In onderstaand werkje wordt het voordeel bezongen als iets verhevens, als iets waar de wereld niet zonder draait. Er is in deze lofzang een stijgende lijn aanwezig - eerst gaat het om de krijgs-, zee-, land- en koopman, om specifieke beroepsgroepen, maar ook de deugd, de moed (Ysbeer!) en de plicht blijken het niet zonder voordeel te kunnen stellen. Nét als we ons door de dichter hebben laten overhalen komt hij met zijn laatste regel roet in het eten gooien. Zijn schamele "vijf gulden" maaktdat we met een kritisch oog aankijken tegen al het vorige voordeel, datwe met terugwerkende kracht in de majesteitelijke zelfver-loochening van koop- en krijgsman opnieuw de kruimel-dieverij en het geschraap zien. Gedichten van dit soort-hooggestemde gedachtevlucht met banaal slot - duiken in de eerste helft van de 18e eeuw met grote regelmaat op. Hetzijn zonder uitzondering sonnetten (*).
ELK TRACHT NAAR VOORDEEL
(Abraham de Haen 1707-1748)
Een Krygsman tart den dood, om voordeel, in het veld;
Een Zeeman waagt zyn lyf, om voordeel, op de baaren;
Een Landman zal geen zweet, geen werk, om voordeel, spaaren!
Een Koopman zorgt en slaaft, en waagt, om voordeel, geld.
Een Arts wordt middernagts, om voordeel, opgescheld;
Om voordeel ondergaat een Reiziger gevaaren;
Om voordeel koopt en slyt een Winkelier zyn waaren;
Om voordeel wordt de deugd voor goud te koop gesteld.
Om voordeel ziet men stout den Ysbeer onder de oogen;
Het voordeel is het wit van wenschen en van poogen;
Het voordeel is by elk een allereerste pligt.
Ik zelf, ik schep vermaak om ook dien weg te kiezen,
En maak, om voordeel, dit erbarmelyk Gedicht,
Vermits ik anderszins vyf gulden zou verliezen.
(*) sonnet (Ital.: sonetto = liedje, Lat. sonare = klinken), in de 13e eeuw op Sicilië ontstane versvorm die met wisselende populariteit tot op de huidige dagen wordt beoefend. Het sonnet telt 14 regels en bestaat uit 2 delen: het eerste en langste deel bestaat uit beschrijving, het 2e uit commentaar of conclusie, bespiegeling of ook nog: tegenbetoog.
Uit het vakantiedagboek van een Optimist (door Talimlake)
Geplaatst: Di 30 Aug 2005, 13:16 Onderwerp: Uit het vakantiedagboek van een Optimist
Op verzoek van een bevriende chatter ook hier geplaatst
Uit het vakantiedagboek van een Optimist die overdrijft in adjectieven 6:07 u a.m. - Van onder ons laken met blauwe bloemetjes zie ik door het wijd-open raam in de verte aan de horizon hoe de roze-rode zoom van de reeds blauwe hemel rust op de toppen van de bergen rond ons Provencaals vakentiedorpje. Hoog boven dit onverwachte Zuiders ochtendplaatje hangt er nog één heldere ster... Ik dommel terug in. 6:45 u a.m. - De opkomende Rode Bol heeft nu het licht van die laatste ster gedoofd en tekent een hel wit vierkant op de witte muur naast de donkere notelarendeur van de ingebouwde kast waarin veel te veel onzuiderse kleren hangen. Ik bedenk dat we het eindelijk eens moeten afleren om bij het inpakken te vergeten dat we op vakantie in het Zuiden geen dassen, hemden met lange mouwen, broeken met vers gestreken pijpenplooien e.a. nodig hebben. Zoals we destijds onze kids met dat vingerspelletje aan het lachen kregen, probeer ik met opgestoken duim en gewrongen vingers een huilende wolf in het zonnevlak te schaduwen; eerst met mijn rechterhand, dan met links en daarna ook met beide. Mijn duim beweegt wel, maar de wolf huilt niet en hij heeft ook geen oren. Ook een arm schaap lukt niet. In ontspannen situaties verdraag ik geen mislukking en wil ik dus per se toch iets doen met dat schaduwspel. Gelukkig is Annemieke die het schouwspel van 6:07 u heeft gemist, ondertussen ook wakker gefriemeld en is Zij na enig lief aandringen bereid om een paar seconden in profiel te poseren. Alleen het hoofd mag erop. Ik zal de schaduwfoto :"Rising sun and shadowwoman in the early morning in a village near Avignon in July 2005" noemen. Ik hou van kort-gehouden, bondige alleszeggende titels. In de komende minuten zal de bewegende schim op de muur langzaam naar beneden rechts over de muurkast glijden om zich uiteindelijk tegen het hoofdeinde van onze sponde dood te lopen. Onderwijl ben ik echter al in het met witte ligstoelen en met een lavendelkleurige afrastering omzoomde zwemkom gedoken, en hebben de mediterrane vloertegels al een blauwe kleur van de kou op mijn door de eerste zonnedagen gebronste kaken geschilderd. In de waterspiegel poog ik te lezen dat mijn markt-waarde vanwege die brons zeker is toegenomen. Driemaal per etmaal zal weliswaar niemand mijn sportieve spartelingen gadeslaan, doch zulks zal in genendele de vreugde om de overwinning op mijzelf kunnen temperen. Ik haat zwemmen namelijk; meer nog om het aan- en uitkleden dan om het water zelf. De afkeer van het zwemgenot wordt even later evenwel volkomen weggereden door een korte maar autocarrosserie-bedreigende verkenningsrit door de onbekende zwiegelende straatjes van het oude Casto. Tegenliggers maken er voor mij een processie van Echternach van en met het stuur van een Duitse wagen in de hand is dat als zoeken naar een speld in een hooimijt, en er met een mooie dame uitkomen. Als ik negen kilometer later en zonder bluts of schram opnieuw door de hoge groene ijzeren antidievenpoort binnenrijd, klinkt door het raam van de badkamer het geluid van de douche als zarzuela-muziek in de oren: vrouwlief heeft het bedpand verlaten, en over minder dan een derde van een uur zal de geur van het spekpannetje op de tafel van het ruime terras zich uitnodigend mengen met het aroma van de Douwe Egberts Dessert. Aan de ontbijttafel ligt Conny Palmen links van mij en neem ik rechts met Annemieke de agenda door van een weerom veelbelovende vakantiedag . Het is 9:15 u a.m.
Avignon
Niet omdat de pauw schreeuwt in het park van Avignon maar omdat ik aan u denk die, ver achter de Rhone, denkt aan mijn zwerven en omdat ik nergens kan wonen word ik weemoedig en zit ik te dromen op de rots in het park boven de stad en de Rhone die vloeit langs de wallen van Avignon.
Omdat de onophoudelijk-stilfluisterende fontein in de grot achter mij van uw schoonheid verhaalt ben de dromer ik weer die de verte instaart van op de borstwering die een stad openbaart die ligt, langs de stroom waar een bark op vaart, als een kleurvol doch oud gobelijn.
En omdat het hermetisch-gesloten paleis van de pausen, naast mij, is het trotse symbool van mijn eenzame hart, wil ik verder op dool - maar ik weet niet waarheen, want gij zijt de poort die toegang verleent tot de stad die schoort dit gesloten en witte paleis.
(J.L. De Belder, 1912 Lier) _________________ Age si quid agis