Den duvel.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Wij zijn in een nostalgische bui omdat de regen ongenadig onze vensters bespeelt, mede omdat een gure wind ons belet buiten te komen en wij tijd tot dromen hebben. Dromen van wat is geweest, van die goeie ouwe tijd toen wij nog niet die weelde hadden zoals thans het geval is, van de tijd dat de straat nog de jeugd toebehoorde en wij, als tieners, nog konden buiten spelen. Voetballend op het pleintje voor de St. Petrus en Pauluskerk of op de groentenmarkt, tot wij weggejaagd werden door de politie. Spelen met de marbels op de driehoek ( pleintje dat thans de geciviliseerde naam Pauluspleintje draagt) of lopend achter een hoepel ( in feite een oud fietswiel dat voortbewogen werd door een zelf gemaakte ijzeren loopstok) of slaand met de piedewiet op de anderwat. Of ook nog, maar dan meestal tijdens de Paasvakantie en de zomermaanden, rijdend op de glooiïng van de zeedijk, waarna wij de Engelse kijklustigen lastig vielden en ons beste Engels boven haalden met : Mister wantje penny for de piektjes, waarmede wij bedoelden een penny om naar de cinema te gaan. Dit bracht ons wat centen op lachend gegeven door de toenmalige rijkere Engelsen, de Pond sterling stond toen namelijk aan 138 fr. Toen wij ook, tijdens diezelfde vakantiemaanden, als piccolo een mooi kostuum aangemeten kregen va de hoteluitbater waarvoor wij werkten. Wij ontvingen geen dag- of maandloon maar werkten enkel op drinkgeld en, niettegenstaande wij vaak tien tot twaalf uur per dag op post waren, dachten niet aan staken noch aan vermindering van werkuren.
Tijdens onze droomreis denken wij ook aan die mensen, die weliswaar niet als B.V. ( Bekende Vlaming) maar wel als B.O. (Bekende Oostendenaar) door het leven gingen. Wij zien hen nog alsof zij dagelijks onze wegen kruisen : Col en Manchet ( ook Ollegatscheirder genoemd), Teut - Teut , Madame Médaille, Zotten April en zijn compaan Peirdevlees, Madame Loulou, de Schudder en andere Duvels, allemaal gekende en kleurrijke figuren uit onze stad. Gasten die veel bekijks hadden, doch nooit iemand een strobreed in de weg legden, met uitzondering missvhien van laatstgenoemde : Den Duvel
Hij was niet diegene die wij destijds, tijdens de lesuren op school, leerden kennen als de slechte, gebaarde, horens dragende firguur die ons in de hel zou opsluiten als wij niet braaf en gehoorzaa waren, nee hoor ! Hij was een gespierde, tanige kerel, zeer bekend in de visserij middens, gevreesd door de pakjesdragers aan het station en een lastige klant voor de politie. Zijn voornaamste bezigheid bestond erin langs de kaai en het zeestation te flaneren en werk af te pikken van de pakjesdragers ofte kruiers bij wie hij niet op een goed blaadje stond. De gewonnen centen verdronk hij dan in een van de talrijke herbergen van de wijk Hazegras ( toen nog niet voorzien van gekleurde lampjes) of langs de Visserskaai waar toenertijd meer volkscafés waren.
Duvel, wiens werkelijke naam Alexis doorweinigen gekend was, was steeds gekleed in zware Friese broek, een donkerblauwe trui en het schippersklakje schuin op het hoofd. Hij kwam vaak in aanraking met de lange arm van de wet, want hij maakte zich veelal schuldig aan bepaalde kleine misdrijven zoals het wegnemen van vis of het werken als kruier, waarvoor hij geen toelating had. Tijdens de wintermaanden was hij meestal te vinden te Brugge, aan t Panderijtje, gebouw dat thans is afgebroken en vervangen door een ultra moderne gevangenis.
Eens de lente in t land zakte hij terug af naar Oostende en vonden wij hem opnieuw terug in de omgeving van het Zeestation of de Cirk ( ook nog wel eens oude vismijn genoemd) waar hij af en toe eens meehielp om aan wat centen te geraken. Centen die dan meestal ietwat later terecht kwamen in de lade van een of andere herbergier.
Nergens was hij bang voor. Zo sprong hij eens, als gevolg aan een weddenschap, in het eerste handelsdok hoewel hij niet zwemmen kon.Slechts met grote moeite slaagden enkele toeschouwers erin hemop het droge te brengen. Nat als hij was ging hij meteen een pint drinken bij Henri Mille op de Vanderzweepplaats ( thans Ernest Feysplein).
Zoals reeds gezegd hielp hij af en toe de bootjessjouwersof de werkers in de vismijn, enkel met de bedoeling aan wat geld of vis te geraken. Dergelijke poosjes vis werden door Duvel vaak tot driemaal toe verkocht zonder dat de eigenaars zulks beseften.
Op zekeren dag, bij het begin van de herfst, deed hij op het Politiebureel der Leopold I plaats navraag naar gevang enisstraffen die hij nog uit te zitten had. De agent van dienst, een pas in dienst gekomen agent die hem nog niet kende, verzekerde hem dat er geen gevangenis- briefjes in het bureel lagen zodat hij kon ophoepelen. Kwaad trok Duvel naar buiten, nam een grote kasseisteen ter hand en verbrijzelde, zonder omzien, twee ruiten van het politiekantoor. Daarop ging hij kalm terug binnen en zei tot de verbaasde rekruut : Nu kunt ge me opnieuw, voor de ganse winter, onderdak te Brugge verschaffen.
Voor zover onze vriend Duvel, in de grond geen kwaaie gast. Zijn beste jaren kende hij in de jaren dertig en zijn beste vrienden waren de jongens uit het Visserskwartier met wie hij soms uren vertellend doorbracht. Een dezer jongens was ondergetekende
|