyr blijkt dat Sevenants die net als Lyr en Van Haelen tal van Thevenets bezat, een woning zou gevonden hebben. Hierover ben ik echter niets meer te weten gekomen.
De hoop op een eigen woning liet Thevenet niet los. Het werd bijna een obsessie.Het idee om ooit een eigen huis te hebben stemde Thevenet gelukkig. Hij zinspeelde erop in brieven aan Lyr. Op 24 juli 1925 schreef hij dat hij hem te eten zou vragen quand on habitera un jour une petite maison à notre gout [24; 24127]. Op 25 oktober 1925 had hij het over la petite maison que lon voudrais avoir enfin [24; 24130].
Op die dag was reeds de eerste stap naar een eigen woning gezet: op 12 augustus 1925 immers had Thevenet een bouwgrond op deConsciencestraat gekocht. In 1927 betrok hij het huis waar hij tot zijn dood in 1930 zou blijven wonen.
Het is belangrijk om dieper in te gaan op de aankoop van de grond en het bouwen van het huis. Hoe kon Thevenet zich een bouwgrond en de bouw van een huis veroorloven? Critici immers hebben nooit nagelaten om het armmoedig bestaan van de schilder te accentueren.
Voor de bouwgrond van 56 meter bij 6 meter werd 5.400 frank betaald. Ik heb geen sporen van een lening gevonden. Ik ga er dan ook van uit dat de grond met cash geld werd betaald.
Thevenet wachtte niet om op die grond een huis te laten bouwen. In een brief van 15 maart 1926 aan Van Haelen liet hij weten dat -Nederlandse vertaling van Franse brief.- We gaan beginnen bouwen, een huis van 30.000 frank, maar je weet, ik ben daar niet rijk genoeg voor, ik heb 16.000 frank spaargeld. Maar ik heb goed gewerkt, ik heb mooie werkjes en ik hoop er nog te maken. Kan ik op je rekenen, je hebt me dat toch altijd beloofd, ik wil ook wel een eigen huisje. [26]. Van Haelen leende 15.000 frank. Ik ga ervan uit dat de andere helft met spaargeld betaald werd.
In juni 1930 trokken Thevenet en Emma naar Kalevoet te Ukkel om Van Haelen de laatste schijf van de lening terug te betalen. De interesten werden met een schilderij betaald.
Het staat vast dat ook (een deel van) de inrichting van het nieuwe huis met schilderijen betaald werd. Dit blijkt uit de Reekening van Emma [21]: Une armoire de cuisine op 18 juli 1925, des potteries (tasse) vóór 4 februari 1926,un meuble en chéne et quelques meubles op 4 oktober 1927 en een meuble [21] op 25 juni 1928. Dit systeem van ruilhandel had Thevenet in het verleden al toegepast.
Het was een hele verbetering in vergelijking met het vorige huis. Verwonderlijk is dit niet: het ging immers om een pas gebouwd huis. Lyr heeft het interieur beschreven -Ik parafraseer grotendeels.-: een hall die rechtstreeks naar koer en tuin leidde; langs de straatkant de eetkamer avec le beau mobilier, waarvan de rolluiken naar beneden bleven; achteraan de keuken met de Leuvense stoof en les anciens meubles die avaient perdu leur âme [5]; op de verdieping een kamer voor Thevenet en op zolder doeken en schilderijen.
Toch was er een probleem. Het huis had nog niet geleefd. De nieuwe muren en de afwezigheid van patine hebben Thevenet oorspronkelijk in de war gebracht. Lyr stelde dat hij fut longtemps dépaysé [5]: het lijkt er dus sterk op dat hij van het oude huis is moeten afkicken.
Zoals vaak brengt Lyr terloops Emma ter sprake: Le papier des tapisseries, acheté par Emma, ( ) hurlait de ses larges fleurs, aux tons vulgaires. [5]. Niet voor de eerste keer richtte hij zijn pijlen op Emma. Opnieuw was het om haar denigrerend te behandelen. Hij is niet de enige: bijna alle critici die over haar geschreven hebben, hebben dat op een negatieve manier gedaan. Hierop ingaan is echter een ander verhaal dat me te ver zou leiden.
Was de Halse Thevenet arm? In verwijs naar de reeds vermelde grafiek die een overzicht geeft van de inkomsten van verkochte werken volgens de Reekening van Emma [21]. Het is duidelijk dat hij in zijn Halse jaren met zijn kunst een veelvoud van tijdens zijn Brusselse jaren verdiende.
Betekent dit dat de Halse Thevenet rijk was? Rijk is subjectief. Toch kan men er niet om heen dat Thevenet van augustus 1925 tot en met juni 1930 of over een periode van minder dan 5 jaar enkel en alleen om grond te kopen en een huis te bouwen 35.400 frank heeft uitgegeven. In die periode verdiende hij meer dan 58.000 frank. Gedurende zijn Halse periode verdiende Thevenet meer dan 125.000 frank of voldoende om 4 huizen te laten bouwen. Beweren dat Thevenet een armoezaaier was, is dan ook overdreven. Meer zelfs, het houdt helemaal geen steek.
Heeft Thevenet zich in financiële moeilijkheden gewerkt door 20.400 frank cash te besteden en een lening van 15.000 frank op nauwelijks 3 jaar terug te betalen? Neen. Uit de successie-aangifte van 6 januari 1931 blijkt immers dat er 8.610,56 frank en 7.919,88 frank bij banken uitstond en 2.000 frank cash in huis was. De waarde van het huis werd op 65.000 frank geschat.
Het bouwen van het huis is zelfs een goede investering gebleken. Toen Emma in 1937 op het punt stond om Halle te verlaten, heeft ze het huis op 3 augustus voor 60.000 frank verkocht. Dit bedrag is minder dan dat vermeld in de successie-aangifte. Verwonderlijk hoeft dit niet te zijn. Er moet immers rekening gehouden worden met de uitlopers van de beurscrash uit 1929 en de onzekere politieke en economische toestand in de aanloop naar W.O.II.
30-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
29-12-2008
HALLE. PAJOTTENLAND? ZENNEVALLEI!
Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad hebben het in hun editie waarin lokale nieuwsberichten over onder meer Halle opgenomen worden, steeds weer en alleen maar over Pajottenland. Ook in andere publicaties lees ik geregeld, vaak dat Halle deel van het Pajottenland uitmaakt. Hieruit zou kunnen afgeleid worden dat Halle effectief deel uitmaakt van het Pajottenland.
Wat is het Pajottenland? Wikipedia, de vrije encyclopedie, vermeldt dat het omvat in ieder geval de volgende huidige Vlaams-Brabantse fusiegemeenten:
Uit bovenstaande opsomming blijkt overduidelijk dat Halle geen deel van het Pajottenland uitmaakt. Overduidelijk? Nuancering lijkt zich op te dringen: er staat immers in ieder geval [1].
Wijst dit over onzekerheid over de afbakening van het Pajottenland? Inderdaad! Wikipedia vervolgt door te verklaren dat Volgens sommige bronnen [ ] het Pajottenland ook Affligem, Asse, Liedekerke, de Ninoofse deelgemeenten Neigem en Lieferinge, en een deel van (het verbrusselde) Anderlecht omvat [1]. Zelfs bij uitbreiding wordt Halle niet vermeld.
Kortom, er bestaat geen zekerheid over gemeentes die deel uitmaken van dat Pajottenland. Volgens de enen bestaat het uit een aantal Vlaams-Brabantse gemeentes ten zuidwesten van Brussel; volgens anderen maken ook delen van Oost-Vlaanderen en zelfs het Brussels Gewest er deel van uit. Volgens de enen maken gemeentes er deel van uit; volgens anderen ook delen van gemeentes. Opnieuw kortom, onduidelijkheid troef dus.
Is Pajottenland een officiële streeknaam, een streeknaam erkend door één of andere overheid? In 2007 is Pajottenland [2] geschreven. Dit boek, uitgegeven onder impuls van Werkgroep Pajottenland, opent met een voorwoord van Tom Toch, geduputeerde voor cultuur van de provincie Vlaams-Brabant die de uitgave financieel gesteund heeft. Wie achter Werkgroep Pajottenland schuilgaat, is niet vermeld.
