Mijn aarde raakt mijn huidknie, okerrots, woestijn, lipgesloten dood; aan de overkant hijgt Jozef in de sipresfluit. Winden brandend zand, olijfolie, melkschaap en angstsnik van het zieke kind, de regen zaait leven. Wees blij, Maria, middag van de mensen. Jozef, lieveling ? houtschaafsel van uw zachte vingers in mijn haar. Jozef, ik hou van u, en Jahwe lacht in ons. Jahwehs hand streelt u in mij, mijn schoot, mijn hart. Aan de overkant hijgt jozef in zijn sipresfluit. De liefde heeft zich uitgestort in mij. God omspoelt mij, rots is zee geworden.hemelhete explozie, leven, en alles wordt herschapen. Dit was dus de ongenoemde dauw op het rauwe rouwen van ons eenzaam sterven. Jozef, jahweh is, wij zijn, ik ben, gij rust, gij hijgt, gij speelt niet meer, de sipresfluit is dood. Hoe kan dit alles ? lieveling, uw huid staat vragend om eeuwen geloven en vragen gespannen. Van de eerste tot de laatste mens. In onze wonden gaan geronnen korsten bloed terug genezend vloeien, en ik, vrouw, ik sta, ontvangend, behoedend, gevend, dragend,wiegend, zorgend, troostend, lachend in de uitgedoofde regenwind, stil gespannen in mijn bloesemende blijheid, gezegend voor u, wij hebben ja gezegd aan god. speel, mijn lieveling, speel op uw sipresfluit, ik dans voor u, los, juichmens, vrij, vreugdehart, grote dingen heeft de heer aan mij gedaan, hij lacht ons in een nieuwe morgen,en alles is schoon en goed en waar. Wij waren ongeneeslijk ziek aan dood, nu heft het leven zich juichend rood, speel, jozef, lieveling, Maria danst op de bloemenbodem van de feestzee en in de wierweiden gaat de goede herder. Omhoog! Stijgen bovenuit, explozie, verrassing, verwondering, aaaa, alles nieuw en anders, gods kraaiend kind in nazareth en betlehem, feestsinjaal. De deuren van de tijd gaan nooit meer toe, levensfeest in eeuwigheid. God is met ons altijd, jozef, mijn lieveling. Ja, Maria! mijn huidhand raakt de hemel.
|