Hoop en het Vagevuur - Zr Beghe
Toen Ik aan het Kruis stierf en met een luide kreet Mijn laatste adem uitblies, gaf Ik Mijn ziel aan God. Ik was reeds bij God, want als God was Ik altijd bij Mijn Vader. Maar Mijn ziel werd aangevallen zoals weinig zielen ooit zijn overkomen, door de hele Hel. Ze werd aangevallen en bijna overweldigd door de horde die zich erop stortte. Hun haat was verschrikkelijk, en hun kreten werkelijk schreeuwend en demonisch.
Ik trotseerde hen zoals alleen God dat kan, en ze waren verbijsterd dat ze gefaald hadden in hun gezamenlijke en disproportionele aanval. Het gebeurde niet in een oogwenk, want de druk waaronder Ik stond was intens, en Ik werd gegrepen en meegesleurd in een helse stroom. Ik kon Me van hen bevrijden door Mijn autoriteit en Mijn goddelijke natuur, waardoor ze zich één voor één terugtrokken.
Toen Ik vrij was, ging Ik tegen de stroom in en ging op weg naar het Voorgeborchte der Rechtvaardigen. Daar werd Ik met gretigheid en waardigheid ontvangen en nam hen mee naar de hoogten waartoe ze bestemd waren. Ik bezocht ook het Vagevuur, omdat Ik ook daar hoop moest brengen, die deugd die eigen is aan deze plaats en zonder welke de zielen die er verblijven niet zouden overleven.
De deugd van hoop is troostend en vreugdevol; zonder hoop is er niets. Ze ontbreekt vaak bij zielen die op aarde leven, maar ze is oppermachtig in het Vagevuur: het is de hoop om ooit de gelukzalige vreugde van de eeuwigheid te bereiken, waardoor boetvaardige zielen hun verblijf op deze plaats kunnen verdragen. Alle zielen daar verwijzen naar God en Zijn wetten, en daarvoor moeten ze Hem kennen. Nu is het op aarde, en niet in deze sfeer van het hiernamaals, dat zielen kunnen leren.
In het Vagevuur lijden en boeten ze; ze kunnen niets voor zichzelf of voor elkaar doen. Ze bidden voor de bewoners van de aarde, en het is hun verantwoordelijkheid om voor hen te bidden en hen te helpen tijdens hun lange of korte verblijf in het Vagevuur. Daarom ondergaat een ziel die God niet kent de pijnen van het Vagevuur niet: ze zou daar niets voor zichzelf kunnen doen, noch leren, noch bidden, noch genaden verkrijgen.
Omdat ze niet weet wat bidden tot God is, zou ze ook van geen nut zijn voor de bewoners van de aarde, die zo vaak geholpen, aangemoedigd en in genade verheven worden door de zielen in het Vagevuur. Een ziel die God niet kent, komt het vagevuur niet binnen; ze zou Hem niet begrijpen. Ook dit is een mysterie van God.
Geloof, hoop en liefde, de drie theologische deugden die God als doel hebben, zijn essentieel voor het christelijk leven. Zonder deze deugden is er een afwezigheid van God, een afwezigheid van kennis van God, van respectvolle vertrouwdheid met God, van Zijn nabijheid. En dan, wanneer geloof en hoop leiden tot de goddelijke werkelijkheid, blijft de liefde eeuwig.
De weg van zielen die God niet kennen, maar van goede wil zijn, wordt naar kennis geleid. Er is een hele weg voor hen, net zoals er een hele weg is voor kinderen voordat ze volwassen worden. School en leertijd zijn noodzakelijk om kinderen tot competente en verantwoordelijke volwassenen te laten uitgroeien en op hun beurt de fakkel door te geven aan toekomstige generaties.
Zo is het ook met zielen. Hun doel is God te kennen en heilig te worden om eeuwige gelukzaligheid met Hem te genieten. Dit is het doel van ieder mens, en iedereen die dit willens en wetens weigert, is veroordeeld, verzwolgen door de verschrikkelijke, eeuwige Hel. Uiteindelijk zijn er slechts twee uitkomsten voor elke ziel: eeuwig geluk met God en voor Hem, of eeuwig ongeluk zonder Hem, maar met Zijn onverzoenlijke en angstaanjagende vijanden.
Daarom wilde God Zichzelf bekendmaken en daarom zond Hij Zijn enige Zoon, God Zelf, naar de mensheid om hun bekend te maken wat zij zelf niet konden weten en hen door Zijn genade naar het eeuwige leven te leiden. De leer van deze Katholieke religieuze kennis is zo belangrijk omdat ze de toekomst van ieder mens bepaalt.
God heeft een plan voor deze vele zielen die Hem niet kennen, en Hem soms zelfs niet kunnen kennen. Maar jullie, Katholieken, moeten de mensen om jullie heen evangeliseren; jullie mogen niet bang zijn om de grootheid, de schoonheid en de toekomst bekend te maken die beloofd is aan allen die zich aan Jezus Christus vastklampen.
Moge de goedheid van God met jullie zijn, mijn kinderen. Ik heb jullie medewerking nodig in het apostolaat over de hele wereld. Ik heb jullie offers nodig voor de bekering van zielen. Ik heb ieder van jullie nodig. De gemeenschap van de heiligen, dat wil zeggen alles wat jullie door jullie gebeden en offers verkrijgen, is een bron van genade en bekering voor de wereld. Ik heb ieder van jullie nodig.
Ik hou van jullie en zegen jullie.
|