Ik ga ervan uit dat het feit dat een geduputeerde van Vlaams-Brabant en voorwoord geschreven heeft, bertekent dat de provincie de benaming Pajottenland als officiële streeknaam erkent. Ik ga er dan ook van uit dat slechts die gemeentes en hun deelgemeentes vermeld in Inhoud, deel van het Pajottenland uitmaken. Ik vermeld slechts de fusiegemeentes: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw en Ternat. Geen Halle! Helemaal geen Halle!!
Toch zijn er wereldvreemden die Halle als deel van het Pajottenland vermelden. Men heeft het meestal over het Lembeekse gehucht Hondzocht en bij uitbreiding zelfs geheel Lembeek.
Vanwaar komt de naam Pajottenland? Hij is de uitvinding van de Lennikse advocaat Frans-Jozef De Gronckel. Rond de helft van de negentiende eeuw publiceerde hij in Brussel als Franciscus Josephus Twyfelloos '''t Payottenland zoo als het van onheugelyke tyden gestaen en gelegen is''. Dat het om een hersenspinsel gaat, blijkt uit de titel die insinueert dat het Pajottenland uit onheugelyke tyden dateert. Quid? Feit is dat de naamvoor het eerst in De Gronckels geschrift voorkomt.
Het staat dus vast dat de naam Pajottenland ontsproten is aan de verbeelding van een wereldvreemde, een dromer, iemand die misschien niet met beide voeten op de grond stond, iemand die zijn verbazing de vrije loop liet, Dat de toenaam voor een deel van de streek ten zuidwesten van Brussel nu nog gebruikt wordt, zegt misschien wel meer over de bijgelovigen die er een officiële betekenis aan (willen) geven dan over van De Gronckel die indien hij niets met mijn omschrijvingen van zijn persoon te maken heeft, een (goede of slechte) grap heeft willen uithalen.
Feit is dat Halle niet tot het Pajottenland behoort. Halle is deel van de Zennevallei. Halle kan zelfs de officieuze hoofdstad van de Zennevallei genoemd worden. Onder Zennevallei wordt dat deel van zuidelijk Vlaams-Brabant bedoeld dat zich uitstrekt van de taalgrens ten zuiden van Halle tot de grens met het Brussel Gewest. Met zekerheid mag gesteld worden dat de Zennevallei zeker bestaat uit Lembeek, Halle, Buizingen, Lot, Ruisbroek en Drogenbos, gemeentes die aan een van de oevers van de Zenne liggen.
Halle behoort dus overduidelijk tot de Zennevallei, gekenmerkt door verkeersaders van noord naar zuid, restanten van de industriële omwenteling en de industrieën uit negentiende en twintigste eeuw en verstedelijking, en niet tot het Pajottenland, een heuvelachtige en vruchtbare landbouwstreek met kleine dorpen.
Bij mijn geografische afbakening van de Zennevallei heb ik me beperkt tot gemeentes aan de Zenne in zuidelijk Vlaams-Brabant. Is deze omschrijving niet te eng?! Moet ik niet uitbreiden en schrijven dat de Zennevallei bestaat uit alle gemeentes van zuidelijk Vlaams-Brabant die tot het stroom- of afwateringsgebied van de Zenne behoren?
In dat geval zou het Pajottenland slechts een deelgebied van de Zennevallei zijn!
[2] [initiatiefnemer: Werkgroep Pajottenland]. Pajottenland. Een land om lief te hebben. Lannoo, Gent. 2007.
29-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
28-12-2008
HALLE IN DE KUNST (1): SINT-MARTINUSKERK EN ZWARTE MADONNA
Jan Mostaert (rond 1474 - rond 1553) schilderde een portret van een "Gekerstende Moor", dat zich in het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt. Op de muts van de moor is een pelgrimsinsigne van de Onze-Lieve-Vrouw van Halle aangebracht. Op het insigne waarvan een exemplaar (zilver; 35 millimeter diameter, periode: 1475-1525) zich in het "Germanisches National Museum" te Nûrenberg bevindt, is een gekroonde Maria met Jezus op een troon, geflankeerd door 2 engelen met een banderol waarop "ave maria" staat, te zien. Een moor was lid van de lijfwacht van Karel V toen hij na Halle bezocht te hebben om Maria voor zijn keizersverkiezing te danken naar Aachen ging om tot keizer gekroond te worden.
Jacobus Willems (2 mei 1601 - 1 december 1653) componeerde "Premitia Marianae divae Virgini Hallensi Sacrae". Een anonieme Rubensgravure bevindt zich in het Teylermuseum te Haarlem. Ze toont 20 mirakels toegeschreven aan de Halse Maria die met kind bovenaan centraal is weergegeven. De afgebeelde mirakels zijn vermeld in het "Guldenboek van de Broederschap van de Onze-Lieve-Vrouw van Halle" dat in de crypte van de Sint-Martinuskerk te bezichtigen is. Charles De Coster (München, 27 augustus 1827 - Elsene, 7 mei 1879) schreef in "La Légende et les aventures héroïques, joyeuses et glorieuses dUlenspiegel et de Lamme Goedzak au Pays de Flandres et ailleurs" uit 1867: "Comme il s'en allait, il rencontra Henri le Marischal, bélître-brimbeur qui avait été pendu dans la châtellenie de West-Ypres et montrait encore les marques des cordes autour de son cou. "Il avait été, disait-il, délivré étant en l'air en disant seulement une bonne prière à Notre-Dame de Hal, tellement que, par vrai miracle, les baillis et justiciers étant partis, les cordes qui ne le serraient plus déjà rompirent, qu'il tomba à terre et fut ainsi sauf." Mais Ulenspiegel apprit plus tard que ce bélître délivré de la corde était un faux Henri Marischal, et qu'on le laissait courir débitant son mensonge parce qu'il était porteur d'un parchemin signé par le doyen de Notre-Dame de Hal, qui voyait, à cause du conte de ce Henri le Marischal, affluer par troupes en son église et le bien payer tous ceux qui, de près ou de loin, flairaient la potence. Et pendant bien longtemps Notre-Dame de Hal fut surnommée Notre-Dame des Pendus."
Rond 1864 verschenen acht litho's over Halle van J. Hoolants: vijf ervan tonen de kerk. Reproducties werden in 1996 door de stad Halle uitgegeven. Bijzonder de moeite waard is een zicht op Grote Markt en kerk vanaf het begin van de Korte Steenweg, nu Basiliekstraat, met zicht rechts op een deel van het stadhuis.
Fernand Toussaint van Boelare (Anderlecht, 19 februari 1875 - Brussel, 30 april 1947) schreef in 1911 de "Legende van O.L.V. van Halle". Een doorslag van de getypte tekst bevindt zich in het archief van de Sint-Martinusparochie. 'Brabants fauvist Louis Thevenet (Brugge, 12 februari 1874 - Halle, 16 augustus 1930). [[Brabants fauvist]]. schilderde onder meer: -de Halse zwarte madonna al dan niet met kanonballen en al dan niet onder glazen stolp, waaronder "O.-L.-Vrouw van Halle onder een stolp" uit 1926; -"Binnenzicht van de basiliek te Halle", -"De vaartbrugkaai te Halle" (met zicht op de kerk); -"Église de Hal" uit 1927; -"Palmzondag" (het uitgaan van een processie door de poort van de toren) uit 1922; -"Basiliek te Halle" uit 1923 en "Basiliek vanaf H. Consciencestraat" uit 1928. Louis Paul Boon (Aalst, 15 maart 1912 Erembodegem, 10 mei 1979) schreef in "Het Geuzenboek" uit 1979 over Hendrik Marschal die in Brugge aan ophanging ontsnapte omdat de koord brak nadat hij tot de zwarte Maria van Halle had gebeden: "en men schonk hem genade. Niemand wist dat deze zuiplap een valse Hendrik Marschal was, uit de goot opgeraapt om hem een mirakuleuze redding van de dood te laten rondventen. En hij toonde een perkament, hem bezorgd door de deken van Onzelievevrouw van Halle. En vele dwazen, die vreesden dat ze die dag of de volgende aan de strop konden sterven, liepen in groot aantal met hun laatste duiten naar Halle en legden die neer in de schaal der kerk, en de deken raapte ze op. Zo werd Onzelievrouw van Halle zeer lang de Lievevrouw van de Gehangenen genoemd.".
