Ik ben vandaag even naar Wimereux geweest...even, even maar, met diep respect voor de doden. De doden die er niet mochten zijn. Nu ik een bezoek gebracht heb aan het graf van John Mc Crae, heb ik nog meer de indruk van...het mag niet meer gebeuren. Laat ons in het geloof van het zal niet meer.....
Wimereux Communal Cemetery
Het militaire gedeelte van de begraafplaats van Wimereux heeft enkele verrassende elementen in vergelijking met de gangbare inrichting van herdenkingsplaatsen. De grafstenen staan niet rechtop, maar liggen, zoals in Boulgone Eastern Cemetery, vanwege de zandgrond. Bovendien liggen tussen de graven van de 2.847 soldaten van de Gemenebest ook graven van verpleegsters. In de Eerste Wereldoorlog doet deze badplaats namelijk dienst als medisch centrum voor het Britse Koninklijke Leger.
Niet minder dan tien veldhospitalen draaien in 1917 op volle toeren in Wimereux om de gewonde soldaten van het front en de zieken te verzorgen. De mannen die hun verwondingen niet overleven, worden tot juni 1918 op de gemeentelijke begraafplaats van Wimereux begraven. Na deze datum wordt wegens plaatsgebrek een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen bij Wimille, de Terlincthun British Cemetery.
Dankzij de logistieke centra bij de havens ontstaat langs de kust een uitgebreide zone voor gezondheidszorg. Een vijftigtal verzorgingscentra zijn verdeeld over de plaatsen Calais, Wimereux, Boulogne, Dannes-Camiers, Etaples, Le Touquet-Paris-Plage en Saint-Omer.
De aalmoezeniers raadden de soldaten aan een afscheidsbrief aan hun ouders of aan een ander geliefde relatie te schrijven. Deze brief moesten ze dan in een envelop met het desbetreffende adres erop sluiten en die bij zich dragen. Als je sneuvelde, kon een kameraad ze in een van je zakken vinden en , eventueel samen met andere persoonlijke voorwerpen, naar de bestemming opsturen.
Als voorbeeld mag hier het geval aangehaald van korporaal Edmond Vanderschaeghe uit Roeselare.
Toen deze veteraan ( hij overleefde inderdaad de oorlog ) overleed, liet hij zijn zus Maria Vanderschaeghe, echtgenoot Louis Breemersch, zijn militaire papieren na. Daartussen stak een merkwaardige ongeopende envelop met als opschrift: Veuillez envoyer la lettere ci-incluse à la personne désignée, en cas que je serais tué. Mille remerciments. Bij het openen van de envelop bleek er een tweede in te steken, geadresseerd aan Madame Vanderschaeghe, Villa des Cadourques, Cahors ( Lot ) France. Dit was zijn moeder, die op dat ogenblik als vluchtelinge in Frankrijk verbleef. Op schuwe maandag ( 19 oktober 1914 ) was zij met haar kinderen uit Roeselare weggevlucht en in Cahors beland. Vader Vanderschaeghe was in Roeselare achtergebleven om nog te redden wat er te redden viel, hij zou later wel achterna komen, het zou toch niet lang duren. Een liedje dat we kennen uit honderden gelijkaardige gevallen. De familie bleef dus in de oorlog gescheiden. De broers Henri en Arthur belandden zelfs in de USA. Frans was arts in opleiding ; Pharailde kloosterlinge ; Maria, de jongste, huwde later Louis Breemersch.
Het doet een mens van tegenwoordig toch wat, als hij die ontroerende ontboezemingen leest, in de taal en stijl van bijna een eeuw geleden, van een simpel soldaat met de dood voor ogen.
Zeer lieve Moeder, broeders en zusters,
Weent niet! De almachtige die mij geroepen heeft, heeft niet gewild dat mijn vurig verlangen zich verwezenlijkte, van in u midden terug te keren. Vergeeft mij al wat ik u heb misdaan.
