Die naar menselijke gewoonte met een eigennaam genoemd werd toen Hij in een ver verleden werd geboren, ver van hier, die genoemd werd: Jesjoe, Jezus, zoon van Jozef, zoon van David.
Die ook Zoon van God genoemd wordt Heiland, visioen van vrede, licht der wereld, weg ten leven, levend brood en ware wijnstok.
Die geliefd en onbegrepen, werd bewaard in taal en teken als een eeuwenoud geheim; als een wachtwoord doorgegeven, als een vreemd vertrouwd verhaal, die een naam is in mijn geheugen die de stem is van mijn geweten die mijn waarheid is geworden. Hem gedenk ik hier en noem ik als een dode die niet dood is, als een levende geliefde.
Die gekozen heeft te leven voor de armsten der armen, helpman, reisgenoot, broeder van de allerminste mensen.
Die, ten dage dat Hij rondging door de dorpen van Zijn landstreek mensen aantrok en bezielde, hen verzoende met elkaar, die niet stijf en ongenaakbaar, niet hooghartig als een heerser, maar in knechtsgestalte leefde.
Die Zijn leven voor Zijn vrienden prijsgaf, door een vriend verraden, die getergd tot op het kruis, voor Zijn vijand heeft gebeden..
Die gestrooid is in de akker als het kleinste van de zaden die daar wachtte een lange winter tot de stilte van de dood.
Die als graan geoogst zal worden, die als brood gedeeld wil worden om in mensen mens te worden, die, verborgen in Zijn God, onze vrede is geworden in onze ziel tot rust gekomen.
Die ons groet vanuit Zijn verte Die ons aankijkt van dichtbij, als een kind, een vriend, een ander, Die onze verwachting is en de vervulling van onze diepste droom.
Hem gedenken wij in de Eucharistie, Hem noemen wij bij naam als een levende geliefde als de mens die naast ons is, als de God van ons leven voor tijd en eeuwigheid. (naar H. Oosterhuis)
|