(Sinds het in aanbouw zijnde MAS de
noord- en westenwinden voor een deel afstoppen staat er veel minder deining in
het Willemdok,en er is feitelijk op die beperkte ruimte nooit veel deining
geweest. Maar voor sommige landratten was er blijkbaar toch voldoende om hun
verbeelding op hol te jagen,zoals uit dit dertiende verhaal mag blijken...)
IK HEB Popeye ontmoet op een gure,winderige novemberdag in een kroeg
aan het Willemdok. Ik was onderweg van het loodswezen naar het stapelhuis,en
het waaide zo verschrikkelijk hard dat ik achterover in de wind moest gaan
liggen om mijn eigen benen niet voorbij te lopen. Het is nóg mijn stellige
overtuiging dat ik de deur van het kroegje zelfs niet aangeraakt heb. Ze waaide
gewoon open net als ik langs kwam,en met de wind vloog ik mee naar binnen. De
deur weer sluiten deed ik wél,dat herinner ik me nog. En bij de kachel zat
Popeye.
Hij heette waarschijnlijk niet Popeye,maar hij had er alles van.
Schipperspet met anker op,scherpe neus,tandeloze mond en een kort pijpje tussen
onzichtbare lippen. Alleen de spinazie ontbrak. In de plaats stond een pint,die
Popeye vlug leegdronk vóór ik iets kon bestellen. Aan de kaaien is dit een
duidelijke wenk. Ik bestelde dan ook twee pintjes. De bazin tapte er drie. Het
derde was voor haar. Ook daar is aan de dokken geen woord voor nodig.
-“Wat een weer !”,zei de bazin toen we elkaar schol hadden
toegewenst.-“En of”,beaamde ik.-“Zelden zo’n wind
meegemaakt. Op zee zal het wel spoken nu “.
-“Kom,jongeman”,kwam Popeye tussenbeide,met een wat krakerige,dunne
ouwemannenstem.-“Dit is maar een flinke noordwester. Hooguit zeven of
acht. Helemaal nog geen storm. Een échte storm,daar moet je voor in de Indische
Oceaan zijn. Dààr maak je rond deze tijd van het jaar stormen mee. Ik kan er
van meespreken”.
En dat deed hij dan ook.
-------------------------------------------------------------
-“We waren onderweg van Londen naar Shangai,met in het voorruim
een zootje allerlei. Er waren machines bij,het was vlak na de oorlog,en de communisten
waren nog geen baas in China. We mochten nog leveren wat we wilden aan,hoe heet
hij ook weer,het is iets met een cheque in. Tsjang Kai Sjek,ja. In het
achterruim zaten nog meer machines en zware cylinders met helium in. Tegen hun
nieuwjaar aan hebben de Chinezen dat nodig om hun ballonnen te vullen,die de
straten moeten versieren en die ze dan afschieten met hun vuurpijlen. En een
grote partij condooms was er ook bij,in het China van vóór Mao en zijn Rode
Boekje mocht dat nog. Dan niet meer,maar
nu moét het weer,het kan verkeren. De Engelsen maken de beste,we noemen ze niet
voor niks Engelse kapotjes. Regenjasjes,zeiden zij zelf. En de Chinezen konden
die goed gebruiken,die kopen kindjes gelijk wij klontjes suiker. Ik heb altijd
gedacht dat het door de rijst kwam,maar als ik het zelf probeer helpt het toch niet,integendeel,ik
raak er van verstopt aan twee kanten.
Afijn,de reis ging langs Gibraltar en door de Middellandse zee en het
Suezkanaal,en het leven was niet slecht aan boord. Ik was tweede stuur,je hebt
je werk,en voor de weinige vrije tijd een paar boeken. Maar op een schip valt
altijd wel wat te doen,en het was geen kleintje,een goeie achtduizend ton,en de
bemanning meer Chinezen dan wat anders,en met die mannen heb je je handen
vol,geloof me. Werken gelijk mieren,maar soms de verkeerde kant op.
Nee,vervelen deed ik me niet,maar nog eens,zolang je in de buurt van de
Middellandse zee bent is het leven van een zeeman nog zo slecht niet.