Ghislain Laureys publiceerde tal van gedichten in "Het hart van mijn stad" uit 1972.
Gr. Martens publiceerde in 1935 "Naar O. L. Vrouw van Halle om redding" als nummer 242 in de reeks "Vlaamsche Filmkens". Kunstschilder "Kokske", pseudoniem voor Henri De Cock (Schaarbeek, 23 november 1911 - Halle, 4 mei 1978). schilderde onder meer (alle met zicht op de basiliek): -"Mouterij" uit 1974; -"Possozplein" uit 1975; -Vondel" ook uit 1975, -"Basiliek Halle" uit 1975; -"Basiliek bij nacht" 1975.
Rik Wouters (2 april 1956) publiceerde gedichten in: -"Nauwelijks ademend verheffen woorden zich" uit 1982; -"Elke klank heeft zich tot een drein verlangzaamd" uit 1998. De kerk duikt ook op in afbeeldingen: -in "Diva Virgo Hallensis" van Justus Lipsius uit 1604 (zicht op de ommuurde stad met centraal de kerk met de belegering van 1489 en de aanval van 1580); -in een werk van Adriaan Poirters uit 1657 (zicht op de ommuurde stad met centraal de kerk); -op een schilderij van Titz (zicht op de kerk met de Zenne op de voorgrond) dat eigendom van de kerkfabriek is; -in grafisch werk van H. Brew (zicht op de buitenkant van het koor en de sacristie), -in werk van M. Crepelet (zicht op Grote Markt en kerk); -op een grafiek van Vorstermans (tresorie in de Mariakapel) uit 1658; -op een tekening van Armand Moussiax (kerk vanuit Sollenbeemd; -in werk van Erwin Neels (Trasegnieskapel). -op schilderijen van René Devedeleer; -op de "Basiliek vanuit Maria's Hof", een tekening van -Josée Desadeleer.
28-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
27-12-2008
HALSE KUNSTENAARS
In onderstaande lijsten zijn kunstenaars die in Halle gedomicilieerd geweest zijn, opgenomen. Onder kunstenaars versta ik mensen die gecreëerd hebben en niet zij die uitgevoerd hebben; je zult dan ook vergeefs zoeken naar literaire critici, 'voordracht'kunstenaars, toneelspelers, muzikanten, ...
ALGEMEEN
-Jef Algoet (Halle, 26 juni 1903 - Halle, 25 december 1960), dichter.
-Gentil Antheunis (Oudenaarde, 9 september 1840 - Elsene, 5 augustus 1906), dichter.
-Ernest Blondeel (Halle, 23 september 1920 - Halle, 6 maart 1991), componist.
-Jozef Boon (Halle, 5 september 1900 - Gent, 5 april 1957), proza- en toneelschrijver.
-Leon Bunnens (Halle, 18 november 1917 - Halle, 1980), musicus.
-Hans Claus (Kortrijk, 2 december 1962), dichter, prozaschijver en plastisch kunstenaar.
-Patrick De Bruyn (22 augustus 1955), misdaadauteur.
-Gerrie Dehaag (pseudoniem voor Gaby Lahaye; Brasschaat, 1935), dichteres.
-Henri De Cock of Kokske (Schaarbeek, 23 november 1911 - Halle, 4 mei 1978), schilder.
-Frans De Geetere (Halle, 15 mei 1895 - overleden): schilder en prozaschrijver. -Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929), plastisch kunstenaar.
-Charles De Koster (Halle, 1885 - Halle, 1939),componist.
-Pieter Delen (pseudoniem voor Kris Poté; Gent, 13 april 1962), dichter.
-Johan de Maegt (Halle, 1876 - Halle, 1938), prozaschrijver. Hij gebruikte ook de pseudoniemen Nele Klauwaerdinne en A. Rannah.
-René Devedeleer (Dworp, 27 januari 1924 - Halle, 7 december 2003), schilder.
-Etienne Devisch (Halle, 2 september 1952), dichter.
-Remi Ghesquiere (Geluwe, 9 december 1866 - Brugge, 10 augustus 1964), componist.
-Franz Godebski (Halle, 19 augustus 1866 - Parijs, 27 juli 1948), componist. -Emiel Gouffaux (Halle, 20 november 1840 - Halle, 23 maart 1924), dichter.
-Rik Hannon (Halle, 21 september 1928 - Halle, 1 juli 1999), schilder.
-Emile Houssiau (Halle, 24 mei 1846 - Halle, 5 augustus 1905), componist. -Ghislain Laureys (Halle, 21 september 1924 - Halle, 13 januari 1995), dichter.
-Victor Lecossois (Halle, 1897 - Asse, 1976), schilder. -Felix Leheuwe (Halle, 4 februari 1864 - Halle, 21 januari 1938), dichter.
-Guy Leunens (Halle, 30 september 1914 - 1990, Gras, Frankrijk), schilder. -Jean Lucas (Halle, 2 april 1908 - Pepingen, 31 oktober 1986), schilder.
-Maurice Merckx of den Dries (Halle, 2 juli 1896 - Halle, 28 april 1984), proza- en toneelschijver en componist.
-Roger Pieters (Halle, 1922), proza- en toneelschrijver en componist..
-Henri Possoz (Halle, 21 april 1827- Antwerpen, 14 januari 1897), componist.
-Marcel Rossie (Halle, 19 mei 1945 - Halle, 2 juli 1986), schilder.
-Adrien François Servais]] (Halle, 1807 - Halle, 1866), componist.
-Franz Servais (Sint-Petersburg, 7 maart 1946 - overleden), componist.
-Joseph Servais (Halle 28 november 1850, Halle, 28 augustus 1885), componist.
-Louis Thevenet (Brugge, 12 februari 1874 - Halle, 16 augustus 1930), schilder.
-Fernand Toussaint van Boelaere (Anderlecht, 19 februari 1875 - Brussel, 30 april 1947), dichter en prozaschrijver.
-Oswald Valckmar (pseudoniem voor Lucien Volcke, 1920 - 1976), toneelschrijver.
-Jan Vanbellinghen (Lembeek, 3 februari 1909 - overleden), dichter.
-Jan van den Weghe (Halle, 29 april 1920 - Attenhoven, 16 maart 1988), dichter, proza- en toneelschrijver.
-Erik Vanderkelen (Halle, 8.1.1948 - Den Haan, 13.2..1969), dichter. -Jan Vanhaelen (Halle, 3 november 1942), dichter.
-Willy Van Isterbeek (Halle 1946 - Jette, 16 juli 2002), schilder.
-Nicole Van Overstraeten (Halle, 30 juni 1946), dichteres.
-Merten Van Wichelen (17de eeuw), dichter.
-Cypriaan Verhavert (Kester, 18 maart 1877 - Ukkel, 2 december 1946), prozaschrijver.
-Andreas Wanders (pseudoniem; Halle, 14 juni 1956), dichter.
-Jacobus Willems (Halle, 2 mei 1601 - Halle, 1 december 1653), componist.
-Rik Wouters (Halle, 2 april 1956), dichter, prozaschrijver en plastisch kunstenaar.
DICHTERS
-Jef Algoet (Halle, 26 juni 1903 - Halle, 25 december 1960).
-Gentil Antheunis (Oudenaarde, 9 september 1840 - Elsene, 5 augustus 1906).
-Hans Claus (Kortrijk, 2 december 1962).
-Gerrie Dehaag (pseudoniem voor Gaby Lahaye; Brasschaat, 1935).
-Pieter Delen (pseudoniem voor Kris Poté; Gent, 13 april 1962).
