Ze leidde hem mee naar het rijk der zinnen, de tuin van eden en het bos van Yourcenar. Hij voelde hoe ze haar gevoelens probeerde te vertalen in dauwdruppels van een vroege ochtend, hoe ze ragfijn haar woorden voltooide tot een volmaakt spinnenweb, hoe ze aftastend en schoorvoetend doorheen de kamers van zijn hoofd wandelde op zoek naar een verlossend antwoord. Ze hield halt te midden van een oase der stilte, op de plaats waar de vereniging van natuur en ziel resulteerde in een perfecte symbiose van twee-eenheid. We gluurden binnen in een kamer vol boeken, zoekend naar de beschrijving van ons bestaan, van ons zijn en denken, van de perfecte cirkel. De eeuwenoude eikenboom sloeg ons zijdelings gade en voedde zich met het beeld van deze prille liefde. Op hun terugweg vonden ze een trommel, een blikken trommel. Hij speelde, zij zong. De vermoeidheid en de nacht, de gevoelens en de herkenning zochten elkander op in de geest en de huid van hun lichaam. Strelend, betastend… de sterren aan het firmament. Tekenend… cirkels tot volle maan. Aan de vooravond van een nieuwe levensfase hielden ze beide de deur op een kier, op weg naar morgen en zichzelf…