De Heilige Drievuldigheid.
Triptiek van anoniem meester der Vlaamse Primitieven
Inlichtingen over dit kunstwerk blijven steeds welkom, via email (marcel.andries1@gmail.com).
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Dendrochronologie

Dendrochronologische studie van de Triptiek van de Heilige Drievuldigheid
bewaard in de Sint-Servatiuskerk in Berg (Kampenhout) [1]
door Pascale FRAITURE (Eerste assistente – Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium.)

Introductie
Dendrochronologie is de wetenschap die de groeiringen van bomen bestudeert, die in onze streken jaarlijks door bepaalde bomen worden gevormd (eik, den, spar …). De datering van houten objecten neemt een belangrijke plaats in onder de talrijke toepassingen van deze discipline. De precisie waarmee een datum kan bepaald worden – in de beste gevallen op een jaar na – maakt deze techniek zo belangrijk.
Dendrochronologie maakt het mogelijk houten structuren te dateren afkomstig van archeologische opgravingen (palen, resten van boten…), oude monumenten (dakkappen, vakwerkstructuren…) en kunstwerken (geschilderde panelen, beelden, muziekinstrumenten…).

Algemene principes
Ieder jaar produceert een boom net onder de schors een laag hout die men een groeiring noemt (fig.2). De dikte van de ringen varieert in functie van factoren die de groei van de boom beïnvloeden, waaronder de belangrijkste het klimaat is: om het simpelweg te zeggen, in een goed jaar (bv. met voldoende regen) zal veel hout geproduceerd worden en dus ook een brede ring, terwijl dit in een slecht jaar een smalle ring zal opleveren. Daar het klimaat van het ene jaar op het andere varieert, zijn de breedtes van de opeenvolgende jaarringen van een boom verschillend.
Bovendien, de bomen van een zelfde soort reageren op vergelijkbare wijze op de klimaatvoorwaarden die binnen een gegeven geografische zone dezelfde zijn.
De breedte van de opeenvolgde groeiringen van hout zijn dus eigen aan:
- de periode waarin de boom leefde (het klimaat verandert van jaar tot jaar);
- de regio waarin de boom leefde (het klimaat varieert van streek tot streek).

Hoe dateren?
De dendrochronologische analyse van een kunstwerk vergt geen monstername in tegenstelling tot de studie van gebouwen of archeologische resten. De groeiringen zijn onmiddellijk leesbaar op het kopse vlak van de planken van de houten dragers van schilderijen,
na de ontmanteling van het kader (fig.1).

Fig. 1. Bovenste smalle zijde van het rechterluik (schaal 1/2 mm).

De opmeting van de groeiringreeksen wordt uitgevoerd met behulp van digitale macrofotografie, gestandaardiseerd op een halve millimeterschaal (fig.1). De groeiringen worden vervolgens gemeten op computerscherm met gespecialiseerde software.[2]
Daarna worden de dendrochronologische reeksen, met behulp van een computer,[3] vergeleken met een gegevensbank die een collectie van absoluut gedateerde chronologieën inhoudt, opgesteld per soort en per regio. Het bepalen van de juiste positie van een te dateren hout op deze referentiechronologieën geeft de periode aan waarin de boom leefde.
Dergelijke referentiechronologieën worden verkregen door opeenvolgende overlappingen te zoeken tussen groeiringpatronen. Daarbij wordt vertrokken van het groeiringpatroon van levende bomen waaraan steeds ouder hout uit monumenten en archeologische sites wordt gekoppeld.

Nauwkeurigheid van de datering

[7] Fraiture P., 2007. Les supports de peintures en bois dans les anciens Pays-Bas méridionaux de 1450 à 1650: analyses dendrochronologiques et archéologiques, Thèse de doctorat, Université de Liège, 3 vol., 447p., 347 p. et 491 fig. (onuitgegeven).
[8] Fraiture P., 2007.


Fig. 2. Schema van de dwarsdoorsnede van een eikenstam:

- de verschillende delen van het hout: merg (kern), kernhout, spinthout en mergstralen (en schors rond de stam);

- de opeenvolging van de jaarlijkse groeiringen; de oudste omringt het  merg en de recentste werd aan de rand van de stam gevormd, net onder de schors;

- de verschillende oriëntaties bij het verzagen in planken (in het rood); vol kwartiers, kwartiers en vals kwartiers;

- de verschillende, mogelijke situaties die de interpretatie van de datum voor velling van de boom kunnen beïnvloeden (in het blauw): plank met volledig spint (A), plank met een gedeelte van het spint (B), planken zonder spint (in het geval C ontbreekt enkel het spint; in het geval D ontbreken het spint en enkele ringen van het kernhout)


1. Als aan het te dateren hout nog schors hangt dan is de laatste groeiring van de boom nog aanwezig (fig.2-A). In dit geval dateert de dendrochronologie de velling van de boom op een jaar na (bv. jaar van de laatst gemeten ring: 1551 à velling in 1551).
2. Als het te dateren hout nog een gedeelte van het spinthout heeft bewaard (fig.2-B), dan kunnen we het ontbrekende aantal spinthoutringen schatten. De dendrochronologie dateert de velling op enkele jaren na (bv. jaar van de laatst gemeten ring: 1817 à schatting van de velling tussen 1818 en 1828).
3. Als het spinthout volledig is verwijderd, is het mogelijk het verloren gegaan deel van het hout te kwantificeren (fig.2-C of D). De dendrochronologie geeft dan de vroegst mogelijke datum vanaf dewelke de boom kan geveld zijn. Deze datum komt overeen met de laatst gemeten ring waaraan het minimum aantal ringen wordt toegevoegd die het spinthout zou moeten omvatten (bv. jaar van de laatst gemeten ring: 1400; minimaal spinthout: 9 ringen à velling na 1409).

Dendrochronologische studie van de Triptiek van de Heilige Drievuldigheid
Het middenpaneel van de triptiek is samengesteld met zeven verticale eikenhouten planken; elk luik bestaat uit telkens drie planken. Op geen enkel element is de kern en het spinthout bewaard gebleven. Deze delen neigen tot vervorming en/of tot rotting. De groeiringreeksen worden dus ontdaan van de eerste en laatste groeiringen van de bo(o)m(en).
De kwaliteit van de verkregen synchronisaties bevestigt dat de planken van drie verschillende eikenbomen afkomstig zijn: twee eiken hebben ieder zes planken opgeleverd en de derde slechts één. De groeiringreeksen afgeleid van een zelfde boom werden in hun huidige positie samengebracht om het representatieve dendrochronologisch gemiddelde van dit individu te berekenen.
De drie dendrochronologische gemiddelden werden daarna met absoluut gedateerde referentiechronologieën uit onze databank vergeleken met een datering als doel. Telkens werd een betrouwbaar resultaat bekomen: de meest recente groeiringen werden respectievelijk gevormd in 1439, 1451 en 1454.
De chronologieën die de groeiringreeksen dateren dekken de regio’s rond de Baltische zee wat betekent dat de eiken uit deze grote geografische zone afkomstig zijn, zoals dit het geval is voor het overgrote deel van de Vlaamse ‘houten’ kunstvoorwerpen uit de 
XIVe tot XVIIe eeuw. Dit hout, komende uit de grote, natuurlijke wouden verspreid langs de rivieren, werd tot in de Baltische havens gevlot en uitgevoerd via de Hanzesteden en daarna de Hollandse handelaars. De Baltische eik die in grote hoeveelheden en aan een lage prijs beschikbaar was, had mechanische kwaliteiten die bijzonder aangewezen waren om kwaliteitsplanken te zagen (smalle, regelmatige ringen, rechte draad…).
Daar op geen enkele plank van de Triptiek een spoor van het spint[4] bestaat, is het onmogelijk de ontbrekende hoeveelheid kernhout[5] te bepalen die bij het verzagen in planken is verdwenen (fig.2-C of D), en is het ook uitgesloten te achterhalen hoeveel jaren er liggen tussen de vorming van de laatst gemeten ring voor elke boom en de werkelijke datum van zijn velling. Het dendrochronologisch resultaat stemt dus overeen met een terminus post quem voor de velling van elke eik, het is te zeggen de vroegst mogelijke datum vanaf dewelke hij kon omgezaagd worden, en niet het exacte jaar van de velling.
Statistische studies uitgevoerd op groeiringreeksen van eikenbomen afkomstig uit het Noorden van Polen hebben aangetoond dat deze tussen de 9 en 36 spintringen[6] bevatten. Een minimum van 9 ringen, overeenstemmend met 9 jaar, mag dus aan de datum van de laatst gemeten ring van elke boom worden toegevoegd om de vroegst mogelijke veldatum voor de eik te situeren: 1448 voor de boom waarvan de laatste groeiring werd gevormd in 1439, 1460 voor diegene gedateerd op 1451 en 1463 voor de boom met als meest recente groeiring in 1454.
Het interval dat verloopt tussen het vellen en het gebruik van het hout in paneelvorm moet eveneens in beschouwing worden genomen. Dit omvat de tijdspanne nodig voor het vierkant zagen van de stam, het vervoer van het hout, het kwartiers zagen en nadien in planken zagen, de droging, het ineenzetten en de constructie van de triptiek. Voor de periode tussen het eind van de 15de tot het begin van de 17de eeuw opperen historische en archeologische studies slechts enkele maanden te tellen[7]. Talrijke dendrochronologische studies vermelden nochtans een consequent interval tussen de resultaten en de geschatte of gekende datum van uitvoer[8]. Men mag dus geen enkele veralgemening hieromtrent aanvaarden. Bij gevolg geeft onze studie de datum 1463 als terminus post quem voor het ineenzetten van de dragers van de triptiek, resultaat verkregen op basis van de meest recentste ring van het geheel (1454).