-Etienne Devisch (Halle, 2 september 1952).
-Emiel Gouffaux (Halle, 20 november 1840 - Halle, 23 maart 1924).
-Ghislain Laureys (Halle, 21 september 1924 - Halle, 13 januari 1995).
-Felix Leheuwe (Halle, 4 februari 1864 - Halle, 21 januari 1938).
-Fernand Toussaint van Boelaere (Anderlecht, 19 februari 1875 - Brussel, 30 april 1947).
-Jan Vanbellinghen (Lembeek, 3 februari 1909 - overleden).
-Jan van den Weghe]] (Halle, 29 april 1920 - Attenhoven, 16 maart 1988).
-Erik Vanderkelen (Halle, 8.1.1948 - Den Haan, 13.2..1969). -Jan Vanhaelen (Halle, 3 november 1942).
-Nicole Van Overstraeten (Halle, 30 juni 1946).
-Merten Van Wichelen (17de eeuw).
-Andreas Wanders (pseudoniem; Halle, 14 juni 1956).
-Rik Wouters (Halle, 2 april 1956).
PROZASCHRIJVERS
-Jozef Boon (Halle, 5 september 1900 - Gent, 5 april 1957).
-Hans Claus (Kortrijk, 2 december 1962).
-Frans De Geetere (Halle, 15 mei 1895 - overleden). -Johan de Maegt (Halle, 1876 - Halle, 1938).
-Maurice Merckx of den Dries (Halle, 2 juli 1896 - Halle, 28 april 1984).
-Roger Pieters (Halle, 1922).
-Fernand Toussaint van Boelaere (Anderlecht, 19 februari 1875 - Brussel, 30 april 1947).
-Jan van den Weghe (Halle, 29 april 1920 - Attenhoven, 16 maart 1988).
-Cypriaan Verhavert (Kester, 18 maart 1877 - Ukkel, 2 december 1946).
-Rik Wouters (Halle, 2 april 1956).
TONEELSCHRIJVERS
-Jozef Boon (Halle, 5 september 1900 - Gent, 5 april 1957).
-Maurice Merckx of den Dries (Halle, 2 juli 1896 - Halle, 28 april 1984).
-Roger Pieters (Halle, 1922).
-Oswald Valckmar (pseudoniem voor Lucien Volcke, 1920 - 1976).
-Jan van den Weghe (Halle, 29 april 1920 - Attenhoven, 16 maart 1988).
MISDAADAUTEUR
-Patrick De Bruyn (22 augustus 1955).
SCHILDERS EN/OF PLASTISCHE KUNSTENAARS
-Hans Claus (Kortrijk, 2 december 1962).
-Henri De Cock of Kokske (Schaarbeek, 23 november 1911 - Halle, 4 mei 1978).
-Frans De Geetere (Halle, 15 mei 1895 - overleden). -Georges De Geetere (Amiens, Frankrijk, 13 januari 1859 - Halle, 14 april 1929).
-René Devedeleer (Dworp, 27 januari 1924 - Halle, 7 december 2003).
-Rik Hannon (Halle, 21 september 1928 - Halle, 1 juli 1999).
-Victor Lecossois (Halle, 1897 - Asse, 1976), kunstschilder. -Guy Leunens (Halle, 30 september 1914 - 1990, Gras, Frankrijk). -Jean Lucas (Halle, 2 april 1908 - Pepingen, 31 oktober 1986).
-Marcel Rossie (Halle, 19 mei 1945 - Halle, 2 juli 1986).
-Louis Thevenet (Brugge, 12 februari 1874 - Halle, 16 augustus 1930).
-Willy Van Isterbeek (Halle 1946 - Jette, 16 juli 2002).
-Nicole Van Overstraeten (Halle, 30 juni 1946).
-Merten Van Wichelen (17de eeuw).
-Rik Wouters (Halle, 2 april 1956).
COMPONISTEN
Ernest Blondeel (Halle, 23 september 1920 - Halle, 6 maart 1991).
-Leon Bunnens (Halle, 18 november 1917 - Halle, 1980).
-Charles De Koster (Halle, 1885 - Halle, 1939).
-Remi Ghesquiere (Geluwe, 9 december 1866 - Brugge, 10 augustus 1964).
-Franz Godebski (Halle, 19 augustus 1866 - Parijs, 27 juli 1948). -Emile Houssiau (Halle, 24 mei 1846 - Halle, 5 augustus 1905). -Maurice Merckx of den Dries (Halle, 2 juli 1896 - Halle, 28 april 1984).
-Roger Pieters (Halle, 1922).
-Henri Possoz (Halle, 21 april 1827- Antwerpen, 14 januari 1897).
-Adrien François Servais (Halle, 1807 - Halle, 1866).
-Franz Servais (Sint-Petersburg, 7 maart 1946 - overleden).
-Joseph Servais (Halle 28 november 1850, Halle, 28 augustus 1885).
-Jacobus Willems (Halle, 2 mei 1601 - Halle, 1 december 1653).
27-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
26-12-2008
DE DOOPKAPEL VAN DE HALSE SINT-MARTINUSBASILIEK: EEN MARKANTE SYMBOLIEK* [+ illustraties]
Dé kerk van Halle werd in 1946 basiliek [1] en is opgedragen aan de heilige Martinus [2]. Ze is een van de mooiste en bijzonderste gotische kerken van de vroegere Nederlanden.
Men beweert dat ze gebouwd is van 1341 tot 1409. Dit klopt niet: die periode slaat slechts op de bouw van het onderste deel van de toren, het schip, de crypte en het hoogkoor [3]. De Mariakapel werd gebouwd in 1335 en stond los van de toenmalige kerk. Men heeftde huidige kerk erop laten aansluiten. Na 1409 stopte de bouw niet: doopkapel uit 1440, Trasegnieskapel uit 1470, barokke sacristie uit 1644 en toren waaraan men tot in het laatste derde van de achttiende eeuw gewerkt heeft.
De kerk die opvalt door haar eenheid, is onder meer belangrijk voor haar anomalies. Ik vermeld zonder volledig te zijn: romaanse, misschien vroeggotische, kern en barokke torenbekroning, schip dat niet loodrecht op de toren aansluit, Trasegnieskapel die ooit op een verdieping lag, met steen opgevulde crypte onder de Mariakapel en nog bestaande onder het hoogkoor, resten van een boom in laatst vermelde crypte en straat onder het hoofdkoor.
Rijkdom te over. Kunststukken voor de kerk gemaakt, zijn nog in situ, wat zeldzaam is. Ik vermeld weer zonder volledigheid [4]: beeld van de zwarte madonna [5], koperen wijwatervat, doopvont en lezenaar, triomfkruis, apostelbeelden, sacramentshuisen Mariabeelden aan de 4 toegangsportalen waarvan vooral het zuidwestportaal [6] met nog aanwezige polychromie opvalt [7]. Dit is te danken aan het feit dat de kerk nooit geplunderd is [8]. Helaas overleefden de meeste muurschilderingen de neogotische restaurateurs niet.
Ik heb het reeds gehad over de doopkapel. Het is een complex geheel uit 3 delen: kapel-op-zich, doopvont en bolvormige bekroning.
De kapel met een uitgesproken verticaliteit eigen aan de gotiek, in het zuidwesten van de kerk tussen Driekoningenportaal en westertoren, dateert uit 1440. Het achthoekige grondplan baadt in overvloedig licht dat door slanke, elegante lancetvormige glasramen naar binnen valt. 7 van de 8 muren hebben stenen zitbanken. In de achtste muur is een opening die vanuit de zuidelijke zijbeuk toegang tot de kapel geeft.
De geelkoperen doopvont van 2,46 meter hoogte is speciaal voor de kapel gemaakt. Ze past er door haar achthoekig grondvlak perfect in. Een opschrift op de sokkel vermeldt dat ces fonts fits Willaume le fevre fondeur a tournay lan mil cccc.xlvj of 1446. Die Guillaume Le Fèvre uit Tournai is ook maker van de lezenaar in de vorm van een adelaar, terwijl het wijwatervat aan zijn atelier wordt toegeschreven.