Teer beminde Moeder, hoe geern had ik mijn doel in werkelijkheid willen bereikt zien. Mijn enigste streven was u en mijnen lieven Vader, van wies tegenwoordigheid wij allen zolang ontroofd zijn, gelukkig te maken .
Beminde Broeders Henri en Arthur. Blijft getrouw aan uwe gelofte die gij mij gedaan hebt, toen ik naar het slagveld trok.
Beminde broeder Frans, tracht gij in mijn plaats het geluk uit te maken van Vader en Moeder. Versta u goed met uw lieve Zusters.
Lieve Zusters, mijn hoop was met u het gelukkig familieleven te mogen hernemen nu dat ik er niet meer ben, verdubbelt uwe krachten om in alles Vader en Moeder gelukkig te maken, verstaat elkander, zorg voor elkander. Maria doe voort goed uw best. En gij, Pharailde, zuivere dienares van God, vergeet mij niet in uwe gebeden.
Vaarwel ! Vaarwel! Vaarwel!
Uwe toegenegen zoon en broeder Edmond
Gij beste vrienden en kennissen, weest mij indachtig.
Wie Amerikanen en noodhulp zegt, denkt spontaan aan conflicthaarden als Darfoer en Afghanistan Dat de Belgische bevolking ooit in hetzelfde schuitje zat, lijkt onvoorstelbaar. Nochtans werd tussen 1915 en 1918 ruim drie miljoen ton voedsel naar ons land verscheept. Die grootschalige hulpactie was het werk van één man: de steenrijke industrieel Herbert Hoover. Hij zag het als zijn missie om de Belgen van de hongerdood te redden.
,,Het verhaal begint in 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog'', zegt historicus Peter Scholliers (VUB). ,,België was een van de welvarendste landen ter wereld, maar na de Duitse inval vielen handel en industrie plots volledig stil. De landbouw lag plat, want jonge boeren werden gemobiliseerd en de oogst bleef liggen. Het gros van onze levensmiddelen kwam weliswaar uit het buitenland, de Britse blokkade maakte import onmogelijk. Hongersnood dreigde, want de Duitse bezetter weigerde om voedselhulp te organiseren.''
Op dat ogenblik komt de Amerikaanse geoloog Herbert Hoover op de proppen.
De man heeft in enkele jaren tijd een fortuin verdiend met mijnbouwprojecten in China en Australië, maar wil een andere richting uit met zijn leven. Bekommerd om het lot van de tienduizenden Amerikanen die in Europa gestrand zijn, trekt hij naar Londen. Wanneer de schrijnende toestand van de Belgische bevolking hem ter ore komt, besluit Hoover om op eigen houtje een systeem voor voedselhulp op te zetten.
,,Dat de Duitsers het kleine België waren binnengevallen, maakte veel indruk op de Amerikaanse publieke opinie'', zegt Mark Derez van het Leuvense universiteitsarchief. ,,Dat is ook Hoover niet ontgaan. In de States komt een grootscheepse campagne op gang die op het Amerikaanse sentiment inspeelt.'' Affiches, te zien op de tentoonstelling, sporen Amerikaanse mijnwerkers aan om tien procent van hun loon aan hun collega's in Poor Little Belgium af te staan. De propagandamachine had succes, want Hoover wist centen los te peuteren bij bemiddelde Amerikanen en kreeg ook de Britse en Franse regering achter zich. In vier jaar tijd slaagde zijn Commission for Relief in Belgium (CRB) erin om 3,2 miljoen ton bonen, spek, meel, rijst en andere levensmiddelen naar België te versassen. Maïzena ook, hoewel de Belgen aanvankelijk niet begrijpen wat ze met dat ,,veevoeder'' moeten beginnen. En schoenen, want de Amerikanen verstaan niet waarom Belgische kindertjes met ,,houten schoenen'' aan hun voeten lopen.
