KLIK IN HET VAK "INHOUD BLOG" OP HET VERHAAL DAT JE WIL LEZEN !! In tegenstelling tot "Vlaaikens" staan de meest recente verhalen hier bovenaan !
Zoeken in blog
Beoordeel dit blog
vinnig en pittig
kortverhalen voor +16 uit eigen bundel "Als Eros Lacht".(niet gepubliceerd)
28-02-2009
MISS BIBS
(Dit veertiende verhaal dank ik aan Mauro
(Dit veertiende verhaal dank ik aan
Mauro. Misschien zal men hem ooit vertellen hoe hij eens een bijdrage gestort
heeft aan de kleine literatuur...)
IK KON amper
mijn ogen geloven toen ik café Winston binnenstapte. Waar anders amper een
plaatsje te vinden was gaapte nu de grote leegte. Aan de twee biljarts, waarrond
normaal een dozijn spelers zitten te wachten tot er een match gedaan is en zij
aan de beurt komen ,stond nu één enkele getrouwe, blijkbaar verslaafd aan het
groene laken en de drie ballen, verwoed te oefenen. Aan de toog zat nog een
zware, volslanke man, wiens buik kennelijk in de weg zat om zich aan het
biljarten te wagen. Ik was pas de derde gast, en het liep toch al tegen drie uur
aan.
Ik zette me naast de
dikkerd, bestelde aan de troosteloos kijkende barman een 33-er ,en wees even
vragend in het rond. Woorden waren er overbodig bij,het tafereel sprak voor
zichzelf.
-Tja,meneer,dat
zal de crisis zijn, zeker ?,zei de barman, en hij haalde berustend de
schouders op. Ik zou anders niet weten wat er scheelt. Goed, we
hebben verleden week de prijzen moeten verhogen. Omdat de brouwer het wilde, het
heeft in alle gazetten gestaan. Vijf cent meer voor een grote pint ,is dat nu
zoveel ? Het is nóg gebeurd zonder dat er één glas minder getapt werd, en nu
blijven ze weg. De crisis. Ik heb er geen andere uitleg voor.
De dikkerd naast mij
klakte met de tong. Crisis ? ,zei hij met een verbazend hoog
stemmetje voor zijn postuur, -Crisis ? Daar bestaan middelen tegen. Als
middenstander moet je je kunnen verdedigen. Voor mij is het ook crisis . En ik
heb nog nooit zoveel verkocht als in de laatste maanden. En niet iets wat de
mensen tóch moeten kopen,brood of patatten of zo. Nee,sanitair. Badkamers ,toiletten, noem maar op. En geen goedkope brol zoals bij de
doe-het-zelvers, nee. De betere klasse, zal ik maar zeggen. En weet je hoe ?
Reclame ,natuurlijk. Maar niet in gratis weekbladen of in foldertjes of zo. Die
helpen in slechte tijden alleen als je alles practisch gratis geeft. Nee, ik doe
het met visuêle reclame. Iets waar het oog op valt. Dan valt de rest ook, reken
maar . De dikkerd gaf een raadselachtig lachje weg en keek rond. Het was
een overbodige voorzorg. We waren nog altijd met vier, de biljarter en de barman
inbegrepen. Toch wenkte hij mij en de barman dichterbij,legde een wijsvinger op
zijn lippen, keek ons om beurten in de ogen, en zei :Onder ons gezegd en
gezwegen....
Ik deed de barman
teken de glazen te vullen. Vier,hemzelf inbegrepen. Zijn ogen lichtten even op.
Een kort moment van vreugde in een kommervolle tijd.
-Ik begon
natuurlijk in mijn zaak en in mijn zak te voelen dat de mensen niet zo heel
gerust zijn in die affaire met de banken en de beurs ,begon de dikkerd.
Hij nam een fikse teug , smakte met de lippen, en keek voor inspiratie naar een
hoek van het plafond. Maar zoals gezegd, je moet je kunnen
verdedigen. Al heb ik daar wel wat geluk mee gehad ,toegegeven, ja.
