Schrijver van romans Paul Waterman. Auteur. Nog niet algemeen bekend misschien, maar daar gaat zeker verandering in komen.
Boek nummer 1. "Schipperen naast God."
Boek nummer 2. "Koffie verkeerd."
Boek nummer 3. "Tomatenblues."
Boek nummer 4. "Zoutwatervrees."
Boek nummer 5 heb ik nu onderhanden. Dat kan weleens augustus 2010 worden.
Waar was je? Vader Freek was zoals gewoonlijk als laatste binnengekomen, hij moest altijd nog even dit en dat doen, voordat hij de hongerige zonen achterna kwam. Die zin waar was je maakte mij bij voorbaat altijd al chagrijnig. Kon die man nou niet gewoon hallo allemaal zeggen? Zonder rond te kijken had hij zijn pet op de stoel achter zich gegooid en, terwijl hij zijn handen inspecteerde of deze wel goed waren schoongemaakt, begonnen met het gebed. Een persoonlijk gesprek met God heette dat, maar tijd is kostbaar, dacht ik wel eens. Waar zouden zijn gedachten zijn onder het bidden? Ook bij de tomaten? De Vader, de Zoon en de Heilige Geest, kon je opdreunen zonder je verstand in te schakelen, dat was gestampte pot. Zelfs als je te dronken was om te praten, kon dat nog vloeiend. Verkeerd omzeggen, bijvoorbeeld In de naam van de Vader, de Geest en de Heilige zoon, dat wil de mensen nog wel eens wakker schudden, maar de meeste keren was het een ritueel, waarin ook de dagprijs van de tomaten nog wel een plaatsje konden hebben.
Met de eerste schep achter zijn kiezen keek hij me opnieuw vragend aan.
Waar blevie nou, jongen? Wat dee je daar al die tijd?, was het weer.
Waar ik bleef? Wat ik deed? Ik moest toch naar de veiling?
Dat bedoel ik, klonk het bars. Maar most dat zolang duren dan?
Pa, overdrijf je niet een beetje. Weet je hoe druk het daar was? In je eentje tweehonderd bakkies tomaten van de aanhanger afhalen, doe je echt niet in een stief kwartiertje. Ik was maar alleen en kabouters bestaan niet. Tenminste, dat zegt u altijd!
Ja, ja. Vader Freek gromde. Je broers zijn al begonnen met bladtrekken. Ze kwamme al kijken waar je bleef.
Ze kenne komme wat ze willen pa, maar ik was helemaal verdroogd en ben effe een bakkie wezen doen bij moe. Ik ken geen rekening houden met dat stelletje heethoofden daar. Ik wees met een heftige knik naar mijn oudere broer Fred.
Deze mengde zich nu ook in het gesprek. Het is wel gek dat wanneer jij de tomaten wegbrengt, het altijd druk is aan de veiling.
Even was het stil. Was Fred het weer? Ik keek mijn vader vanonder mijn wenkbrauwen aan en wachtte op antwoord. Ik had het kunnen weten: Fred de onruststoker.
Niet alleen Fred, mijn vader antwoordde zonder op te kijken en vervolgde: iedereen vindt dat. Hij at nu iets te heftig door. Kennelijk moest de klokkenluider beschermd worden.
Dan doe je het toch voortaan zelf! Ik draaide me naar Fred en probeerde zo kalm mogelijk over te komen.
Dat wil jij niet, klonk het pesterig.
Ik zweeg.
Hebbie je lieffie niet gezien? Was ze er niet?, ging Fred venijnig door. Ben je daarom zo chagrijnig?
Ik bleef hem aankijken, maar hield het bij zwijgen. Fred kon zuigen, maar ik zou geen krimp geven.
Dat wordt nog wat, als we bij de nieuwe teelt de tomaten over de draad laten groeien, ging Fred verder. Motten we dan de mankracht van buitenaf halen?
Ik mot nog zien of dat meer opbrengt, kwam vader Freek tussenbeide.
Zonder naar me te kijken zei Fred: nou, voor Laurens hoeft het in ieder geval niet, hè Lau? Dan mottie nog harder werken als ie nu al doet en kunnen zijn handjes geen snaar meer voelen. Hè Lautje? Wat zullen je fans wel niet denken als ze je met groene vingers aan de snaren zien staan.
Pa, laat Fred morgen naar de veiling gaan; dan komt hij er wel achter wat het is om in je eentje tomaten te moeten lossen. Hij had weer gewonnen, de klootzak, ik kon er zo moedeloos van worden. Altijd en eeuwig dat gevit, die achterdocht. Het werd tijd dat Fred zijn eigen tuinbedrijf ging runnen.
Ja, ja. Ik naar de veiling en jij, op je luie reet vanaf het bankje voor het huis, de werkzaamheden inspecteren zeker, ging Fred weer.