Besluit
Het dendrochronologisch onderzoek van de drie luiken van de Triptiek van de Heilige Drievuldigheid bevestigt de homogeniteit van het geheel vermits planken afkomstig van dezelfde boom in verschillende panelen geïntegreerd zijn. Uit drie afzonderlijke eikenbomen werden dertien planken gezaagd en geïntegreerd in de drie luiken; alle zijn afkomstig uit de omgeving van de Baltische zee. De meeste recente ring uit het geheel dateert van 1454. Daar het spinthout niet bewaard bleef, stellen wij als terminus post quem voor de velling 1463 voor. De dendrochronologische analyse situeert het samenstellen van de dragers ten vroegste in het laatste trimester van de 15 eeuw.

[1] Ik bedank van harte mijn collega Kristof Haneca (VIOE) voor het zorgvuldig nalezen en verbeteren van de Nederlandse tekst.
[2] Lambert G.-N., 2006. Dendrochronologie, histoire et archéologie, modélisation du temps. Le logiciel Dendron II et le projet Historic Oaks, thèse de doctorat (Habilitation à Diriger les Recherches), Université de Franche-Comté, 2 vol., 151 p. et 206p. (onuitgegeven).
[3] De vergelijkingen tussen de te dateren reeksen en de referentiechronologieën worden uitgevoerd met behulp van de software DendronII. Lambert G.-N., 2006.
[4] Het spint bevindt zich aan de rand van de stam, net onder de schors – het omvat de recentste groeiringen en het levende hout van de boom – waarlangs het sap van de wortels tot in de takken stijgt, het is dus rijk aan voedzame bestanddelen en gevoelig aan biologische degradatie (fig.2).
[5] Het kernhout is het biologisch inactieve deel van het hout. Een ring wordt in het spint gevormd; na enkele jaren wordt hij tot kernhout omgevormd (fig.2).
[6] EcksteinD., WaznyT., BauchJ. & KleinP., 1986. New Evidence for the Dendrochronological Dating of Netherlandish Paintings, in Nature, 320, p. 465-466.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Nog 7 maanden ...

Nog 7 maanden en onze triptiek “De Heilige Drievuldigheid” zal weer te bewonderen zijn in de Sint-Servatiuskerk te Berg. De restauratiewerken lopen stilaan ten einde, maar de opzoekingen aangaande de onbekende schilder(s) en opdrachtgever(s) gaan onvermoeid verder.
Zeker weten we dat het kunstwerk geschilderd werd eind 15de eeuw, ten vroegste 1463.
Meerdere details in de voorstellingen op de panelen duiden op een sterke invloed van bekende meesters zoals vooral Rogier Van der Weyden (1400-1464) en Dieric Bouts (1410-1475). Veel gelijkenissen aangaande stijl, afbeeldingen, houding van personen, kunnen we als gekopieerd op de triptiek terug vinden. Het zicht door een venster op het rechter zijpaneel doet veronderstellen dat het kunstwerk geschilderd werd te Brussel. Anderen die het werk bestudeerden (Dominique Favart, Jochen Vranckx) denken dat het te Leuven gebeurde. We weten echter dat indertijd vele tekeningen, etsen, en ook de schilders regelmatig van het Brussels schildersatelier verhuisden naar Leuven, zelfs naar Brugge, Gent, Antwerpen en omgekeerd.

Ondertussen konden wij op 15 oktober luisteren naar een specialist van de Vlaamse Overheid, aangaande ophanging en beveiliging van kunstwerken in kerken, met als voorbeeld “Het Laatste Avondmaal” en “ De Triptiek van Sint-Erasmus” van Dieric Bouts in de Sint-Pieterskerk te Leuven (foto) met als gevolg dat de triptiek in onze kerk "misschien" niet meer zoals vroeger aan de zijmuur van het koor zal opgehangen worden. (later meer hierover)

Op 7 juni 2009, dag van “Open Kerken” zal iedereen de triptiek terug kunnen bewonderen en dit zal dan ook feestelijk gevierd worden, dus zeker die dag vrij houden.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

 

Nog 11 maanden ...

Op 5 juni 2008 zijn enkele Bergenaars de triptiek nog eens gaan bezoeken en mochten zij luisteren naar een klare en duidelijke uitleg van de restauratoren over wat restauratie voor hen betekent

en konden zij zien hoe deze mensen met heel veel geduld, heel fijn en precies als echte kunstenaars onze triptiek (voor zover mogelijk) trachten terug te brengen zoals zij was meer dan 500 jaar geleden.

 

Opdat het drieluik voor de komende generaties goed zou kunnen bewaard blijven en om de juiste plaats voor ophanging te bepalen, zijn de mensen van het KIK op 19 juni bij ons in de kerk op bezoek geweest.

Met hun ondervinding en kennis van zaken hebben zij ons dan ook zeer wijze raad gegeven aangaande belichting, temperatuur, vochtigheid,

en mogen wij nu al verklappen dat de triptiek (op enkele centimeters verschil) zal opgehangen worden op dezelfde plaats als voordien daar het nergens anders mogelijk is wegens de breedte van het kunstwerk met geopende panelen (329 cm).


 

 Al 30 maanden te Brussel, nog 11 maanden en terug in Berg.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

21 maanden na de verhuis ...

Zoals puzzelstukjes samen één geheel vormen, hopen wij, met de stukjes en brokjes die wij langzaam over het verleden van onze mysterieuze triptiek samen brengen, alles te weten te komen over ons waardevol kerkelijk erfgoed van een tot op heden anoniem meester der Vlaamse Primitieven.

Dank zij het dendrochronologisch onderzoek in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium weten we nu dat de planken van de panelen afkomstig zijn van drie verschillende bomen, drie eiken ergens aan de Baltische kust (Baltische zee tussen Zweden, Denemarken, Duitsland, Polen, Baltische Staten, Rusland, Finland) en dat ze meer dan 500 jaar geleden werden gekapt. (De jaartallen zijn gekend, doch worden pas vrij gegeven na een controle van de berekeningen en na opmaak van het officiële studierapport).

We kunnen echter al besluiten dat de panelen werden beschilderd eind 15de eeuw, doch niet door de Meester van Flémalle, noch door Rogier Van der Weyden, noch door Dieric Bouts Sr. en zeker niet door Michiel Coxcie, zoals ooit werd beweerd.

Wie is dan die anonieme schilder waarvan het werk ongelooflijk veel gelijkenis vertoont met de drie hierboven eerstgenoemde meesters, doch die niet de perfectie en de detailafwerking had van deze welgekende kunstenaars. Gelijkenissen zijn er in overvloed, de tegels op de vloer, de plooien in de mantels, de vergulde achtergrond, de houding van de afgebeelde personen, de vergezichten, de mens(jes) die men kan zien door de vensters en nog vele andere details.

Misschien zal hij anoniem blijven, misschien wilde hij dit wel of misschien vinden we ooit ergens een naam tijdens het zoeken naar de schenkers, de opdrachtgevers van dit drieluik.

Hierover durven wij nu reeds zeggen dat het niet “de” Hinckaerts zijn zoals sommigen denken. Het is werkelijk een zoeken naar een speld in een hooiberg omdat meerdere families het kasteel van Lelle hebben bewoond of eigenaar waren en het niet noodzakelijk deze zouden zijn die er eind 15de eeuw aanwezig waren.

We veronderstellen wel dat op het linker paneel de schenker staat afgebeeld met 2 zonen en zijn patroonheilige Johannes de Doper en op het rechter paneel de schenkster met 4 dochters en haar patroonheilige Johannes de Evangelist.

 

Met zekerheid durven wij te zeggen dat de triptiek een kunstwerk is (en niet enkele houten planken beklad met verf) en dat een restauratie hoognodig was (wat we konden zien, tijdens de open deur dagen van het KIK op 15 en 16 september 2007, aan bvb de mantel van St-Jan op het paneel van de Kruisafneming waar deze vuil bruin geworden was en oorspronkelijk een mooie rode kleur bezat).


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Ze is terug ... op foto ...

Ze is terug in de kerk, al is het dan op foto’s !

Deze kan je rustig gaan bekijken en een foldertje meenemen met een woordje uitleg.

Het echte kunstwerk zal pas na een volledige restauratie terug zijn begin juni 2009.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Eind 1ste fase:

De eerste fase van de restauratie loopt langzaam ten einde. Nog twee fasen te gaan.

Tijdens de voorbije maanden werden infrarood foto’s genomen, een structurele behandeling van de dragers (hout afkomstig van aan de BaltischeZee), een dendrochronologisch onderzoek van de drie luiken (ouderdomsbepaling) en een radiografisch onderzoek beëindigd.

De resultaten van deze onderzoeken zullen ons kortelings medegedeeld worden.

Verder was er een behandeling tegen insectenaantasting (houtworm), reiniging en desinfectie van de achterzijde van het centrale paneel. Verwijdering en vervanging van de dwarslatten aan de achterzijde van het middenpaneel omdat zij voor veel spanning zorgden in de drager.

Aanpassing van de spanning aan de lijsten. Verbreding van de luiken. Lijmen van barsten en verstevigen van de voegen. Aanbrengen van beschermlaag aan de achterzijde middenpaneel en een waslaag op de lijsten ter protectie.

Zoals men kan vaststellen werd in deze fase nog niet veel met verf gewerkt. Dit zal pas gebeuren in de tweede en derde fase waarover later meer.

Zeer belangrijk in de behandeling van ons drieluik zijn de onderzoeksmethoden gebruikt door het KIK. Zo kan met het dendrochronologisch onderzoek de vroegst mogelijke kapdatum van de houten panelen worden vastgesteld. Microscopisch onderzoek en chemische analyse kunnen informatie leveren over de samenstelling van de verflaag. Digitale fotografie maakt het mogelijk om zelfs de kleinste kwaststreken in oogleden of vingernagels muurgroot te projecteren. Maar de grootste verrassingen komen aan het licht dankzij röntgen, infrarood en ook ultraviolet. Dergelijke stralingen maken de ondertekening zichtbaar en soms stelt men vast dat zich onder het kunstwerk nog een vroeger schilderwerk bevindt.

Misschien zal onze triptiek door deze onderzoeken toch nog enkele van haar geheimen prijsgeven, laat ons hopen !


