Op weg naar de wijsheid is de eerste stap stilte; de tweede luisteren; de derde onthouden; de vierde oefenen; de vijfde onderwijzen aan anderen. - S.Ibn Gabirol
De nacht dekt je toe, je hoeft niets te vrezen
De wereld rondom je draait gewoon rustig door
Morgen klaart de zon weer als vanouds uit het oosten
De vriendschap die ik je schenk, die sleept je erdoor! - Ive
Ive's Carpe Diem
Even tot rust komen ...
01-06-2012
Spiegeling
Zie hoe de wolken zich grijzend spiegelen in het deinende water dat zo vurig brandt waar de zon in het westen is verzonken Rood glijdt een gloed over het verlaten stvand
Kabbelende golven ruisen zachte woorden ze dansen zich tot een roes van schuim Het zwarte zwerk knipoogt heldere sterren Een meeuw krijst de magie uit het hemelruim
Een briesje fluistert een zweem van herinneringen Haar stem streelt kozend
terwijl de wereld zwijgt Ze gaat over in een elegie vol lyriek en heimwee Is dit nu alles waanzin of iets dat naar perfectie neigt
Mijn twee oogappels, mijn kleinkinderen, mijn ongelooflijk kostbare schatten.
Het eerste lentezonnetje kleurt blosjes op hun wangen en hun joelende stemmetjes verwarmen mijn hart en mijn hele leven.
Ik mag er niet aan denken dat hen iets zou kunnen overkomen; dat ik ze kwijt zou raken, net nu ik ze echt begin te kennen.
Onze kleindochter van 7, die eind deze maand haar communie doet, en haar broertje van twee.
Ze zijn - als je ze zo bezig ziet tenminste - geboren om kattenkwaad uit te halen, al denk ik niet dat hun ouders het daar mee eens zullen zijn.
Ik merk hoe vertederd ik telkens weer ben als ik ze in mijn nabijheid heb. Hoe ik hunker naar hun knuffels en hoe ik altijd opnieuw over mijn hart strijk als ze dan toch eens iets hebben gedaan dat nu niet persé hoefde.
Ze zijn geboren om mensen te worden die hun sporen zullen nalaten in het zand; die een steen zullen verleggen op aarde; die hopelijk heel oud mogen worden, maar bovenal ook heel gelukkig. Die mij zullen overleven
Ik màg er gewoon niet aan denken dat hen iets zou kunnen overkomen. Dat ze getekend zouden worden door het leven of meer nog dat ze van de ene op de andere dag zouden verdwijnen uit mijn leven.
Nog nooit was de stilte zo allesomvattend.
Nog nooit was de stilte zo beklijvend, zo intens voelbaar
Ik ben zomaar een vrouw, zomaar een moeder, zomaar een oma
Ik ben rijk, ontzettend rijk èn dankbaar, zo immens dankbaar.
Want ik heb kinderen en kleinkinderen en voor hen ga ik door het vuur.
Als het er op aan zou komen, dan was ik een leeuwin die zou vechten voor haar welpen.
Maar wat kan je doen als oma, als moeder wanneer je je kinderen overleeft?
Hoe kan je vechten als een leeuwin, als je klauwen zijn afgebroken en je hart is uitgerukt?
Hoe overleef je het als je zoon of je dochter sterft, net op het moment dat je hen weer in je armen zou willen sluiten, na een deugddoende vakantie, waarop je hen zo hebt gemist?
Ik weet het niet. Ik kan het me ook niet voorstellen.
Hoe moet het voelen dat je als papa, als mama, als broer of zus, als opa of oma, als mens die zijn kind zo liefheeft hoe moet het voelen als je dat kind verliest in een busongeluk op weg naar huis?
Die mokerslag; dat ongeloof; dat allesomvattende verdriet van ik zie hem of haar nooit meer terug
Als de pijn die ik voelde; die wij - Vlamingen en Walen tezamen: Belgen voelden, zo allesoverheersend en misselijkmakend is, hoe moet het gevoel dan zijn als je een ouder bent of familielid.
Soms vraag ik me af hoe het verder moet met deze wereld.
Hoe het komt dat de mensen mekaar vaak niet meer kennen. Je collegas, je dorpsgenoten, je buren, vaak lijken het haast vreemden.
