angel - engel - angelus - mal'ach - malak bediendes of beschermers van de mens, boodschappers van God (of de goden)

De aartsengel Gabriël verschijnt aan Zacharias

Perzische afbeelding uit 1436 waarop Mohammed wordt ontvangen door de vier aartsengelen

Telkens wanneer een goed kind sterft daalt er een engel van God op aarde neer. Hij neemt het dode kind in zijn armen, spreidt zijn grote, witte vleugels uit, vliegt over alle plaatsen die het kind heeft liefgehad en plukt een handvol bloemen die hij meeneemt naar God, opdat ze daar nog mooier dan op aarde mogen bloeien. De goede God drukt al die bloemen aan Zijn hart, maar de bloem die Hem het liefst is kust Hij en dan krijgt de bloem een stem en kan meezingen in het koor der zaligen."
Kijk, dat alles vertelde een engel van God, terwijl hij een dood kind naar de hemel droeg, en het kind luisterde alsof het droomde; en zij vlogen over alle plekken bij zijn huis waar de kleine gespeeld had, en zij kwamen door tuinen met prachtige bloemen.
"Welke zullen wij nu meenemen en in de hemel planten?" vroeg de engel.
Daar stond een ranke rozenstruik, maar een boze hand had de stam geknakt zodat alle takken, vol grote, half ontloken knoppen, verdord neerhingen.
"Die arme boom!" zei het kind. "Neem hem mee, opdat hij boven bij God in bloei komt."
En de engel nam hem mee en kuste het kind tot beloning, en de kleine opende half zijn oogjes. Ze plukten van de rijke, prachtige bloemen, maar namen ook het verachte madeliefje mee en het wilde viooltje.
"Nu hebben we bloemen!" zei het kind, en de engel knikte, maar zij vlogen nog niet naar God omhoog.
Het was nacht, het was stil, ze bleven in de grote stad, zij zweefden rond in een van de nauwste straten waar hopen stro en as en allerlei rommel lagen, het was verhuisdag geweest; er lagen stukken van borden, brokken gips, dweilen en oude bollen van hoeden, niets dan lelijke dingen.
De engel wees te midden van die rommel op een paar scherven van een bloempot en op een kluit aarde die uit de pot was gevallen en bijeen werd gehouden door de wortels van een grote, verdorde veldbloem, die niets waard was en daarom op straat was gegooid.
"Die nemen we mee!" zei de engel. "Ik zal je wat vertellen terwijl we vliegen!"
En toen vlogen ze en de engel vertelde:
"Daar beneden in de nauwe straat, in die lage kelder, woonde een arme, zieke jongen; van zijn prille jeugd af had hij altijd op bed moeten liggen; wanneer hij op zijn best was kon hij op krukken de kleine kamer een paar malen op en neer wandelen, dat was alles.
Enkele dagen in de zomer vielen de zonnestralen gedurende een half uur in het voorhuis en wanneer de kleine jongen daar zat en de warme zon op zich liet schijnen en het rode bloed zag door zijn tere vingers die hij voor zijn gezichtje hield, dan heette het: Ja, vandaag is hij buiten geweest! Hij kende het bos en het heerlijke voorjaarsgroen alleen maar doordat een buurjongen de eerste groene beuketak voor hem meebracht. Die hield hij boven zijn hoofd, en dan droomde hij dat hij onder de beuken zat waar de zon scheen en de vogels zongen. Op een voorjaarsdag bracht de buurjongen ook veldbloemen voor hem mee en toevallig was er onder die veldbloemen een met de wortels er nog aan. En daarom werd ze in een pot geplant en in de vensterbank gezet dicht bij het bed. De bloem was geplant met een gelukkige hand. Ze groeide, schoot nieuwe loten en droeg elk jaar bloemen; het werd voor de zieke jongen zijn mooiste tuintje, zijn kleine schat hier op aarde. Hij gaf het water, verzorgde het en paste er goed op dat het elke zonnestraal die over het lage venster gleed, tot de laatste toe kreeg. En de bloem zelf groeide met zijn dromen samen want voor hem bloeide zij, voor hem verspreidde zij haar geur, en in zijn stervensuur toen Onze Lieve Heer hem riep, wendde hij zich tot haar. Een jaar is hij nu bij God geweest, een jaar heeft de bloem vergeten in de vensterbank gestaan en ze is verdord, en daarom is zij bij de verhuizing met allerlei rommel op straat gegooid. Dat is de bloem, de arme verdorde bloem, die wij in ons boeket hebben meegenomen, want die bloem heeft meer vreugde gebracht dan de rijkste bloem in de tuin van een koningin."
"Maar hoe weet u dat allemaal?" vroeg het kind, dat de engel meevoerde naar de hemel.
"Ik weet het!" zei de engel, "ik was zelf het zieke jongetje dat op krukken liep! Mijn bloem ken ik heus wel!"
En het kind deed nu helemaal zijn ogen open en keek de engel in het schone, blijde gelaat, en op hetzelfde ogenblik waren zij in Gods hemel waar vreugde was en zaligheid. En God drukte het dode kind aan zijn hart en toen kreeg het vleugels als de andere engel en het vloog met hem hand in hand. God drukte alle bloemen aan Zijn hart, maar de arme verdorde veldbloem kuste Hij en zij kreeg stem en zong met alle engelen, die rondom God zweefden, sommigen dichtbij, anderen verder weg in wijdere kringen, steeds verder weg in het oneindige, maar allen even gelukkig. En allen zongen ze, kleinen en groten, het goede kind en de arme veldbloem die verdord in het straatvuil had gelegen, weggeworpen met de verhuisrommel in de nauwe, sombere straat.

