Een meezennestje is uitgebroken, dat, in den wulgentronk gedoken, met vijftien eikes blonk; ze zitten in den boom te spelen, tak-op, tak-af, tak-uit, tak-in, tak-om, met velen, en ´k lach mij, ´k lach mij, ´k lach mij bijkans krom.
Het meezenmoêrtje komt getrouwig, komt op den lauwen noen, al blauwig en geluwachtig groen; het brengt hen dit en dat, om te azen, tak-om, tak-af, tak-uit, tak-in, ze razen, en kruipen, vlug het meezennestjen in.
Het meezenvaàrtje zit - de looveren verduiken ´t voor ´t gestraal - te tooveren, al in de meezentaal; daar vliegen ze , al med´een, te zamen, tak-om, tak-af, tak-in, tak-uit, en, amen, het meezennestje is weêrom ijle en uit.
Guido Gezelle
Af en toe neem ik mijn oud verzenboek weer eens ter hand, het is verschenen in Amsterdam tien jaar voor ik ter wereld kwam in 1926. Bovenstaand gedicht draag ik op aan mijn goede vriend Victor en aan alle anderen.
Kartuizer.
|