Hersenspinsels.
Een luchtweerspiegeling van het leven zo mooi bloemrijke elegantie op weg naar de bonnefooi.
Een schaars hemels wezen, goudkleurig van haar net een grotesk fantoom, etherisch, ongrijpbaar.
Door elfen gedragen, vrouw, natuurlijke geesten hun haren bijeen gestrengeld, alsof ze gingen feesten.
Maanlicht als hoofd spot met sterren als aureool frisse bries in de bomen, zuiver van de noordpool.
Al die bomen blaadjes ze hingen in de tocht ieder blaadje was precies verteld wanneer het ruisen mocht.
Op nevelige akker wolken mochten de elfjes dansen muziek was er voor iedereen in verschillende cadansen.
Eensklaps was er een kabaal, het festijn liep op zijn eind t daglicht dat nakend was en t nachtduister dat verdwijnt.
Alles vlug bijeen gebracht, sommige moest men wekken iedereen wist terstond, dat niemand wou vertrekken.
Sami.
|