Uit de herinneringen van mijn leven puur ik de broodnodige kracht koesterend, om de spinsels van gedachten waardoor ik mezelf soms zou verachten in tergend snelle dagen en eindeloze nachten toch nog wat energie te kunnen geven.
Ik proef de wrange smaak van 't heden dat bitterzoet en vaalrood sijpelt in de wonden van mijn slopende lijf en weet niet waar ik met m'n tranen blijf als ik die verzengende vermoeidheid binnenrijf omdat ik te vaak faalde in 't verleden.
Uit pure onmacht geef ik een luide gil die ijzig snijdt door merg en been en ik voel dat ik naar mijn verdomde adem snak omdat die indringer weer eens binnenbrak die mij doet voortbewegen als een hinkende slak en mij maakte tot iemand die ik niet wil zijn.
©
|