De rijm parelt langs de donkere takken begeesterd door de schittering van de zon die even door het grijze blauw komt kijken naar datgene wat de winter net begon
Een eenzame vogel kriskrast door het ijle het water ligt verscholen tussen 't gekraakte riet dat eerder nog glunderend stond te wuiven naar alle overvloed die de zomer achterliet
Nevelen slierten over de verlaten velden berijpen breekbaar het stugge gras waar pas nog beestjes zich te pletter aten aan alle voedsel dat daar maar te vinden was
Ijs bloemt statig op zovele ruiten piekt gracieus in lange slierten naar benee miljoenen witte vlokjes dansen langzaam wiegen de wereld in peis en vree
Het schemerlicht komt ijlings aangegleden omsluit voorzichtig dit winterwonderland dan ineens spatten miljoenen sterren in de hemel en één steekt er die kristallen lucht in brand
©
|