Ik zou een vlinder willen zijn... Dan kon ik gaan naar waar ik wou. Vliegen in de lucht van blauw. Dan zou ik landen op je schouder. Want ook al ben ik maar heel klein... Ik wil voor altijd bij je zijn!
Vlinder Je hebt de vrijheid Te vliegen waarheen je Maar wilt; Je vleugels, zo teder, Zijn sterk genoeg om jou te dragen. Jouw mooie kleuren Glinsteren in de zachte lentelucht En ieder die je ziet Wordt meteen vrolijker. Kleine vlinder, blijf vliegen En neem mij mee Op je kleurrijke reis
Elfenheuvel is een sprookje van Hans Christian Andersen, het verscheen in 1845.
Twee hagedissen spreken in een boom over het spektakel in de Elfenheuvel, er wordt daar gelucht en de elfenmeisjes leren een nieuwe dans. Een derde hagedis heeft met een regenworm gesproken en weet dat er gasten verwacht worden. Alle dwaallichtjes zijn opgeroepen voor de fakkeltocht en al het zilver en goud in de heuvel wordt gepoetst en in het maanlicht gezet. De elfenheuvel gaat open en een oude elfenjuffrouw gaat naar buiten. Ze is de huishoudster van de oude elfenkoning en ze heeft een hart van barnsteen op haar voorhoofd. Ze gaat het moeras in en nodigt de nachtzwaluw uit, ze vraagt de uitnodigingen rond te brengen. Er komen ook invloedrijke trollen en zelfs mensen zijn welkom als ze in hun slaap kunnen praten. Alleen de allervoornaamsten mogen aantreden, spoken worden niet toegelaten.
De meerman en zijn dochters worden uitgenodigd en krijgen een natte steen om op te zitten. Ook de oude trollen met staarten, het riviermannetje en de kabouters zijn welkom. Het grafzwijn, het hellepaard en het kerkspook horen tot de geestelijkheid en de nachtzwaluw vliegt weg om de uitnodigingen uit te delen. De elfenmeisjes dansen met lange sjaals, geweven van nevel en maneschijn, op de Elfenheuvel. De muren van de grote zaal zijn ingesmeerd met heksenvet en kikvorsen zijn aan het spit gestoken in de keuken. Er zijn addervelletjes met kindervingertjes en slaatjes van paddestoelzaad, scheerling, bier uit de brouwerij van de moerasvrouw en salpeterwijn uit de grafkelder. Het dessert bestaat uit verroeste spijkers en glas van kerkramen.
De gouden kroon van de elfenkoning wordt met gestampte griffels gepoetst en er moet krulhaar en varkensborstel worden gebrand. De koning vertelt dat zijn dochters zich gereed moeten maken voor een huwelijk. Twee moeten trouwen met de zonen van de oude trol uit Noorwegen, die in de Dovreberg woont en rotskastelen van basalt bezit. Hij heeft een enorm goede smederij en zijn eigen vrouw kwam ook uit Denemarken. De vrouw is overleden, ze was een dochter van de krijtrotsen op Möen. Het gezelschap komt per boot, ze wilden niet over Zweden reizen. De dwaallichtjes kondigen het gezelschap aan en de elfenkoning gaat met zijn kroon in de maneschijn staan, zijn dochters buigen diep.
De trol draagt een kroon met ijspegels en gepoetste dennenappels op het hoofd, hij heeft een berenpels en sneeuwschoenen. De jongens noemen de Elfenheuvel een hol, maar de koning vertelt dat een hol naar binnen en een heuvel naar boven gaat. De trol vertelt over zalm die tegen stroomversnellingen opzwemt als de kabouter op zijn gouden harp speelt. Hij geeft de elfenjuffrouw een kus en de elfenmeisjes moeten dansen en veroorzaken een wervelwind. De koning laat dan zijn dochters aantreden voor de trollenkoning.
De jongste dochter van de koning neemt een wit houtje in haar mond en verdwijnt. De tweede dochter kan naast zichzelf lopen, alsof ze een schaduw heeft. De derde dochter heeft gestudeerd in de brouwerij van de moerasvrouw en kan boomstronken met glimwormen spekken. Het vierde elfenmeisje heeft een gouden harp en elke trol tilt zijn linkerbeen op als ze een snaar aanslaat. De oude trol vindt dit gevaarlijk. De volgende dochter heeft geleerd van de Noren te houden, haar jongste zus vertelt dat ze heeft gehoord dat de Noorse rotsen overeind blijven als de wereld vergaat.