De verticale opbouw omvat 2 niveaus. De doopvont-op-zich: de sokkel steunt op 8 liggende leeuwen met daarboven de 4 grote kerkvaders van het Westen [9]: Ambrosius, Augustinus, Gregorius de Grote en Hiëronymus. Men ziet ze ook elders in de kerk: op de achterzijde van de uithoeken van het triomfkruis en op de consoles van het laatgotische gewelf van en op het Moneretabel in de kapel van Trazegnies. Het deksel: de 12 apostelen die ook in het hoogkoor ter hoogte van het laagste triforium aanwezig zijn, patroonheilige Martinus met 2 andere ruiters, Hubertus en Joris, en als bekroning Christus en Johannes de Doper die hem doopt, met hun voeten in het water. Het is één van de weinige keren dat Martinus in zijn kerk afgebeeld is [10].
De kapel wordt bekroond door een bol. Het scheelde weinig of hij werd tijdens de neogotische restauratie verwijderd. In 1860 wilde de Koninklijke Commissie van Monumenten hem door een spits vervangen: men dacht immers dat hij een latere toevoeging was. Op aandringen van een lid werd ervan afgezien. Terecht, zoals uit onderzoek van het hout [11] gebleken. Hij is van rond 1440. Zo is komaf gemaakt met het vroegere waanidee. Vast staat dat de Halse bol de eerste in Europa is en model stond voor vele nakomelingen in vaak afgezwakte vorm.
De binnenzijde van de bol is via 2 wegen toegankelijk. De korte en gemakkelijkste weg is langs een laag en smal deurtje tussen de deuren van het Driekoningenportaal en de deuren van het tochtportaal erachter (zie laatste foto), en een draaitrap. Een lange en moeilijke weg begint op de eerste torenverdieping en loopt via een trapje naar de schermmuur achterin de kerk langs triforium, zolder van dat deel van de zuidelijke zijbeuk aan het zuidwestportaal en enkele stappen in open lucht naar de bol. Tijdens W.O. II is hij schuilplaats geweest voor personen die door de Duitsers gezocht werden.
Dopen is in de christelijke en vooral katholieke wereld belangrijk. Mattheüs: Nu kwam ook Jezus van Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. Maar Johannes verzette er zich tegen en sprak: Ik moet gedoopt worden door U, En Gij komt tot mij? Jezus antwoordde hem: Laat het nu toe; want zo betaamt het ons, alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem toe. Nadat Jezus de doop ontvangen had, steeg Hij onmiddellijk uit het water. [12, Mattheüs: 3:13-3:16]. Marcus: In die dagen kwam Jezus van Galilea en werd in de Jordaan door Johannes gedoopt. Maar onmiddellijk steeg Hij uit het water op [12, Marcus: 1:9-1:10]. Lucas: Toen nu al het volk zich liet dopen, en ook Jezus gedoopt was, ging eensklaps, terwijl Hij aan het bidden was, de hemel open [12, Lucas: 3:21]. Johannes: Dit gebeurde te Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes toen doopte. Daags daarna zag hij Jezus tot zich komen; en hij zeide: Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Deze is het, van wien ik sprak: Na mij komt een Man, die mij is voorafgegaan; want Hij bestond eerder dan ik. Ook ik kende Hem niet; maar Hij die mij zond, om met water te dopen, Hij sprak tot mij: Op wien Gij de Geest ziet nederdalen en rusten, Hij is het, die doopt met den Heiligen Geest. Ik heb het gezien, en ik heb getuigd: Hij is de Zoon van God. [12, Johannes: 1:28-1:34].
Die evangeliescene is op het hoogste niveau van het deksel weergegeven. Het doopwater wordt beklemtoond. Het is immers tweemaal aanwezig: letterlijk in de doopvont-op-zich en figuurlijk in koper. Het belang van de doop kan dan ook niet geloochend worden.
De doop is één van de 7 sacramenten. De doop is nog eens in de kerk afgebeeld. Op het Moneretabel staat hij met de 6 andere sacramenten. Dit retabel, in opdracht van Karel V in 1533 gemaakt, liep voor op de bepalingen van het Concilie van Trente dat met vele maatregelen reageerde op de kritiek van ketters, niets anders dan andersgelovigen, op de ontaarde kerk van Rome en het pausdom.
Vroeger werden enkel volwassenen door gehele onderdompeling gedoopt, meestal in bassins. Een aantal heeft de tijd doorstaan. Ik denk en put uit mijn Catalaanse herinneringen aan achthoekige doopvonten in de vroeg-Middeleeuwse kerk van Sant Miquel te Terrassa en de vroegchristelijke voorloper van de kathedraal van Santa Creu en Santa Eulália te Barcelona waarvan de resten onder die kathedraal met toegang via het Museu dHistória de la Ciutat, niet van de Plaça del Rei, kunnen bezocht worden [13]. Later kwamen kleinere recipiënten.
De evangelisten hebben het over de doop gehad. 3 van hen hebben aan die gegevens iets toegevoegd. Mattheüs: En zie, een stem uit de hemel sprak: Deze is mijn beminde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen heb. [12, Mattheüs: 3:17]. Marcus: Hij ( ) zag de hemel geopend ( ) En er kwam een stem uit de hemel: Gij zijt mijn welbeminde Zoon, in U heb Ik welbehagen. [12, Marcus: 1:10-1:11]. Lucas: Toen ( ) ging eensklaps ( ) de hemel open, ( ) En er klonk een stem uit de hemel: Gij zijt mijn welbeminde Zoon, in U heb Ik welbehagen. [12, Lucas: 3:21-3:22].
In gelijkaardige bewoordingen schreven ze over een open hemel. Dieis in de doopkapel aanwezig. Aan de smeedijzeren hefboom die dient om het deksel op te heffen, is een plaatje in de vorm van een wolk.
Ze hadden het ook over een stem uit de hemel. De restauratie van de vont van oktober tot december 2006 heeft een schilderijtje op de wolk blootgelegd: God de Vader met een wereldbol in zijn rechterhand. De symboliek liegt niet: de wereld wordt door Christus doop verlost. De bol illustreert treffend het Stat crux dum volvitur orbis of het kruis staat terwijl de wereld beweegt. Bedoeld wordt dat het katholieke geloof met het kruis als symbool het enige blijvende én zekere of standvastige in de wereld is.
De bol in Gods rechterhand wordt net als het water herhaald: buiten de kerk als bekroning van de kapel. Hij toonde/toont kerkgangers en bedevaarders dat men in die kerk moe(s)t zijn om deel te nemen aan en te worden van de verlossing van de wereld.
Bij het bouwen van de bol is de Middeleeuwse scheepsbouwtechniek gebruikt. In water gelegde balken en planken werden geregeld verbogen tot ze de gewenste kromming hadden [14]. Het is duidelijk dat het niet om een follietje van de architect ging.
Is het verhaal van de Halse doopkapel af? Neen, ik ga te rade bij Mattheüs die Christus tot de apostelen heeft laten zeggen: Gaat dus heen; ( ) doopt alle volkeren in de naam van den Vader en van den Zoon en van den Heiligen Geest [12, Mattheüs: 28:19]. Vader en Zoon zijn we afgebeeld tegengekomen, de Geest niet hoewel hij volgens Mattheüs bij het doopsel een belangrijke rol speelt.
Die heeft hij ook bij het Christus doopsel Christus gehad. Ik citeer: Mattheüs: En zie, de hemelen opende zich, en Hij zag den Geest Gods als een duif nederdalen en over Zich komen. [12, Mattheüs: 3:16-3:17]; Marcus: Hij [ ] zag de hemel geopend, en den Geest op Zich neerdalen als een duif. [12, Marcus: 1:10]; Lucas: Toen ( ) ging eensklaps ( ) de hemel open, en daalde de Heilige Geest in de lichamelijke gedaante als een duif op Hem neer. [12, Lucas: 3:21]; Johannes: Hij sprak tot mij: Op wien Gij de Geest ziet nederdalen en rusten, Hij is het, die doopt met den Heiligen Geest. [12, Johannes: 1:31].