Ik sta op een namiddag
zoals vandaag ,maar dan niet op mijn sluitingsdag ,een beetje te soezen aan mijn
kassa, mistroostig omdat ik pas de inkomsten van de dag geteld had, en die waren
natuurlijk aan de magere kant ,wat wil je, wie koopt er nu een badkamer als hij
niet weet of hij morgen nog werk heeft. En pas had ik dat gedacht, of de deur
gaat open en er komt een stelletje binnen van de boerenbuiten. Hoe je dat merkt
? Ik weet het niet : je voélt dat. Een late veertiger met zijn vrouw,en een
blonde dochter van een jaar of zeventien, goed in t vlees, maar een stuk
hoger dan ik. De dikkerd knipoogde, lachte een hoog lachje, en klopte
behaaglijk op zijn buik.
-En ze kwamen
voor een badkamer. Ik had het kunnen weten. Op de buiten heb je altijd mensen
die goed verdienen, en in slechte tijden nog het best. Afijn, ik heb in mijn
toonzaal natuurlijk een stel badkamers staan voor ieders goesting en ieders
beurs ,en dus zeg ik tegen het drietal : Waarom kijk je niet eens rustig
rond ,keus genoeg. Zie je, ik weet bij ondervinding dat als je de mensen
even de vrije hand laat, ze dadelijk op hun gemak zijn. En met
gemak bedoel ik geen W.C. Hoewel in dit geval....De
dikkerd zweeg even ,schudde het hoofd, haalde de schouders op ,en ging verder.
-Wel ,je laat ze
dus op hun gemak rondneuzen, ze vinden een mooie badkamer ,ze vinden er een die
nóg mooier is, en ze belanden tenslotte bij de mooiste. En de duurste. En op dàt
ogenblik val je ze op de nek, en je vraagt :-Mooi,niet ?. En je
ziet de dame blozen en knikken,en de man even zorgelijk op zijn binnenzak
kloppen. Maar voor hem is het kalf dan al verdronken,en de buit voor jou
binnen.
En zo ging het met dat
stelletje van de boerenbuiten ook. Al kwam er eerst nog een kink in de
kabel ,of, in dit geval, stront aan de knikker,ja.
Want terwijl ik nog
aan mijn kassa sta te wachten tot de vis bij het lekkerste aas gekomen is, en Pa
en Ma staan te geelogen naar een juweeltje van een badkamer ,is het boerinnetje
uit hun zicht verdwenen, op zoek naar een plaatsje waar ze een boodschap kan
achterlaten, als je begrijpt wat ik bedoel. Nu is er in mijn showroom wel degelijk
een klanten-WC, en zijn er pijltjes die de weg er naar toe wijzen. Maar dat
boerinnetje van zeventien zal wel een beetje simpel geweest zijn ,zeker, want de
juist weg vinden deed ze niet. En omdat de nood altijd maar hoger werd, en er
toch genoeg toiletpotten uitnodigend hun gapende muil openhielden, heeft het
mooie kind zich dan maar neergezet op een pot, die een beetje verscholen achter
een plaat opgesteld stond, en daar heeft ze haar geweten ontlast ,ja.
Jammer voor haar, maar
die plaat sloot de showroom af van de etalage ,maar niet tot op de grond. Je mag
de hele showroom niet te kijk stellen voor de windowshoppers buiten, anders
komen ze nooit naar binnen, ze zien alles toch zó al. Maar je moet toch een
beetje doorkijk geven. En zo gebeurde het dat ons boerinnetje niet merkte dat
ze precies op de goede hoogte haar sierlijk achterwerk ten toon stelde voor wie
op dat moment voor de etalage stond. En binnen de kortste keren waren dat er
velen ,want mijn zaak ligt aan een drukke winkelstraat, wat dacht je. Het meidje
had nog geluk dat die plaat de hogere regionen van haar persoontje aan het
zicht onttrok, en op haar zitvlak stond natuurlijk geen naam.
Afijn, ik hoor daar
plots buiten een geluid opgaan dat deed denken aan het carnaval van Aalst.