De zesde dochter wil niet komen, ze zegt alleen de waarheid en heeft genoeg aan het naaien van haar doodskleed. De zevende kan sprookjes vertellen en de trol laat haar zijn vijf vingers zien. Het meisje vertelt over elke vinger en komt bij Goudbrand, die een gouden ring om het lichaam draagt. De trol wil haar als zijn eigen bruid en hoort dat het meisje nog meer kan vertellen over Goudbrand en de kleine Peter Speelman. De trol wil dit pas horen als de verhalen over de dennenboom, de berk en de geschenken van de bosnimfen in de winter in de stenen kamer worden vertelt. De spotgeest komt en zingt liedjes over melkmeisjes en de zalm zal tegen de stenen muur slaan als hij in de waterval springt.
De trol vertelt zijn zonen dat hij een moeder voor hen heeft gevonden en laat hen een huwelijkskandidaat kiezen. Ze willen echter liever een dronk uitbrengen op hun gastheer en trekken hun jas uit. Op de tafel vallen ze in slaap en de oude trol danst met zijn jonge bruid door de kamer. Ze wisselen schoenen, want dat is voornamer dan ringen wisselen. De haan kraait en de huishoudster sluit de ramen, zodat de zon hen niet verbrand. De heuvel gaat dicht en de hagedissen en de regenworm praten na over de trol en zijn zonen.
Grafheuvels en Wivebelten
Oude aardwallen, huneschansen en grafheuvels zijn traditioneel de elfenhuizen. Het Keltisch voor elf is Sidhe (Sjie), hetgeen 'heuvelvolk' betekent. Vaak ziet men s' nachts elfenheuvels flonkeren met tienduizenden lichtjes. Soms ook verheft de hele heuvel zich op zuilen , en dan komt in stralend licht een elfenstoet naar buiten om op weg te gaan naar een andere heuvel. De nacht van de 7ste augustus (Lammasnacht) is vanouds het tijdstip. Maar op het eiland Man verhuist het Heuvelvolk op 11 november. Wie wijs is waagt zich in die nachten niet buiten. Het heuvelvolk trekt altijd langs welgebaande paden, die de elfenheuvels in rechte lijn verbinden. In de loop van duizenden jaren heeft zich een concentratie van tovermacht opgehoopt op de knooppunten en kruisingen van deze paden, en deze knooppunten liggen weer nabij vele van. oudsher heilige vergaderplaatsen van de mens. Het is beslist af te raden om elfenheuvels (of enige andere elfenbehuizing) binnen te dringen. Maar er is niets tegen voorzichtig observeren en een vriendschappelijke waarnemer wordt soms beloond. Zijn de elfen evenwel niet bereid naar buiten te komen, dan is de ingang te vinden door bij volle m aan negen maal rond de heuvel te lopen. Wie niet moed opbrengt om een elfenhuis binnen te gaan , kan zijn oor tegen de grond te luisteren leggen en zo wellicht de geluiden van een elfenkermis opvangen.
Behalve als woning, dienen de heuvels ook als geheime bergplaats voor schatten en worden ze wel gebruikt als elfenkerkhof. Het verhaal over Koning Arthur hebben we al genoemd. Een andere vorst, Koning Sil, zit in zijn gouden harnas op zijn paard, diep in de Silbury- heuvel in Wiltshire. En een soortgelijk verhaal gaat over de kabouterberg Bryn yr Ellyllon, nabij Mold, Clyd Flint; daar zou een persoon in een gouden harnas rondspoken. En bij opgravingen in 1833 is daar inderdaad een geraamte met een gouden maliënkolder aan, gevonden. Het Nederlandse Heuvelvolk luistert naar de namen Witte Wieven, Beeldwitten of kortweg Witten. In Twente wonen ze in Wivebelten, maar hun heuvels komen overal in Nederland voor. Geen oorden om bij nacht en ontij of maneschijn te bezoeken. Want denk eraan, zo'n heuvel is wellicht een grafheuvel en de Witten zijn kind aan huis in het dodenrijk. Toch werd er wel eens in gegraven vanwege vermeende schatten. Lang voor er een archeoloog verscheen was elke urn uit onze hunebedden al gestolen en stukgeslagen. Waarna de schatgraven hun driestheid beloond zagen met elfengoud: een handvol stof en gruis. Elfenheuvel
WAT IS GOTHIC? Een vraag die door veel mensen wordt gesteld en waar toch niet snel een antwoord op gegeven kan worden
Het woord gothic omvat niet alleen een hedendaagse muziekgenre maar is tevens een complete levenstijl dat zijn grondslag heeft in de middeleeuwen.
