Een complete tegenstelling: eerst de kapel van Saint Jaoua bezoeken en dan oesters gaan halen in Prat Ar Coum. Günter en ik werden opgewacht door een vriendelijke dame, die de stokoude kapel van de fameuze Sint Jaoua voor ons open deed. De kapel is van de 15e eeuw en is in stukken gebouwd, twee eeuwen lang. De vloer bestaat uit gestampte aarde. Onze goede vriend Jaoua ligt er in een sarcofaag, zo dood als een pier. Hij zwerfde rond in Bretagne rond 500 na Christus en besloot in Plouvien te blijven om er een nederzetting te stichten en om de heidense Bretoenen te christianiseren. Hij zal in zijn missie gelukt zijn, met of zonder fundamentalisme, want anders had hij geen kapel met sarcofaag. Wie onder de sarcofaag kruipt, krijgt absolutie van zijn zonden en krijgt een ticket enkele reis naar de hemel, een koud kunstje voor mensen met een lage BMI. In de kapel zien we ook nog het beeld van de heilige Michaël die de draak of de duivel verslaat. Vele doempredikers hebben jaren de arme Bretoenen gewaarschuwd voor het kwade: wie niet braaf was en geen penningen gaf aan de bisschop, ging hetzelfde lot tegemoet als deze duivel. Brave mensen waren het toen. In Prat Ar Coum zie je de verwerking en verhandeling van zeevruchten: krabben, kreeften, zeespinnen, étrilles en oesters. Wie een krab koopt, kan ze in een van de stoomkokers klaar maken voor consumptie.
|