Ergens in Normandië woont een echte princes. Tijdens haar jeugd, die ver in het interbellum ligt, was ze, Romeense van geboorte, een tennisster aan het Noorse firmament. Ze heeft aan de kliffen van Le Vasterval een tuin met dezelfde naam, en haar tuin is een paradijs. In groep kun je haar tuin bezoeken, een woudtuin, met glooiende hellingen en ruim duizend verschillende bomen, struiken en planten. Misschien is het wel een van de mooiste, zo niet de best onderhouden tuin van Normandië. De princes is streng en ze duldt, zoals het een prinses betaamt, geen tegenspraak. En dus ben ik, telkens wanneer ik met een groep bij haar langsga, haar onderdanige hoveling. Mijn Frans is eerder geestg dan correct, en dat bevalt haar. Ze heeft mij nog nooit het hek gewezen. Als je er keurig op het afgesproken tijdstip met ele autocar tuinliefhebbers arriveert, gaat ze op een houutblok staan aan de rand van het gazon. Dat is haar podium. De princes is een klein, vinnig vrouwtje. De warme zomer heeft haar zichtbaar deugd gedaan. Vandaag draagt ze een strak zittende broek en een vlotte sweater. Alleen haar gezicht en haar handen vertonen de plooien van de tijd. Ze dwingt bewondering af en respect. Haar model is als om door een ringetje te halen. Aan haar gordel hangt, dreigend, een leren kolfje. Waar je een revolver zou verwachten, zit een snoeischaar. Die heeft ze altijd bij zich. De princes duldt niet dat haar bomen te veel buiten de schreef gaan. In haar hand heeft ze een stokmet een drietandige woelhakje. Ze zegt precies waarvoor ze het zou kunnen gebruiken. Als één van u éénmaal een voet in een perk of een border zet, tik ik hem of haar daarmee op het rechte pad, en als diezelfde onbeschaamde voet opnieuw achteloos van het pad afdwaalt, dan mep ik door.' Ze glimlacht daarbij zo meedogenloos lief dat iedereen het begrijpt, ook die ene vriendelijke vrouw die geen woord Frans verstaat. Dan, al wandelend door de pracht van haar tuin, vertelt ze hoe ze veertig jaar geleden dacht een vlak terrein te hebben gekocht: 'Overal woekerden gaspeldoorn en sleepruim; pas toen we het domein schoonmaakten, ontdekten mijn man en ik dat er dalletjes en beekjes doorheen liepen.' De sleepruim en de gaspeldoorn hebben haar hakj niet overleeft, en dus liepen we allen mooi in het gelid. 'Gisteren heeft het gestormd', zegt ze. 'En dus heb ik deze ochtend de gazons gemaaid, die lagen vol blad.'Eén keer heb ik het gezien. Zij hoog op de rode zitmaaier gezeten, handig sturend op hellende gazons, glad als de greens van golflinks. En glad zijn ze. Naast mij glijdt een dame die uit ijdelheid het verkeerde schoeisel draagt, onelegant onderuit. In haar val sleept ze een stukje graszode mee. Snel en lenig schiet de prinses het grasplaggetje ter hulp en legt het met een welgemikte haal van haar hakje op zijn plek terug. Twee oudere heren ontwarren de dame uit het struikgewas. Ze glimlacht verontschuldigend. En iedereen luistert opnieuw naar de prinses die over bomen verteld, en heel haar gevolg is het erover eens dat ze een evhte kunstenares is. De bladtinten hebben nergens een fijnzinniger palet. Ergens in Normandië woont een prises. Haar hakje is haar scepter, haar tuin haar paleis. Ze is even elegend als eigenzinnig, en ook ontroerend oud en heel erg echt. Een daarom hou ik een beetje van haar.
Ik ben nog steeds in therapie binnen Hedera, een psychiatrisch revalidatiecentrum. In de module 'identiteit' kregen we als opdracht je familieleden met hun typische karaktereigenschappen voor te stellen in een reisgebeuren. Je mocht dat doen met verf, met potlood, met collage of met woord. Ik heb het woord gekozen en een reis met een warme luchtballon. Dit was het resultaat.