Maar ja,je kan daar niet blijven hangen als je in Shangai wil
komen,niet ? Ik zeg altijd : een reis naar China begint pas als je Alula
voorbij bent,verdorie,wat een naam,je zou er nog mee in de bak geraken. Als je
de Golf van Aden uitkomt,aan bakboord,daar ligt Alula. En aan stuurboord ligt
Calula. Je vaart tussen die twee door,en daar begint de Indische Oceaan.
En het gaat er raar aan toe,in de Indische Oceaan. Je hebt een fikse
storm vóór Ceylon,dat heet nu anders,maar wij zeggen Ceylon,en je denkt aan het
hele eind dat je nog moet tot de Straat van Malakka en de storm die je dààr
gaat teisteren,en zie,eens Ceylon voorbij is er geen zuchtje wind meer,en de
vlag hangt slap aan de stok. En omgekéérd is ook waar : je vaart rustig door de
Arabische zee,en als je Ceylon gerond hebt komt er een storm uit de Golf van Bengalen,die
je schip plat op zijn kant legt. Nee,in de Indische Oceaan weet je nooit.
Die keer was het raak voorbij Ceylon. En zulk een storm heb ik nooit
meer meegemaakt. Golven zo hoog als de Boerentoren,wat,die had er niks tegen.
Alles wat niet stevig vastgesjord was ging overboord. Gelukkig hadden we goed
gestouwd,de lading bleef op haar plaats. Maar één der luiken van het achterruim
was in niet te beste staat,en laat die typhoon daar nu toch wel gaan aan
rukken,zeker ! En je weet : als je water binnen krijgt langs de luiken ga je
naar de kelder,daar helpt geen pompen aan.
Wel,het was zaak het achterschip hoger op de golven te krijgen om
minder water over dat luik te hebben,en dus zegt de kapitein dat hij er aan
denkt die zware cylinders met helium over boord te zetten,liever die verliezen
dan verzuipen,zei hij .
En dan heb ik een idee gehad dat ons gered heeft,al zeg ik het zelf.
–“Kapitein”,zeg ik,”die helium is ons van meer nut in
het ruim dan op de bodem van de zee”. Hij kijkt me aan en begrijpt er
niks van.
-“Helium is lichter dan lucht”,zeg ik,”daarom vullen
ze er ballonnen mee”. En de kapitein mij maar aankijken,die dacht dat ik
iets op mijn kop gekregen had,een stuk hout of zo.
-“De condooms”,zei ik,”we vullen er de condooms mee.
En die stouwen we in het achterruim. Die gaan tegen de luiken aan zweven. Als
we er genoeg oplaten gaan die het achterschip en dat luik naar boven
drukken”.
Wel,die kapitein,al Engelsman dat hij was en flegmatiek van kop tot
teen,raakt zowaar een beetje van slag,geeft me een paar klappen op de
schouder,die ik nu nog voel,en brult om zijn bootsman. Gelukkig waren de
cylinders voorzien van ontspanners,anders warebn ze er in Shangai ook niet veel
mee,en in de kortste keren staat de hele bemanning ballonnen,ik bedoel condooms
te vullen met helium. En ze kregen er wat in,hoor ! Sterk dat die krengen zijn.
De buik van een zeug van tweehonderd kilo,daar leken ze op.
En maar gaan zweven,tegen de luiken en het dek aan ! Na verloop van
tijd,we hadden een miljoen van die dingen bij geloof ik, zie ik van uit de
stuurhut dat er minder en minder water over het achterdek komt,en dat het schip
minder gaat slingeren,tot dat zwakke luik vrijwel geen water meer over krijgt.
En dat was de redding,maar niet het einde van de problemen,nee.
Want de volgende dag gaat de storm liggen,en is er geen vuiltje meer
aan de lucht,behalve dan dat de kapitein sakkert dat het schip geen vaart
maakt,en dat de machines een raar geluid voortbrengen,dat hij nog nooit gehoord
had.
Ik ben zeeman in hart en nieren,maar hersens heb ik ook nog,dus had ik
gauw door wat er loos was. Ik ga naar de achtersteven,buig me vér voorover,en
het was zoals ik gedacht had. De achtersteven lag te hoog op het water,en de
schroef stak er half uit. Vandaar dat gekke geluid en het slakkengangetje.