Het is duidelijk dat bij de doop de Drievuldigheid een rol speelt. De aanwezigheid van God en Christus in de doopkapel staat vast. Naar de Geest is het zoeken. Duif of vlam, symbolen die meestal gebruikt worden om hem voor te stellen, vond ik niet terug.
Laten we het hebben over de geestelijke of diepere betekenis van de Geest. Hij staat voor de aanwezigheid van God in elke gelovige. Het is zijn taak om de gelovige bij te staan in zijn poging om Christus te benaderen of (zelfs) te (proberen om te) evenaren.
Kan het zijn dat de Geest de ruimte van de doopkapel vult tijdens de doop en dan ook slechts tijdens die doop aanwezig is in kapel?
Ik heb het gehad over doop, dopen en vooral de doopkapel van de kerk van Halle. Die kapel in de meest-uitbreidende betekenis die eraan gegeven kan worden, is een visuele en artistieke verbeelding in steen, koper, verf en hout van Christus doop, verteld door de evangelisten. De figuren van God en Christus zijn aanwezig. Naar de figuur van de Geest was het zoeken: slechts katholieken die zich geestelijk openstellen, zullen hem tegenkomen.
De voorstelling van de Drievuldigheid zoals in de doopkapel van de kerk van Halle, vinden we terug in de werken van tal van Vlaamse Primitieven.
*Ik heb geregeld geput uit ongepubliceerde teksten van Marcel Franssens: Een archeologisch bezoek van Driekoningenportaal over de doopkapel en de zuidbeuk naar het schip en de toren van 19 december 2004 en Bolbezoek basiliek: scenario en evaluatie van 30 mei 2007.
[1] De erkenning tot basiliek was een werk van lange adem: 4 november 1945: indiening van aanvraag bij kardinaal te Mechelen; 24 februari 1946: aanvraag met pauselijke nuntius naar Rome; 15 augustus 1946: ondertekening van toekenningsbul; 5 maart 1947: Halle door Mechelen officieel op de hoogte gebracht; 2 juni 1948: toekenningsbul gepubliceerd in Acta Apostolicae sedis, Vatikaanse Staatsblad.
[2] De erkenning zorgde voor vreugde, zelfs zachte hysterie bij deken De Clercq die in het Parochieblad van 9 maart 1947 schreef: Hoe groots en wijdingvol zal dit klinken: de basiliek van O.-L.-Vrouw-van-Halle. Hij was de kluts kwijt: hij wist niet meer wie de patroonheilige van zíjn kerk was. Of wou hij het plots niet meer weten?
[3] Een verandering in het bouwconcept rond 1380 ligt de basis van de eerder kleine ramen van het schip en de machtige opbouw van het hoogkoor met grote glasramen.
[4] Ik laat het renaissancealtaar van Jan Mone dat lang in het hoogkoor gestaan heeft, buiten beschouwing omdat het niet gotisch is.
[5] Het beeld in het hoogkoor is een kopie. Sinds de negentiger jaren van vorige eeuw wordt die kopie in de Pinksterenprocessie meegedragen.
[6] Men spreekt over Driekoningen- of Bruiloftsportaal met Maria die Jezus draagt, geflankeerd door 2 musicerende engelen en 3 koningen die haar aanbidden.
[7] Het beeld van het noordportaal is een kopie: het origineel wordt in de crypte bewaard. Het beeld van het westportaal is voor restauratie weggehaald.
[8] Halle werd tweemaal bijna geplunderd: eerst tijdens 4 aanvallen en belegeringen in 1488 en 1489 door Filips van Kleef en daarna in 1580 tijdens 2 aanvallen van Olivier van den Tympel, Willem van Oranjes vervanger te Brussel. Toch verdwenen giften aan het Mariabeeld: de schuldigen kent men niet. 2 soorten dieven? De kapel was immers van de kerk terwijl het Mariabeeld van de stad was. Dit laatste is echter een ander verhaal.
[9] Kerkvaders zijn theologen uit de vroege christelijke kerk. Andere grote kerkvaders zijn de 4 van het Oosten. Daarnaast zijn er nog andere kerkvaders.
[10] De andere afbeeldingen zijn op het Moneretabel, op het tintinabulum, gemaakt ter gelegenheid van de verheffing van de kerk tot basiliek, en in de askapel, de vijfde van de 9 kranskapellen.
[11] Voor wetenschappelijke datering van hout zijn er 2 werkwijzen: dendrochronologie en C14-koolstofdatering. Dendrochronologie was geen optie. Het resultaat zou immers niet betrouwbaar geweest zijn omdat er onvoldoende verschillen tussen goede en slechte jaren waren, te wijten aan het feit dat eiken het in Brabant en Henegouwen waar Halle deel van uitmaakte, te goed hadden: vruchtbare gronden, ideaal klimaat en doorlopende uitdunning van het bos of een overvloed aan voeding en licht. Bij C14-koolstofdatering heeft men hout gebruikt van die plaatsen waar nog schors aanwezig is: het hout lag dus dicht bij de kapdatum.
[12] DDAA. De Heilige Schrift. Vertaling uit de grondtekst met aantekeningen in opdracht van de apologetische vereniging Petrus Canisius ondernomen met goedkeuring van de hoogwaardige bisschoppen van Nederland. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. 1973.
[13] De plaatsen van beide kerken zijn sinds lang bebouwd met religieuze gebouwen. De Santa Creu en Santa Eulália is de opvolger van een Romeinse tempel, vroegchristelijke en Visigotische kerken, een moskee en een romaanse kerk. Barcelona, ooit Barcino, was van 410 tot 415 onder Ataulf, getrouwd met Galla Placidia, halfzuster van de Romeinse keizer Honorius, en van 507 tot 567 hoofdstad van het Visigotische rijk. Terrassa, ooit Egara, waar volgens Byzantijns opzet naast de doopkapel van Sant Miquel, omringd met zuilen met laat-Romeinse en Visigotische kapitelen, ook een hof- en een parochiekerk zijn, was van 450 tot de komst van de Moren in 714 een bisdom.
[14] Het zagen van gebogen balken uit rechte zou geen stevig materieel opgeleverd hebben omdat de nervatuur doorbroken zou zijn
26-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
25-12-2008
MIJN PUBLICATIES OVER HALLE ÃN LITERATUUR
BOEKVORM
-[niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60 [metkritische bijdragen van Margreet Janssen Reinen, Ghislain Laureys, Ton Luiting, Jan van den Weghe en Rik Wouters en creatieve bijdragen van Raoul Maria de Puydt, Ghislain Laureys, Edith Oeyen, André Polfliet en Jan van den Weghe]. Kofschip-Kring, Zellik. 1984. -Bogaarden waar meter de velden liefhad [over het gedicht "Maart" van Jan Vanhaelen]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. -De doorlichter van woorden die anders betekenen [o.a. over gedichten van Pieter Delen, Jan Vanhaelen en Nicole Van Overstraeten]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. -De niet-conforme conformist [[uitgegeven als één boek samen met: LAUREYS, Ghislain. De lokstem van het leven. Een bloemlezing [samengesteld door Rik Wouters]]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek en Upsilon, Halle. 1995. -Dit huis heeft geleefd, dit huis heeft doen leven [over het gedicht "Banket" van Pieter Delen]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. -Op een wiebelende evenwichtskabel [over het gedicht "Aan César Vallejo" van Nicole Van Overstraeten]. In: WOUTERS, Rik. De doorlichter van woorden die anders betekenen. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1997. -Schaamteloos en puur als ik ben[over de dichtbundel "Jagen" van Nicole Van Overstraeten]. Casita de la soledad-stichting, Ruisbroek. 1995.