Een goeie dag zeggen kost voor sommigen vaak al zon moeite, om dan nog maar te zwijgen over mekaar eens uit de nood helpen.
In files rijdt men naar het werk toe om er de dagtaak naar zijn/haar beste vermogen uit te voeren, wat dan dikwijls nog niet voldoende is. En s avonds sjort men vaak moe weer terug naar huis, in eenzelfde sliert van autos of met het openbaar vervoer, dat zijn reizigers vaak allesbehalve klantvriendelijk bejegent.
En juist voor het gebruikelijke partijtje sporten, is er vaak nog net de tijd om de kinderen via het bad in bed te stoppen. Of er dan soms nog een verhaaltje voorlezen af kan of een ander amusant tijdverdrijf met de rakkertjes, is veelal nog maar de vraag.
Dan wacht er nog het noodzakelijke presteren in het huishouden of misschien toch nog wat ontspanning en voor je t weet lokt het eigen bed je weeral, voor de broodnodige nachtrust, die je, hopelijk, toestaat om morgens gezond weer op te staan.
Blijft er dan nog voldoende tijd over om te relaxen, te genieten van al die mooie dingen in het leven, maar vooral ook om te genieten van diegenen die je immens graag ziet?
Van je kinderen, je oogappels, je opstandige rebellen of je gehoorzame volgelingen; je stille, rumoerige, creatieve, slordige, mooie, lieve, stoute, ongelooflijke schatten die je zo graag ziet?
Toen ik zag hoe wij allemaal, als in één blok, meeleefden met de ouders en families van de 22 kinderen - onder wie 6 Nederlandse -en zes volwassenen, wel toen kreeg ik het koud. De pijn golfde over ons heen als een ijskoude wind die voelbaar was tot in Europa, tot over de hele wereld.
En toen wist ik dat het met ons, mensen, allemaal nog goed kan komen.
Er is nog menselijkheid!
Ik kijk door het raam naar mijn oogappels, mijn lieverds en ik hoop dat ze zich niet bezeren bij het spelen.
De tulpen staan in hun prachtige kleedje te stralen en het lijkt wel of ze de groene helleborussen omarmen als waren ze dikke vrienden, terwijl de forsythia boven hen bellefleurt dat het een lieve lust is.
Dat alles gebeurt ter ere van al die oogappels die stierven in Sierre.
Het leven wriemelt volop van begeerte hunkert geestdriftig naar het prille lichtfestijn Wat bonte tulpen stuwen zich naar boven maken zich volledig op om magistraal te zijn
De bladerknoppen botten tot heuse kroonjuwelen en t hemeldak gloort boven elke bloesemknop Een handvol madeliefjes schuwen kinderhandjes wat kakelverse kuikentjes volgen mama in galop
Nog even voor alle bloemen weer gaan bellefleuren voor de kersen rijpen tot dat prachtig karmozijn de winter is weer uit mijn oude boom verdwenen lente stoeit en zomer wenkt, laten we weer euforisch zijn
Het zijn de dagen die vervagen
gewoon zijn gangetje gaan of toch,
toch hangt iets in de lucht
vol broosheid, pril
maar ook zo voelbaar
in je botten, in je aderen
het stroomt
beetje bij beetje
tot het explodeert.
Vandaag, zo voel ik het
proef ik even de lente
tussen nat en fris en
zon
Morgen, wie weet
maakt ook niks uit
zag ik daar een lach
een lach op jouw gezicht
jij voelt het dus ook
Weet je oma, zei onze
kleindochter me enige tijd geleden ik wil later geen babys. Babys
krijgen is niet leuk want dan moet je naar het ziekenhuis en dat wil ik
niet, echt niet.
Verbaasd keek ik haar aan, maar in feite wist ik al wel hoe ze hier
over dacht want het was niet de eerste keer dat ze me dit
toevertrouwde. Het logische gevolg voor haar van een baby krijgen is
dat je, net zoals haar mama bij de geboorte van haar broertje vorig
jaar, naar het ziekenhuis dient te gaan.
