Telkens als ik deze foto van de man met de rode hoed zie, word ik een beetje nostalgisch, onwillekeurig denk ik dan ook aan het bekende mosselhuis "De rode Hoed" in Antwerpen. Benedictus heeft deze hoed wel uit de vaticaanse mottenkist gehaald, zijn laatmiddeleeuwse voorgangers droegen hem ook, en ik moet eerlijk toegeven, hij staat hem goed. Hij heeft nog wel meer spullen uit die mottenkist gehaald, want ik zie hem regelmatig getooid met prachtige middeleeuwse koormantels en stolas. Ik zou wel eens willen weten, of hij ook nog geloofd dat hij de plaatsvervanger van God op aarde is, hij kent de kerkgeschiedenis beslist veel beter als ik... Ik zou ook wel eens willen weten of hij in het hemelse paradijs geloofd. Zijn voorgangers wilden in elk geval steeds zo lang mogelijk in dit aardse tranendal blijven en hadden blijkbaar niet veel lust om naar het paradijs te verhuizen. Onwillekeurig denk ik dan ook terug aan mijn tienerjaren in Antwerpen. Toen ik 1966 na vijf jaren verblijf in Duitsland naar Antwerpen terugkeerde miste ik iets in het straatbeeld, ik wist eerst niet wat, de ortodoxe Joden waren het niet, want die waren er nog, maar door hen wist ik opeens wat het was, ik zag geen Franciskanen, geen Kapucijners geen Dominikanen, geen Redemptoristen, geen pastoors en onderpastoors meer op straat, ook de nonnen die als Pinguins gekleed waren ontbraken en ook van de gevleugelde nonnen, die met hun breede witte kap, geen spoor meer. Ik ging dan eens een kijkje nemen bij de Redemptoristen in het Hopland, want die kende ik van vroeger, maar ook de broeder portier was nu gewoon in civiel gekleed. Met die Redemptoristen had ik in het verleden een speciale band gehad, ik was als zeventienjarige een jaar in het noviciaat in Essen. Dat was gekomen door de dikke Broeder koster van het Hopland, als vijftienjarige was ik in de leer als banketbakker, mijn baas was een overtuigde katholiek en daar wij op zondag werkten stond hij erop dat ik zondagavond naar de avondmis in het Hopland ging. Bij mijn eerste bezoek daar, kwam kort voor de mis de dikke broeder Koster uit de sakristij en keek in de kerk rond, hij liet zijn blik op mij vallen en kwam dan op mij toegewakkeld en vroeg mij of ik de mis kon dienen. Ik kon dat, want als tien-elfjarige was ik, nadat mijn moeder gestorven was in Niel in het Jongenstehuis van de E,Heer Cornelis geweest en ik had vaak de mis van de heer Cornelis gediend. De broeder koster nam mij dan mee naar de sakristij en stak mij in een toog en een koorhemd en van toen aan diende ik elke zondagavond in het Hopland de mis. Zo kwam het dan, dat ik als zeventienjarige in het noviciaat van de Redemptoristen in Essen kwam. Uit mij is nooit een Redemptorist geworden, want na negen maanden had ik het wel bekeken. Om nu terug te keren naar het straatbeeld in Antwerpen, als ik nu in de stad kom, zie ik daar allerhande vreemdgeklede Imams rondlopen, die met onze Cultuur niets te maken hebben. Daarom zou ik toch liever het oude straatbeeld met Dominikanen, Kapucijners Franziskanen, Jesuiten, Redemptoristen, nonnen en pastoors en onderpastoors in toog en vooral de gevleugelde nonnen terugzien. De enigen, die trouw gebleven zijn aan hun overtuiging en traditie zijn de orthodoxe Joden en die horen bij het Antwerpse straatbeeld en zijn ook een deel van onze cultuur. Men kan van Rome en de hele katholieke Kerk zeggen wat men wil, maar het hoorde bij onze cultuur, daarop zijn toch al onze waarden opgebouwd. Daarom word ik steeds een beetje nostalgisch als ik de man met de rode hoed zie.