Nu kletterde ik mijn bestek op tafel en vloog overeind. Hij had het wéér voor elkaar gekregen: ik had mijn gespeelde kalmte verloren. Weet je wat het met jou is?, schreeuwde ik. Tomaten zijn zo belangrijk, dat je ze na je dood nog plukt.
Tuurlijk! Dat zullen dan de tomaten zijn die jij hebt laten hangen zeker, kaatste Fred.
Dat je wordt begraven en tomaten meeneemt in je kist om niet in paniek te raken.
Hoongelach.
Dat je door je hebzucht in de hel eindigt, waar jouw tomaatjes op een telraam zitten.
Ja, ja.
En dat de duivel je als straf, dag en nacht naar je eigen tomaten laat kijken die door een of andere schimmel worden opgevreten zonder dat je er wat aan kunt doen, ging ik van haat vertrokken verder.
Jongens, jongens, moeder Co kwam nu tussenbeide. Het lijkt wel of jullie de maaltijd gebruiken om ruzie te maken. Koppen dicht, hoorde ik mijn vader op de achtergrond zeggen. Vechten doe je maar in je eigen tijd.
Fred stond zwijgend op en liep naar buiten. Ik was oververhit en volgde hem op zijn hielen; Fred was nog niet klaar met mij.
Volgens mij duw jij, als je de kans krijgt, je eigen snikkel ook nog in een overrijpe tomaat. Briesend liep ik achter hem aan, ik had de gang erin. Hij had mij aangeslingerd, dus hij kon ze krijgen ook.
Fred zweeg.
Durf jij je pik niet te laten zien omdat er dieven aan groeien.
Schichtig keek Fred om.
Denk je zo meteen dat je Lia ligt te beffen, dan blijkt het een opengescheurde tomaat te zijn.
Met grote stappen beende hij verder van me weg.
Verandert jouw zaad langzaam in tomatensap, schreeuwde ik hem na.
Raakt Lia dadelijk zwanger, en dan blijkt er een grote vleestomaat in te zitten.
Wat had ik een hartgrondige hekel aan die landverrader.
Hoe laat zou het zijn? Ik keek op mijn polsklokje. Bij vijven.McTrash, de band waarin ik de zanger was, had de matinee in het clubhuis verzorgd. Nadat we na afloop, samen met de andere bandleden, het instrumentarium in de Volkswagenbus hadden geladen, liep ik, een zwaar sjekkie rollend, terug naar de zaal. Misschien waren er nog wat maten die trek hadden in een biertje. Wat slap ouwehoeren kon geen kwaad.
McTrash! Paardenlul!! Een schorre koolaskeel kraakte door het geroezemoes van stemmen, ik was nog geen seconde binnen. McTrash!! Lelijk mormel dat je dr bent. klonk het weer.
Dit kon niet missen. Wilde ik dit wel? Ik keek om me heen en vond de omhooggestoken hand van Jack Molenkamp, alias Ravi. Wat afzijdig van de rest van de bezoekers stond hij achter in de zaal.De eerste indruk die je van hem kreeg was nonchalance, vertaald in woeste haren tot op de schouders en een grote bek als je hem aansprak. Het moest iedereen direct duidelijk zijn: Ravi had geen last van mensenvrees.Ondanks dat ik niet veel zin had, besloot ik toch om naar hem toe te gaan. Hij was hier niet voor niks, hij had natuurlijk wat te vertellen.
Hé Ravi! Ouwe tuinkabouter. Hoe is het jongen? Heb jm dr nog in gehad of ben je er zelf maar ingelopen?
Ravi grinnikte. Inderdaad, hij was niet groot van stuk en de grappen die hij moest ondergaan gingen daar ook altijd over. Sinds jaar en dag slikte hij die lol, en de snelheid waarmee het juiste antwoord kwam, wees daar ook op. Met zijn rug tegen de bar geleund en uiterst relaxed een biertje in zijn hand houdend, antwoordde hij: of ik het naar mijn zin heb gehad? Vroeg jij dat nou, vuile piskreuk? Je ziet toch dat ik het naar mijn zin heb!
Ik wist het. Ik deed er zelf aan mee. Dit antwoord hoorde nu eenmaal bij het begroetingsritueel. Dit, en het pakkie shag dat tegelijkertijd tevoorschijn kwam; daaruit moest blijken dat de zaak onder controle was. Zoiets als honden die aan de poepertjes van andere honden snuffelen.
Zoals verwacht dus, pakte Ravi zijn shagbaal uit zijn kontzak en vulde een vloeitje. Vervolgens hield hij de zak met zijn linkerhand uitnodigend onder mijn neus en draaide - waarschijnlijk had hij hier maanden op geoefend - single met zijn rechterhand zijn shagje. Was het nog wat vanmiddag? vroeg hij, secuur het vloeitje dichtlikkend.