PERIODIEKEN
-[niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60 [metkritische bijdragen van Margreet Janssen Reinen, Ghislain Laureys, Ton Luiting, Jan van den Weghe en Rik Wouters en creatieve bijdragen van Raoul Maria de Puydt, Ghislain Laureys, Edith Oeyen, André Polfliet en Jan van den Weghe]. In: [Over Ghislain Laureys:] t Kofschip [literair tijdschrift], 12, 5, november-december 1984, 17-32. -[niet-vermelde medesamensteller] [Over de Halse dichters Jef Algoet, Emiel Gouffaux, Ghislain Laureys, Felix Leheuwe, Jan Vanbellingehen, Jan Van den Weghe en Rik Wouters] [kritische bijdragen door Raymond Clement (x2), R. Cornelis (x 2), Frits Crombez, Herman De Spiegeleer, Andries Dhoeve, Ton Luiting, Luuk Rademakers en Rik Wouters en poëzie van Jef Algoet, Emiel Gouffaux, Ghislain Laureys, Felix Leheuwe, Jan Vanbellinghen, Jan Van den Weghe en Rik Wouters] In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig literair tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984. -[verschenen onder: redactie]. Afscheid van de [overleden] Halse dichter Ghislain Laureys. In: Kiezel [literair tijdschrift], 4, 13, maart 1995, 35. -De niet-conforme conformist. In: : Argusogen of het geweten van Halle [e-mailtijdschrift], nr. 11, 25 oktober 2002. -Een Hallenaar bezingt zijn stad en geboortestreek in lyrische bewoordingen of kennismaking met de dichtbundel "Het hart van mijn stad" door Ghislain Laureys. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 4, 4, oktober-december 1982, 34-43. -Interview met Ghislain Laureys. In: WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60. Kofschip-Kring, Zellik. 1984. -Interview met Ghislain Laureys. In: WOUTERS, Rik [niet-vermelde samensteller]. Ghislain Laureys 60. In: t Kofschip [literair tijdschrift], 12, 5/1, november-december 1984, 29-32. -Nicole Van Overstraeten in haar queeste naar de vrouw en dichteres in zichzelf [interview]. In: Argusogen of het geweten van Halle [e-mailtijdschrift], nr. 4, 28 april 2001. -Ra ra wie ben ik? (over dichters en hun pseudoniemen)[o.a. over de dichtbundel "De dageraad achterna" van Pieter Delen]. Verschenen in: Kiezel [literair tijdschrift], 3, 10, juni 1993, 28-30. -"Zij hoeven niet te weten, hoe ik treur. / Alleen in mijn gedichten bloedt de wonde." Of Hoe Jan van den Weghe levensproblemen en ellende van zich afschrijft. In: Hallensia [geschied- en oudheidkundig tijdschrift], 6, 4, oktober-december 1984, 19-26.
WEBSITES
-De niet-conforme conformist. Op: www.halle.nu. -De niet-conforme conformist. Op: www.stadhalle.com. -Nicole Van Overstraeten in haar queeste naar de vrouw en dichteres in zichzelf [interview]. Op www.halle.nu. -Nicole Van Overstraeten in haar queeste naar de vrouw en dichteres in zichzelf [interview]. Op www.stadhalle.com.
MIJN PUBLICATIES OVER HALLE, LITERATUUR UITGEZONDERD [+ illustratie]
BOEKEN
-De voorouders van de zwarte madonna. Halle en haar prenatale fase. Casita de la soledad-stichting, Halle. 002. -L. THEVENET onbegrepen schilder van een ouevre vol dagdagelijkse voorwerpen. Xarnego, Halle. 2007.
PERIODIEKEN
-Bedwelmd door kleur en geur [over het Hallerbos van Halle]. In: Pas-uit, Pajottenland, 4.5.2005-18.5.2005, p. 21.
-Commentaar bij Het familieleven op de steenwegen [over de bakkerij van mijn grootouders en tante langs vaderskant, gelegen op de Beestenmarkt 3 te Halle, verschenen in Hallensia, jaargang 26, nummer 2, april-juni 2004, p. 16]. Hallensia, jaargang 26, nummer 3, juli-september 2004, p. 33-35.
-De enige torenwachter van Vlaanderen [van de Sint-Martinusbasiliek van Halle]. In: Pas-uit, Pajottenland, 20.2.2005-9.3.2005, p. 7.
-De littekens van de Sint-Martinusbasiliek [over bouwkundige anomalies aan de Halse Sint-Martinusbasiliek]. In: Pas-uit, Pajottenland, 7.4.2005-21.4.2005, p. 21.
- Den institu. Of was het het college? [over het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Halle]. In: Pas-uit, Pajottenland, 16.6.2005-29.6.2005, p. 13.
-Een bedreigd nietig en mystiek plantje [over maretak]. In Pas-uit, Pajottenland, 6.4.2006-19.4.2006, p. 21
-Een Hallenaar bezingt zijn stad en geboortestreek in lyrische bewoordingen. Of kennismaking met de dichtbundel Het hart van mijn stad [van Ghislain Laureys]. In: Hallensia, jaargang 4, nummer 4, oktober-december 1982, p. 34-42.
-Halle aan de Zenne? [over de overwelfde rivier in Halle]. In: Pas-uit, Pajottenland, 20.10.2005-2.11.2005, p. 19.
-Halle ademt hout [over Open Monumentendag]. In: Pas-uit, Pajottenland, 25.8.2005-7.9.2005, p. 19.
-Halle koestert indrukwekkende historische kern [over het boek Halle 434 met als ondertitel: Inventaris van het stedenbouwkundig er architecturaal erfgoed in de historische stadskern]. In: Pas-uit, Pajottenland, 20.2.2005-9.3.2005, p. 19.
-Het koloniale geheugen van Halle. In: Pas-uit, Pajottenland, 7.10.2005-19.10.2005, p. 11.
-Krotten, carnavalslekkernij uit Halle. In: Pas-uit, Pajottenland, 10.2.2005-24.2.2005, p. 7.
-Louis THEVENET en zijn onopgemerkte verblijf in Halle van 1916 tot 1930. Of een poging om "Wahrheit und Dichtung" rond de poète maudit te ontwarren. In: Hallensia, jg. 30, nr. 4, oktober-december 2008, p. 21-34. -OngheVIIIen verwoorden een oude stad die leven blijft. Gidsen in het Halle binnen de vroegere vesten aan de hand van poëzie. In: Zuidwest-info, nummer 1, maart 2006, p. 11-15.
-Servais: the music never dies [over de Halse cellist Andrien-François Servais]. In: Pas-uit, Pajottenland, 10.3.2005-24.3.2005, p. 21.
-Sint-Martinus versus Maria [over beeldhouwkundige anomalies aan de Halse Sint-Martinusbasiliek]. In: Pas-uit, Pajottenland, 21.4.2005-5.5.2005, p. 21.
-Streekgeschiedenis open en bloot [over het Zuidwestbrabants Museum in Halle]. In: Pas-uit, Pajottenland, 22.9.2005-5.10.2005, p. 21.
-Wie waren dé voorouders van de zwarte madonna? Op zoek naar de oorsprong van Halle. In: Hallensia, jaargang 20, nummer 1, januari-maart 2000, p. 25-31.
EIGEN WEBSITES
-Louis Thevenet (1874-1930): onvolledige catalogus. Een vergeefs poging om de werken van de Halse schilder te inventariseren.http://blog.seniorennet.belouis_thevenet2
RIK WOUTERS (Halle, 2.4.1956) x Lieve (= roepnaam) Godelieve Maria Francisca Vanderbeken (Halle, 5.10.1957) te Halle op 20.12.1980 -Sarah Johanna Afrodite (Halle, 16.11.1985) x [Roel Ceulemans
-Jens Erik Henri (Leuven, 23.3.2013)
23-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
22-12-2008
RIK WOUTERS, HALLE EN MEER
Ik ben op 2 april 1956 te Halle geboren.
Ik ben een 'echte' Hallenaar. Dit betekent dat ik de zoon ben van ouders die binnen de vroegere Middeleeuwse stadmuren geboren zijn er er toen ook woonden, en zelf ook binnen vermelde muren geboren ben terwijl ik er woonde. Spijtig genoeg behoor ik tot een uitstervend ras.