Bij opa en oma logeren is erg leuk en ze doet dat zoveel als ze kan,
maar wel liefst op die ogenblikken dat ze zelf mag kiezen. Als je mama
echter naar het ziekenhuis dient te gaan om een baby te verwelkomen en
je moet haar missen gedurende bijna een ganse week, dan lijkt dat heel
wat minder aangenaam. Alhoewel haar grootouders haar altijd wel hebben
vertroeteld en opgevangen, ze heeft zich toen ongetwijfeld iedere dag
wel weer afgevraagd of haar mama wel terug zou komen en haar nog even
graag zou zien met die nieuwe baby. Daar ben ik nu van overtuigd.
Ziekenhuizen, ze moet er niet van weten. Die deugen volgens haar langs geen kanten.
Haar opa heeft er chemo gekregen enkele jaren geleden en die grote
snede in zijn buik: dat zijn de cadeautjes die je in een ziekenhuis
krijgt.
Ze is vijf jaar maar in haar jonge leventje heeft ze al wel het één en t ander moeten meemaken.
Noodgedwongen. Wat weet een kind van 5 nu eenmaal ook over de ware
toedracht van ziekenhuizen in t algemeen en dokters in t bijzonder.
Al die keren was haar opa, haar troetelpaard van dienst van toen ze
nog zo klein was. Hij was het die ze aaide en te eten gaf toen hij
ziek was en diende te rusten na zijn zware operatie. Haar paardje dat
niet anders kon, te moe was om andere dingen te doen en die zij op haar
eigen kinderlijke manier heeft verzorgd en helpen genezen.
Ze is schrander, denkt veel na en redeneert logisch. Té logisch soms
vind ik, maar in haar herken ik zoveel van mezelf, hoe ik was als kind
en hoe ik zelfs nu nog veel te veel blijf overdenken.
Ik wil ook geen auto leren rijden later vervolgde ze. Ik hou niet
van autorijden. Als ik ergens naar toe moet dan ga ik wel te voet of
neem ik de fiets. En ik ga ook niet werken!
Wil je niet gaan werken later? vroeg ik haar lachend. Nee, ik ga niet werken.
Maar als je dan geen babys wil en je wil niet werken later, dan ga je
je vervelen hoor, zei ik haar. Wat ga jij dan de hele dag doen als je
niet meer naar school moet? En je gaat ook geen centjes verdienen als
je niet gaat werken om eten te kopen en klederen.
Ach, oma, er zijn zoveel dingen die ik zal doen net als jij en ik heb
ook al zoveel centen in mijn spaarpot die ik allemaal heb gekregen. Ik
kan maar best ook wat centjes geven aan Haïti. Ik heb er toch zoveel en
de aarde heeft daar zo erg geschud. Mama heeft het ook gedaan. Ze heeft
het zelf gezegd. We hebben zoveel en die mensen hebben zelfs geen
huizen meer.
De denkwereld van een kind kan toch zo eenvoudig zijn en bijgevolg ook zo logisch.
Ze heeft het hart op de goede plaats zitten. Dat weet ik al langer. Wat
ik ook al langer weet is dat ze binnenkort wel vergeten zal zijn dat
wij zoveel meer hebben dan die arme kindjes, als ze weer eens iets
anders wil eten als ik haar een bepaalde groente voorschotel of liever
een snoepje zou hebben.
Onze kinderen zijn zo verwend en weet je, we hebben het hen zelf allemaal zo aangeleerd.
Alle luxe, de keuzes in overvloed, het niet altijd ja knikken en zeggen als men je vraagt om iets tegen je zin te doen.
We hebben hen geleerd om het goed te hebben; om het beter te hebben dan
wij zelf en zoveel meer te hebben dan onze ouders, grootouders, dan de
mensen die de oorlog hebben meegemaakt.
Hebben wij hieraan goed gedaan? Ik geloof het wel, al moet ik
eerlijkheidshalve zeggen dat ik soms versteld sta van wat bepaalde
kinderen in deze tijd allemaal niet durven eisen van hun ouders en
omgeving.
Wij mogen niet klagen, onze kinderen en kleinkinderen hebben het lang
niet slecht. Ze zijn ook vriendelijk als ik de mensen zo hoor zeggen.
Dàt vind ik persoonlijk een goede verdienste. Wij hebben er voor
gezorgd dat onze nakomelingen bijzondere mensen zijn met het hart op
de juiste plaats.
