De volgende dag, zondag 30 januari 2011, begint onze rondreis. We hebben gelukkig een andere en moderne bus. We zijn met 27, en onze reisgenoten zijn allen stipte en aangename mensen. Velen van onze leeftijd, ook een paar jongere koppels. Onze reisleiding bestaat uit Daniël uit Leuven die al vanuit Zaventem met ons mee is, onze Indische gids voor één dag Manu, onze buschauffeur en de busboy. Deze laatste zorgt voor fris water, schoonmaak van de bus en is steeds behulpzaam bij het in- en uitstappen van de bus. We rijden van ons hotel uit, terug langs diezelfde slechte stoffige weg en doen onze eerste indruk op van India bij klaarlichte dag. Chaos, files, lawaai, we moeten er nog aan wennen. We weten niet waar eerst gekeken. Bijna iedereen, voetganger, fietser of chauffeur is gewikkeld in een bruinachtige deken. Het is nog vroeg in de morgen, mistig en nog koud. Overdag wordt het wel al tussen de 25 en de 31 graden . Overal langs de weg zitten mensen rond vuurtjes die ze maken met allerlei afval, daarom dat er ook overal een rookgeur hangt. We zitten middenin het drukke verkeer : roestige maar zeer mooi versierde vrachtwagens, fietsers, roekeloze tuctucs, bromfietsen met gans het gezin erop ( je ziet er zelden 1 of 2 personen op een bromfiets ) kamelen, magere paarden en ossen die overbeladen karren trekken, en daartussen loslopende koeien, varkens en honden. Veel mensen zwaaien naar de bus , ze zijn er wel blij met de toeristen. Als je een andere wagen wil voorbijsteken dan toeter je gewoon dat staat ook op iedere vrachtwagen : horn-blow please - ook in de verkeerde rijrichting rijden is er heel gewoon. Ongelooflijk dat er niet meer ongelukken gebeuren.
>
Ik ben ook verwonderd over het aantal koeien dat door de straten strekt, zoveel had ik nooit verwacht. De eigenaar houdt de koe bij zolang ze melk geeft, als ze oud wordt en niet meer van nut kan zijn, dan wordt ze losgelaten en de wijde wereld ingestuurd. Een indoe eet immers geen vlees ; soms kan een koe verkocht worden aan een moslim, maar dat kan de indoe niet goed over zijn hart krijgen want ieder levend wezen heeft een ziel, en die ziel van een koe is evenveel waard als die van een mens, redeneert hij. Dus moeten de koeien zelf hun eten zoeken langs de straat, waar veel afvalbergen liggen met papier en plastiek. De koe eet het plastiek op samen met de afval, en na een tijdje sterft ze eraan. Overal zijn er open riolen langs de weg, waar de Indiër vanalles inkiepert. Van de vele honden die wij langs de straat zien lopen, zijn er vele erg aan toe met open wonden en gezwellen. We gaan die dan ook gedurende onze reis steeds met een grote boog uit de weg.
Na een tijdje zijn we buiten de stad en komen we in een streek die al wat groener is en zie je velden vol gele bloemen, het lijkt op koolzaadbloemen, waarschijnlijk voedsel voor het vee. We zien vele vrouwen in bonte saris die koeienvlaaien verzamelen, deze mengen met geknipt stro en er in een schaal een mooi rond model aan geven. Deze platte vlaaien worden dan te drogen gelegd op muurtjes of hagen, en daarna kunstig opgestapeld. Dat dient dan als brandstof om hun potje te koken.
Als onze bus ergens stopt voor een overweg of verkeerslichten, worden we overstelpt door bedelende kinderen en volwassenen. Op aanraden van onze reisleider geven we ze geen geld, maar wel stylos, shampoo of zeepjes uit de hotels, of ballonnen, daar zijn ze zeer blij mee. Tijdens de weekdagen vroegen wij aan de kinderen die kwamen bedelen of ze dan niet naar school moesten. Altijd was hun antwoord : no school, no papa ! De gids legt ons uit waarom het verkeerd is om geld te geven aan de kinderen : als ze dagelijks met geld thuiskomen, dan worden ze zeker niet naar school gestuurd, en degelijk onderwijs is de enige mogelijkheid om uit de armoede te geraken.
Vandaag is ons eindpunt Mandawa, dat is gelegen op zon 300 km van Dehli en we doen er ongeveer 6 uur over om er te geraken. De weg is immers zeer slecht en we krijgen een lekke band. Dit geeft ons de gelegenheid om een van de vele steenbakkerijen te bezoeken terwijl de band vervangen wordt. Alles gebeurt hier nog met handenarbeid en het zijn meestal de vrouwen die het zware werk doen. De werknemers worden per steen betaald en laten zich aan ons bezoek niet veel gelegen maar doen ijverig verder. Alhoewel zaterdag en zondag rustdagen zijn, wordt er ook dan hard gewerkt, anders verdien je niets. Het valt ons steeds op dat op bouwwerven, bij wegenwerken, enz. het steeds de vrouwen zijn die zwaar werk doen, gehuld in mooie saris. Een hoop bouwmaterialen of zand wordt verplaatst met een soort waskom die ze op hun hoofd dragen. Alles is er zeer arbeidsintensief. De mannen liggen langs de weg op een soort tweepersoonsbed - een frame met daartussen zware elastieken geweven - in groepjes te keuvelen of te kaarten. Nooit zie je een vrouw die niets aan het doen is. In de hotels zie je enkel aan de receptie vrouwelijk personeel, we hebben geen enkel kamermeisje gehad op gans onze reis, de kamer werd steeds gepoetst door mannen.
In de namiddag komen we aan in ons hotel. We logeren in Mandawa Castle, dit is gedeeltelijk hotel en gedeeltelijk nog bewoond door de maharadja. Een maharadja is een koning, die heeft momenteel geen macht meer , maar is wel nog schatrijk. We logeren in mooie ruime kamers met vele nissen en insprongen, en we slapen heerlijk in een hemelbed.
(Hotel Mandawa Castle. Zicht vanop de binnenkoer en op de toegang naar onze kamer )
Na de lunch (om 16.00 uur) en onze installatie in het hotel bezoeken we de stad, we zien mooie oude koopmanshuizen versierd met prachtige muurschilderijen.
Voor de eerste keer wandelen we tussen de koeien, de bedelende kinderen en de hardnekkige verkopers. We krijgen stilaan een idee van India. Om 20.00 u. hebben we een buffet en iedereen gaat vroeg slapen, we hebben immers nog wat slaap in te halen. In onze kamer, met marmeren vloer en muren, is het amper 16 graden, maar het belet ons zeker niet om een verkwikkende nachtrust te hebben.
|