de wind die een kind bemint doet mij schrikken en met koele blikken zal ik hem weerstaan en verder gaan tot hij verdwenen is in de mist dan zal hij het kind verlaten en het achterlaten
we kunnen ook stappen naar lucht happen die stomme regen komen we weer tegen het is echt geen zegen we kunnen ook omdraaien ons laten uitwaaien door de wind die fluistert als een kind dat moet slapen en zit te gapen tot de zandman komt en de slaap afrondt
ze zijn zeker soep aan het drinken en die klinken durven ze niet aanraken om geen fouten te maken anders krijgen ze de Mexicaanse griep die heeft het hele land in zijn grype en dan maar koorts krijgen of de diarree krijgen daar zijn ze niet voor te vinden ze laten zich niet binden ook niet de blinden
voor mij is het slenteren voor ma is het doordenderen we kunnen ook enteren als iemand een praatje tegen ons maakt en ons aanraakt maar als hun gezicht ons niet aanstaat dan wordt het niet laat we gaan dan verder of nog erger we laten hem staan hij kan alleen verdergaan
die zinnen die ik om te beginnen op orde heb gesteld ik heb ze niet geteld maar die zinnen zijn om te beginnen hoe ik me van binnen voel ik heb het gevoel dat ik nu ben uitgeteld ik kan mijn zinnen nog herstellen en nieuwe bestellen en ze opnieuw tellen
die oren die niet wouden horen en trachten mijn ziel te doorboren en die ik aanhoorde en die mijn hart doorboorden en die ik niet wou doorboren omdat ze in het verleden behoren
die ogen die het beogen en die niet bij mij hoorden maar bij hem behoorden en die mijn hart doorboorden keken me aan heel ontdaan die van heel ver en die per ongeluk mijn geluk verstoorden waren de ogen die in verre bogen zich over mij bogen
ik weet nog dat toen ik het zag het iets was dat ik zag dat mij van mijn stuk bracht ik heb nog getracht het te vermijden om niet te moeten lijden maar wat had je gedacht? het was niets maar het was iets dat me van mijn stuk bracht
het wordt al veel te laat ik begrijp niet waarom de slaap mij verlaat nu moet ik weer de hele nacht naar muziek luisteren en vanalles zitten te fluisteren het is de slaap die ik haat
het is zo stil als ik wil op de straat die ik achter me laat en op de weg kom ik terecht tussen brokken van die blokken die er liggen en liegen ze tegen mij dan duw ik ze opzij
ik schrijf altijd met een sigaret in mijn mond alsof ik anders mijn blog niet vond ik veeg mijn neus ondertussen want die hangt vol met gedroogde lussen ik wist niet meer waar mijn neus stond
ik schrijf eigelijk een soort dagboek ik haal dat niet uit een hoek ik moet over mezelf kunnnen schrijven om bij jou te kunnen verblijven ik draag altijd een lange broek
bij ma is die ijskast soms een last ze wil soms niet sluiten en ik kan niet naar buiten ze moet toch goed zijn afgegrendeld met een klik aan de hendel zodat alles fris blijft en er niemand op me kijft
ik heb heel gulzig cola light gedronken mijn glas half vol geschonken ik had een grote dorst ik had ervan pijn in mijn borst nu word ik zeker niet dronken