Hoover schakelt zelfs zijn oude rivaal Emile Francqui in om de voedselbedeling vlot te laten verlopen. Tot in de kleinste Belgische gemeenten worden plaatselijke hulpcomités opgericht. Getuige daarvan is de uitvergrote foto die de blikvanger van de tentoonstelling vormt. Voor een groot spandoek poseren ,,de dankbare kinderen van Overyssche aan hunne weldoeners uit Amerika''. Elk kind houdt een bordje omhoog met de namen van voedingswaren: erwten, bonen, suiker.
,,Na de Eerste Wereldoorlog hield Hoover nog een som geld over'', zegt historicus Mark Derez. Dat bedrag moest worden gebruikt voor de heropbouw van de Belgische universiteiten: ,,Toen ontstond het idee om de Leuvense universiteitsbibliotheek, die in 1914 door de Duitsers was platgebrand, weer op te bouwen aan wat later het Ladeuzeplein zou worden. De Amerikanen beloofden een miljoen dollar, maar van de grote gevoelens voor Poor Little Belgium bleef na 1918 nog maar weinig over. Het zou nog tien jaar duren eer de nieuwe bibliotheek afgewerkt was.''
Het Canadian Forces Memorial bij Sint Juliaan wordt in1922 opgericht ter herinnering aan de 2000 gesneuvelden van de 1ste Canadese divisie die in april en mei 1915 in de omgeving vallen. In de volksmond wordt het al vlug den Canadien. Opschriften zijn in het Engels en Frans. De teruggekeerde bewoners kennen wat Frans en het Engelse Canadien wordt zo gevormd. Het is een monument en geen begraafplaats. Tijdens de oorlog wordt deze plek omgedoopt tot Vancouver Corner. De naam refereert naar de Canadese grootstad Vancouver die aan de grote oceaan ligt. Het gehucht bij de kruising van wegen is in de streek beter bekent als de kerselaere. Op 22 april 1915 ontsnapt voor het eerst chloorgas uit de Duitse voorlinie. Het gas slaat een grote bres van 8 kilometer in het geallieerde front tussen Steenstrate en Langemark. De Duitsers weten dit niet uit te buiten door een gebrek aan voldoende manschappen en materieel. Ook zij zijn verrast door hun eigen succes. Tijdens de periode die erop volgt lanceren ook de Canadezen zware tegenaanvallen om het front te stabiliseren en opnieuw terrein te veroveren. En het lukt. Met het hoofd gebogen, gericht naar de plaats van waar de gaswolk opkomt en met de handen rustend op de geweerkolf, houdt de stenen soldaat ingetogen de wacht. Arms reversed of het geweer op zijn kop, gaat allicht terug naar de oude Grieken. In de 16de eeuw wordt er voor het eerst over geschreven. Het getuigt van respect en rouw om de gevallenen. Het beeld is in 1921 ontworpen door Frederick Chapman Clemeshaw en wordt gezien als één van de mooiere oorlogsmonumenten. De ontwerper maakte ook deel uit van het Canadese expeditieleger in Frankrijk en België. De stenen soldaat is in Brussel gehouwen. De Canadien is in juli 1923 ingehuldigd in aanwezigheid van prins Leopold ( de later koning Leopold III ). Voor de aanleg van het park rond het monument voeren de ontwerpers aarde uit Canada aan, zodat u zich hier echt op Canadese bodem bevindt.
"Oorlog. Hoe verschrikkelijk dat is, kun je op de televisie zien. Kinderen worden gedood of raken gewond. Kinderen maken soms dingen mee die ze hun leven lang niet meer vergeten"
Kinderen maken tijdens een oorlog meestal verschrikkelijke en traumatische gebeurtenissen mee. Zo kan het verlies van dierbaren als ouders, het meemaken van oorlogshandelingen, het verkeren in constant gevaar het constant hebben van honger en dorst voor een kind ingrijpende gevolgen hebben op de rest van zijn verdere leven. Ook de propaganda die in de Eerste Wereldoorlog zich ontwikkelde richtte schade aan. Zo kennen we allemaal wel voorbeelden van de foto's van kindsoldaten. Soms bleef het alleen bij een uniform...maar vaak ook niet. Zo zijn er verschillende Engelse rustplaatsen bekend van soldaten die veel te jong waren. Ook het sturen van 16-jarigen in een oorlog is natuurlijk discutabel.