Toch zijn schilderijen van de allerhoogste kwaliteit in essentie materiële objecten: verf op een doek of plank. Ook de allerbeste schilder had vuile handen na zijn werk.



Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Maart 2007 / Caravaggio

Terwijl men in het KIK te Brussel druk bezig was met de restauratie van onze triptiek en daar wij nog niet over harde bewijzen beschikten over de herkomst (de opzoekingen gingen verder) wilden wij ook eens de aandacht vestigen op een schilderij links in het hoogkoor van onze kerk:

De Graflegging van Christus”. Jonger dan de triptiek, doch niet minder belangrijk. Het is een kopie van een werk van de beroemde Italiaanse meester Michelangelo Merisi da Caravaggio geschilderd in de jaren 1603-1604, dat zich in de Pinacotheek van het Vaticaan bevindt. 
               

Origineel Vaticaan                                          kopie in Kerk te Berg                                Kopie Rubens Ottawa       

Van onze alom gekende grootmeester Pieter Pauwel Rubens, die tijdens zijn Italiaanse periode goed bevriend was met Caravaggio, bevindt er zich een kopie van hetzelfde werk (met enige kleine verschillen – zie foto’s) in de Nationale Galerij te Ottawa (Canada).

Hoe de kopie in de kerk te Berg terecht kwam is opnieuw een raadsel. Komt ze, zoals sommigen beweren, ook uit de Sint-Lambertuskapel van Lelle, is het een anonieme schenking, van wie, wie is de schilder, wanneer ? Allemaal vragen waarop wij heden ook geen antwoord weten.

Weet je soms meer ? GSM: 0474/480632 of e-mail: maran@marandri.be.

 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Januari 2007

In het KIK te Brussel was de eerste fase van de restauratie van de triptiek gestart. Het middenpaneel lag plat op een tafel voor studie en behandeling van de achterzijde. Door een specialist houtconservatie werden metingen uitgevoerd, samen met een verantwoordelijke voor dendrochronologie. Dit is een dateringsmethode waarmee aan de hand van jaarringen (in bomen) de ouderdom van de verschillende houten planken van de panelen kan bepaald worden, dus ook wanneer de boom gehakt werd en ongeveer in welk jaar de triptiek werd geschilderd. Na deze metingen, zou het nog een tijdje duren vooraleer alle meetgegevens verwerkt werden en het resultaat gekend was. De mensen van het KIK zouden echter niet nalaten ons hiervan op de hoogte te houden en hopelijk zou dit onze opzoekingen naar de schilder(s) en de schenkers vergemakkelijken. Infrarood foto’s, waarbij de ondertekening op een witte plamuurlaag op de panelen zichtbaar wordt, werden eveneens al genomen. Deze bewerkingen maakten deel uit van de eerste fase van de restauratie. De volledige behandeling bestond uit drie fasen en zou pas beëindigd zijn begin juni 2009.

 
Zoals wij het oude koffiemolentje, de oude pendule, het koperen kandelaartje van onze grootouders koesteren, zo wensen wij ook deze waardevolle triptiek van eind 15de eeuw, van een meester der Vlaamse Primitieven, te bewaren.
Daarom werd beslist tot restauratie van dit cultureel erfgoed.
 


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

December 2006

Op 12 december 2006 was het 11 maanden geleden dat enkele bezorgde Bergenaars onze “triptiek” naar Brussel (KIK) verhuisden.


Ondertussen was, op aanraden van de “Monumentenwacht van Vlaams-Brabant” en  na studie door de mensen van het KIK, en voornamelijk om verdere aftakeling (afschilferen en dof worden van de verf, houtworm, gaatjes tussen de planken,…) te vermijden, besloten om de triptiek volledig te laten restaureren. Dit zou een werk van lange adem worden en betekende dat het drieluik ten vroegste terug in onze kerk zou zijn begin juni 2009. 
 

Misschien dachten sommigen toen: “Waarom zo’n oud gewrocht herstellen ?”
 
De restauratie was nodig om een “meesterwerk” van één der Vlaamse Primitieven te bewaren. Het werd geschilderd meer dan 500 jaar geleden en een vergelijking met onze huidige samenleving maakt misschien de betekenis van deze werken duidelijk. Ons leven heeft nu voornamelijk een verbaal karakter. De media, het woord, de mondelinge of geschreven uiteenzetting geniet een bevoorrechte plaats. Het bezit van een kunstwerk wordt dikwijls als een luxe beschouwd. Het valt moeilijk de rol en de betekenis van het beeld in lang vervlogen eeuwen te achterhalen. De waarde van de visuele voorstelling kan echter niet hoog genoeg worden geschat. Onze middeleeuwse voorouders waren dan ook bijzonder gevoelig voor al wat was uitgebeeld op wanden, in glasramen of op wandtapijten, gebeeldhouwd of geschilderd. Bijna alle werken der Vlaamse Primitieven hadden een religieuze betekenis. Verscheidene taferelen waren bedoeld als altaarstukken en bezitten aldus een liturgische functie. In de taferelen die werden uitgebeeld wordt de essentie van een gebeuren gekristalliseerd tot een “begrip”. Zo is bv. een met doorn gekroonde Christus niet bedoeld als een aan het passieverhaal gebonden Ecce Homo (“Zie de mens !” – woorden van Pontius Pilatus bij de voorstelling van Christus aan de joodse menigte), doch als een Christus die door Zijn lijden de verlossing heeft bewerkt en als dusdanig boven tijd en ruimte verheven wordt. Dit komt voort uit de mystiek, uit behoefte tot medeleven en mede-lijden, om te komen tot groeien in liefde. Vele schilderwerken waren indertijd dikwijls opgesteld op een altaar, waarbij op het ogenblik van de zegening van het brood, de Christus op het schilderij en de priester voor het altaar met dezelfde gebaren tegenover elkaar stonden, als in een spiegelbeeld.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Oktober 2006

Laten wij nu de triptiek even zelf aan het woord.

Bijna 9 maanden ben ik nu in het KIK (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium). Vol blijde verwachting dat men mij zal kunnen restaureren zoals ik was op het eind van de 15de eeuw, geschilderd door echte meesters der Vlaamse Primitieven. Het is hier goed in het KIK, warm en gezond, doch ik mis het geschuifel van kerkstoelen, het gekuch van mensen, de zang van het koor, de muziek van het Sjaloomorkest, de liedjes van kinderen, de klank van het orgel, de klokken die luiden, de geur van uitgedoofde kaarsen, de stem van lectoren, van mijnheer pastoor en nog zoveel meer… Vele voor mij onbekende gezichten zijn mij al onderzoekend, vragend, vol van verbazing en bewondering komen bekijken, doch ik miste de mensen van Berg, ik was de wanhoop nabij. Was men mij vergeten, was ik een last geworden of wilde men mij niet meer? Toch niet, want 2 maanden geleden zijn zij gekomen, zij waren met 7, op de 7de dag van de 7de maand. Ik herkende ze allemaal, en de misdienaar van 11 toen, nu 52 jaar geleden, was er ook bij. Zij kwamen luisteren naar de 3 vrouwelijke specialisten van het KIK over mijn erbarmelijke toestand en wat er kan gedaan worden om mij zoals zij dat noemen te restaureren of te conserveren. Moeilijke woorden werden gebruikt zoals fixatie van losse verfschilfers, verwijdering van de cosmoloid laag, vullen van lacunes, lijmen van barsten, egaliseren van de glans, behandeling van de polychromie van de lijst en nog zo veel meer. Het zou zelfs mogelijk zijn het jaar te kennen waarin de boom werd gekapt van waaruit de planken zijn vervaardigd waarop de verf werd aangebracht, en dat noemt men dan dendrochronologie. Met een radiografisch onderzoek zou men zelfs de figuren kunnen zien die door de schilder(s) werden getekend vooraleer zij aan het schilderen begonnen. Over mijn afkomst, de schilder(s) die mij maakte(n) en de milde schenkers die mij toen, nu ongeveer 500 jaar geleden, betaalden, werden slechts enkele woorden gewisseld. Zoals ik het begreep is mijn bestaan nog steeds een raadsel, zelf kan ik mijn geheim niet prijs geven, doch ik weet dat enkele mensen ijverig aan het zoeken zijn in boeken, archieven, zelfs op internet om dit op te lossen. Ik stelde ook vast dat 1 van de Bergse bezoekers zei: “Ik wist het schilderij in de kerk wel hangen aan de zuidermuur van het koor, doch ik heb het nooit bekeken en ik wist zelfs niet dat het tot de Vlaamse Primitieven behoorde…” waarop een andere bezoeker zei: “Mij hebben zelfs meerdere personen gevraagd, na het lezen van de artikels in het parochieblad, waar het schilderij hing in de kerk …”.
Onbekend is onbemind en ik hoop dat men mij deze keer niet weer, zoals in 1957, aan diezelfde muur gaat hangen zonder conservatie of restauratie en dat misschien iemand in 2057 zal moeten vaststellen dat ik een werk ben van een meester der Vlaamse Primitieven om dan weer te proberen mij te laten restaureren om mij dan uit een, wie weet, nog erbarmelijkere staat te redden als cultureel erfgoed voor de toekomst.

Een belangrijk iemand uit Kampenhout zei het volgende: “De triptiek is een waardevol kunstwerk dat niet mag verloren gaan, het behoort tot het kunstpatrimonium van onze gemeente !”.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Waar is de triptiek ?

