Twee vulkaanuitbarstingen zorgden voor 'donker' begin van Middeleeuwen

Twee vulkaanuitbarstingen in vier jaar tijd, in de jaren 536 en 540 na Christus, hebben de hemel boven Europa telkens meer dan een jaar verduisterd en waren de oorzaak van een temperatuursdaling met twee graden. Dat had dan weer dramatische gevolgen voor de landbouw. Dat moet blijken uit een vandaag bij een vergadering van de European Geosciences Union in Wenen voorgestelde studie.
De auteurs van de studie - klimatologen, archeologen en geschiedkundigen - zien die paar jaar als een kantelpunt in de overgang van de Antieke (Romeinse) wereld naar het Vroeg-Middeleeuws tijdperk van sociale achteruitgang en turbulentie.
"De twee uitbarstingen samengenomen zijn waarschijnlijk de meest krachtige vulkaanerupties die de voorbije 1.500 jaar het klimaat in de noordelijke halfrond het meest hebben aangetast", zei Matthew Toohey van het Centrum voor Oceanografisch Onderzoek GEOMAR Helmholtz in het Duitse Kiel.
De bruuske temperatuursdaling die op de erupties volgde, veroorzaakte een grote hongersnood in het leeuwendeel van Europa. In 541 werd Europa geteisterd door een pestepidemie, maar het is volgens Toohey en co niet duidelijk of de klimatologische winter daar een hand in had.
IJspegels
Over die aardbevingen en de "mysterieuze wolk" in de hemel in 536 schreef onder andere de geleerde Procopius van Caesarea. Hij had het over de "zon die het hele jaar door een licht zonder gloed afgeeft, zoals de maan". De historicus uit de tijd van de Byzantijnse keizer Justinianus vergeleek het fenomeen met een "duurzame eclips". In de historische teksten wordt ook over een verwoestende hongersnood en het instorten van sociale structuren in het noorden van Europa in de jaren nadien geschreven.
Het bewijs voor die vulkaanuitbarstingen vonden wetenschappers pas recent op Groenland en de Noordpool. Daar werden ijspegels gevonden die deeltjes uit de atmosfeer bevatten en de vorsers aldus in staat stelden figuurlijk in de tijd terug te keren. (br.hln)
|