Er was eens een engel die stage moest gaan lopen op aarde. Hij werd met een afgestudeerde engel meegestuurd en samen trokken zij de wijde wereld in. Op de eerste avond klopten zij voor een slaapplaats aan bij een grote en zeer luxe hofstede. De boer en de boerin konden hun afkeer tegen de beide stoffige, niet erg fris ruikende mannen met de grootste moeite verbergen, maar lieten de twee toch binnen. Ze kregen in de koude keuken wat oud brood en beschimmelde kaas te eten en werden daarna linea recta naar de vochtige en koude kelder verwezen om daar de nacht door te brengen.
Daar lagen een paar matrassen en een stuk of wat verweerde dekens. De grote engel keek peinzend naar een gat in de muur stak zijn arm erin en toen hij hem weer uittrok was het gat verdwenen en de muur zag er uit alsof er nog nooit iets aan mankeerd had. De volgende dag vonden ze nog wat restjes van de vorige avondmaaltijd die de boerin voor ze op de keldertrap had gelegd en zwijgend gebruikten ze het ontbijt.
De tweede avond stonden de beide engelen verregend en wel voor de deur van een oud en vervallen aglonershuisje. Ze werden zonder omhaal meteen binnengehaald en kregen allebei een deken omgeslagen, terwijl de vrouw des huizes hun kleren voor het vuur te drogen hing. Ze kregen een paar kommen verse warme melk van de koe die in een armoedige stal naast het huis stond. Verder werd de karige maaltijd met liefde met hen gedeeld en toen het bedtijd was, kregen de engelen het bed van het echtpaar tot hun beschikking, terwijl de man en de vrouw die nacht bij de koe in de schamele stal doorbrachten.
Midden in de nacht werd de jonge engel ruw uit zijn slaap geschreeuwd, door een verschrikkelijke kreet, die eindigde in een luide jammerkreet. De koe die het enige inkomen van het echtpaar vertegenwoordigde, was even daarvoor dood in haar stal neergevallen. Nu werd het de jonge engel te machtig. "Waarom heb je dat laten gebeuren" schreeuwde hij zijn mentor stampvoetend van woede toe. "Hoe kun je zo wreed zijn?" Voor mensen die werkelijk geen knip voor de neus waard zijn en ons liever zien creperen dan dat ze een vinger uit steken dan te helpen, repareer je de muur in de kelder. En uitgerekend mensen die helemaal niets bezitten en zoveel warmte en liefde delen met totale vreemden, laat je zo maar toe dat hun enige bron van inkomsten het loodje legt."
De grote engel legde zijn hand in een beschermend gebaar op de schouder van zijn pupil en zei met zachte, kalme stem: "Ja, ik heb een muur gerepareerd bij een rijk boerenechtpaar die ons zeer onmenselijk behandeld hebben. Want in dat gat zat een rijke schat verborgen en het moge duidelijk zijn, dat zij niet de mensen waren die de waarde van het geld goed kunnen inschatten. Waren ze nog rijker geworden, was hun hebzucht nog meer gevoed geworden. En ja, nu is de koe van deze lieve mensen dood. Maar vannacht ben jij doorgeslapen toen ik wakker was geworden, door de dood die zich over ons bed boog en zeer onaangenaam verrast was, daar de vrouw des huizes niet aan te treffen. Ik smeekte hem haar te sparen omdat onze gastheer dat verlies zeker niet te boven zou komen. Maar de dood kon niet van deze plek zonder zijn werk gedaan te hebben en dus heeft hij de koe in haar plaats meegenomen. Zo zie je maar dat de dingen niet zijn zo als je op het eerste gezicht zou zeggen.

