DE FICTIEVE AANDEELHOUDER
De economie geraakt maar niet uit de problemen omdat er geen groei is in de consumptie. Dit komt waarschijnlijk omdat de koopkracht afneemt bij het grootste deel van de bevolking en dit vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in een groeiende ongelijkheid in de maatschappij. Op dit ogenblik bezit 10% van de bevolking 50 à 60 % van het nationale bezit en dit aandeel stijgt van jaar tot jaar. Deze 10%-bevolkingsgroep ziet ieder jaar zijn aandeel in het nationale bezit stijgen terwijl de leden van deze groep niet wezenlijk meer consumeren dan de andere 90% van de bevolking.
Een ander fenomeen is dat de resultaten van de bedrijven grotendeels gerealiseerd worden op de werkvloer; het zijn dus in hoofdzaak de arbeiders en bedienden die er voor zorgen dat de bedrijven winst maken. Deze winst kan volledig uitgekeerd worden aan de aandeelhouders van het bedrijf terwijl de meeste aandeelhouders passief zijn en van hun investering rendement verwachten, maar ze kunnen natuurlijk ook hun investering kwijt spelen.
Om tot een rechtvaardigere verdeling van winst en verlies van een bedrijf te komen en om de grote massa meer koopkracht te bezorgen en dus de bedrijven maar werk te bezorgen, kwam ik tot volgend voorstel.
Als een bedrijf winst maakt, dan wordt van het eigen vermogen 4% dividend uitbetaald aan de aandeelhouders van het bedrijf. Van het resterend netto resultaat wordt er 20% à 40% toegevoegd aan het eigen vermogen. Na aftrek van voorgaande bedragen van de netto winst wordt het saldo toegewezen aan het personeel zijnde de “fictieve aandeelhouder”. De verdeling aan het personeel gebeurt op basis van het bruto jaarloon van elke werknemer waarbij het bruto jaarloon in rekening gebracht wordt voor maximaal vijf keer het laagste brutoloon in het bedrijf. Op de aldus toegestane bedragen wordt er 25% roerende voorheffing ingehouden en als definitieve belasting betaald (zoals op de 4% op het eigen vermogen dat uitbetaald wordt aan de effectieve aandeelhouders).
De aldus toegekende netto bedragen aan de werknemers wordt geboekt op de persoonlijke rekening courant in de boekhouding van het bedrijf. De eerste vijf jaren worden deze bedragen niet uitbetaald. In het zesde jaar wordt het eerste jaar uitbetaald; in het zevende jaar wordt het tweede jaar uitbetaald enz. Zodoende blijft het bedrijf over voldoende cash beschikken voor investeringen of voor afbetaling van rentedragende schulden. Als een werknemer het bedrijf verlaat, dan wordt hem/haar het nettobedrag van zijn rekening courant uitbetaald en neemt hij/zij geen deel meer in de resultaten van het lopende jaar.
Als het bedrijf verlies maakt, dan wordt dit op dezelfde manier verdeeld over de aandeelhouders en over het personeel en dus in mindering gebracht van de verworven- of nog te verwerven netto bedrijfsresultaten. Bij opstapelende verliezen, kan het saldo van de rekening courant van de “fictieve aandeelhouder” (de personeelsleden) niet negatief worden.
Na elke tien jaar kan het bedrijf een einde stellen aan het systeem en de door het personeel verworven saldi uitbetalen.
Graag had ik geweten wat jullie hierover denken.
Vriendelijke groeten
Jozef
PS: Chris Peeters vond dit een goed idee en gaf het door aan een werkgroep, maar ik verwacht geen reactie
|