In 1949 gaat mijn peter Leon (de man van tante Malvine) op pensioen als rijkswachter in Mere. In die tijd konden die mannen héél snel op rust gaan. Peter Leon was pas 47, te jong om op zijn luie krent te gaan zitten. Op dat moment zochten de aandeelhouders van Ons Huis in Baardegem naar een uitbater.
Zaal Ons Huis de Zaul zegden we - was een samenwerkende maatschappij, in 1928 gesticht door een aantal vooraanstaande Baardegemnaars die daartoe aandelen van honderd frank elk uitgaven. Met het geld van de aandelen werden materialen gekocht, en daarmee bouwden bekwame stielmannen (veelal opgeleid in de vakschool) en tientallen sympathisanten hun eigen zaal en bijhorend drankhuis.
Nonkel Leon en tante Malvine werden aangenomen en dus kwamen zij met dochter Mia en hond Mitty van Mere naar Baardegem overgewaaid. De hond werd bij ons afgeleverd we zijn er nog een aantal jaren wel mee geweest , de rest van de familie trok naar de Zaal Ons Huis.
In de Zaul kwam alles aan bod : sport, spel en cultuur. Er werd gedanst en gezongen, toneel gespeeld en op de wip geschoten. Ook de kaats- en duivensport speelden er een grote rol. Om later cinema Cinato niet te vergeten.
Al spoedig werd gans onze familie meegezogen in de maalstroom van het intens sociaal-cultureel leven dat zich daar afspeelde. Papa in de eerste plaats : als wipschutter, toneelspeler, voorzitter van het Kerstfeestcomité of gewoon om zijn sociale contacten te onderhouden door met Jan-en-alleman aan den toog te hangen. Ons moe ging er al eens naar toe om haar zuster te helpen en soms ook om haar echtgenoot te ondersteunen ná zijn sociaalverrijkende gesprekken. Mijn broers en zus waren allen betrokken bij het toneelgebeuren of bij maatschappij Sint-Jozef, de wipschutters. En ik mocht met elk van hen wel eens mee naar het Kerstfeest of het toneel of naar de maandelijkse wipschutting waar ik een gewaardeerd pijlenraper werd.
Dáár leerde ik een reeks nieuwe verzamelingen medemensen kennen : de kaarters, de vogelpikkers, de bakschieters, de wipschutters, de toneelspelers, de pleziermakers, de mannen van het Oempa-orkest, de kreften, de ruziemakers, de trukkemannen, de anker-en-zon-spelers, de doodgewone pintenpakkers.
Dáár leerde ik Lowie Brandt de toneelregisseur kennen, den doven en Doi van Settes (Mieëster tegen meester Boeykens ik em mieër verstand as gaë mau tes zo goe ni), Sooike Redant, Troemels en Jef van kemp van Crabbe-beton, Beir den bakker, de vos van Crabbes, Berken van moneejes (een jonkman die in zijn huis gestikt is omdat hij zijn Lambretta had laten draaien om licht te hebben in huis), Yvonne en Rachel van Anna, Kobes Fong, Frans de facteer, Vic van Kasses, Rieke van Carool, Filleken van Lienissens, Piebaukes Pol, Paijken van Polleken den beenhouwer, Caules Albeir, Remi van Cornel, Warken Toebak (de coureur die altijd voor een koers zei : mèrgen godde in de gazet lezen : nogmaals Verbeiren, waarmee hij wou duiden dat hij Ward Verbeiren - nogmaals ging winnen, hoewel hij nooit in de top-20 van de uitslag is verschenen), dikke Sis,
Ik kon van al die mannen en die sfeer echt genieten behalve als er ruzie gemaakt werd. Ik was ook geweldig aangedaan toen op een kermis-donderdag na de koers iemand op de grond viel en raar begon te doen. Iedereen in het overvolle café, dat rook naar massage, bier en friet-met-pikkels, week uit mekaar en een paar mannen droegen de ongelukkige man naar buiten. Ik was er echt niet goed van maar er was snel afleiding onder de vorm van een trukkeman die een vijffrankstuk uit zijn handen liet verdwijnen en het uit zijn keel door zijn vel en slokdarm ! - terugtoverde. Echte magie !

Tante Malvine, ons moe, Jaak en tante Alice (1957)

Mia, tante Malvine, Jaak en ons moe achter de toog van zaal 'Ons huis' (1956)

???, Mia, tante Malvine, peter Leon Maes, Alfons De Gols, Paul Hofman
|