Van deze bekende begraafplaats langs de houtlandstraat in Vladslo werden in de jaren 20 vijf Britse piloten overgebracht naar Tyne Cot Cemetery. Luitenant Cecil Barry en Second luitenant Frederick E.B.Falkiner van het 57th Squadron zaten in hetzelfde toestel en werden op 21 augustus 1917 neergehaald door de bekende Duitse aas Ernst Udet. Ze werden in Vladslo begraven onder grafnummer 339. Twee andere piloten zijn gevallen in oktober 1917 en één Sergeant van het 49th Squadron Royal Air Force op 20 april 1918. Vladslo zelf werd in de jaren 50 aangeduid als een van de vier te behouden verzamelplaatsen, waardoor het aantal bijzettingen opgevoerd werd van 3.233 tot 25.644 vandaag.
In zijn jeugd was Peter Kollwitz enthousiast lid van groepen jongeren die wekelijks de natuur introkken. De voorman van deze groep liet zich begroeten met een schuin geheven arm en de kreet 'Heil!'. Later meldde hij zich vrijwillig nadat hij een compagnie had zien wegmarcheren onder 'bruisend volksgezang'
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog reisde Peter uit Noorwegen, waar hij op vakantie was, terug naar Duitsland. Daar diende hij als 18-jarige het Duitse leger, als musketier. Op 23 oktober 1914 valt zijn compagnie, de 4de cie van het 207de Reserve Infanterie Regiment (RIR 207) het Belgische 11de linie aan, die haar positie aan de IJzer wilde behouden. Hij overleed diezelfde dag.
Tot 1956 lag Kollwitz begraven op de Duitse begraafplaats 'Het Roggeveld'. Zijn stoffelijk overschot werd toen met dat van duizenden anderen overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats in het Praetbos in Vladslo, een van de vier Duitse verzamelbegraafplaatsen in West - Vlaanderen.
De herdenkingsbeelden verhuisden mee naar Vladslo. Ze staan nu achter op de begraafplaats. De twee geknielde figuren staan op een sokkel en zijn opgesteld voor het graf van Peter
In de decennia na de oorlog is een groot aantal oorlogsmonumenten opgericht. Elk jaar kwamen op 11 november de overlevenden bij nationale monumenten, op kruispunten en op kerkpleinen samen om de doden te herdenken. Net als het graf voor de onbekende soldaat onder de Arc de Triomphe in Parijs. In Westmunster Abbey in Londen en op de Arlington Nationale Cemetery in de Verenigde Staten zijn dit Symbolische begraafplaatsen. De meeste doden liggen namelijk ver weg begraven, dicht bij de plaats waar ze sneuvelden. Sommige nabestaanden hadden de mogelijkheid de plaatsen te bezoeken waar hun zonen, echtgenoten, vaders, vrienden en collegas in werkelijk lagen. Het verslag van de bedevaart van een van de vele ouderparen naar het graf van hun zoon is Illustratief voor miljoenen anderen.
In Augustus 1932 werd op de Duitse begraafplaats Roggevelde bij Vladslo een monument onthuld: een beeld van twee ouders die rouwen om hun in Oktober 1914 omgekomen zoon. Het is gemaakt door Kathe Kollwitz voor ouders die in de oorlog een zoon verloren, is er geen ontroerender monument dan dit simpele stenen beeld van een ouderpaar, geknield voor het graf van hun zoon. De naam van de kunstenares ontbreekt - hier telt slechts het universele verdriet van twee oudere mensen, omringd door de doden als een schare verloren kinderen. Zij is erin geslaagd een tijdloos gedenkteken te scheppen, een kunstwerk dat uitzonderlijke kracht en emotie uitdrukt.
Het is het ergste wat je als ouder kan overkomen. Wanneer je kind verdwijnt, oplost in het niets. Als je taal noch teken meer verneemt, geen brief,of kaart.