VOORGESCHIEDENIS
Gotiek in de middeleeuwen. Het woord Gotiek wordt vanaf de Renaissance gebruikt als beschrijving van de kunstvorm van de Middeleeuwen. Deze kunstvorm omvat naast de welbekende architectuur (kathedralen) ook schilder-, glas- en beeldenkunst en literatuur
Gothic vandaag de dag Mensen die zich bezig houden met de Gothic levenstijl, noemen wij Gothics of Goths. Een gemiddelde Gothic wordt al snel duister, gevaarlijk en depressief genoemd, vanwege zijn stijl van kleden en manier van uiten. Maar dat is een vooroordeel, gebaseerd op de publieke angst of onvermogen om er mee om te gaan. Eind jaren negentig, werd de Gothiccultuur weer populair onder jongeren, wereldwijd. Maar mensen die van Gothic houden, zijn gewone mensen, zoals jij en ik! Omdat je Gothic bent, betekent niet dat je altijd in zwarte kleding met je gezicht onder de make-up rondloopt. Er zijn een hoop Gothic-fans, die dat niet doen, omdat ze er geen behoefte aan hebben. Maar zoals bij iedere levenstijl, zijn er altijd uitzonderingen. Zo zijn er ook Gothics die aandacht er mee willen vragen of graag willen opvallen of het gewoon mooi vinden. Maar een grote meerheid van de Gothic houden zich daar niet mee bezig. Gothics respecteren het leven, houden van de natuur en zijn veel bezig met filosofische/psychologische aspecten van het leven.
Gothics zijn geen aanhangers van satan. Gothics zijn ook geen demonen. Satanisme wordt door een grote meerheid afgekeurd. Satanisme of iets met de duivel hebben, is iets waar de meeste Gothics niet te maken mee willen hebben.
Van de Oudheid tot de Middeleeuwen leefde het onjuiste beeld dat bergkristal, versteend, helder ijs (crystallos) was. Omdat het altijd en overal bestaan heeft, zijn er eindeloos veel mythen en verhalen rond de bergkristal. De bergvolkeren meenden dat goden en geesten in paleizen van bergkristal woonden. Keizer Augustus wijdde de destijds grootst bekende steen op het Capitool aan een god. Indianen leggen de heilige steen nog altijd bij een baby in de wieg. Boeddhisten zoeken verlichting in meditatie boven die steen en de bol van waarzegsters wordt van oudsher geschreven en afgebeeld als van bergkristal. Omdat bergkristal dorst zou lessen, heeft Nero ooit zijn wijn uit een kelk van bergkristal gedronken.
Boekband "Petrus met sleutels" koper versierd met bergkristal, 12e eeuw, Engeland Boekband, hout met koperen beslag waarin het midden de beeltenis van Petrus met sleutels en boek, frontaal gezeten, in een mandorla. De rand is versierd met opgelegd rankenwerk en bonte halfedelstenen: paars, groen, bruin, rood, benevens een antieke camee met het borstbeeld van een vrouw in wit op rode grond (links bovenaan) twee antieke zegelstempels (in het midden rechts en bovenaan links), terwijl vier grote ovaal geslepen stukken bergkristal de hoeken tooien. De dikte van de band is beslagen met koperen, geornamenteerde band
De kristallen van bergkristal zijn duidelijk zichtbaar en zeshoekig. De top heeft vaak schuin aflopende vlakken, die elkaar ontmoeten in een punt. De zes zijden en de top kunnen regelmatig zijn, of juist zeer onregelmatig. Elke kristal heeft ziin eigen karakter en zijn eigen werking.
Laat je een bergkristal liggen, dan kun je hem in een paar maanden tijd zien groeien. Lucht bevat namelijk zeer fijngemalen kwartsdeeltjes (stof), die neerslaan en vastkitten op het kristal.
Bergkristal was al in de Midden-Steentijd (Mesolithicum, 8000-4000 v.Chr.) in gebruik als sier- en heelsteen.
In de Romeinse tijd was een bergkristal een krachtig amulet voor de reiziger. Hij zou beschermen tegen ziektes, ongevallen en bevriezing. Sabbelen op een bergkristal was goed tegen de dorst. Romeinse keizers, zoals Caligula, dronken hun wijn uit bokalen van bergkristal. Zij geloofden dat bergkristal eventuele vergiftiging ongedaan zou maken. Inderdaad verkleurt bergkristal bij het gebruik van de toen bekende vergiften.