Bijzonder in de betekenis van goed en bereidwillig om anderen een plezier te doen; om er te zijn als men ze nodig heeft.
Ze dienen wèl te gaan werken. Ze hebben niet het geluk gehad om zoveel
centjes te hebben gekregen van hun ouders dat ze nooit meer hoeven te
presteren om te voorzien in hun dagelijkse behoeften en de luxe die
wij hun ongetwijfeld hebben gegeven.
Ze hebben het nooit zo ver geschopt dan mijn kleindochter, die haar toekomst heel anders tegemoet ziet.
Maar één ding hebben ze wel met haar gemeen: ze zien mij graag en laat
dat voor mij nu net het bijzonderste cadeau zijn dat ik mij in heel
mijn leven maar kan wensen.
Je hoeft echt niet te denken dat een bui altijd met het weer te maken heeft. Bijlange niet! Buien kunnen evenzeer te maken hebben met de mens. Maar vaak hebben dié buien dan weer te maken met het weer. Als de zon schittert in een hemelsblauwe lucht, dan stralen de meeste mensen ook als een aureool rond een heiligenbeeld. Ze voelen zich goed in hun vel, zijn goedgeluimd en tevreden en ook al doet hun hoofd wel wat zeer of zijn hun knoken een beetje stijf, wat kan hen dat ook allemaal schelen. Ze draven door het leven als jonge veulens in een sappig groene weide en projecteren hun problemen door een fuchsiaroze bril, rècht de vergeetpunt in. Hun glimlach reikt tot ver buiten hun veelal verkrampte gezicht en hun ogen schitteren als diamanten die net werden opgeblonken door een overijverige diamantenoppoetser-van-dienst tegen 180 in d'uur. Ze grijpen voor hun kleding naar kleuren waar een regenboog bij zou verbleken en zijn zo vriendelijk tegen alles en iedereen, dat verbaasde blikken hun goedkeurend aankijken. Mensen zijn dan in een 'goeie' bui! Als men echter 's morgens uit bed stapt en de wereld ligt er grauw en troosteloos bij; verzopen onder de liters regen die 's nachts uit de bewolkte lucht naar beneden kwamen vallen, dan is de mens maar al te vaak geneigd om dadelijk rechtsomkeer te maken richting slaapstee en zich vervolgens terug onder de dek-, dons- of andere dekens te installeren om er nooit meer uit te komen. Vermits dit echter niet altijd te vereenzelvigen lijkt met de plicht des levens, zetten de meesten onder de werkende of studerende (natuurlijk) mensenmassa een gezicht op als een regelrechte donderwolk-met-migraine om er vervolgens de hele dag de pest in te hebben. Ze slepen zich als het ware naar de badkamer, grijpen de eerste de beste donkergekleurde oufit die ze in hun buurt tegenkomen en lopen er met een gezicht bij dat lijkt op een moordenaar die naar de dodencel wordt geleid en zijn in staat om wie of wat er voor hun voeten loopt een trap te geven en de huid vol te schelden zodat deze slachtoffers ter plaatse zowat gereanimeerd dienen te worden. Die mensen zijn dan in wat men noemt 'een slechte bui'! Het wordt hier natuurlijk door mij allemaal misschien wel wat te extreem voorgesteld, maar één ding is wel waar : net zoals het weer heeft ook de mensheid dus inderdaad last van 'buien'; goede zowel als slechte. De meesten onder ons zijn hier echter nog niet aan gestorven; hebben er zelfs nog niet al te veel aan overgehouden. Er zullen er ook weinigen zijn in hun directe omgeving die het ook niet hebben overleefd. Zelfs de huisdieren die op dàt moment in de buurt waren, hebben er waarschijnlijk geen gebroken botten aan overgehouden of werden niet finaal platgeknuffeld. Wat ik maar wil zeggen is dat het weer wel degelijk invloed heeft op het humeur van de mens. Ach, het beste is dat het weer ook maar z'n gewone gangetje gaat. Geen dodelijke sneeuw- of ijzelstormen in de winter; geen te erge maartse buien of aprilse grillen in de lente; geen verzengende hittegolven of verwoestende onweders in de zomer, maar ook geen zware stormen of onzichtbare mistbanken in de herfst. Wat wil een mens nog meer ? We hebben het echter niet altijd voor 't zeggen hé en dat is maar goed ook. Als we ons nu ook nog met het weer konden bemoeien, dan kwam het zeker nooit meer goed. De mens wordt immers gewoon té slim; veel te slim! Maar vooral ook veel te bemoeiziek en dat moet uiteindelijk wel naar zijn eigen ondergang leiden. Mensen, trek je in elk geval niet al te veel aan van het weer. Mocht morgen de zon niet schijnen, ga er dan alstublieft niet bijlopen als een donderwolk-op-retrour. Grijp voor mijn part de eerste de beste verschijning die je tegenkomt eens goed beet (is die verschijning dan ook nog knap om zien, dan is dat weeral mooi meegenomen) en geef me daar een smakkerd ... je zult zien : jouw bui verdwijnt als 'sneeuw voor de zon'! Je kan natuurlijk ook wel een oorveeg krijgen, maar kom ... da's bijzaak.