Engelen*** iedereen kent ze*** of toch ook niet?
Engelen zijn fascinerend. Al eeuwen zie je afbeeldingen van engelen in schilderijen, beelden, Ze worden beschreven in gedichten, boeken, liedjes In vele religie s zoals het katholicisme, het jodendom, de islam, kabbala ..is er sprake van gevleugelde wezens die ons beschermen en begeleiden.
Volgens de Islam, heeft God eerst de Engelen geschapen, daarna de Jinns en pas dan de Mens.
Engelen
Engelen, worden in de Islam aanzien als perfecte dienaren van God. Zij werden geschapen uit Licht, en voeren altijd nauwgezet de Wil van God uit. Het zijn eerbare dienaren van God die hun taken op perfecte wijze uitvoeren en dag en nacht God's lof vieren.
Er zijn verschillende soorten Engelen, zoals bijvoorbeeld de Engelen die de Goddelijke Openbaring overbrengen. De Koran informeert ons dat de Engel Gabriël de hemelse Boodschapper is tussen God en Zijn menselijke Booschappers (Profeten). Naast Gabriël zijn er ook andere Engelen die deze taak vervullen. de Engel Bewaarder ("Hij [de mens] heeft een gevolg voor en achter zich die hem op God's bevel bewaken" - Koran 13:11) Engelen die de daden van de mens noteren. ("Wanneer de beide ontvangers, aan de rechter- en linkerkant zittend, [hem] zullen ontvangen, kan hij geen woord uitbrengen zonder dat er een bewaker klaarstaat" - Koran 50:17-18). Gedurende het hele leven, noteert de Engel aan de rechter kant de goede daden voor +10 punten, de engel aan de linker kant noteert de slechte daden voor - 1 punt. Uit die verhouding blijkt de Barmhartige God het goede in verhouding veel meer beloont dan Hij het kwade bestraft. Op de Dag des Oordeels zal er een boek zijn van alles wat men gedurende het leven heeft gedaan. Er zijn nog verschillende andere Engelen met specifieke taken.
Volgens de Islam bestaan er geen gevallen Engelen. Satan wordt dan ook niet aanzien als een gevallen Engel, maar als een Jinn.
Jinns
Jinns zijn schepselen uit vuur. Het engelse woord genies is daarvan afgeleid.
Jinns hebben een vrije wil, zoals mensen, en bijgevolg dienen ze soms God, en schenden ze soms zijn Geboden.
Satan is een hooghartige Jinn, die weigerde voor Adam te buigen en daarvoor door God gestraft werd. Zijn straf is evenwel uitgesteld tot op Oordeelsdag, en Satan heeft zich voorgenomen tegen dan de meerderheid van de mensen van het pad van God te doen afdwalen en tot zijn eigen volgelingen te maken. Satan kan daarbij rekeken op de hulp van Jinns die voor hem gekozen hebben.
Normaal gesproken, is er geen contact tussen mensen en jinns. Maar het gebeurt dat een slechte jinn een mens bezet, kwelt. Dan spreekt men van een demonische bezetenheid.
Ook in de magie spelen Jinns een rol. Het bestaan van de magie wordt door de Islam erkend, maar het is Muslims verboden magie te gebruiken. Men kan twee vormen van magie onderscheiden: het zuiver psychologische, waarbij men als een goochelaar, de mens de indruk geeft dat de werkelijkheid anders is dan ze is. Of de zwarte magie, waarbij slechte Jinns ingezet worden. Beiden zijn voor Muslims verboden terrein. Mocht een Muslim slachtoffer worden van een magische aanval, dan zijn er wel verzen in de Koran die tegen magie beschermen.
De Mens
Tenslotte zijn er mensen, uit aarde geschapen. De Mens heeft ook een vrije wil, en kan dus vrij kiezen God al dan niet te volgen. Zich onderwerpen aan God, betekent immers dat men volledig vrij is om die keuze te maken. Zonder die vrijheid, kan er van Islam geen sprake zijn. Vandaar ook de centrale rol van godsdienstvrijheid in de Islam.

Aartsengelen
Michaël: Hij is een van de Aartsengelen. De naam Michaël betekent Hij die is als God. Hij is de leider van alle Engelen legers en is degene die Satan verslagen heeft. Hij staat het dichtste bij God en is Hemels grootste verdediger en de machtigste strijder tegen het kwaad. Zijn symbool is een brandend zwaard.
Gabriël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Gabriël betekent God is mijn kracht of Held van God. Gabriël zit aan de linkerhand van God en is de Engel van incarnatie, van conceptie en geboorte en van dromen.
Rafaël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Rafaël betekent God heeft geheeld of Stralende die heelt Hij beschermt reizigers en heelt de zieken en gewonden. Raphaël is de Engel van wetenschap en kennis.
Uriël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Uriël betekent Vuur van God Hij is de Engel van berouw, muziek, dichtkunst en voorspelling. Uriël helpt ook bij het communiceren met de natuur.
Metatron Hij is een van de Aartsengelen. Metatron is de langste Aartsengel. Hij is de Engel van overvloed.

|