De luchtballon ligt samengevouwen in een grote weide. Koeien komen nieuwsgierig kijken wat er op hun terrein aan het gebeuren gaat. Ik spreek af dat ik de koeien wat zal afleiden door met mijn scootmobiel wat op afstand rondjes te toeren. Mijn vrouw plooit ondertussen de ballon mooi open. Katleen spreekt af hoe ze de ballon zullen vastmaken aan de mand. Veroniek geeft de instructies hoe ze het best aan de slag zouden gaan. Katleen heeft de meeste macht en maakt samen met haar zus de ballon vast aan de mand. Veroniek legt uit hoe de warme lucht in de ballon moet worden gebracht. Mijn vrouw legt de brander aan, terwijl mijn zussen zorgen dat het zeil mooi effen blijft; Uit schrik blijven de koeien weg en kan ik de noeste werkers gaan bijstaan. Ik controleer of de ballon zich goed openplooit en langzaam naar boven komt. Mijn vrouw controleert of de mand goed vast blijft aan de grond. Ik zie met fierheid toe hoe mijn familieleden er prima in slagen de ballon recht te laten komen. Mijn vrouw stapt als eerste in de mand en legt uit hoe mijn zussen mij behoedzaam moeten in de mand brengen. Met al hun kracht hebben ze weinig moeite om mij erin te hijsen. Elk aan één kant tillen ze zich bij ons in de mand. Veroniek zal de warmtebron voor haar rekening nemen. Zachtjes aan komen we van de grond. Ze spreken af dat Katleen de mogelijke opstakels zal in de gaten houden en ik moet de hoogte nakijken en zeggen wanneer Veroniek wat meer of wat minder warmte moet geven. Na een poosje zweven we langzaam maar zeker in de wijde natuur. Ik bekijk het landschap en toon met fierheid waar we overal overheen vliegen. Mijn vrouw begint plots zachtjes te neuriën en iedereen geniet van het wondermooie uitzicht. Jammer dat Katrien dat niet meer kan meebeleven, of toch misschien? Het werd plots even heel stil in de mand.
Je moet daat eens kijken zei ik, zien jullie dat prachtige kasteel omringt door water? Dat is het kasteel van Sint-Maartens Latem. Het is echt genieten om je zo te laten drijven in dat afwisselend decor van velden en dorpjes. Veel te vlug vloog de tijd vaarbij en werd het langzaam tijd om te dalen. Ik speur de omgeving af om een gepaste plaats te vinden. Plots zag ik wat verder een grote weide waar geen bomen om stonden. Er lopen zelfs geen dieren in merkte mijn vrouw op. Ja papa, dat is een ideale plaats om te landen. Katleen zou de instructies geven voor een zachte landing. Met kennis van zaken liet Veroniek de ballon zachtjes dalen. Pas op riep mijn vrouw dat je niet te dicht van die beek komt. Door de deskundige leiding van Katleen liet Veroniek zachtjes de ballon landen. Terwijl ik in de mand mocht blijven zitten, keek ik toe hoe de rest van de familie het zeil losmaakten van de mand en die met kennis van zaken opplooiden. Mijn vrouw belde de verantwoordelijke op en die kwam wat later en reed de auto wat dichter bij. Veroniek en Katleen legden het zeil netjes achterin. Helpen jullie papa uit de mand? Pas op dat je papa's benen goed omhoog halen dat hij niet vast komt te zitten, zei mijn vrouw. Heel behoedzaam haalden ze mij uit de mand en brachten ze mij in de auto. Nu nog de mand wegbergen in de aanhangwagen en alles was klaar.
Ik weet dat je erg veel verdriet hebt omdat ik niet meer zichtbaar bij jou ben en mij erg mist.
En toch, ik ben dichter bij jou dan dat je denkt. In zoveel kleine dingen die je omringen ben ik bij jou. Mijn foto als achtergrond op je gsm en laptop. Al mijn knuffels die jullie bewaren op mijn kamer. Het beeld dat jullie hebben laten maken en die centraal in de tuin staat. Mijn groot kantwerk dat ik samen met mijn tweelingszus heb gemaakt en dat in de woonkamer hangt. Het juffertje in 't groen dat ik heb laten drogen en er een mooie tekst heb bijgemaakt en jullie een mooi plaatsje hebt gegeven. En er zijn nog zoveel herinneringen die ik in jullie hart heb achtergelaten.
Ja Katrien, ik heb inderdaad veel waardoor ik je dicht bij mij kan voelen. Maar vaak voel ik je juist zo ver van mij weg. Het geeft mij geen goed gevoel. Ik wordt er zo vaak diep verdrietig van, het is alsof je nog veel verder van mij bent. Het doet me pijn en maakt me verdrietig.
Toch papa, je hebt zoveel waardoor ik heel dicht bij je ben. Probeer mij toch bij jou te voelen. Ik ben echt wel veel dichter bij jou dan je wel denkt. Herinner mij niet zoals ik was toen ik doodziek en ten einde was, maar zie mij als een stralende zon die je hart verwarmt.
Je hebt gelijk Katrien, maar zoals ik mij nu voel, midden mijn depressie, kan ik dat zo moeilijk. Je lijkt mij zo ongrijpbaar. Ik weet je zo moeilijk te vinden.
En toch Katrien, terwijl ik dat aan het schrijven ben, voel ik mij niet totaal van jou afgesneden. Ik voel je als het ware in de woorden van jou die je mij laat schrijven. Je bent weer wat dichter bij mij binnengedrongen. Ik zal jouw gesprek in mij koesteren en proberen vast te houden.