Waar hemelhoog in romig wit satijn de bomen uitbundig staan te pronken en met hun donkere basten torenhoog naar de lente staan te lonken
Waar zilverbeken grauwig grijs gevuld zijn met godvergeten tranen meewarig neuriën op de zoete wijs van de wind die fluistert door de lanen
Waar kinderstemmen in oranje gloed joelend de kille winteravonden kleuren daar slenter ik met overvol gemoed laat me bedwelmen door al die geuren
Waar de aarde sluimert in innerlijke rust en barre koude wasemt door de ijle lucht een pril klokje piepend de sneeuw weer kust daar sla ik - vol ontzag - een hele diepe zucht
Er kwam een dom blondje bij de kapperszaak met een koptelefoon op haar hoofd. De kapper vroeg of ze haar koptelefoon af wilde zetten, maar zij wilde dat niet doen. Dus begon de kapper maar te knippen.
"Doe die koptelefoon nu af!" zegde de kapper, maar ze weigerde nog steeds.
Tijdens het knippen viel de koptelefoon er af en ... het dom blondje viel dood neer.
De kapper luisterde in de koptelefoon en hoorde toen een stem: "adem in adem uit, adem in adem uit, adem in ..."
Toen besefte ik dat doodgaan oneindig zoveel meer is dan dat kleine beetje sterven dat afscheid nemen van
De dingen die je omringen de wonderen die je niet eens zag de mensen die je voorbij ging zomaar, op een doordeweekse dag
Het gloren van iedere nieuwe morgen de warmte van een zo vertrouwd gebaar de herfstgloed van wat karmozijnen rozen of het koesterend strelen door je haar
Doodgaan is te moeten missen vooral hen die je zo hebt liefgehad het kerft genadeloos diepe wonden vervaagt alles wat je eens aanbad
De rijm parelt langs de donkere takken begeesterd door de schittering van de zon die even door het grijze blauw komt kijken naar datgene wat de winter net begon
Een eenzame vogel kriskrast door het ijle het water ligt verscholen tussen 't gekraakte riet dat eerder nog glunderend stond te wuiven naar alle overvloed die de zomer achterliet
Nevelen slierten over de verlaten velden berijpen breekbaar het stugge gras waar pas nog beestjes zich te pletter aten aan alle voedsel dat daar maar te vinden was
Ijs bloemt statig op zovele ruiten piekt gracieus in lange slierten naar benee miljoenen witte vlokjes dansen langzaam wiegen de wereld in peis en vree
Het schemerlicht komt ijlings aangegleden omsluit voorzichtig dit winterwonderland dan ineens spatten miljoenen sterren in de hemel en één steekt er die kristallen lucht in brand
En ieder jaar geprangd tussen de anderen met je geur en zoveel houden van al lijkt het leven te veranderen ik zie nog vaak die jonge man
Het buikje puilt wat onder sexy hemden hippe snit vergoeilijkt grijzend haar al blijft nog weinig van je slanke lende omarming lukt nog in een lief gebaar
Rust koelt soms beschamend bittere woorden verkwikt meermaals alle levensdrift 't geloof in elkaar nog altijd toebehoren liefde is echt, iedere nieuwe dag een gift
Het zijn je ogen die mij telkens weer vervoeren, beroeren en keer op keer tonen dat liefde echt is, zo oprecht is zo immens trouw en met een hemels blauw, je oma houdt zielsveel van jou
Hopelijk wordt je dit jaar zelfs niet eens 1 dagje ziek
Dat 2009 een knaller wordt, een topper van formaat
Mijn allergrootste wens is dat het jou gewoon heel erg goed gaat!