Lachen ,brullen ,joelen, handgeklap , het was er allemaal bij. Ik ga dus buiten
kijken, en zie natuurlijk wat er binnen gebeurt. Wel, dat gaf me een schok, geloof
me. Ik ben naar binnen gelopen, heb Pa en Ma er bij gehaald, ze een keukenrol in
de handen geduwd, en ik verzeker je : de héle rol ging er aan voor de boel weer
netjes was. Een gezond kind, dat boerinnetje. En toen hebben ze uit pure
schaamte de duurste badkamer uit mijn voorraad gekocht, maar naar een korting
konden ze fluiten.
En dààr heb ik
verkeerd aan gedaan. Want binnen het uur verkocht ik méér dan de hele week er
voor. Ik denk dat die allemaal binnen ook haar voorkant hoopten te zien, en dus had ik dat boerinnetje en haar Pa en Ma wel een percentje mogen gunnen.
Vooral omdat ik die
avond op het idee gekomen ben dat mij wel eens tot Manager van het Jaar zou kunnen kronen, omdat ik er de crisis een neus mee heb gezet.
Want er zijn nog méér
boerinnetjes in de wereld, niet ?.
De dikkerd
lachte, knipoogde naar mij en zei tegen de barman :Doe ze alle vier nog
eens vol, het kan er af vandaag. Hij keek weer even naar de hoek van het
plafond.
-Het was
eigenlijk simpel, ging hij voort, maar je moet er op komen. Ik
dacht zo : ik nodig een stel vrouwtjes uit om dat boerinnetje van zeventien na
te doen. Maar fake, natuurlijk, zelfs geen plasje ! Gewoon met de bibs even bloot de pot op. Visuële reclame ,ja. Succes gewaarborgd. Ik zag de kijkers al rijen
dik voor mijn etalage staan. Ik zag de badkamers al buiten vliegen. Maar ik zat
wel met een probleem. Hoe kreeg ik de vrouwtjes zo ver zich aldus te vertonen ?
Natuurlijk,de kijkers buiten zouden alleen de bibs zien. De rest bleef aan het
oog onttrokken door die plaat. Maar toch...En toen kreeg ik mijn tweede idee. Ik
kwam er op door de gazet. Ergens in de Noorderkempen ,Hoogstraten geloof
ik ,hadden ze net Miss Aardbei gekozen. Voor alles en nog wat kiezen ze een
Miss. Waarom zou ik geen Miss Bibs laten kiezen ?De vrouw met het mooiste achterwerk ! Daar
zouden wel enkele niet al te preutse meiden voor te vinden zijn, dacht ik zo.
Zeker als er een prijs aan verbonden was. Een weekje op de Balearen, all
inclusive ,dat zou toch een lokkertje zijn, niet ?
Afijn ,ik begon de
lijnen uit te zetten. De vraag was : hoe maak je zoiets bekend ? Natuurlijk
niet in een reclameblad. Ik had geen zin de flikken op mijn dak te krijgen.
Nee, dat moest van mond tot mond gaan. En wat is daarvoor het meest geschikte
circuit ? De cafés natuurlijk. Of liever de Horeca,want de dametjes uit
de tea-rooms zijn ook niet allemaal zo braaf als ze er uitzien. Bij hun
koffieklatsch zouden die er wel schande over spreken, maar tegelijk denken aan
het zonnetje op Majorca of zo. Om nog te zwijgen van de kans op het stille
genot zich in het bezit te weten van het mooiste achterwerk van de stad. En dat
allen naamloos, zonder gezicht. Nee, daar zouden er wel wat op af komen.
Maar ik moest ook aan
het mansvolk denken, want uiteindelijk zijn zij de betalers van badkamers !
Natuurlijk, de attracties waren er al. Het zicht van een stelletje mooi gewelfde
bibsen zou ongetwijfeld aanspreken. Maar er zou ook iets moeten aan
vastzitten, zoals voor de dames. Een prijs of zo.
Toen kreeg ik mijn
derde idee ,het beste van allemaal, al zeg ik het zelf. Waarom de Mooiste Bibs
niet afvoeren ? Als ik er de Bekendste
Bibs van maakte had ik mijn wedstrijd-met-prijs voor de mannen toch voor het
grijpen ? Hij, die de meeste achterwerken kon voorzien van de bijbehorende naam
zou het recht hebben zich de Don Juan van de stad te noemen ! En ook een weekje
naar de Balearen mogen, alleen of mét Miss Bibs ,dat moesten ze zelf maar
uitmaken.