Bergkristal is waterheldere kwarts. De naam komt uit het Latijnse 'crystallus', dat weer uit het Griekse 'krystallos' (beide: 'kristal, ijs') komt. De oude Grieken en Romeinen geloofden namelijk dat bergkristal eeuwig bevroren water was.
angel - engel - angelus - mal'ach - malak bediendes of beschermers van de mens, boodschappers van God (of de goden)
De aartsengel Gabriël verschijnt aan Zacharias
Perzische afbeelding uit 1436 waarop Mohammed wordt ontvangen door de vier aartsengelen
Telkens wanneer een goed kind sterft daalt er een engel van God op aarde neer. Hij neemt het dode kind in zijn armen, spreidt zijn grote, witte vleugels uit, vliegt over alle plaatsen die het kind heeft liefgehad en plukt een handvol bloemen die hij meeneemt naar God, opdat ze daar nog mooier dan op aarde mogen bloeien. De goede God drukt al die bloemen aan Zijn hart, maar de bloem die Hem het liefst is kust Hij en dan krijgt de bloem een stem en kan meezingen in het koor der zaligen."
Kijk, dat alles vertelde een engel van God, terwijl hij een dood kind naar de hemel droeg, en het kind luisterde alsof het droomde; en zij vlogen over alle plekken bij zijn huis waar de kleine gespeeld had, en zij kwamen door tuinen met prachtige bloemen.
"Welke zullen wij nu meenemen en in de hemel planten?" vroeg de engel.
Daar stond een ranke rozenstruik, maar een boze hand had de stam geknakt zodat alle takken, vol grote, half ontloken knoppen, verdord neerhingen.
"Die arme boom!" zei het kind. "Neem hem mee, opdat hij boven bij God in bloei komt."
En de engel nam hem mee en kuste het kind tot beloning, en de kleine opende half zijn oogjes. Ze plukten van de rijke, prachtige bloemen, maar namen ook het verachte madeliefje mee en het wilde viooltje.
"Nu hebben we bloemen!" zei het kind, en de engel knikte, maar zij vlogen nog niet naar God omhoog.
Het was nacht, het was stil, ze bleven in de grote stad, zij zweefden rond in een van de nauwste straten waar hopen stro en as en allerlei rommel lagen, het was verhuisdag geweest; er lagen stukken van borden, brokken gips, dweilen en oude bollen van hoeden, niets dan lelijke dingen.
De engel wees te midden van die rommel op een paar scherven van een bloempot en op een kluit aarde die uit de pot was gevallen en bijeen werd gehouden door de wortels van een grote, verdorde veldbloem, die niets waard was en daarom op straat was gegooid.
"Die nemen we mee!" zei de engel. "Ik zal je wat vertellen terwijl we vliegen!"
En toen vlogen ze en de engel vertelde:
"Daar beneden in de nauwe straat, in die lage kelder, woonde een arme, zieke jongen; van zijn prille jeugd af had hij altijd op bed moeten liggen; wanneer hij op zijn best was kon hij op krukken de kleine kamer een paar malen op en neer wandelen, dat was alles.
Enkele dagen in de zomer vielen de zonnestralen gedurende een half uur in het voorhuis en wanneer de kleine jongen daar zat en de warme zon op zich liet schijnen en het rode bloed zag door zijn tere vingers die hij voor zijn gezichtje hield, dan heette het: Ja, vandaag is hij buiten geweest! Hij kende het bos en het heerlijke voorjaarsgroen alleen maar doordat een buurjongen de eerste groene beuketak voor hem meebracht. Die hield hij boven zijn hoofd, en dan droomde hij dat hij onder de beuken zat waar de zon scheen en de vogels zongen. Op een voorjaarsdag bracht de buurjongen ook veldbloemen voor hem mee en toevallig was er onder die veldbloemen een met de wortels er nog aan. En daarom werd ze in een pot geplant en in de vensterbank gezet dicht bij het bed. De bloem was geplant met een gelukkige hand. Ze groeide, schoot nieuwe loten en droeg elk jaar bloemen; het werd voor de zieke jongen zijn mooiste tuintje, zijn kleine schat hier op aarde. Hij gaf het water, verzorgde het en paste er goed op dat het elke zonnestraal die over het lage venster gleed, tot de laatste toe kreeg. En de bloem zelf groeide met zijn dromen samen want voor hem bloeide zij, voor hem verspreidde zij haar geur, en in zijn stervensuur toen Onze Lieve Heer hem riep, wendde hij zich tot haar. Een jaar is hij nu bij God geweest, een jaar heeft de bloem vergeten in de vensterbank gestaan en ze is verdord, en daarom is zij bij de verhuizing met allerlei rommel op straat gegooid. Dat is de bloem, de arme verdorde bloem, die wij in ons boeket hebben meegenomen, want die bloem heeft meer vreugde gebracht dan de rijkste bloem in de tuin van een koningin."