Dus ga ik naar de kapitein,en breng verslag uit.-”Dat gaan we
vlug oplossen”,zegt hij.-“Open de luiken,en laat die verdomde
dingen vliegen !”.
Nu moet je toegeven,het zou geen zicht geweest zijn. Al die vliegende
condooms,als volle zeugen,maar met slechts één tepel,in het luchtruim boven de
Indische Oceaan. De andere schepen zouden zich rot geschrokken zijn,om nog te
zwijgen van de vliegtuigen,krijg zoiets maar in uw motoren als je daar boven
bent.
Ik zeg :-“Kapitein,ik heb een beter gedacht. We laten die
condooms gewoon af en rollen ze weer op. De verpakkingen zijn netjes aan één
kant opengemaakt,die kunnen we best nog gebruiken. En zo heb je geen verlies
van lading,alleen het helium,ja,dat gaat vliegen,daar is niks aan te
doen”.
De kapitein gaat akkoord,en de bootsman zet de Chinezen weer aan het
werk in het achterruim. Er bij konden ze,dat was geen probleem,het zijn handige
kereltjes op een touwladder. Maar het was een heel karweitje om al die knopen
aan het uiteinde van de condooms los te peuteren zo lang die strak gespannen
stonden,en het werk ging niet vooruit. De schroef blééf maar half boven water
draaien.
-“Dat moet vlugger gaan”,bromde de kapitein.-”Het
kàn”,antwoordde ik,-“als we gaatjes prikken”.
Hij keek me vlak in de ogen,en ik in de zijne.
-“Als ze zo stom zijn kan ik er ook niks aan doen”,zei
hij,en hij keek vaag naar de,lucht die weer helder blauw was.
Een paar minuten later hadden de matrozen in het achterruim elk een
naald,en prikken maar ! De hoop zeugen minderde zienderogen,en het achterschip
kwam na enkele uren netjes in positie,en
de schroef pakte weer water. En wij volle vaart weer op weg.
Afijn,tegen dat we in Shangai waren was het hele zaakje weer netjes
verpakt. Het verlies van een deel van het helium werd aan lekkage
toegeschreven,en de rest van de lading stemde overeen met de laadbrief. Geen
vuiltje aan de lucht.
En daardoor zijn er nu een miljard Chinezen,ja”.
-----------------------------------------------------------
Popeye dronk zijn pint leeg,mompelde iets van patatten afgieten,en
verdween door de deur waar “Toilettten” op stond. Ik keek de bazin
in de ogen,en zij moet mijn stille vraag verstaan hebben.
-“Nee,meneer” zei ze,-“hij heeft nooit de zee
gezien,of het moet in Blankenberge geweest zijn. Hij is gepensioneerd
sluiswachter. Een paar jaar terug is zijn vrouw gestorven,en toen heeft hij
zijn huis van de hand gedaan en hier in het dok een opgelegd binnenschip
gekocht. Daar woont hij nu,tussen de échte ouwe binnenschippers. En het is niet
helemaal meegevallen. Als het gaat waaien ,en zijn schip deint een héél klein
beetje,komt hij hier binnengewankeld,zo groen als het biljartlaken daar. En als
het over is gaat hij aan ’t vertellen,allemaal dingen die hij aan de sluizen gehoord heeft ,zo’n vent toch !”.
Ik dronk mijn pint leeg net toen Popeye weer binnenkwam,zei hem en de
bazin goeiedag,en ging naar de deur,die juist weer openwaaide om een jongeman
binnen te laten met recht overeindstaande haren,die hij met twee handen weer op
hun plaats probeerde te krijgen.-“Verdorie,wat een storm !”,zei
hij,-“Jeanne,geef me een pintje,en is mijn broek niet weggewaaid soms
?”.
-“Storm ?”,vroeg Popeye,”welke storm ? Jongen
toch,die keer in de Golf van Mexico...”.
Ik trok de deur dicht en ging mijn weg,terwijl in het café de storm in het
Willemdok voortraasde.