En zo is de
geruchtenmolen in gang gezet. Ik heb wat pinten gedronken,die paar weken. En
overal in alle cafés mijn netten uitgegooid. Waar er dametjes bij waren
werd natuurlijk alleen de versie Miss Bibs opgedist. En in de
late uurtjes, mannen onder mekaar, werd de versie Miss Bekendste
Bibs uit de doeken gedaan. Met de klemtoon op het geheim. Van de Don
Juan-wedstrijd mochten de dametjes natuurlijk geen weet hebben, of ze zouden
afhaken ,wat denk je. En alleen dàt vooruitzicht schrikte de mannen zó af dat ze
zélf de lippen verzegeld hielden.
Want stel je
voor, vierenveertig dames zijn uiteindelijk op de pot gegaan ! Vierenveertig !!
Ik heb het zaakje zes weken kunnen rekken. En nooit is er op een jaar tijd
zoveel sanitair van alle aard over de toonbank gegaan dan in die zes weken.
Crisis ? Ik lach er mee. Het volk dat voor mijn etalage stond, dag in dag
uit, van s morgens tot s avonds, ongelooflijk !. Want een tijdschema
was er natuurlijk niet. Ik stak mijn kop buiten, en als er veel volk was en géén
flikken, dan zei ik tegen de dame,die aan de beurt was :Nu !. En
daar ging ze, met haar volgnummer netjes op de bibs geplakt. Dat moesten ze zélf
doen. Ik steek naar mijn klanten geen poot uit, reken maar !.
De dikkerd schudde
zijn kop, een beweging die nóg zijn verwondering weergaf over wat er allemaal
mogelijk is in de wereld voor de durvers.
-En wie is Don
Juan geworden ?,vroeg ik.
-De
coiffeur,zei de dikkerd.-Een knappe vent, moet ik zeggen. Een
meter negentig, dikke ,zwarte haardos, dun snorretje. Het type waar alle vrouwen
voor vallen. En niet te vergeten : hij heeft gelegenheid genoeg. Natuurlijk ,hij
is herenkapper. Maar naast zijn salon, achter een plaat gelijk die tussen mijn
etalage en mijn showroom ,heeft zijn vrouw een damessalon. En zij is ook een
stuk, hoor ! Volle, rode lippen, een boezem die op 10 uur staat ,en een flink
achterste als tegengewicht. En ik kan het weten, want zij was een van de
vierenveertig. En als het in hun huishouden boel is, gelijk overal wel eens
gebeurt, dan knipt zij de mannen,en hij moet de dames coifferen. En nooit zijn
daar klachten over geweest. De klanten zullen dat graag hebben, zeker ? .
-En de
coiffeuse is Miss Bekendste Bibs geworden,zei ik.
-Neen, antwoordde
de dikkerd ,en hij sloeg even de ogen ten hemel.-Dat werd mijn vrouw. Zeventien mannen plakten de juiste naam op hààr nummer. Zeventien ! En ik wist
het ! Ik wist dat zij die prijs zou pakken. Ik was op de hoogte. Maar je moet
het nog kunnen bewijzen ook ! Nu is mijn advocaat al met de echtscheiding
begonnen. Zeventien harde bewijzen van overspel ,daar kan niemand tegen op ! Ze
zal raar opkijken als ze met Don Juan van de Balearen terugkomt. En het mooiste
is : ook dàt was een deel van mijn plannetje !.
De dikkerd lachte
uitbundig en zijn buik lachte vrolijk mee.
-Kom,barman, zei
hij,-doe ze nog eens vol. En dan ga ik naar de miekes. Het kan er af
vandaag.
(Sinds het in aanbouw zijnde MAS de noord- en westenwinden voor een deel
afstoppen staat er veel minder deining in het Willemd
(Sinds het in aanbouw zijnde MAS de
noord- en westenwinden voor een deel afstoppen staat er veel minder deining in
het Willemdok,en er is feitelijk op die beperkte ruimte nooit veel deining
geweest. Maar voor sommige landratten was er blijkbaar toch voldoende om hun
verbeelding op hol te jagen,zoals uit dit dertiende verhaal mag blijken...)