In de oorlog stond het Belgisch leger onder rechtstreeks bevel van koning Albert, een complexe man die vaak overhoop lag met zijn eigen generaals en met de geallieerden van de Triple Entente Groot Brittannië, Frankrijk en Rusland. Toen de Duitsers op 4 augustus 1914 het neutrale België binnenvielen, schoten de Fransen en Britten ter hulp, maar de samenwerking tussen de koning en die buitenlandse bevelhebbers zorgde regelmatig voor wrevel. Koning Albert was niet bereid om zijn soldaten blindelings als kanonnenvoer op te offeren, ook al was dat soms onvermijdelijk. Hij slaagde er in de Duitse doortocht door België tijdens de eerste maanden van de oorlog veel langer tegen te houden dan de Duitsers zelf hadden gedacht. Na de val van Luik trok Albert I zich terug met het leger richting Antwerpen. Tijdens de race naar zee dwongen de numeriek aanzienlijk sterkere Duitse troepen de Belgen Antwerpen op te geven en zich verder naar de kust terug te trekken. Nadat bijna heel België bezet was, hielden de troepen van Koning Albert eind oktober 1914 stand in de slag bij de ijzer. De Duitse opmars werd onder meer tot staan gebracht doordat de Belgen er het vlakke land onder water zetten. De Belgische troepen hielden de rest van de oorlog onder koning Albert I een klein hoekje van hun land in handen.
Anders dan zijn grootvader drukte Keizer Wilhelm II zijn stempel op de buitenlandse politiek van zijn land. Wilhelm II was een ingewikkelde, soms komische man. Hij was echt en ijdeltuit en had bijvoorbeeld meer opzichtige militaire uniformen dan dat er dagen in het jaar waren. De flamboyante keizer wilde van zijn land een wereldmacht maken, een status die in die tijd nog exclusief voorbehouden was aan Groot Brittannië. Wilhelm was een kleinzoon van koningin Victoria en hield van Groot Brittannië, maar hij was ook jaloers op het eilandenvolk. Bismarck macht en diens vreedzame buitenlandse politiek irriteerden de nieuwe keizer. Daarom ontsloeg hij Bismarck in 1890, nadat hij de kanselier louter uit fatsoen nog zo lang had getolereerd. Het grootste diplomatieke genie uit de Duitse geschiedenis en de architect van het keizerrijk was van het toneel verdwenen en aan het roer van het Duitse schip stond nu een onervaren heethoofd met grootse plannen. Hij lanceerde Duitsland op een oorlogszuchtige "Nieuwe Koers" in buitenlandse zaken wat culmineerde in zijn steun aan Oostenrijk-Hongarije in het Juli-ultimatum dat leidde tot de Eerste Wereldoorlog. Hij wasbombastisch en onstuimig en soms deed hij tactloze uitspraken over gevoelige onderwerpen zonder te overleggen met zijn ministers, en stond zijn generaals toe het beleid te dicteren tijdens de Eerste Wereldoorlog met weinig aandacht voor de burgerlijke overheid. Wilhelm II was een ineffectieve oorlogsleider en verloor de steun van het leger. Hij vluchtte naar Nederland waar hij in november 1918, in het tijdelijke toevluchtsoord kasteel Amerongen, troonsafstand deed. In 1941 stierf hij in zijn permanente verblijfsplaats Huize Doorn alwaar hij ook bijgezet werd in een mausoleum .
De eerste bommen zijn gevallen. Verweg en toch zo dichtbij. En ik, ik moet een mening hebben, maar ik voel me alleen maar zo vreselijk verdrietig. Ik voel de woede en agressie op beide fronten, maar bovenal, het pijlloze verdriet en de angst. Van al die mensen daar, die net als ik alleen willen leven met een beetje geluk op z'n tijd. En terwijl ik buiten de beginnende lente ervaar, pril groen en drukdoende vogeltjes, zullen zovelen rouwen om hun dierbaren, die niet te vervangen zijn. En, nu de tranen branden in mijn ogen, bid ik tegen beter weten in om vrede,
Na de Duitse inval van 4 augustus 1914 was het in alle steden en dorpen in West Vlaanderen een komen en gaan van militairen. Belgen, Duitsers, Engelsen en Fransen wisselden elkaar geregeld af. Op 19 oktober 1914 barste de hel los. De Fransen zorgden in de streek van Roeselare immers voor felle tegenstand en stuitten de Duitse opmars. Daarop verweten de Duitsers de burgers op hem geschoten te hebben. Man hat geschossen! . Dat was hun voorwendsel om over te gaan tot moord en brandpartijen. Overal zijn lijsten bekend van burgers die uit hun huis gesleurd, verminkt en gefusilleerd werden.