Rustig stond zij daar, de Sint-Lambertuskapel te Lelle, de vroegere thuis van ons drieluik, gelukkig vereeuwigd op foto.
En trots wachtte zij, onze Sint-Servatiuskerk, bovenop de dorpsheuvel, op de terugkomst van de triptiek. Zij zijn onafscheidelijk geworden.
De kerk heeft zich zelfs laten opfrissen. Vele mensen hebben hun beste beentje voorgezet om het binnenin aangenaam en rustig te maken, er werd geverfd, gepoetst, geschrobd en geboend.
Het altaar, de doopvont en de stoelen werden herplaatst, de toren volledig van stof en duiven… ontdaan. Zelfs het door weinigen gekend keldertje werd van de oude verwarmingsinstallatie ontlast. De plaasteren beelden werden niet teruggeplaatst, doch zullen voor de toekomst niet vergeten worden!
En toch ontbrak er iets. Waar was onze triptiek? 
Zoals wij al weten uit de vorige artikels bevond zij zich in goede handen, in het KIK te Brussel, ter studie, wachtend op een beslissing tot een behandeling ter conservatie of restauratie. Maar wat weten wij nu al over ons kunstwerk? Nog niet veel, er is nog een lange weg van opzoekingen te gaan. Wat wij wel weten is dat het behoort tot de Vlaamse Primitieven, tussen de jaren 1450 en 1500, dat de voorstellingen “Geseling van Jezus” en “Kruisafname” toegeschreven werden aan “De Meester van het Gezicht op Sint-Goedele” (Brussel) en het middenpaneel en de voorstellingen van de schenkers afkomstig zouden kunnen zijn uit de groep Dieric Bouts (Leuven) of Rogier van der Weyden (Brussel) of later. De zijpanelen waren oorspronkelijk omgekeerd aan het middenpaneel bevestigd, met de schenkers zichtbaar bij gesloten triptiek.
Van de opdrachtgevers van dit kunstwerk werd tot heden nog geen spoor gevonden en wordt verder gezocht. 
Mocht iemand in het bezit zijn van nog niet gepubliceerde foto’s of documenten in verband met of van de kapel of het kasteel van Lelle, dan zouden wij die graag eens willen bekijken. Inlichtingen zijn altijd welkom
.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

 ... en jij zoveel ouder ...

Onze triptiek bleef de gemoederen bezig houden, wat op zich een verheugende zaak mag heten. Wat in het vat zit, verzuurt immers niet en dat mensen zich zorgen om iets maken, is een teken dat ze er serieus mee bezig zijn. Wij laten andermaal een Bergenaar aan het woord, iemand die - op zijn zachtst gezegd - de microbe van de triptiek serieus te pakken heeft. Andermaal weet hij een tipje van de sluier op te lichten, dit keer door zelf het woord te richten tot de triptiek. hopelijk komt eens de dag, dat de volle waarheid aan het licht zal komen. U wordt op de hoogte gehouden!


Ik was 11 en jij zoveel ouder...
52 jaar is het geleden dat ik je leerde kennen, daar boven aan de zuidkant van het koor, doch van waar kom jij, wie heeft jou geschapen … ? Deze en nog zoveel andere vragen heb je bij mij doen rijzen ! Vele antwoorden werden al verondersteld, doch twijfels zijn blijven bestaan en toen ik je, op 12 januari 2006, voorzichtig in eigen handen heb mogen dragen, samen met nog andere om jouw bezorgde Bergenaars, heb je mij, misschien met een welbepaalde bedoeling, besmet met een nieuwsgierige zoekmicrobe die mij heeft aangezet een antwoord te vinden op al die onbeantwoorde vragen rondom jou.
We hebben je toen naar Brussel, naar het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium gebracht. Ik weet en ben zeker dat je in goede handen bent. Ik weet nu ook dat je meer dan 500 jaar oud bent, dat je tot op heden beschouwd wordt als behorende tot de “Anonieme Vlaamse Primitieven” uit de buurt van Dieric Bouts, met invloeden van Rogier Van der Weyden en dat er meerdere meesters aan jou hebben gewerkt (misschien ook de “Meester met het zicht van Sint-Goedele”?). Dat je tot ongeveer 1896 in de Sint-Lambertuskapel te Lelle verbleef, dat je in het Museum voor Schone Kunsten bent geweest, terug in Berg in de doopkapel bent beland, verstopt was voor de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog in de kelders van het Museum voor Oude Kunst te Brussel, dat er tussen de jaren 1935 en 1956 een heen en weer schrijven is geweest tussen pastoor Jules Depauw en de Kommissie van Landschappen en Monumenten, het Ministerie van Onderwijs en andere, om je definitief terug als eigendom in Berg te krijgen en dat dit ook gelukt is, nu 52 jaar geleden.
Vragen die ik mij echter stel zijn o.a.: 
Sinds wanneer verbleef je in de Sint-Lambertuskapel te Lelle ?
Van waar die uitzonderlijke afbeelding van de Heilige Geest onder menselijke gedaante en niet als een duif ? Van waar die verminkte (uitgewiste / afgeraspte) afbeelding van een heilige (Joannes de Doper ?) op het linker zijpaneel ?
Waarom hingen de zijpanelen in de kapel te Lelle rond 1830 met de afbeelding van de schenkers naar achter (onzichtbaar) en wisten zelfs vele mensen niet dat je bestaat uit 5 schilderijen ?
Spijtig genoeg weet ik dat jij mij niet zal antwoorden en misschien is daarom mijn zoekmicrobe vanzelf in gang geschoten. Veel heb ik al gevonden, doch nog niet genoeg. Maar het is allemaal zo interessant geworden dat ik misschien nog niet onmiddellijk op alles een antwoord wil vinden. Ik heb veel kunnen lezen, uren gesleten op internet (genealogie), testamenten uit de 16de eeuw uitgepluisd, boeken van de Kerkfabriek doorgenomen, gesnuffeld in oude documenten van de parochie, in de rijksarchieven, doch nog steeds niets over jou. Er is echter nog veel te bekijken in allerlei archieven en vinden we niets vandaag, dan vinden we het morgen wel. En ik ben je dankbaar, Triptiek van de Heilige Drievuldigheid, dat ik door jou nu al zoveel meer weet dan voordien.
Ik heb al de families die sinds de 12de eeuw tot eind 19de eeuw op het kasteel van Lelle gewoond hebben of eigenaar waren, leren kennen, met neven en nichten, nonkels en tantes. Ik heb gelezen in de uitgaven van de Kerkfabriek ergens in de 18de eeuw dat mijnheer pastoor aan de schaliedekkers of de timmerlieden dikwijls vele pinten en potten bier moest betalen toen zij het dak van de kerk kwamen herstellen en ik vond dat zij die schaliën toch niet zo heel vast legden want die vlogen regelmatig van het dak. Ook las ik dat een bepaalde hertog van Brabant zijn eerste echtgenote slechts 11 jaar was toen zij huwden en al stierf toen zij 27 was. Dat hij nog 2 keer huwde en in totaal vader was van 25 kinderen. Vele kinderen stierven voor ze 3 jaar werden en slechts weinig mensen haalden de 50. Dank zij jou weet ik nu al veel van wat jij te weten kwam tijdens je 500 levensjaren. Ik hoop dat ik ooit het raadsel aangaande je bestaan zal kunnen oplossen en dat je, terug op je plaats rechts van het hoogkoor, mag omringd worden door mensen die eeuwig zorg voor je zullen dragen.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

Je was 11 dat jaar ...

Onze triptiek was weliswaar voor onbepaalde tijd weg, maar daarom niet minder in de belangstelling. En dat is een goede zaak, zo vinden we. Daarom hieronder een ontboezeming van een geïnteresseerde Bergenaar, graag ter lezing aangeboden aan iedereen. Voor de goede verstaander: het is de triptiek - het drieluik - zélf, die hier tot de schrijver spreekt!

"Je was 11 dat jaar ...
en ik zo veel ouder. Honderden keren heb ik je dicht bij mij gezien toen je misdienaar was.
Ik hoorde je met het belletje rinkelen tijdens de Consecratie in de dagelijkse mis van 7.00 uur, 's zondags in de Hoogmis en het Lof, en met de ratel zwaaien tijdens de Vastenperiode. Ik was bij je Plechtige Communie, je huwelijksmis, de dopen van je kinderen, de begrafenissen van je ouders. Ik heb meerdere pastoors gekend, was aanwezig in alle vieringen van catechese, Huppeltjes, 13 plus, en andere, zag vele koppels huwen, kinderen gedoopt worden en mensen afscheid nemen van deze wereld. Ik zag en hoorde Chiro, BJB, Boeren- en Boerinnenbond, KLJ, Scouts, KWB, Ziekenzorg, fanfare,zangkoren, concerten, het sjaloomorkest en ik genoot van de prachtige zang en muziek. Ik heb de koster gekend, hoog boven aan het orgel, lectoren, de kuisploeg, de klusjesman en mensen die de kerk met bloemen versierden.
Zovelen heb ik er gekend, doch wie kent mij ? 
Je was 11 dat jaar...
toen men mij 52 jaar geleden heeft opgehangen aan de zuidelijke kant van het koor.
Soms zag ik mensen aarzelend naar mij kijken en af en toe kwamen er mensen langs, zoals die van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium tijdens de maand december 2005, die mij dan onderzoekend begluurden
alsof ik een mysterie was.
Toch moet ik zeggen, onbekend is onbemind, en spijtig genoeg heeft men mij de voorbije jaren gewoon laten hangen, niet zoals men zegt in alle weer en wind, doch wel onderhevig aan koude, warmte, droogte, vocht en stof, en zoals jullie heb ikzelf niet de mogelijkheid mij hier tegen te beschermen.
Dat was dan ook mijn enig verzoek en met de middelen van heden kon dat niet zo moeilijk zijn.
Ik ben in onderzoek geweest in een instelling voor kunstwerken waar men mij dan ook terug opgelapt heeft. Wie ik ben, van wie ik ben, van waar ik kom, dat laat ik aan jullie om met de huidige technieken het raadsel van mijn bestaan op te lossen."


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Smakelijk !!!

Lang geleden toen onze triptiek geschilderd werd (eind 15de eeuw) was brood voor iedereen het voedsel bij uitstek. Een dagloner moest het merendeel van zijn dagelijkse calorieën opdoen uit roggebrood. De burger at brood van al of niet gebuilde tarwe, ook van masteluin (mengsel van rogge en tarwe). Alleen het fijnere brood was met biergist bereid; andere soorten moesten het met zuurdesem stellen. In vele gezinnen bakte men zelf, maar bijvoorbeeld in Leuven ging men meer brood kopen bij de bakker of bij de boeren op de weekmarkt. De broodjes waren eerder klein en hun gewicht varieerde in functie van de graanprijs.