**********
Lieve mensen, vrienden.
In 2008 werden wij - ons gezin- opnieuw geconfronteerd met een hele ernstige ziekte.
Vele chemokuren later, hopen wij, dat het tij kan keren en dat wij mogen genieten van toch nog (vele) gelukkige jaren tezamen.
Door deze nieuwe beslommeringen, ontbrak mij de moed en kracht om mijn blogs bij te houden en ook om de vele andere blogs en de makers ervan, die ik een warm hart toedraag te bezoeken en hen mijn vriendschap te betuigen.
Sorry hiervoor, maar ik hoop en denk wel dat jullie dit begrijpen.
Ik wens jullie in ieder geval hele warme feestdagen toe en hoop maar één ding voor 2009 en dat is dat jullie ongelooflijk gelukkig mogen zijn en kunnen genieten van al die dagdagelijkse, kleine dingen waar we zo vaak aan voorbij gaan!
Een hele dikke knuffel voor jullie allemaal en al diegenen die je zo graag ziet!
Waar is de ochtend nu die ik voor je reserveerde de blauwe kimstreep die op mijn netvlies blijft gebrand De prille dauw die rijkelijk diamantjes heeft getoverd gratis voor niks in mijn eigen gelukzalig toverland
Waarom kruidden de geuren nu mijn dagen niet met blijheid lijken de vlinders niet te dansen in de broosheid van het morgenlicht Zelfs de bloemen hebben voor mij hun schoonheid totaal verloren waar zijn de wonderen die het leven zelf elke dag opnieuw verricht
Waar haal ik het lef vandaan om mijn ogen zo onbeschaamd te sluiten om niet te zien hoe de aarde bronst in een kleurige waas vol bloemenpracht Straks zal ik in de oranjerode avondgloed mijn tranen voor je niet meer verbergen en in de klaarte van het prille ochtendlicht hou ik van jou, als je weer eens naar me lacht
Hoe in de avond zacht de klaarte glijdt de bomen obstakelend horizonten kleuren en wij onstuimig en van alle zorg bevrijd likkend de regen proeven en zijn wondere geuren
Hoe wij vanonder een grijs flanellen sprei als een Debbie en Gene door de druppels springen en buitengewoon vals maar zo intens blij over dansen en regen en echte liefde zingen
Hoe ik goed gek en waarschijnlijk te oud mij net nu niet stoor aan al die vragende blikken en juist datgene doe waardoor jij van me houd tussen deze oma en jou zal het toch altijd klikken
Als liefde raakt tot in iedere vezel dan lijkt de weg veel minder zwaar samen halen we de eindstreep we houden toch zielsveel van elkaar
Jij gaat en ik zal met je meegaan geloof me, ons krijgen ze niet uiteen onze hoop zal de vesting stevig bouwen de steile weg ga jij niet alleen
Ons rotsvast geloof haalt de overwinning onze verbondenheid maakt ons samen één jij en ik, een stel met mekaar verweven liefste, voel toch dat ik het meen!
Hou me even vast, nog voor het ochtendgloren
in onbedekte termen bekras je zo mijn ziel
ik weet jij redt het wel, toch voel ik me verloren
bezinder voluit mijn zinnen, vol kracht en ook fragiel
Hou me even vast, nog voor de nacht herademt
in onbedekte schaamte ervaar ik iedere zucht
ik voel jij hebt je levensdrift in bundeling verzameld
onder heup en leden klaart een rimpelloze lucht
Hou me even vast, nog voor de stilte wordt verdreven
in poreuze tederheid puur ik volmaakte harmonie
ik weet jij trekt in tijd je sporen geruisloos maar gedreven
verleg mijn beknotte horizon in volmaakte euforie
Sta stil bij de goede dingen in je leven, waarvan ieder er vele van heeft; niet bij de tegenslagen uit het verleden waarvan iedereen er maar enkele heeft. Charles Dickens