Ook deze vraag hoorde nog bij het ritueel en verdiende daarom een bepaald type antwoord. Voor mij was het genoeg, ik wenste er niet meer mee door te gaan. In plaats daarvan keek ik hem aan en antwoordde: was het nog wat Ravi? Hoe kan je dat nou vragen, je bent toch niet blind hoop ik? Mijn wijsvinger maakte een rondje door de zaal. Betekent dit misschien dat het bij jullie niks was vanmiddag? Het eerste plaagstootje was gezet.
Ach, zn gangetje. Je weet wel. Ravi antwoordde wel, maar de bravoure brak een beetje. Zijn gezicht veranderde van nonchalance, in ernstig geplooid en er volgde een stilte. Toen veerde hij weer op en vervolgde: Weet je wie ik bij ons zag vanmiddag? Terwijl hij me onderzoekend aankeek, meende ik een stokende ondertoon te horen.
Hoe zou ik dat moeten weten? antwoordde ik zo stoïcijns mogelijk.
Nou, ik denk dat het je wel interesseert! Bij het volgende slokje bier kwam Ravis pink afwachtend omhoog en leek hij even zijn adem in te houden.
Zo langzaam als mogelijk nam ik een slok. Als dat zo is, zeg het dan maar, zei ik.
Mia, man. Mia van der Laan! De triomf bij deze boodschap spoot zo ongeveer van zijn gezicht.
Een aantal seconden draaiden mijn gedachten op volle toeren. Ik had niet het idee dat ik de schok die was veroorzaakt, binnenskamers had kunnen houden. Mia .??
Hij knikte heftig En weet je met wie ze was?
Al sla je me dood zei ik, de andere kant opkijkend. Ik moest zo lauw mogelijk zien over te komen.
Met die vetnek joh. Die achterlijke Frans de Zeeuw. Ravi had duivels plezier, dat liet aan duidelijkheid niet te wensen over. Je kent Frans toch wel? Hij zegt nooit wat, hij weet nooit wat, maar laat hem maar schuiven! De asplaag.
Frans de Zeeuw? Ik slikte de rest van mijn bier in één keer weg.
Sinds ze me te kennen had gegeven geen contact meer te willen hebben, had ik haar gevolgd. Nog geen seconde was zij uit mijn gedachten geweest en eigenlijk alles wat ik vanaf die tijd deed, was aan Mia gelieerd. Ik had de routes gereden die zij nam om naar haar werk te gaan, liep de feestjes af waar zij misschien ook zou kunnen zijn en keek bij het opbouwen van het instrumentarium voortdurend in de zaal of zij misschien dit keer wel onder de aanwezigen was. Mia leek zich voor mij te verschuilen. De meeste kans op een vluchtig contact was er op feestjes bij wederzijdse vrienden, die ik dan ook allemaal afliep, maar ook daar liet ze zich sinds we uit elkaar waren, niet meer zien. Radeloosheid was misschien nog het beste woord. Alleen de naam Mia, kon me al elektrocuteren. Tussen de tomaten, bij repetities met de band of bij het potje bier s avonds in de kroeg, altijd was zij de prominent aanwezige. Zelfs de vechtpartijen hadden bijna altijd een oorzakelijk verband: dat gevoel dat Mia ergens in de wereld, en misschien wel met een ander was. Frans de Zeeuw was dan misschien een paardenlul, maar wel een paardenlul die het voor elkaar had. Had Ravi hen werkelijk samen gezien of was hij uit op heibel?
Ík snap niet wat ze in dat varken ziet! Jij wel? Begrijp jij waarom hij wel en jij niet? Ook bij deze vraag leek Ravi meer dan geïnteresseerd in mijn reactie. Kennelijk was het de bedoeling dat ik uit mijn dak zou gaan.
Ik probeerde zo weinig mogelijk emotie te laten zien, maar kon aan de andere kant toch niet al mijn stuursheid verbergen. Goed gemeend kon deze mededeling nooit zijn: we konden elkaars bloed wel drinken. En toch kwam Ravi hier zijn goede vriend even inlichten. Wat een teringlijer was dat toch! Hij wist dondersgoed dat ie me te pakken had, dat hij met deze mededeling mijn hele zondag had verziekt. Het was hem te doen om onrust te zaaien. Hij had voor dit nieuwtje de moeite genomen om een blokje om te rijden om te zien waar hij mij het beste kon raken. Toch was ik vastbesloten dit niet te laten merken. Alles wat hij aan mij zag, wat ik dus niet kon verbergen, was al erg genoeg. Ravi kon de kolere krijgen, met zn hele familie erbij.
Was er nog ander publiek of was zij de enige in de zaal?, vroeg ik daarom doodgemoedereerd.
