de diepte van de spelonken
zijn de duisternis nabij
zij fluisteren namen
maar al wat ik hoor
is de zee
die naderbij komt
en in de diepte van
de spelonken
zoek ik de angst
die ik verborgen hield
onder de stenen
van de zeespiegel
ik zoek maar
ben alles kwijt
en achter mij
hoogt de zee zich op
de angst om te vluchten
is er niet meer
ik overwin mezelf
ik ben mezelf
ik blijf mezelf
want als ik de angst
van de spelonken
kan overwinnen
is deze waterangst
mij onbekend
en zwemmende langs
de rotsen
zoek ik de uitgang
naar de zee
om met een gelukkig gevoel
te zwemmen naar de
rand van de zee
het strand ik zie het
en de angst heeft het verloren
de donkere spoken in mijn hoofd
zijn in de spelonken van de zee
gebleven
daar waar ze horen
ik ben vrij.