Ik heb het grootste deel van mijn leven in Halle gewoond, eerst op de Beestenmarkt 19 en dan op de Melkerijstraat 45, vooralleer Halle voor enkele jaren te verlaten. Nu woon ik op de Melkerijstraat 7.
1. Ik heb Grieks-Latijn gevolgd. Daarna heb ik het diploma van regent Nederlands-Engels-geschiedenis behaald. Ik ben "Toeristische gids", erkend door "Toerisme Vlaanderen";
2. Op mijn adreskaartje staan in volgorde vermeld:
-"anarchist" wat niet hetzelfde als machtloosheid is,
-"artiest" die slechts weinig met kunstenaar gemeen heeft omdat het ook een levenshouding is, en "dichter" die 11 dichtbundels waarvan sommige ook proza(fragmenten) bevatten, en 4 literaire essays heeft laten verschijnen;
-"catalanist" -een 'flamingant' uit Catalunya- en "flamingant" die ik als eretitels beschouw;
3. Interesses:
-Catalunya in alle mogelijke aspecten;
-Nederlandstalige poëzie met een voorkeur voor de Vlamingen Andries Dhoeve en Guy van Hoof en de Nederlandse Experimentelen en de Vlaamse "Vijftigers" en "Vijfenvijftigers";
-geschiedenis met een bijzondere aandacht voor Halle en de Vlaamse Beweging, Europa, het oude Griekenland, Romaanse kunst en Gotiek, schilderkunst, beeldhouwkunst en bouwkunst, en Spanje en gebieden die een 'link' met Spanje hebben en het Catalaanse modernisme;
-de Guerra Civil of Spaanse Burgeroorlog van 1936 tot 1939, die het echte begin van W.O.II betekende;
-"Mei 1968" en al wat ermee samenhangt;
-muziek: de sixties en de 1ste helft van de zeventiger jaren van vorige eeuw, kleinkunst en sardanamuziek uit Catalunya;
-Catalaanse gastronomie en wijnen;
-elk volk dat opkomt voor het universele recht op zelfbeschikking als Basken, Catalanen,Vlamingen, ...
4. Ik word gestoord door:
-monarchies die a(nti)-democratisch én discriminerend zijn en mensen die ze verdedigen;
-religies en sektes die a(nti)-democratisch én discriminerend zijn en mensen die ze verdedigen;
-extreem-rechts en fascisme die a(nti)-democratisch én discriminerend zijn en mensen die ze verdedigen;
-de Spaanse Partido Popular (what's in an name!) van Aznar en Rajoy die dictator en massamoordenaar Francisco Franco blijven koesteren en de Basken de schuld gaven van de bomaanslagen van Atocha, Madrid;
-politici die bijna allen het woord dat ze dan nog verkrachten, verkiezen boven de daad;
-wat België dat de Vlaamse meerderheid miskent, genoemd wordt;
-door de Franstaligen uit wat België genoemd wordt, die een kunstmatig gedrocht in stand proberen te houden omdat het hun geld waarvoor anderen gewerkt hebben, waarborgt.
5. Ik droom van:
-een onafhankelijk Catalunya;
-een onafhankelijk Vlaanderen of een terugkeer naar de toestand van vóór 1830 toen Nederland en Vlaanderen een eenheid vormden (zou Frankrijk Wallonië willen?!);
-een Europa van gelijkheid: maximumlonen die niet meer dan 3 x het minimumloon bedragen en niet-erfelijke politieke mandaten;
-een Europa van volkeren en niet van vaak kunstmatig-gecreëerde landen waarin fascisme en partijen die er links mee of respect voor hebben, bij wet verboden zijn.
22-12-2008, 00:00
Geschreven door Rik Wouters
21-12-2008
TITELVERKLARINGEN EN GEBRUIKSAANWIJZING
TITELVERKLARINGEN
Dit blog heeft Halle zonder Zenne als titel en grote en kleine geschiedenissen over balangrijke en minder belangrijke levens in een dorp dat zich stad mag én wil noemen als ondertitel.
De titel bestaat uit 2 substantieven, verbonden door een voorzetsel.
Halle is het doelgebied van dit blog. Halle is de naam van de plaats waar ik geboren ben, het grootste deel van mijn leven gewoond heb en nu woon. Onder Halle versta ik het Halle van vóór de fusie in de zeventiger jaren van vorige eeuw. Indien deelgemeentes van wat soms Groot-Halle genoemd wordt, aan bod komen, zal ik Buizingen en Lembeek gebruiken.
Zenne is de rivier waaraan Halle ligt. Waar Halle zou ontstaan, bevond zich gedurende vele eeuwen de laatste natuurlijke rivierovergang stroomopwaarts van de Zenne. De vraag kan gesteld worden of Halle zonder de overgang zou ontstaan zijn.
zonder in Halle zonder Zenne verwijst naar het feit dat niets in de binnenstad die gelijk valt met de ruimte binnen de vroegere, Middeleeuwse omwalling, aan de rivier herinnert. In het begin van de zestiger jaren van vorige eeuw werd de Zenne immers overwelfd.
De keuze van de ondertitel is weloverwogen.
Het blog handelt over geschiedenissen en levens.
Er zijn grote en kleine geschiedenissen: belangrijke historische feiten en anekdotes.
Er zijn belangrijke en minder belangrijke levens. levens mag niet beperkend geïnterpreteerd worden. Het kan het leven van mensen betekenen, maar ook van kunst, gebouwen, .
Ik noem Halle een dorp dat zich stad mag én wil noemen. dorp verwijst naar het (te) vaak bekrompen karakter van de inwoners. stad betekent dat Halle zich, in tegenstelling tot plaatsen die gemeentes zijn, op basis van haar verleden stad mag noemen.
Halle is een dorp dat zich stad mag én wil noemen. mag verwijst naar het verleden dat de term stad rechtvaardigt. stad betekent dat Halle zeer bewust die term gebruikt om zich te profileren en te onderscheiden van de omringende gemeentes. én beklemtoont dat Halle de term stad met fierheid voert.
GEBRUIKSAANWIJZING
De bedoeling is dat dit blog 4 soorten bijdragen over Halle in de breedste zin van het woord zal bevatten:
-door mij elders, al dan niet in aangepaste vorm, gepubliceerdebijdragen;
-andere bijdragen van mezelf;
-bijdragen van derden;
-foto's en andere illustraties.
Titels en ondertitels van boeken, artikels, ... en kunstwerken worden tussen "..." vermeld. Citaten worden cursief afgedrukt; een / duidt het einde van een regel aan, voor zover die aanduiding belangrijk kan zijn.
Reacties (aanvullingen, rechtzettingen, verbeteringen, foto's, afbeeldingen, ...) zijn steeds welkom.
Bijdragen van derden kunnen ingekort worden. Ze worden in de mate van het mogelijke opgenomen.
In het "Gastenboek" blijven slechts die inzendingen die het in positieve of negatieve zin in hoofdzaak over de inhoud van het blog hebben, bewaard. Dit betekent echter niet dat algemene, maar verwijderde aanmoedigingen door bezoekers in het "Gastenboek" geschreven, niet zouden gewaardeerd worden.
De bijdragen zijn van Rik Wouters, tenzij anders vermeld.
Uitgebreide (volledige artikels) en korte(re) reacties (anecdotes, aanvullingen, weerleggingen, rechtzettingen, verbeteringen, illustraties, afbeeldingen, ...) van derden zijn steeds en meer dan welkom. Ze kunnen via de rubriek "E-mail mij" hieronder ingezonden worden. Ze worden in de mate van het mogelijke al dan niet ingekort opgenomen of met verwijzing van de inzender artikels verwerkt.
Over mijzelf
Ik ben Rik Wouters
Ik ben een man en woon in Halle (Vlaanderen) en mijn beroep is artiest, dichter, literair criticus en plastisch kunstenaar.
Ik ben geboren op 02/04/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onder meer Catalunya én Barcelona in alle mogelijke aspecten, Nederlandstalige literatuur, 'Brabants fauvist' Louis Thevenet, geschiedenis in het algemeen en de geschiedenis van Halle in de breedste betekenis van het woord, ... .