Reeds vanaf midden augustus 1914 staken Duitse ulanen her en der in West Vlaanderen hun neus aan het venster. Deze stoutmoedige verkenners te paard moesten ver voor de eigenlijke troepen op vijandelijk terrein informatie inwinnen over wegen, bruggen en troepenbewegingen. Meestal verdwenen ze even snel als ze opgedaagd waren. Authentieke getuigenissen van die dagen leren dat Ulanen zich correct en vriendelijk gedroegen tegenover de burgerbevolking. Ze vroegen eten voor zichzelf en voor hun paarden, en betaalden de rekening. Ze kochten sigaretten, vroegen de weg, dronken een pintje in een herberg en hoorden intussen burgers uit over Belgische of Franse troepen.
-De boeren verafschuwden de Duitse cavaleristen omdat ze zomaar door hun velden reden zonder gestraft te kunnen worden. Erger was dat de ruiters in de voorhoede voor de bevolking het eerste teken waren van de Duitse opmars en dus vaak van bruut geweld. Duitsers op wie geschoten werd koelden hun woede op de burgerbevolking met represaillemaatregelen. Inwoners van talloze gemeenten in België ondervonden dit onder andere in Wezet (Visé), Dinant (665 doden), Leuven en Aarschot (150 doden), alsook ook in kleinere gemeenten zoals Tamines en Zemst. In deze gemeente doodden ulanen een tiental mannen, verkrachtten vrouwen en staken huizen in brand. Zemstse getuigen vertelden later dat vele ulanen op dat moment dronken waren. In totaal werden in de maanden augustus en september 1914 5500 Belgische burgers gedood en talloze kerken, officiële gebouwen en huizen in brand gestoken.
Luitenant-kolonel John Alexander McCrae werd geboren in Guelph Ontario, op 30 november 1872 Guelph in het zuid-westen van de Canadese provincie Ontario . John McCrae was een Canadese dichter, arts, auteur, kunstenaar, militair tijdens de Eerste Wereldoorlog en een chirurg tijdens de Slagen om Ieper. Hij is het meest bekend door het schrijven van het gedicht In Flanders Fields.
Op 28 januari 1918, dienstdoende als commandant van het Canadese General Hospital (McGill) bij Boulogne, stierf hij aan een longontsteking die al snel werd gecompliceerd door meningitis. Hij werd begraven op de Commonwealth War Graves (sectie Wimereux Cemetery), op slechts een paar kilometer van de kust van Boulogne. Zijn paard "Bonfire", leidde de begrafenisstoet, volgens militaire traditie zijn meesters laarzen omgekeerd in de stijgbeugels. De grafsteen van McCrae is liggend geplaatst.
Dit hier is een oorlog in zijn meest verschrikkelijke vorm, en in onze ellende beseffen we Gods nabijheid. Het begint er heel slecht uit te zien, maar van binnen ben ik onbezorgd en gelukkig. Ik vrees het oordeel niet. Ik ben dan wel een armzalig, zondig schepsel, maar hoe groot zijn niet Gods genade en liefde voor het Heiland! Daarom doe ik mijn plicht voor het vaderland en mijn geliefde Duitse volk zonder angst en wanhoop. Ik dank u, lieve ouders, dat u mij naar de heiland geleid hebt; dat was het beste dat u ooit gedaan hebt. Ik heb u innig lief. God zij met u.