Op de feesttafels van de welgestelden verscheen ook meer verfijnd gebak: gele eiertaarten, witte kaastaarten en soms rijst- of amandeltaarten. Peperkoek was blijkbaar een meer verspreide lekkernij, die speciaal op kermissen te verkrijgen was en die op de feestdagen aan de gelovigen na de communie uitgedeeld werd.
Op de tafel van de gegoeden verscheen nogal wat vlees en vis.
Velen kweekten zelf varkens en schapen, uitzonderlijk geiten en bij de grotere huizen trof men wel eens koestallen aan.
Vers vlees was echter vrij duur en de meesten moesten het stellen met het in november ingezouten vlees van eigen slachting of gekocht bij beenhouwers in de stad.
In feite waren alleen de rijkeren vleeseters terwijl het menu van de arbeiders meestal vegetarisch was en het vlees dat deze laatsten soms wel eens onder de tand kregen was dan in hoofdzaak afkomstig van zelfgekweekte varkens of schapen of van kramen op de markten waar vlees werd verkocht dat bedorven was en afkomstig van zieke slachtdieren.
De burger kocht zijn vers of gezouten rund-, lams- en varkensvlees van de vleeshouwers in de vleeshalle in de stad. Er werd zelfs gebraden en gekookt vlees te koop gesteld.
Voor de feestschotels beschikte men over braadvarkentjes en vleespasteien, vaak opgediend in een deegomhulsel. Pensen schenen ook voor de gewone man een bereikbare lekkernij geweest te zijn. Een bijzonder Leuvens gerecht waren hersenen en choesels (de alvleesklier van het rund). Opvallend is ook dat vele varkens, gekweekt in de eikebossen van Henegouwen en in kudde naar de Brabantse markten gedreven, bijzonder magere beestjes moeten geweest zijn. Daarom was vet spek een luxeartikel dat uitsluitend gebruikt werd voor het larderen van wild.
Allerlei wildsoorten en gevogelte vulden de keuze op de feesttafels van de rijken aan. Vermelden wij hieronder de kapoenen (vetgemeste gesneden hanen), parelhoenders, duiven, fazanten, sneppen, pluvieren en zelfs zwanen en pauwen. Pas in de zestiende eeuw zal de kalkoen vanuit Amerika op de Europese tafels belanden.
De gewone man kon wel wat kippen en konijnen kweken, en het stond in Brabant iedereen vrij op klein wild en vogels te jagen met netten, strikken en lijm.
Het wel bijzondere hoge vleesverbruik der burgerij is des te frappanter daar door de strenge vastenvoorschriften van de Kerk het aantal vleesloze dagen vrij hoog lag. Vele vleeshouwers verkochten daarom ook vis. In de stadsgrachten en de soms kunstmatig aangelegde vijvers rond Leuven werd intensief vis gekweekt, ook de rivieren waren nog rijk aan vis.
Paling, karpers en snoeken, eventueel verwerkt tot pasteien, waren hoofdzakelijk een lekkernij voor de hogere klasse. De groenvis of zoetwatervis was op verre na niet voldoende voor de stedelijke behoeften. Het trage vervoer bracht ook met zich mee dat de aangevoerde “verse” zeevis vaak geen goede geur had, deze werd dan ook hoofdzakelijk ingezouten verkocht. Kabeljauw, schol, tong en zalm waren vooral voor de gegoeden bestemd en men kon ook nog abberdaan, stokvis en steur kopen. De dagelijkse vis was de haring, vers, gezouten of gedroogd. Hij werd zelfs, evenals mosselen, langs de straat vrij verkocht. De haring werd slechts uitzonderlijk gebakken; normaal werd hij gekookt opgediend met een sausje van azijn en look.
Onder het vastenverbod vielen ook de zuivelproducten. In perioden van hongersnood werd hiervoor wel dispensatie verleend. Eieren waren in de handel vrij duur, maar de hogere klassen verbruikten er grote hoeveelheden van, niet alleen als eierkoeken, maar eveneens in de bereiding van allerlei gerechten. Tevens moet het melkverbruik bij hen vrij hoog gelegen hebben in de vorm van melksoep en pappen. Een echte “boter”-ham was daarentegen ook bij hen zeldzamer. Wanneer men boter at, was het als een soort toespijs net als kaas.
Bij het bereiden en braden van gerechten gebruikte men uit raapzaad geperste olie en soms liesmout.
In de late middeleeuwen was de keuze aan groenten uiterst beperkt. Aardappelen ontbraken natuurlijk volledig. De potagie ( petuis in het Leuvens dialect) moest de grote honger stillen.
Het was een soort van stamppot van erwten, eventueel bonen, waarin op niet-vastendagen bij de gegoeden ook wat liesvet was gemengd. Naargelang het seizoen werden er ook wortelen, prei, kolen, rapen, rapen- en bietenbladeren, enz. aan toegevoegd. Op de betere tafels werden ook wel slagerechten opgediend; echte sla, gekookte rode biet, raapstelen, jonge gebleekte hopscheuten werden gegeten met olie en azijn.

(uit “Dirk Bouts en zijn tijd” – tentoonstelling 1975)


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Het testament ...

In het Kerkarchief Vlaams-Brabant te Leuven bevindt zich een kopie van het testament van de bewoners van de Heerlijkheid Lelle, Maximilliaen Hinckaert en Joanna Van (der) Dilft van 20 januari 1646.

Maar helaas, geen woord in dit document over het kunstwerk.
Het middeleeuwse notarisgeschrift is ook niet zo gemakkelijk te ontcijferen en gelukkig, toeval of niet, onverwacht kregen we de helpende hand van David Van Stappen die ons de transcriptie van het testament bezorgde, waarvoor onze welgemeende dank.
Hierdoor kunnen wij nu ook als primeur dit testament via internet openbaar maken.
(Maximilliaen en Joanna zouden zoiets nooit hebben durven of kunnen denken).
In het testament is sprake van “eenen loffelijcken serck” waarmee waarschijnlijk de gedenkplaten bedoeld werden, afkomstig uit de Sint-Lambertuskapel en die zich nu vooraan links in de Sint-Servatiuskerk bevinden (zie ook de foto’s in deze weblog).

Veel leesgenot met het testament……

Inden naeme ons Heeren amen, alsoo daer niet helderder en is dan de doodt ende niet onhelderder dan de vredes heefft, soo hebben wij ondergeteeckent willen disponeren van ons tijdelijcke goederen ons bij Godt almachtich op deser werelt verleent, bevelende heeft onse spelen (alswanneer die uuyt deser werelt spelen commen te scheyden) aen Godt almachtich onsen schepper ende salichmaecker [en] Maria sijne lieve en gebenedijde moeder, ende allen den hemelschen geselachappe, ende onse lichaemen der gewijden aerden der plaetse onse begraeffenisse inde prochie der heerlijckheydt van Bergen ten waere tselve met gevoeglijcken coste geschied ende ter discretie ende dispositie der lest afflijviger off lancstlevende, als mede de uuytryckinghe der Aelmoessen als lesen der missen voor onse zielen, dan off bij gevalle ick testateur voor aff Kerst geraeckte afflijvigh te worden, sal mijne naer te latene parture gehouden sijn te doen leggen eenen loffelijcken serck, als te stelle een Epitasche inden muer tersijden inden hoogen … naer advenant mijne qualiteyt hetselve is verheysschende, als oock daer houderen een jaerlijcke jaergetyde met uuytreyckinge van een viertel terwe, te weten in broode der selven voorden armen.
Ende commende ter dispositie van onse erffelijcke goederen, willen ende begeren datte lancstlevende van ons beyden sal hebben alle onse concquesten off geconcquesteerde goederen hoedanich die sijn in onsen houwelijcken staet tsaemen vercregen ende gecocht in vollen erffdom, om daer mede te doen sijnen vrijen ende eygen wille tsij die te versetten, vercoopen off belasten off anderssints naer dat hem goetduncken ende gelieven sal, insgelijck oock alle de haeffelijcke goederen in erffdom niettegenstaende anders off contraerie aen onse houwelijcssche voorwaerde off contract antenuptiael is gestatueert die wij mids desen sijn derogerende, nominerende ende instituerende in tgene voorschreven is, d’een eer anderen indifferentelijck erffgenaem midts desen, uuytgenomen de heerlijckheyt van Bergen ende de goederen aldaer off daerontrent gelegen alreede geconquesteert off bij ons ter saemender handt gecocht die weder sullen keeren naer de doodt van ons beyden ter sijden de testateurs vrienden off tot sijnder voorder dispositie ende goetduncken.
Maer vande stock goederen wesende conquesten sal alleen de lanctslevende van ons beyden daeraen hebben de rechte ende naer de doodt wederomme keeren ter seyden van hunnen vrienden off naester erffgenaemen, behoudelijck dat alsulcken goederen gelegen inde prochie van (L)eerbeeck off daer ontrent in manieren off voegen als de selve mij testatrice sijn toebehoorende, die hebbe ick gege ende gene midts de formeteyden van dit te mogen veranderen ende minderen ende meerderen, soo dickwils ons tselve goetduncken ende gelieven sal, ende tot meerder bevestinghe hebben wij testateuren dit met ons eygen handt geteeckent desen twintichsten januari vanden jaere sesthienhondert ende sessenveertich, ende was onderteeckent M. Hinckaert ende Jeane vander Dilft.
De superscriptie is als volght:
Op heden den twintichsten januari vanden jaere sesthienhondert ende seesenveertich comparerende voor mij Charles de Mol als openbaer notaris tot Brussele residerenden ende inde presentie van getuygen naergenoempt mr. Maximiliaan Hinckaert heere van Bergen etc. ende vrouwe Johanne vander Dilft sijne wettige huysvrouwe, dese weecke hebben verclaert dit toegesloten cohier bij hun doen schrijven ende bij hunlieden onderteeckent ende gecachetteert met het lachet des heere Kersten comparants in acht diversche plaetsen te behelsen hun testament ende uuyttersten wille, begerende dat tselve naer hun overleyden effect sal sorteren, sonder eenighe formaliteyt van rechten, die sij tot effecte van dien midts desen sijn derogerende, ende tot meerder confirmatie hebben deselve testateuren des onderteeckent met hunnen gewoonelijcke signaturen beneffens mrs. Christoffel (G)eerts ende Martinus (G)roesins, oock beyde notarissen als respective getuygen ter presentie van mij notaris die dese insgelijck met mijne gewoonelijcke signature hebbe onderteeckent, ende de testateurs mette getuygen bij mij notaris gevraeght sijnde off sij connen schrijven, hebben verclaert jae ende was onderteeckent M. Hinckaert, Jenne vander Dilft, C. (G)eerts en M. (G)roesins ondertondt Quod Attester ende was ondeteeckent Ch. De Mol notaris publicus.
Onder op de voet stondt als volght:
Op den derthienden septembris sesthienhondert sevenenvijftich hebbe ick, Joannes vander .chte als openbaer notaris dit voorseiden testament geopent ende voorgelesen aende voorseiden vrouwe testatrice ende juffrouwe Elizabeth Hinckaert, sustere vanden voorseiden heer maximiliaan Hinckaert, ter presentie van Hendrick Schuermans ende William Verbist, schepenen als getuygen, Quod Attester, ende was onderteeckent J. van .chte notaris publicus.
Accordant het voorschreven testament met sekere copye autentiq vant testament ende acte van openinge onderschreven P. Verbist als greffier quod attestor.




Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Opzoekingen...

Meer dan 500 jaar geleden, de hertogen van Brabant, de Bourgondische hofhouding (Filips de Goede, Karel de Stoute) en … de Vlaamse Primitieven.

 

1400 tot 1500, een eeuw van rijke edellieden, ambachtslui, kunstenaars, metselaars, steenhouwers, schilders, edelsmeden, wapenmakers, wijnhandelaars, garen- en bandverkopers, lakenhandelaars, apothekers (allen meesters, welgestelden uit de wereld van arbeid en handel) en arme sukkelaars.

 

Vooral de Bourgondische Staten, waaronder religieuze en burgerlijke instellingen bezorgden het voornaamste deel van klanten aan de kunstenaars. Kerken en broederschappen kochten graag kunstwerken.

“Sint-Elooi als edelsmid” van schilder Petrus Christus was een bestelling van de edelsmeden van Antwerpen en de “Sint-Sebastiaan” van Memling werd gemaakt voor rekening van de Brusselse gilde van de boogschutters. De “Triptiek van Sint-Erasmus” van Dieric Bouts was bestemd voor het broederschap van het Heilig sacrament dat zetelde in de Sint-Pieterskerk van Leuven. Hetzelfde geldt ook voor zijn “Drieluik van het Laatste Avondmaal”.

 






     




                         
        "St-Sebastiaan" (Memling)                                                                                "St-Erasmus" (Bouts)                                                                                               
 
De aankoop van kunstvoorwerpen was niet altijd bestemd voor persoonlijk gebruik. Een groot deel ging naar de kerken. Dit wordt verklaard door een eenvoudig samengaan van vroomheid en familiale trots. Vanaf het einde van de 13de eeuw verschijnen in kerken, die tot dan toe slechts kapellen hadden rond hun koor, ook kapellen van families in de zijbeuken van het kerkschip. Deze worden talrijker in de 14de en de 15de eeuw.

De schenkers dachten ook dat hoe prachtiger hun kapel was, hoe meer ze zou bijdragen tot het prestige van hun geslacht. Zo wordt het belang dat in de Bourgondische wereld aan de kunstwerken werd gehecht, voor een groot deel verklaard door de bezorgdheid voor het sociaal prestige. Het bezit van kunstwerken en een kapel in de kerk is nodig als men zijn rang wil behouden. Anderzijds werden de relaties tussen de kunstenaar en zijn mecenas overheerst door conventies die een vrije dialoog belemmerden. Wanneer het ging om een religieus onderwerp, dan was het de schilder niet toegestaan om het volgens zijn eigen fantasie of die van zijn klant te behandelen, want de kerk wou alles vermijden wat aanleiding kon geven tot een verkeerde interpretatie van het geloof. Zo werd “ Het Laatste Avondmaal” van Bouts gecontroleerd door professoren in de theologie van de universiteit van Leuven.

 

                                                         "Laatste Avondmaal" (Dieric Bouts)

Deze dwang hield bovendien niet op bij de drempel der kerken. Wanneer het gemeentebestuur van Leuven besliste één der zalen van het stadhuis met een schilderij te versieren, was het niet Dieric Bouts die “Het oordeel van keizer Otto” koos, maar een geestelijke die door de magistraten werd geraadpleegd. Nog andere soorten dwang drukten op de kunst, de kleuren bezaten een symbolische betekenis, de aanwezigheid van een dier, een bloem of een ander voorwerp op het schilderij werd niet aan de fantasie van de schilder overgelaten. In het nederige decor van de Geboorte komt men vaak een mooie zuil tegen. Dit ongewone element had als doel eraan te herinneren dat, volgens de traditie, Maria het kind rechtop had gebaard.

De schilders poogden zich niet van deze dwang te bevrijden. Bovendien was hun mentaliteit heel anders dan deze die sinds de romantiek in de kunstenaarswereld heerst.

Zij waren geen individualisten. Zoals men weet deden ze nauwelijks de moeite hun werken te identificeren (dit is dan ook nu, ons probleem met de anonieme schilder van onze triptiek).

De meest gerenommeerden onder hen gedroegen zich als leiders van de groep, terwijl ze het werk deelden met hun medewerkers, waardoor trouwens de problemen van toeschrijving zo moeilijk kunnen worden opgelost.

Men mag ook niet vergeten dat de mensen die aan de 15de eeuw zijn roem verleenden, door hun tijdgenoten niet werden beschouwd als super-kunstenaars maar als ambachtslieden. Ze gedroegen zich trouwens zelf als anbachtslieden door nederige taken aan te nemen. Allen versierden zij vaandels, muren, wapenschilden. Een Van der Goes vervaardigde uithangborden die de hutten van de aflatenpredikers versierden. Gerard David schaamde zich niet om het hek en de luiken te herschilderen van het huis waar de Bruggelingen Maximiliaan Van Oostenrijk hadden opgesloten.
Niettegenstaande het feit dat de persoonlijkheid van de kunstenaar werd gehinderd, verdwijnt ze toch niet helemaal. Een Van Eyck of een Van der Weyden, een Memling of een Van der Goes, die van dezelfde gegevens uitgingen, hebben toch hun eigen totaal verschillende werelden opgebouwd.

De Bourgondische staat is sinds lang verdwenen, maar de meesters der Vlaamse Primitieven van de 15de eeuw hadden hun werken niet kunnen uitvoeren, als deze niet hadden beantwoord aan de smaak van hun tijdgenoten en als ze niet hadden geprofiteerd van hun aanmoedigingen en hun bestellingen. Men mag niet vergeten dat de schilders hun meesterwerken slechts hebben kunnen realiseren dank zij de atmosfeer van weelde en schoonheid waarin de hertogen van Bourgondië en hun dienaars leefden.  

Elke stad had ook een eigen officiële schilder. Zo zijn Van der Weyden en Van der Stockt de officiële schilders van de stad Brussel geweest, Dieric Bouts was die van Leuven en andere kunstenaars vervulden overeenkomstige functies in Brugge, Gent en Ieper.

Tijdens onze opzoekingen, waarbij we de straat door het venster op het rechter paneel van onze triptiek, als de huidige Bergstraat met achteraan de toren van het stadhuis te Brussel denken te herkennen, vonden we dichtbij, aan de St-Goedelekathedraal, in de “Heilige Drievuldigheidstraat”, de huidige Markiesstraat, een gasthof, genaamd “De Heilige Drievuldigheid”, waar jonge schilders verbleven die samen werkten met Van der Weyden, wiens atelier zich eveneens in dezelfde omgeving bevond. Eén der uithangborden aan de huizen rechts van de straat zou zelfs duiden op een winkel met schildersgerief, borstels en verven. Dat er dicht bij de Bergstraat een groot Dominicanenklooster was en dat men in de straat, op het rechterpaneel van de triptiek, een wandelende Dominicaan kan zien terwijl de geestelijke op het linker paneel van de triptiek eveneens een Dominicaan blijkt te zijn,

(toeval of niet, misschien komen we ooit wel meer te weten).


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Teruggevonden teksten aangaande de triptiek.

In het verslag van Deken J.F. Foppens van 1733, in de archieven van het Aartsbisdom Mechelen, vinden we het volgende: “De kapel van St-Lambertus te Lelle en haar toren werd gedekt en gerestaureerd en binnenin gewitkalkt. Kepers en balken zijn gereed om zohaast mogelijk een tabulatum aan op te hangen.

Gaat het hier over de triptiek of wordt hier gewoon (volgens Latijnse vertalingen) een zoldering, een plafond, een rij kepers bedekt met planken bedoeld ?

Een schilderij zou in het Latijn eerder een tabulata zijn ?

Kan een Latijn-deskundige ons hier helpen met de juiste betekenis ?

 

In Histoire des Environs de Bruxelles van 1855 schrijft Alphonse Wauters :

La chapelle de Lille a été restauré en 1851, avec le produit de la coupe des arbres qui croissaient sur le cimetière environnant; il renferme quatre tableaux, dont trois sont anciens, et dont un surtout, la Flagellation, est d'un style tout à fait barbare.

Vrij vertaald: Met de opbrengst van de omgehakte overhangende bomen rond het kerkhof werd de kapel van Lelle gerestaureerd in 1851; binnen bevinden zich vier schilderijen, waarvan drie oude, en waarvan vooral, de Geseling, een echte barbaarse stijl vertoont.

