Vorig jaar kende deze prachtige kleine valk een bijzonder succesvol broedseizoen in onze gemeente. De drie nestkasten die we speciaal voor het aantrekken van deze nuttige roofvogel plaatsten waren alle bezet . Zowel langs de Hazegrasstraat als langs de Zuidwatergangdreef vlogen er drie jongen uit; in de nestkast langs de Zwinnevaart waren er zelfs vijf vliegvlugge jongen. Dit grote aantal jongen wijst op een goed muizenjaar. Het is namelijk zo dat het broedsucces van roofvogels direct afhankelijk is van het aanbod van prooien. Ook dit jaar zijn de nestkasten opnieuw bezet en kijken we hoopvol uit naar de resultaten die we jullie ten gepaste tijd zullen mededelen. De Torenvalk is ongetwijfeld onze meest voorkomende roofvogel. Je ziet ze vaak wiekelend ter plaatse blijven hangen langs de wegkant. Dit fenomeen noemt men in ornithologische kringen "bidden ". Daarbij loeren ze naar beneden of ze nergens een kever of vooral een muis door het gras zien lopen. Hun gezicht is bijzonder goed ontwikkeld . Torenvalken zien achtmaal vergroot wat de mens ziet. Wetenschappelijk onderzoek bij braakballen heeft aangetoond dat 95% van hun voedsel uit kleine knaagdieren bestaat. Braakballen zijn door roofvogels uitgespuwde proppen onverteerbare voedselresten die zich in de maag hebben opgepropt. Muizen, kevers en vogels worden namelijk omzeggens helemaal opgegeten. Een vogelsnavel, het kaakbeentje en het haar van een muis en het dekschild van een kever verteren niet en worden door de roofvogel in een prop uitgebraakt, vandaar de naam braakballen. Meestal broedt de Torenvalk in boomholten (vaak in knotwilgen ), doch eveneens in een schuur , soms ook in een kerktoren. Het vrouwtje broedt alleen. Het mannetje gaat jagen en brengt geregeld een prooi naar zijn broedend wijfje. Als de jongen geboren zijn blijft het vrouwtje steeds in de buurt. Het mannetje gaat meestal de prooi klaarmaken vooraleer hij deze aan het wijfje aanreikt die ze dan bij de jongen verdeelt. De broedtijd duurt ongeveer 28 dagen. een eigenaardigheid bij roofvogels is dat ze met het broeden beginnen vanaf het eerste ei. Zo kan er een aanzienlijk grootteverschil zijn tussen het eerste en het vijfde jong. Bij andere vogels is dat niet het geval want deze beginnen pas te broeden als het laatste ei gelegd is. Zo zijn alle jongen bij de meeste vogels dus even groot en zullen ongeveer op de zelfde dag uitvliegen. Bij de roofvogels werkt dit systeem het natuurlijk evenwicht erg in de hand. Enkel bij een groot voedselaanbod zullen zowat alle jongen uitvliegen, bij voedseltekort zullen enkel de sterkste jongen overleven . Het is duidelijk dat onze roofvogels een bijzonder belangrijke rol spelen in ons leefmilieu. De Torenvalk is zowat de belangrijkste muizenverdelger en aldus een uiterst nuttige vogel . Met dank aan G. Burggraeve , Ereconservator Natuurreservaat Het Zwin .
Guido
|