Er zijn heel veel brievengeschreven tijdens de oorlog. Enkelen zijn verloren gegaan, maar velen zijn intact gebleven en van een schrijvende waarheid doordrongen.
In Oktober 1915 schreef een pater aan het front aan een vriend.
Het zijn verschrikkelijke dagen. De enige troost bij de droevige herinneringen aan een tijd waarin vele vrienden gestorven zijn, is het gevoel van aanvaarding, vol van geloof en dankbaarheid jegens de goddelijke genade, wanneer ik de strijd voor aanvang vol overgave tegenmoettrad Deze oorlog is een vreselijke crisis .maar het is desondanks een geweldige spannende en bijzondere tijd om in te leven. Vergeleken met oorlog lijken alle andere bezigheden kinderspel.
De wreedheden die in werkelijkheid begaan werden, waren vreselijk en schokten de hele wereld.
Rudolf Binding schreef
Als je de verwoesting ziet, brandende steden en dorpen, geplunderde kelders en zolders waar mannen uit blind instinkt tot zelfbehoud alles aan stukken hebben gescheurd, dode of half verhongerde dieren, vee dat loeit in de suikerbietenvelden, en dan de lijken, de lijken en lijken, de stromen gewonden dan wordt alles zinloos, waanzin, een afgrijselijke grap over mensen en hun geschiedenis, een eindeloos verwijt aan de mensheid, een ontkenning van de beschaving, het doden van alle geloof in het vermogen van de mens tot vooruitgang, een ontheiliging van het heilige, zodat je het gevoel krijgt dat alle mensen in deze oorlog verdoemd zijn.
Als je van ze leven in de Westhoek passeert deur regen en noordenwinden, keert omme den tijd als jalhier passeert, den oorlog ga jier were vinden.
Ja, t is den oorlog da jier were vindt en t graf van duizend soldaten, altijd iemands vader, altijd iemands kind, nu doodstille godverlaten.
Laat de bomen nu maar zwijgen en dat t gras niets vertelt en de wind moet het ook maar niet zingen dat uwen dood hier tot niets heeft geteld dat waren verschrikkelijke dingen.
Zegt t gaat goed, der is welvaart in t land en de vrede ligt vast in de wetten, we maken wel wapens , maar met veel meer verstand, maar juist om den oorlog te beletten
En grote raketten atoom in den top, we meugen toch experimenteren en we mikken wel ne keer naar mekaar zijne kop, maar juist om ons t amuseren.
Als je van ze leven in de Westhoek passeert deur regen en noorderwinden keert omme den tijd als jalhier opasseert : den oorlog ga jier were vinden.
Ja, t is den oorlog da jier were vindt en t graf van duizend soldaten altijd iemands vader, altijd iemands kind , duizend en duizend soldaten en nog duizend en duizend soldaten en nog duizend en nog duizend soldaten.
Ik ben soldaat doch tegen mijn begeren Toen ik het werd heeft men mij niet gevraagd Men trok mij mee, ik mocht me niet verweren Ik werd gevangen en als wild gejaagd
Van 't ouderhuis en van mijn liefjes harte Verjoeg men mij en uit de vriendenkring Als ik daaraan denk met kommer en met smarte Ontgloeit m'n toorn en mijn verbittering
Ik ben soldaat, 'k moet dag en nacht marcheren In plaats van werken moet ik op schildwacht staan In plaats van vrij te zijn moet ik salueren Voor lummels vol van domme eigenwaan
En in de strijd moet ik de moordenaar worden Van broeders die ik geen van allen haat Daarvoor krijg ik verminkt een ridderorde En hongerig roep ik dan 'ik was soldaat'
Oh broeders, of gij Duitsers zijt of Denen Uit Frankrijk, Oostenrijk of Engeland Met rood of blauwe broeken aan uw benen Reikt aan elkaar voorgoed de broederhand
Kom laten wij naar huis tesaam marcheren Onszelf bevrijden uit de slavernij Om hand in hand de oorlog te verleren Soldaat der vrede noem ik gaarne mij