De kamer geurt nog naar jasmijn uit lang vervlogen zomertijd de oude kast glimt weer van boenwas maar de glorie is nu zijn glans wel kwijt
De deur vermolmde met herinneringen frêle spinrag hecht zich aan de zoldering het tapijt ligt nu verkleurd te soezen geen tijd rest me toen ik met jou vlinders ving
De koffie geurt niet meer door de mooiste kamer toch hangt de verse koekjesgeur nog in het kleed waarop de vaas pronkte met wel duizend anjelieren 't leek net of je hand weer over mijn haren gleed Ó
|