Die brandende zomerzon die je soms háát... en jouw incasseringsvermogen ver te boven gaat Weinig mensen op straat, behalve soms een auto die passeert, hoewel rustig rijdend, snel verlaat
Zelfs binnen is het niet echt naar wens... Je neemt je vlot opnieuw een koel glas water, wel zó gewenst! Vandaag licht maar eten: niet meer dan wat groente en fruit niet te vergeten
De radio speelt zachtjes menig opwekkend lied Graag wil je later nog wel opgemaakte bedden... en verder eigenlijk niet.
Negen knoppen tel ik al, nog wel uit te komen... Drie paarse Orchideeën stralen al volop Ik gaf hun met alle plezier een uitstekende stek!
Sinds vorig jaar is deze gekregen plant in mijn bezit; de toenmalige bloei was ook heel niet gek! Ik heb nu zelfs een schattig mini-exemplaar
op een bijzettafeltje staan Op zich ook geen lastige klant! Buiten en binnen voelen qua bloeiends geheel in evenwicht en zomaar succesvol bij mij beland.
Het zomert S’morgens kijk ik soms naar buiten met verlangende ogen. Als de zon dan schijnt ben ik door die schoonheid bevlogen. Dan proef ik weer en ben ik weer die dromer. Diep van binnen in mijn hartje, verlang ik dan weer , naar die dagen dat het zomert.
Ze pakt haar koffers ZOMER: Het is heet, ze stopt bloemen in zakken, En in een stapel plat na het drogen - Paardebloem kussens. Voorzichtig in een zak stoppen: kikkers, vlinders, insecten, kevers en een nachtvlinder...
Porie! Ik denk dat ik er klaar voor ben! In de bijkeuken zijn er sappen en augurken, en bessenjam... Mijn trein zal stipt om acht uur zijn, En vergeet niet te ontmoeten...
"Zonsondergang in bloed... Bloed stroomt uit het hart... Huilen, hart, huilen..." (A.A. Blok).
Soms ben ik gelukkiger dan al het levende, Hou van poëzie en muziek, Maar soms voel ik me als een nachtegaal die in doornen zingt...
... Groeiend in de schaduw, tussen de stammen, Altijd onbegaanbaar en dicht, Doornige doornstruiken In het voorjaar zijn ze bedekt met witte bloemen.
Hun aroma is koel en fris, verleidelijk. Ik ben ver weg van de drukke menigte, maar ondanks de scherpe doornen wil ik mijn toevlucht zoeken in dit struikgewas.
Hier, in het dik van de takken, zwart en doornig, Voorzichtigheid vergetend, zing ik in stilte een lied over mijn lente, Niet de brandende pijn van geluk voelen.
Tussen de bloemen, mysterieus mooi, zijn er veel doornen in de donkere diepten. Een van hen doorboorde mijn hart, En bloed stroomt op de grond in een stroom van rood.
En het lied stroomt naar de hemel, steeds wonderbaarlijker... Het leven gaat voorbij, en ik weet dat ik nu voor de laatste keer over de lente zing - mijn bloed gaat tenslotte weg met het lied.
Zoals de regen stroomt in de herfststorm, Zo stroomt het bloed uit mijn hart, - Nu begrijp ik waarom Zonder acute pijn is geluk onmogelijk.
Hetzelfde geldt voor gedichten - schrijf ze elke keer, alsof dit je laatste uur is...
... En de zingende nachtegaal viel stil tussen de dikke takken In de doornen.
Je noemt het de jouwe - je zoekt geen ontmoeting, je praat over liefde zonder je lippen aan te raken, het doet me pijn om elke avond op je te wachten, niet oprecht om bekenteniswoorden te geloven.
De dagen slepen zich voort als in slow motion, Dromen vervagen als een heldere zonsondergang, Breken in fragmenten als ijskristal, Stilte wordt verbroken door een rinkelende klank.
Een geweven net over mijn gevoelens werpend, Mijn ziel en hart trekkend met een strop, U gevangen als in een kooi, Zonder ooit in mijn ogen te kijken.
Opnieuw in het delirium van middernachtelijke nachtmerries, Verscheurende kreet: "Laat me gaan", Stikkend in de rook van luchtspiegelingsvuren, probeer ik voor altijd van je weg te komen...
In de lente wil je echt liefde, zachte knuffels, kusjes. En dus ligt dat geluk in het verschiet, Als de ziel danst voor een toegift.
In de lente wil je zo graag dromen, En geloof in een sprookje volgens de plot. En met heel mijn ziel de hele wereld te omarmen, Wat is de wereld, en de hele planeet.
In het voorjaar wil ik zo graag zingen Over pure gevoelens, de belangrijkste gedachten. En om erover te vertellen aan Degene die belangrijk is in ons leven.
In de lente wil je zo graag vliegen Op de vleugels van onschuldige vreugde. En tenslotte om gelukkig te worden, Geliefde, belangrijk en niet sterk.
In het voorjaar wil iedereen zo graag leven, om de glimlach van dierbaren met hun ogen te vangen. In de lente wil je zoveel liefhebben, En gewoon om te weten dat er iemand in de buurt is.
Ik maakte de jongens aan het lachen en vertelde ze dat goudvinken vlogen om de tuin te bezoeken! En ze antwoordden me: Er is niemand in de tuin, alleen de appels vriezen alleen.
Maar toen de hele menigte, We rolden in de sneeuw als een gekke menigte, Op de sneeuwbanken! Plotseling op de appelboom Die boven me was, floot de goudvink zijn lied.
Dat was de vreugde En toen de kinderen .... Met haar lach joeg ze hem de stuipen op het lijf, Toen zag iedereen In de blauwe lucht , De kinderen hier zijn hun goudvink!
En zittend op een rij, Alles op de takken brandt Met helder verenkleed sprankelend! Wintervogel, we zijn blij u te zien, gasten! Een zwerm goudvinke
Hoe goed is het als het lente is, Als de groene wind raast (Met een warme adem zal de hemel alles in de wereld verwarmen), Als de bossen en alle tuinen Overlopen van vogelgezang, En het geroezemoes van een jonge onweersbui Zal alleen de beweging van de lente intensiveren.
En om weer boer te worden Dromen van een stadsbewoner - Om nieuwe zorg te ademen En de vruchten te plukken van zijn inspanningen. Er is een vloed van lentegevoelens En vernieuwing op de planeet, En het motief van liefde wordt gehoord, Die wenkt in zoete netten.
Soms is haar ziel zo stil - Niets stoort haar, Je mikt op geen enkel doel, Niets met een naald... Je haast je nergens, je haast je niet, Alsof je weet: alles wacht op je, Alles zal je leven op tijd geven, En nergens sluipt het slechte weg. Alsof je alles al hebt bereikt Van wat zo moeilijk te krijgen is... Soms is mijn ziel zo stil dat je een gefluister van geluk kunt horen.