"Maar hoe weet u dat allemaal?" vroeg het kind, dat de engel meevoerde naar de hemel.
"Ik weet het!" zei de engel, "ik was zelf het zieke jongetje dat op krukken liep! Mijn bloem ken ik heus wel!"
En het kind deed nu helemaal zijn ogen open en keek de engel in het schone, blijde gelaat, en op hetzelfde ogenblik waren zij in Gods hemel waar vreugde was en zaligheid. En God drukte het dode kind aan zijn hart en toen kreeg het vleugels als de andere engel en het vloog met hem hand in hand. God drukte alle bloemen aan Zijn hart, maar de arme verdorde veldbloem kuste Hij en zij kreeg stem en zong met alle engelen, die rondom God zweefden, sommigen dichtbij, anderen verder weg in wijdere kringen, steeds verder weg in het oneindige, maar allen even gelukkig. En allen zongen ze, kleinen en groten, het goede kind en de arme veldbloem die verdord in het straatvuil had gelegen, weggeworpen met de verhuisrommel in de nauwe, sombere straat.
Er was eens een engel die stage moest gaan lopen op aarde. Hij werd met een afgestudeerde engel meegestuurd en samen trokken zij de wijde wereld in. Op de eerste avond klopten zij voor een slaapplaats aan bij een grote en zeer luxe hofstede. De boer en de boerin konden hun afkeer tegen de beide stoffige, niet erg fris ruikende mannen met de grootste moeite verbergen, maar lieten de twee toch binnen. Ze kregen in de koude keuken wat oud brood en beschimmelde kaas te eten en werden daarna linea recta naar de vochtige en koude kelder verwezen om daar de nacht door te brengen.
Daar lagen een paar matrassen en een stuk of wat verweerde dekens. De grote engel keek peinzend naar een gat in de muur stak zijn arm erin en toen hij hem weer uittrok was het gat verdwenen en de muur zag er uit alsof er nog nooit iets aan mankeerd had. De volgende dag vonden ze nog wat restjes van de vorige avondmaaltijd die de boerin voor ze op de keldertrap had gelegd en zwijgend gebruikten ze het ontbijt.
De tweede avond stonden de beide engelen verregend en wel voor de deur van een oud en vervallen aglonershuisje. Ze werden zonder omhaal meteen binnengehaald en kregen allebei een deken omgeslagen, terwijl de vrouw des huizes hun kleren voor het vuur te drogen hing. Ze kregen een paar kommen verse warme melk van de koe die in een armoedige stal naast het huis stond. Verder werd de karige maaltijd met liefde met hen gedeeld en toen het bedtijd was, kregen de engelen het bed van het echtpaar tot hun beschikking, terwijl de man en de vrouw die nacht bij de koe in de schamele stal doorbrachten.
Midden in de nacht werd de jonge engel ruw uit zijn slaap geschreeuwd, door een verschrikkelijke kreet, die eindigde in een luide jammerkreet. De koe die het enige inkomen van het echtpaar vertegenwoordigde, was even daarvoor dood in haar stal neergevallen. Nu werd het de jonge engel te machtig. "Waarom heb je dat laten gebeuren" schreeuwde hij zijn mentor stampvoetend van woede toe. "Hoe kun je zo wreed zijn?" Voor mensen die werkelijk geen knip voor de neus waard zijn en ons liever zien creperen dan dat ze een vinger uit steken dan te helpen, repareer je de muur in de kelder. En uitgerekend mensen die helemaal niets bezitten en zoveel warmte en liefde delen met totale vreemden, laat je zo maar toe dat hun enige bron van inkomsten het loodje legt."
De grote engel legde zijn hand in een beschermend gebaar op de schouder van zijn pupil en zei met zachte, kalme stem: "Ja, ik heb een muur gerepareerd bij een rijk boerenechtpaar die ons zeer onmenselijk behandeld hebben. Want in dat gat zat een rijke schat verborgen en het moge duidelijk zijn, dat zij niet de mensen waren die de waarde van het geld goed kunnen inschatten. Waren ze nog rijker geworden, was hun hebzucht nog meer gevoed geworden. En ja, nu is de koe van deze lieve mensen dood. Maar vannacht ben jij doorgeslapen toen ik wakker was geworden, door de dood die zich over ons bed boog en zeer onaangenaam verrast was, daar de vrouw des huizes niet aan te treffen. Ik smeekte hem haar te sparen omdat onze gastheer dat verlies zeker niet te boven zou komen. Maar de dood kon niet van deze plek zonder zijn werk gedaan te hebben en dus heeft hij de koe in haar plaats meegenomen. Zo zie je maar dat de dingen niet zijn zo als je op het eerste gezicht zou zeggen.
