Waar hemelhoog in romig wit satijn de bomen uitbundig staan te pronken en met hun donkere basten torenhoog naar de lente staan te lonken
Waar zilverbeken grauwig grijs gevuld zijn met godvergeten tranen meewarig neuriën op de zoete wijs van de wind die fluistert door de lanen
Waar kinderstemmen in oranje gloed joelend de kille winteravonden kleuren daar slenter ik met overvol gemoed laat me bedwelmen door al die geuren
Waar de aarde sluimert in innerlijke rust en barre koude wasemt door de ijle lucht een pril klokje piepend de sneeuw weer kust daar sla ik - vol ontzag - een hele diepe zucht
©
|