Kunnen we hieruit afleiden dat slechts drie van de vijf schilderijen van de triptiek zichtbaar waren en dat men de afbeelding van de schenkers niet kon zien daar zij naar de muur (of het altaar) toe hingen, dus dat de twee zijpanelen omgekeerd hingen tegenover de ophanging sinds 1957 in de St-Servatiuskerk ?

Over het vierde schilderij , vinden we misschien meer uitleg in de volgende tekst:

 

In het tweewekelijks tijdschrift van Touring Club de Belgique van 1 maart 1923 in de reeks Au beau pays de Rubens et de Teniers  schrijft Arthur Cosyn : Dans un réduit contigu à la tour de l’église de Bergh, on a réuni les peintures provenant de l'oratoire de Lelle, c'est à dire un panneau (la Sainte-Trinité) et un triptyque, qui, l'un et l'autre, ont beaucoup souffert. Le triptyque comprend une toile centrale, noircie par le temps et trouée; elle représente le Christ en croix. Les volets sont mieux conservés, mais l'un, la Flagellation, a été tout à fait défiguré par une restauration maladroite. Le second (la Descente de Croix) n'est pas dénué d'intérêt. Sur les revers des volets, le peintre a reproduit l'image des donateurs et des donatrices. D'après l'inventaire des

Vrij vertaald: In een plaatsje, naast de toren, in de kerk van Berg, heeft men de schilderijen afkomstig uit de kapel van Lelle verzameld, 't is te zeggen een paneel (de Heilige Drievuldigheid) en een triptiek, die, de ene en de andere, veel hebben doorstaan. De triptiek bestaat uit een centraal doek, vol gaten, vervuild en zwart door de tijd, waarop Christus aan het kruis wordt voorgesteld. De zijpanelen zijn beter bewaard, doch één, de Geseling, werd totaal verminkt door een lompe, onhandige restauratie. Het tweede (de Kruisafneming) wordt niet van belang ontdaan. Op de achterkant van de panelen heeft de schilder de portretten  van de schenkers en schenksters afgebeeld. Volgens de Inventaris van Kunstvoorwerpen zouden de panelen dateren van 1529 en van de hand van Michel Coxie afkomstig zijn. Dit zou dan een werk zijn van deze grote schilder op de ouderdom van dertig jaar (hij is geboren in Mechelen in 1499). Ik vraag me echter af op wat deze toewijzing is gebaseerd.

Deze verschillende schilderijen werden naar Berg terug gestuurd na een verblijf van meerdere jaren in het Museum van de Cinquantenaire te Brussel waar ze door de Commissie voor Monumenten werden bestudeerd. Ik weet niet wat beslist zal worden, doch volgens mij moeten dringend maatregelen getroffen worden om deze triptiek te redden en om zo, gerestaureerd, de povere decoratie van de kerk van Berg aan te vullen. Deze werken zijn een herinnering aan het kerkje van Lelle en verdienen bewaard te blijven.”

 

Deze tekst bevestigt weer dat de afbeeldingen van de schenkers op de zijpanelen  slechts zichtbaar waren in gesloten toestand. Was hier een reden voor ? Waren de schenkers misschien onbekenden voor de mensen van Lelle, was het kunstwerk misschien toevallig in Lelle terecht gekomen als buit van plunderingen door de doortrekkende Spaanse, Franse of Hollandse legers of was het linker paneel zo beschadigd dat men het aan het oog wou onttrekken. Allemaal vragen onbeantwoord tot heden.

Waarschijnlijk heeft Arthur Cosyn het drieluik zelf nooit gezien en heeft hij zijn artikel geschreven op basis van gesprekken. Hij schrijft over een paneel (De Heilige Drievuldigheid) en een triptiek met een centraal doek (vuil, vol gaten, met de voorstelling van Christus aan het kruis) en twee zijpanelen beschilderd aan beide kanten. Ook hier komen we aan een totaal van vier kunstwerken.Waarschijnlijk is het centrale doek dat Arthur Cosyn beschrijft, het fel beschadigd en vuil ingekaderd schilderij dat onlangs werd gevonden bij het opruimen van de toren van de St-Servatiuskerk.

        


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Gidsenbond Midden-Brabant (april 1991)

Uit “SPEURTOCHT NAAR DE OVERBLIJFSELEN VAN DE ROMAANSE SINT-LAMBERTUSKAPEL VAN BERG-LELLE” (Greet Janssens)

Voorwoord
Elke gemeente gaat graag prat op haar cultuurhistorisch verleden en vele gemeenten kunnen pronken met een bijzonder object. Kortenberg heeft zijn "charter", Overijse heeft "Sohie", Zaventem schrijft het "Sint-Martinusschilderij" maar al te graag toe aan Antoon Van Dyck.

Berg kreeg tot nu toe weinig aandacht van de geschiedschrijvers. Nochtans bevindt zich in de Sint-Servaaskerk een merkwaardige triptiek van een onbekend meester uit het einde van de vijftiende eeuw. Volgens experts is dit schilderij van grote kunsthistorische waarde. Zeer weinigen schijnen te weten dat dit meesterwerk ooit gehangen heeft in de voormalige Sint-Lambertuskapel van Lelle (foto), een gehucht van Berg. Van deze kapel zelf is de herinnering onder de bewoners van Berg zo goed als volledig verdwenen. Het loont de moeite om de geschiedenis na te gaan op te zoeken waar de bezittingen van de kapel terecht gekomen zijn.

De triptiek van de Heilige Drievuldigheid.
De triptiek, zoals we hem kunnen bezichtigen in het koor van de kerk te Berg, werd gedeeltelijk gerestaureerd in het "Centraal Laboratorium der Belgische Musea" in het Jubelpark te Brussel tijdens de jaren 1930 tot 1950, na lange verwikkelingen, waaraan de twee oorlogen niet vreemd waren, evenals de soms verschillende standpunten van de opeenvolgende parochieleiders, het aartsbisdom, het gemeentebestuur en de ambtenaren bevoegd voor het kunstpatrimonium. Hier volgt een korte beschrijving van het drieluik, waarbij de verhandeling van kunsthistorica Favart nuttige aanwijzingen biedt.

Het middenpaneel
De Heilige Drievuldigheid is omringd door engelen die de passietuigen van Christus dragen, het geheel op een gouden achtergrond. De drie personen zijn voorgesteld onder een menselijke gedaante, merkwaardig genoeg dus ook de Heilige Geest, die anders onder de vorm van een duif wordt afgebeeld. Sommige experts (Van Roey, Reau, Favart) wijzen op de strenge kerkelijke regels uit de 16de en 17de eeuw, in verband met het afbeelden van God. God mocht alleen voorgesteld worden zoals beschreven in het Evangelie. Mogelijk zouden als gevolg hiervan vroegere kunstwerken, die van deze regel afweken, vernietigd zijn tijdens de Contrareformatie. Het drieluik van Berg zou hieraan kunnen ontsnapt zijn!

Het rechterluik
Dit luik stelt de schenkster voor, knielend voor haar getijdenboek. Achter haar staat Johannes de Evangelist, die een gouden kelk draagt met een draakfiguurtje erboven, evenals vier jonge biddende vrouwen. Verder bevat dit luik heel wat interessante bijzonderheden, zoals een in detail geschilderd vergezicht op een stad (welke?). De achterkant van dit luik stelt de kruisafneming voor.

Het linkerluik
Dit luik is erg beschadigd, en stelt de schenker voor. Van de heilige achter hem is nauwelijks nog wat te herkennen. Verder staan er nog twee mannelijke figuren in afgebeeld. De achterkant stelt de geseling van Christus voor.
Volgens Favart bestaat er in Wenen, in het Academisch Museum een schilderij van Dirk Bouts, "De Kroning van de Maagd" (foto in "Woordje vooraf"), dat zeer sterk gelijkt op het schilderij van Berg. Wie nu eigenlijk de triptiek van Berg heeft gemaakt is nog niet gekend, zeker lijkt het dat er twee verschillende kunstenaars aan gewerkt hebben. Het centrale paneel en de luiken met de schenkers zouden gemaakt zijn door een schilder van de Leuvense school, in de sporen van Dirk Bouts, op het einde van de vijftiende eeuw.

De triptiek van Pontius naar Pilatus
De geschiedenis van de triptiek na het weghalen ervan uit de kapel tot de definitieve plaatsing in de kerk te Berg is op zijn minst bewogen, en geeft er een "toegevoegde waarde" aan.
Het kerkarchief van Berg bewaart een interessant dossier met de briefwisseling en tal van documenten.

1896 - triptiek overgeplaatst naar Paleis voor Schone Kunsten te Brussel
1909 - drieluik terug overgemaakt kerkfabriek Berg
1923 - voorstel tot restauratie door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en 
Landschappen (KCML) op kosten van de staat 
1933 - voorstel pastoor De Pauw om triptiek af te staan aan Diocesaan Museum te 
Mechelen (aanschouwelijker voor groter publiek), verplaatsing ging echter niet door
1937 - november, Minister gelast herstelling, om verdere beschadiging te voorkomen, aan
schilderhersteller Jef Van der Veken
1938 - kerkfabriek geeft toelating tot herstelling (kosten geraamd op 15000 (Bef) 
volgens Ministerie behoort het werk toe aan de kerk te Berg

1939 - eerste fase restauratie voltooid, verdere herstelling financieel niet   mogelijk, pastoor De Pauw vraagt schilderij terug, Van der Veken akkoord mits   betaling  van 15000 Bef 

 1940 - Jef Van der Veken, ondertussen bezig met het maken van een kopie van       het gestolen paneel 'De Rechtvaardige Rechters' van het Lam Gods van de  gebroeders Van Eyck, verbindt zich om voor 10000 Bef de restauratie verder te doen

1941- oorlog, triptiek overgebracht naar gewelfde kelders van Museum te Brussel  waar vereniging Amis des Musées Royaux de l'Etat zou eerste 15000 Bef betaald hebben
1945- zelfde vereniging wil verdere restauratie betalen, eigendomseis van kerkfabriek      in
twijfel, Pastoor De Pauw verklaart met deze vereniging geen uitstaans te hebben
1946- schilderij terug bij Van der Veken, Pastoor De Pauw roept hulp in van
Mgr. Van  Cauwenbergh te Mechelen die nog twijfel heeft over eigendomsrecht 

1947- Pastoor De Pauw ergert zich aan de nieuwe inmenging van Les Amis du Musée,  aan het ontwijken van verantwoordelijkheid van de KCML, aan Mgr. Van Cauwenbergh  die de bal terug kaatst naar de kerkfabriek, en schrijft een brief naar de Minister van Onderwijs, Kamiel Huysmans, hierna zorgt Van der Veken zelf voor de ontknoping, prijskaartje 18.473 Bef voor de vriendenkring Les Amis en 25000 Bef voor zichzelf voor de afwerking 

1953- Inspectie van het Cultureel Patrimonium herschat de kosten volgens de  toenmalige muntwaarde op 145000 Bef ten laste van de Belgische Staat en minstens 30000 Bef voor de kerkfabriek, pastoor De Pauw krijgt een lening van Mgr. Schoenmaeckers

1956- op 17 november komt het bericht dat de restauratie beëindigd is en dat   het kunstwerk ter beschikking is van de kerkfabriek van Berg.