Engelen*** iedereen kent ze*** of toch ook niet?
Engelen zijn fascinerend. Al eeuwen zie je afbeeldingen van engelen in schilderijen, beelden, Ze worden beschreven in gedichten, boeken, liedjes In vele religie s zoals het katholicisme, het jodendom, de islam, kabbala ..is er sprake van gevleugelde wezens die ons beschermen en begeleiden.
Volgens de Islam, heeft God eerst de Engelen geschapen, daarna de Jinns en pas dan de Mens.
Engelen
Engelen, worden in de Islam aanzien als perfecte dienaren van God. Zij werden geschapen uit Licht, en voeren altijd nauwgezet de Wil van God uit. Het zijn eerbare dienaren van God die hun taken op perfecte wijze uitvoeren en dag en nacht God's lof vieren.
Er zijn verschillende soorten Engelen, zoals bijvoorbeeld de Engelen die de Goddelijke Openbaring overbrengen. De Koran informeert ons dat de Engel Gabriël de hemelse Boodschapper is tussen God en Zijn menselijke Booschappers (Profeten). Naast Gabriël zijn er ook andere Engelen die deze taak vervullen. de Engel Bewaarder ("Hij [de mens] heeft een gevolg voor en achter zich die hem op God's bevel bewaken" - Koran 13:11) Engelen die de daden van de mens noteren. ("Wanneer de beide ontvangers, aan de rechter- en linkerkant zittend, [hem] zullen ontvangen, kan hij geen woord uitbrengen zonder dat er een bewaker klaarstaat" - Koran 50:17-18). Gedurende het hele leven, noteert de Engel aan de rechter kant de goede daden voor +10 punten, de engel aan de linker kant noteert de slechte daden voor - 1 punt. Uit die verhouding blijkt de Barmhartige God het goede in verhouding veel meer beloont dan Hij het kwade bestraft. Op de Dag des Oordeels zal er een boek zijn van alles wat men gedurende het leven heeft gedaan. Er zijn nog verschillende andere Engelen met specifieke taken.
Volgens de Islam bestaan er geen gevallen Engelen. Satan wordt dan ook niet aanzien als een gevallen Engel, maar als een Jinn.
Jinns
Jinns zijn schepselen uit vuur. Het engelse woord genies is daarvan afgeleid.
Jinns hebben een vrije wil, zoals mensen, en bijgevolg dienen ze soms God, en schenden ze soms zijn Geboden.
Satan is een hooghartige Jinn, die weigerde voor Adam te buigen en daarvoor door God gestraft werd. Zijn straf is evenwel uitgesteld tot op Oordeelsdag, en Satan heeft zich voorgenomen tegen dan de meerderheid van de mensen van het pad van God te doen afdwalen en tot zijn eigen volgelingen te maken. Satan kan daarbij rekeken op de hulp van Jinns die voor hem gekozen hebben.
Normaal gesproken, is er geen contact tussen mensen en jinns. Maar het gebeurt dat een slechte jinn een mens bezet, kwelt. Dan spreekt men van een demonische bezetenheid.
Ook in de magie spelen Jinns een rol. Het bestaan van de magie wordt door de Islam erkend, maar het is Muslims verboden magie te gebruiken. Men kan twee vormen van magie onderscheiden: het zuiver psychologische, waarbij men als een goochelaar, de mens de indruk geeft dat de werkelijkheid anders is dan ze is. Of de zwarte magie, waarbij slechte Jinns ingezet worden. Beiden zijn voor Muslims verboden terrein. Mocht een Muslim slachtoffer worden van een magische aanval, dan zijn er wel verzen in de Koran die tegen magie beschermen.
De Mens
Tenslotte zijn er mensen, uit aarde geschapen. De Mens heeft ook een vrije wil, en kan dus vrij kiezen God al dan niet te volgen. Zich onderwerpen aan God, betekent immers dat men volledig vrij is om die keuze te maken. Zonder die vrijheid, kan er van Islam geen sprake zijn. Vandaar ook de centrale rol van godsdienstvrijheid in de Islam.
