EDITH OEYEN SCHRIJFT
PRACHTIGE LIEFDESPOËZIE!
DE IJSLAAG DIE ONS DRAAGT IS DUN
Thierry Deleu
Edith Oeyen viert in De ijslaag die ons draagt is dun de verbintenis van haar wereld met de puurste romantiek die ze aan het witte blad toevertrouwt, schrijft Ingrid Lenaerts. Op meesterlijke wijze analyseert de dichteres wat haar dagdagelijks overkomt. Zij creëert miniaturen van liefde, tekent ongekunstelde natuurbeelden en verrast door haar gevoelige annotaties bij het werk van Felix De Boeck.
Edith Oeyen wentelt zich in de eeuwigheid van altijd duren. Dàt is de drijfveer van haar schrijven: overleven! Op zichzelf geen verrassende boodschap, maar bij Oeyen blijft die gedachte haar niet zozeer kwellen; zij wordt niet zomaar geassocieerd met angst voor de dood. Voor de dichteres is het veeleer een hartstochtelijk zoeken naar een reden van bestaan. Kan ik de grenzen herleggen? vraagt ze zich af.
Wanneer zij wordt geconfronteerd met eeuwigheid, gaat zij schuilen achter geheimen en duisternis. Daar wil zij de betovering vinden. Zij zoekt het gezelschap op van de schemer van de bloemen, van rozen/in de schemer van de avond, van een kerselaar die bloemen draagt/in een jonge ochtend. Als alternatief voor haar sterfelijkheid zoekt zij Gods mooiste scheppingsdaad op: de liefde, het herboren worden in elkaar. Haar geliefde fluistert haar woorden in van dood en eeuwig licht. Net toen er schaduw wilde vallen/werd zij wakker in het zonlicht. De liefde geeft haar vleugels die haar vrijheid bieden.
De poëzie van Edith Oeyen vloeit als een stroom tussen weelderige oevers en bij iedere bocht splitst hij zich in nieuwe beddingen. Zo vormt hij een meander van zacht opdringend vertoon. Haar poëzie is een demonstratie van stroom en tegenstroom: de klaarheid is weer duister, vrijheid vs. verbondenheid, dat wilde vuur//stil en onbewogen, breekbaarheid maakt ons sterk.
Edith Oeyen schrijft verbluffend mooie liefdespoëzie. Het wordt tijd dat zij hiervoor de hemel wordt in geprezen. Haar vergelijkingen, beelden, metraforen blijven je boeien. Omdat zij het experiment schuwt en zich niet waagt aan woordspelletjes en spitsvondige taalcreaties waarop de experimentele poëzie in de jaren50 - 55 een patent had. Zij beweegt zich nooit op de rand van helderheid en ontoegankelijkheid. Haar gevoelens en gedachten verwoordt zij in een herkenbare beeldspraak en een eigen taalkoloriet. Zij exploreert natuur en liefde, geboorte en dood in een eigen stijl, waarin gevoel de eerste viool speelt.
Zij zingt het hoogste lied; zij ervaart de volheid van ingetogen liefde, de vruchtbaarheid van liefde. Liefde is het kompas dat mij/uit het duister naar jou toe leidt.
Wanneer ik verdwaal in je denken
wijs me dan het voetspoor naar je toe.
leid me naar het pad
waar geen struikelstenen liggen:
ontrafel een fragment uit die droom
en ontdek hoe verloren liefde pijnigt
herbouw de constructie uit je leven
en weet me te vinden in het bos
van zoveel tekens,
kijk naar de maan en de sterren,
zij wijzen je de nacht aan
die ons samen schrijft.
De ijslaag die ons draagt is dun bestaat uit drie delen - voor mij zouden het drie bundels kunnen zijn -: De ijslaag die ons draagt is dun; Sporen op wit; woord en beeld hand in hand.
Op blz. 39 staat het eerste gedicht dat een titel kreeg: Ranke handen. Dan denk je algauw dat de titelloze gedichten geen vlag behoeven omdat de lading herkenbaar is en gezien mag worden. Moet de lezer op zijn hoede zijn? Verbergt de verpakking een triviale inhoud? Met andere woorden: spreekt het gedicht niet voor zichzelf? Mist het gedicht de nodige helderheid? Ja en neen. Ja, omdat de poëzie in Sporen op wit minder sterk gevoelens weergeeft. Het epische neemt vaak de bovenhand. Het verhaal domineert de emotie. De dichteres analyseert de feiten meer dan de gevoelens die worden gekoesterd. Opgelet, de poëzie van Edith Oeyen blijft voortreffelijk! Met een gedicht als Waterbloemen bereikt zij een ongekende hoogte. De dichteres nodigt de lezer uit haar te volgen in de hartstocht van haar liefde.
Waterbloemen
Verlaten door de kudde
weet hij hoe eenzaamheid
een naam kreeg
zijn rimpelloze schaduw
beweegt bij het horen
van een schalmei,
verlangen groeit
en roerloos wacht hij,
want wie twee
blauwe ogen liefheeft
ziet waterbloemen bloeien
aan de vijver.
Is de dichteres een argeloze vrouw//is zij een twijfelaarster//of mogelijk iemand/die is uitgedanst/en wegvlucht uit de realiteit? Die vraag stelt Edith Oeyen terecht in het gedicht Mysterie. Omdat zij verwacht dat de lezer ook reageert, is mijn antwoord: JA. Zij is argeloos; koestert haar twijfels en vlucht graag uit de werkelijkheid. Dank zij deze drie emotionele kwaliteiten schrijft zij inhoudelijk sterke poëzie in een duurzame taalmix. Zij weet bovendien haar gevoelens een universele dimensie te geven. Ja, dit is één van haar sterke punten: geen egotripperij, maar herkenbare liefdesgedichten die overal kunnen worden gesmaakt.
Ook in woord en beeld hand in hand word ik vaak getroffen door gevatte beschrijvingen van het plastisch werk van enkele (bevriende) kunstenaars. Edith Oeyen schrijft plastisch, zij beeldt uit; het werk van de bevoorrechte kunstenaars komt gevoelbaar nabij; de dichteres is betrokken partij, nauwnemend en zo gevoelig. Toch blijft haar gevoeligheid vatbaar voor indrukken. Edith Oeyen weet op een harmonieuze wijze argumenten die een beroep doen op gevoel te verzoenen met die op redenering. Haar sterke inleving en de wijze waarop zij het woord beheerst, maken van haar een van de beste liefdesdichters in Vlaanderen en Nederland.
De slak
Bij werk van Felix De Boeck
Op zoek naar verloren dromen
beklimt zij diagonale lijnen,
vindt zij in zeegroen
de traagheid van het leven
achter de berg
liggen verborgen raadsels,
ook de rode kleur van liefde,
onhoorbaar haast de wind,
hij ademt vrede over het landschap
met trage traagheid
klimt zij omhoog,
slaapt straks in kil gras, en de dood,
ja, de dood komt later.
Thierry Deleu
Edith Oeyen, De ijslaag die ons draagt is dun, Zuid & Noord, Beringen, 2005 - Papaverreeks nr.63
26-01-2007 om 00:00
geschreven door Edith Oeyen
|