't Is heerlijk als in 't stille ochtendgloren de dijken kleuren, de dijken geuren. Het scheldeland wordt weer herboren, uit het donker van de nacht.
't Water schuift geruisloos door de diepe voren, naar de brede stroom die het verwacht. Het landschap is oneindig rustig betoverd door dat zachte licht.
Zelfs eb en vloed glijden, even aarzelend, voor elk onnodig geluid beducht. Enkel een verre vogel en wat bladgeritsel, versterken de sfeer van dit gedicht.
Ik weet wel dat straks de dag met veel gerucht dit zalig uur moet openbreken, maar God, laat dit nog even duren want ons opgejaagd hart heeft zo'n nood aan die stilte en rust.
|