Aartsengelen
Michaël: Hij is een van de Aartsengelen. De naam Michaël betekent Hij die is als God. Hij is de leider van alle Engelen legers en is degene die Satan verslagen heeft. Hij staat het dichtste bij God en is Hemels grootste verdediger en de machtigste strijder tegen het kwaad. Zijn symbool is een brandend zwaard.
Gabriël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Gabriël betekent God is mijn kracht of Held van God. Gabriël zit aan de linkerhand van God en is de Engel van incarnatie, van conceptie en geboorte en van dromen.
Rafaël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Rafaël betekent God heeft geheeld of Stralende die heelt Hij beschermt reizigers en heelt de zieken en gewonden. Raphaël is de Engel van wetenschap en kennis.
Uriël Hij is een van de Aartsengelen. De naam Uriël betekent Vuur van God Hij is de Engel van berouw, muziek, dichtkunst en voorspelling. Uriël helpt ook bij het communiceren met de natuur.
Metatron Hij is een van de Aartsengelen. Metatron is de langste Aartsengel. Hij is de Engel van overvloed.
Een kind,geboren met een wijze ziel staat voor een poort van goud Zwicht ze ooit voor schittering geeft ze op van wie ze houdt? Kiest ze voor eigen gewin of denkt ze aan de smart die ze brengt aan anderen Volgt ze alleen haar eigen hart? De oude wijze ziel in haar geeft raad maar ZELF neemt ze het besluit De poort van goud gaat ze niet door een ziel gaat haar lichaam uit... Veel later sterft een oude vrouw geboren wordt een kind... Ooit vraagt hij raad om WAT te doen? als hij zich voor een poort van goud bevindt Een wijze ziel geeft raad... met de wind mee laat mij maar waaien de wind neemt me wel mee over land en over water op zijn lijnen door de lucht gewichtsloos tevreden in vogelvlucht gelukzalige eenzaamheid dromen herinneringen een beeld voor mijn gezicht gedachtes flarden alles aan het licht beloftes die mij zijn beloofd waarin ik vroeger heb geloofd ruzies situaties gesprekken in mijn hoofd filosofische gedachtes die mij hebben verblijd gelukzalige eenzaamheid Blind Zonder ogen maar toch alles kunnen zien zuiver vanuit zijn ziel levend met heel zijn hart Zo'n mens met gevoel voor alles wat er leeft blind is voor hem geen handicap maar een gave Door te voelen beleeft hij het leven door zijn muziek geeft hij het door En kunnen wij meegenieten van de puurheid en de reinheid zoals het leven bedoeld is en moet zijn Geef je over net als hij sluit je ogen en beleef het leven zoals hij dat doet en dan zal het rustig worden in je hart.
Van hart tot hart
Wanneer we onze hand uitsteken om iemand te helpen om in Liefde voor elkaar klaar te staan Is dat niet het grootste goed? Als ons hart vervuld is van mededogen kunnen we de ander tegemoet treden zonder oordeel Er onvoorwaardelijk voor iemand zijn. We mogen daar zelf van groeien Niet uit trots om wat we hebben gedaan maar innerlijke groei De vreugde die de ander voelt te mogen delen. Zo gaat ons hart steeds verder open mag het Licht binnen stromen vreugde schenken aan heel ons Zijn Als een vogel zo vrij Als een vogel zo vrij overstijg ik al mijn zorgen Vanaf vandaag zet ik alles opzij kijk uit naar de dag van morgen Als een vogel zo vrij zweef ik op de wind Over bergtop en vallei waar ik rust en vrede vind Als een vogel zo vrij spreid ik mijn beide vleugels uit Vergeet al mijn tobberij voel de frisse wind op mijn huid Als een vogel zo vrij vlieg ik de horizon tegemoet Het oude leven ligt ver achter mij de toekomst is al wat er toe doet Open vraag Wat als ik deze nu nog lege regel niet geschreven had? Die open woorden zonder antwoord jou slechts toegedacht? Zou je dan weten het gedachte, voor ik zenden kon? Daar waar door zwijgen der gedichten nimmer iets tot daglicht bracht? En wat verandert dan nu ik deze volle regel wel geschreven heb? Mijn gedachten zacht omschreven jou heb toegedicht Zal je weer de woorden sluiten die de stilte steeds heeft toegebracht? Of zal je dan de zinnen zeggen waar ik al zo lang op wacht?