Ravi nam een lauw slokje en veranderde plotseling in Jack Molenkamp, van de rocker van een wereldband, naar de jongen uit de straat. Ietwat uit het veld geslagen keek hij om zich heen en probeerde nu op zijn beurt, licht wiebelend van het ene op het andere been zijn aloude houding te herkrijgen. Omzichtig draaide hij met één hand opnieuw een shaggie en keek om zich heen. Toen, met een wenkgebaar naar de barman om aan te geven dat er een tweede biertje nodig was, boog hij zich naar mij. We hebben vanmiddag zoveel storing gehad joh. Gewoon niet normaal meer, begon hij op bezorgde toon. Elke keer midden in een nummer. Of de duivel er mee speelt.
Wat gebeurde er dan?, vroeg ik hem, verborgen geamuseerd.
De zekeringen man. Ze sloegen gewoon als damstenen om je oren. Om gek van te worden. Bij deze bekentenis trok Ravi een gevaarlijke vuurkogel aan zijn sjekkie en inhaleerde veel te diep.
De zekeringen?
De zekeringen ja. We kunnen onderhand wel een veilingkist van die dingen meenemen en dan is het nog niet genoeg. Hij ademde diep. Zo kunnen we niet meer doorgaan. Er zit ergens kortsluiting. En we kunnen er maar niet achterkomen waar.
Ik keek hem strak aan en nam een zuinig slokje. Kortsluiting? Waar dan?
Ja, als we dat wisten, was het niet zo moeilijk, antwoordde Ravi.
Weten jullie je eigen kortsluiting niet te vinden?, ging ik plagend verder.
Nee, natuurlijk niet. Was het maar zon feest!, sputterde hij, de wanhoop nabij.
Ik wist natuurlijk alles van deze wekelijks terugkerende echecs. Al een aantal weken terug infiltreerden de fans van McTrash zich in het publiek van Ravis band. Op een zeker moment was het idee geboren om een speciaal stekkertje te maken waarvan de polen met elkaar zouden worden verbonden. Dit stekkertje moest dan voor kortsluiting zorgen. Zo gezegd, zo gedaan. Steeds als Ravi met zijn Sea Side Rockers weer wat gang hadden, ging ergens in de zaal het stekkertje in een stopcontact en .. pats.
Nog een biertje, Jack?
Ja doe maar. Dat kan nog wel.
Moet je vanavond nog ergens optreden?
Ja. Vanavond staan we in Hotel Amerika, antwoordde Ravi.
En je denkt dat het vanavond wel goed komt?
Ik hoop het, maar ik heb er een zwaar hoofd in.
Laat die gasten het nu eens goed doormeten joh. Zon mankement moet gewoon te vinden zijn. Ik speelde de emotie van de meevoelende hobbyist zo goed mogelijk.
Dat hebben we al zo vaak gedaan, verzuchtte Ravi.
Weet je wat ik denk? Ik keek wijds de zaal in en speelde goed te hebben nagedacht. Je moet gewoon eens flink je bek opentrekken, wedden dat het helpt? Die gasten denken er veel te gemakkelijk over. Je moet optreden, laten zien wie de baas is. Eerst de boel in orde, dan pas bier. Dat helpt!
Ga toch weg joh. Ravis wegwerpgebaar liet zijn wanhoop zien. Zijn ogen gaven de spanning die er onder de bandleden was, goed weer toen hij zei: We hebben nu al hommeles. Het laatste waar we om verlegen zitten is knallende ruzie.
Nou, dan zou ik gewoon zo doorgaan! Ik wuifde zo flegmatiek mogelijk met mijn hand. Mijn moeder zei ook altijd: Is het vanzelf gekomen? Dan zal het vanzelf wel weer overgaan!
Wie doet bij jullie de techniek? Ik werd nu onderzoekend aangekeken. Mijn laatste antwoord had niet, of juist wel indruk op hem gemaakt. Dacht Ravi nou werkelijk dat ik een poot zou uitsteken om hem te helpen?
Waarom vraag je dat?, kaatste ik.
Nou, kan die niet eens bij ons komen kijken?
Nee, dat geloof ik niet, antwoordde ik zo laconiek mogelijk. We zijn al blij dat Bertus tijd voor óns heeft. Maar je kunt het hem natuurlijk vragen. Bertus is geen bezit van ons. Ik wees naar de wat slungelachtige figuur een eindje verderop.
Ravi keek mijn wijsvinger na, stak als teken van dank zijn duim op en begaf zich op weg naar de technicus.
Even liet ik de afstand groter worden. Toen wenkte ik een van de mannen in het complot. Hai, Gerrit, hoe is tie? Biertje? Ik knikte met mn hoofd richting Ravi. Ze spelen vanavond in Hotel Amerika.