Een 60-jarige zwerftocht van een 500 jaar oude triptiek is ten einde, pastoor De Pauw is een gelukkig man en kan eind ’56, het kunstwerk dat zoals hij zelf schrijft “een stuk van zijn hart geworden is” in handen geven van zijn opvolger pastoor Cuyt (een uitgebreid overzicht met kopies van brieven en documenten van de periode 1896 tot 1956 is later voorzien in deze weblog).
Nu, anno 1991, kunnen we het schilderij bekijken in het koor te Berg. Het hangt er bescheiden, zonder franjes, spotlichten of bijzondere beschermingen. Weinigen kennen de waarde ervan en het bijzondere verhaal. Misschien is dat wel de beste beveiliging.

Greet Gulinck-Janssens
Gidsenopleiding Midden-Brabant
April 1991


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

De restauratie.

Sinds 7 juni 2009 kunnen we de triptiek in onze kerk terug bewonderen.

Daar wij dit kunstwerk, een waardevol kerkelijk erfgoed, in goede staat wensen door te geven aan de volgende generaties, was een restauratie hoognodig.
Doch uit wat bestaat een restauratie? Iedereen denkt aan een herstelling, maar dit betekent niet altijd dat het schilderij in de oorspronkelijke staat kan hersteld worden.
Sommige ouderdomsverschijnselen kunnen niet volledig verholpen worden. De verflaag en de houten planken zijn organische materialen die reageren op temperatuur- en vochtschommelingen, kleine barstjes kunnen ontstaan, de verf kan verkleuren. Insectenvraat, schimmelvorming, slechte conservatieomstandigheden zijn grote schadeveroorzakers, en onze triptiek heeft dit gedurende ongeveer 500 jaren doorstaan.

Voornamelijk het linker paneel is fel beschadigd.
De afbeelding van de schenker met patroonheilige kan niet volledig hersteld worden daar de verf voor het grootste gedeelte verdwenen is en men nog slechts bloot hout kan zien, zelfs de radiografische- of infrarood foto's kunnen hier niet helpen. Men mag niet verwachten dat een nieuwe afbeelding van de schenker zou aangebracht worden want dit zou een vervalsing betekenen van het oorspronkelijke werk van een anoniem meester der Vlaamse Primitieven. Ook de achterkant "De geseling van Jezus" is erg toegetakeld en werd zelfs tijdens een vorige restauratie verkeerd behandeld. 
Het middenpaneel en het rechter paneel zijn in een betere staat gebleven en de mensen van het KIK (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium) deden echt hun best om onze triptiek met heel veel zorg op de juiste manier te behandelen.

Volgens de opvattingen van monumentenzorg in de strikte zin, heeft men getracht om zoveel mogelijk het authentieke kunstwerk te bewaren, zelfs al betekent dit  dat daarin een aantal lacunes zichtbaar blijven.


Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

Belangstelling voor het kunstwerk.

Eind 2005 werd er van verschillende zijde nogal wat belangstelling getoond voor het drieluik van de Heilige Drievuldigheid. Mensen van het Centrum voor de Vlaamse Primitieven en het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel kwamen het hier ter plaatse bekijken en maakten er foto's van. De Kerkraad kreeg hier natuurlijk weet van, hetgeen met het oog op de komende schilder- en opknapbeurt van het kerkgebouw een goede zaak zou blijken te zijn. Want iedereen was het er roerend over eens, dat het middeleeuwse drieluik met grote zorg behandeld zou moeten worden om beschadiging e.d. te voorkomen. Intussen kwam het KIK zelf met het voorstel om het kunstwerk tijdens de duur van de werkzaamheden naar genoemd instituut over te brengen, waar het in een constant klimaat (constante luchtvochtigheid en temperatuur) bewaard zou kunnen worden, absolute noodzaak voor dit waardevol maar ook gevoelig kunstwerk op paneel. Nadat het in de jaren 50 voor het laatst een restauratie onderging, is een conservatiebehandeling inmiddels absoluut noodzakelijk geworden. De tijd is rijp om een zogenaamde "minimale interventie" (reinigen en consolideren van de verflaag, matte zones wegwerken en een nieuwe protectielaag aanbrengen) uit te voeren om verdere opstuwingen en verfverlies te voorkomen. 

Kenners zijn van mening dat de triptiek in de buurt van Dieric Bouts (1410-1475) gesitueerd mag worden. Sommigen ontdekken er ook invloeden van Roger Van der Weyden (1399-1464) in. Op donderdag 12 januari 2006 hebben enkele parochianen het kunstwerk met de grootste voorzichtigheid van zijn plaats genomen en het vervolgens met inachtneming van de nodige veiligheidsvoorschriften naar Brussel, naar het KIK overgebracht. 
                                                                                  




Foto

Inhoud blog

  • Onze oprechte dank aan Jos Lauwers ("Geschiedenis van Berg door de eeuwen heen -1973" en "Geschiedenis van Groot-Kampenhout- 1992"), Greet Janssens ("Speurtocht naar de overblijfselen van de Romaanse St-Lambertuskapel van Lelle-1991"), Jochen Vranckx ("Het drieluik van de Heilige Drievuldigheid in de Sint-Servatiuskerk van Berg-1999"), David Van Stappen voor de transcriptie van het testament van Maximiliaen Hinckaert en Joanna van Dilft, het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, de Monumentenwacht Vlaams-Brabant, de Provincie Vlaams-Brabant/Dienst Cultuur, de Gemeente Kampenhout en alle andere personen die ons steunen en ook door hun opzoekingen meerdere interessante gegevens bezorgden en hopelijk nog zullen bezorgen.
    Dank SeniorenNet voor deze gratis weblog.
    Dank Telenet voor de fotoalbums.
    Dank aan de Koning Boudewijnstichting voor het beheer van de giften en het bezorgen van fiscale attesten.

    Ook onze oprechte dank aan de mensen die ons tot hiertoe hielpen bij onze opzoekingen en vooral op de eerste plaats aan Marie De Becker zaliger die ons tijdens haar laatste levensdagen nog de oplossing gaf op de vraag wie de 2 spelende meisjes waren voor de kapel te Lelle op de foto van ongeveer een eeuw geleden. Volgens Marie waren dat 2 van de 4 zusjes Goossens: Dora, Christine, Maria of Eulalia die naast de kapel woonden. Bedankt Marie! Dank aan haar zoon Henri Raes, die ons parochiebladen “Het Kruis” van de jaren 1950 tot 1954 bezorgde en ook bedankt Camiel Croon voor de artikels over “Lelle en Bergh” van Arthur Cosyn uit het tweemaandelijks tijdschrift van “Touring-Club de Belgique” van 1923 met verschillende foto’s van de St-Lambertuskapel. 


    Bedankt !!!

    Dank u wel "Cantabile" voor de bijdrage tot restauratie van de triptiek, met de opbrengst van de dia-avond op 05/06/07 over de fietstocht van José en Richard naar Santiago de Compostela !


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto's 1901
    Foto

    Foto

    Foto

    Ruines van de Sint-Lambertuskapel in 1920.
    Foto

    Fotoalbums.
    Verhuis naar KIK
    De triptiek wordt op 12 januari naar het KIK gebracht.
    Telenet Foto

    Bezoek KIK 2006
    Bezoek op
    07/07/2006 aan onze Triptiek.
    Telenet Foto

    Bezoek KIK 2007
    Bezoek op 21/06/2007  tijdens de restauratie. 
    Telenet Foto

    Schatten op zolder.
    Beelden, kandelaars, oude kruisweg,....
    Telenet Foto

    Kunstpatrimonium
    Enkele voorwerpen  uit ons cultureel 
    erfgoed.
    Telenet Foto

    Stoere werkers...
    Opkuis en schilderwerken in de kerk.
    Telenet Foto

    Gedenkplaten van Maximiliaen Hinckaert en zijn vrouw Joanna van Dilft na schenking nieuw altaar in Sint-Lambertuskapel (1650)...

    Foto

    Foto

    thans vooraan links in de Sint-Servatiuskerk.
    Foto

    Enkele (van de vele) interessante links.
  • Website Meeuws / Kampenhout
  • Meeuws / Fotoalbum Parochie Sint-Servatius
  • Kerkelijk Erfgoed Berg
  • Studiecentrum 15de eeuwse schilderkunst
  • Bijbelse Kunst van Rogier Van der Weyden
  • Dirk Bouts
  • Kunstgeschiedenis : Vlaamse Primitieven
  • Open kerken
  • Familiekunde Midden Vlaams Brabant
  • Seniorennet

    Hoe dikwijls werd weblog reeds bezocht ?

    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Zoeken in blog


    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!