ZEE. Ik wil alleen zijn met de zee, ik wil alleen zijn met het strand, ik wil mijn ziel wat laten varen, niet mijn lijf en mijn verstand. Ik wil gewoon een beetje dromen rond de dingen die ik voel en de zee, ik weet het zeker, dat ze weet wat ik bedoel. Ik wil alleen zijn met de golven, 'k wil alleen zijn met de lucht, ik wil luist'ren naar mijn adem, ik wil luisteren naar mijn zucht. Ik wil luist'ren naar mijn zwijgen, daarna zal ik verder gaan en de zee, ik weet het zeker, zal mijn zwijgen wel verstaan.
Wat als ik deze nu nog lege regel niet geschreven had?
Die open woorden zonder antwoord jou slechts toegedacht?
Zou je dan weten het gedachte, voor ik zenden kon?
Daar waar door zwijgen der gedichten nimmer iets tot daglicht bracht?
En wat verandert dan nu ik deze volle regel wel geschreven heb?
Mijn gedachten zacht omschreven jou heb toegedicht
Zal je weer de woorden sluiten die de stilte steeds heeft toegebracht?
Of zal je dan de zinnen zeggen waar ik al zo lang op wacht?
gelukzalige eenzaamheid dromen herinneringen een beeld voor mijn gezicht
gedachtes flarden alles aan het licht
beloftes die mij zijn beloofd waarin ik vroeger heb geloofd
ruzies situaties gesprekken in mijn hoofd
filosofische gedachtes die mij hebben verblijd gelukzalige eenzaamheid
De andere kant De grens is hier. Tot hier, daarachter dreigt gevaar. Een andere wereld achter de berg. Nooit gezien, Want ik ben nooit over de top geweest.
Dit keer ben ik vast besloten. Verliezen doe ik niet meer. Hoe uitgeput ik ook zal zijn. Al branden mijn benen nog zo erg. Ik heb de kracht, ik heb de wil. Het vuur brandt in mijn hart. Ik ga naar de andere kant van de berg.
'n Stofje op de wind Zoals een stofje Op de wind Zo zou ik willen zweven Geheel en al Gedachteloos Tevreden met het leven
Respect Respecteer mijn gevoelens, mijn leven, mijn doen. Respecteer hoe ik ben, wie ik mag, wie ik zoen. Respecteer wat ik vind, wat ik denk, wat ik zeg. Hoe ik me kleed, waar ik werk, waar ik voor sta en voor vecht. Respecteer wat ik kies, al kies jij dat niet. Respecteer mijn verschijning, wat je ook ziet. Ik draag wat ik mooi vind, dat is wie ik ben. Ik verander voor niemand, geen seconde, geen haar. Dat vind je vast vreemd, heel dom en ook raar. maar ik ben wie ik zijn wil en waar ik ook van hou, Respecteer hoe ik ben, dan doe ik dat ook voor jou!
Spiegelbeeld
Ze zei: Het kan niet bestaan dat God liefde is. Ze dacht aan het leed in deze wereld.
Ik aarzelde en zei: Liefde is God.
Winter Je ziet weer bomen door het bos, en dit licht is geen licht maar inzicht: er is niets nieuws zonder de zon.
En toch is ook de nacht niet uitzichtloos, zolang er sneeuw ligt is het nooit volledig duister, nee, er is de klaarte van een soort geloof dat het nooit helemaal donker wordt. Zolang er sneeuw is is er hoop.
Een moment voor jou alleen
Duinen, zon, strand en zee Ga wandelen en neem mooie momenten mee
Met je blote voeten door het zand zoek je een plekje op het strand
Een moment ... voor jou alleen Prachtige uitzicht en even niemand om je heen
Lekker wegdromen seconden,minuten .. nee uren! zodat dit moment nog lang genoeg kan duren
in de diepte van de spelonken zijn de duisternis nabij zij fluisteren namen maar al wat ik hoor is de zee die naderbij komt en in de diepte van de spelonken zoek ik de angst die ik verborgen hield onder de stenen van de zeespiegel ik zoek maar ben alles kwijt en achter mij hoogt de zee zich op de angst om te vluchten is er niet meer ik overwin mezelf ik ben mezelf ik blijf mezelf want als ik de angst van de spelonken kan overwinnen is deze waterangst mij onbekend en zwemmende langs de rotsen zoek ik de uitgang naar de zee om met een gelukkig gevoel te zwemmen naar de rand van de zee het strand ik zie het en de angst heeft het verloren de donkere spoken in mijn hoofd zijn in de spelonken van de zee gebleven daar waar ze horen ik ben vrij.