IK HEB Popeye ontmoet op een gure,winderige novemberdag in een kroeg
aan het Willemdok. Ik was onderweg van het loodswezen naar het stapelhuis,en
het waaide zo verschrikkelijk hard dat ik achterover in de wind moest gaan
liggen om mijn eigen benen niet voorbij te lopen. Het is nóg mijn stellige
overtuiging dat ik de deur van het kroegje zelfs niet aangeraakt heb. Ze waaide
gewoon open net als ik langs kwam,en met de wind vloog ik mee naar binnen. De
deur weer sluiten deed ik wél,dat herinner ik me nog. En bij de kachel zat
Popeye.
Hij heette waarschijnlijk niet Popeye,maar hij had er alles van.
Schipperspet met anker op,scherpe neus,tandeloze mond en een kort pijpje tussen
onzichtbare lippen. Alleen de spinazie ontbrak. In de plaats stond een pint,die
Popeye vlug leegdronk vóór ik iets kon bestellen. Aan de kaaien is dit een
duidelijke wenk. Ik bestelde dan ook twee pintjes. De bazin tapte er drie. Het
derde was voor haar. Ook daar is aan de dokken geen woord voor nodig.
-“Wat een weer !”,zei de bazin toen we elkaar schol hadden
toegewenst.-“En of”,beaamde ik.-“Zelden zo’n wind
meegemaakt. Op zee zal het wel spoken nu “.
-“Kom,jongeman”,kwam Popeye tussenbeide,met een wat krakerige,dunne
ouwemannenstem.-“Dit is maar een flinke noordwester. Hooguit zeven of
acht. Helemaal nog geen storm. Een échte storm,daar moet je voor in de Indische
Oceaan zijn. Dààr maak je rond deze tijd van het jaar stormen mee. Ik kan er
van meespreken”.
-“We waren onderweg van Londen naar Shangai,met in het voorruim
een zootje allerlei. Er waren machines bij,het was vlak na de oorlog,en de communisten
waren nog geen baas in China. We mochten nog leveren wat we wilden aan,hoe heet
hij ook weer,het is iets met een cheque in. Tsjang Kai Sjek,ja. In het
achterruim zaten nog meer machines en zware cylinders met helium in. Tegen hun
nieuwjaar aan hebben de Chinezen dat nodig om hun ballonnen te vullen,die de
straten moeten versieren en die ze dan afschieten met hun vuurpijlen. En een
grote partij condooms was er ook bij,in het China van vóór Mao en zijn Rode
Boekjemocht dat nog. Dan niet meer,maar
nu moét het weer,het kan verkeren. De Engelsen maken de beste,we noemen ze niet
voor niks Engelse kapotjes. Regenjasjes,zeiden zij zelf. En de Chinezen konden
die goed gebruiken,die kopen kindjes gelijk wij klontjes suiker. Ik heb altijd
gedacht dat het door de rijst kwam,maar als ik het zelf probeer helpt het toch niet,integendeel,ik
raak er van verstopt aan twee kanten.
Afijn,de reis ging langs Gibraltar en door de Middellandse zee en het
Suezkanaal,en het leven was niet slecht aan boord. Ik was tweede stuur,je hebt
je werk,en voor de weinige vrije tijd een paar boeken. Maar op een schip valt
altijd wel wat te doen,en het was geen kleintje,een goeie achtduizend ton,en de
bemanning meer Chinezen dan wat anders,en met die mannen heb je je handen
vol,geloof me. Werken gelijk mieren,maar soms de verkeerde kant op.
Nee,vervelen deed ik me niet,maar nog eens,zolang je in de buurt van de
Middellandse zee bent is het leven van een zeeman nog zo slecht niet.
Maar ja,je kan daar niet blijven hangen als je in Shangai wil
komen,niet ? Ik zeg altijd : een reis naar China begint pas als je Alula
voorbij bent,verdorie,wat een naam,je zou er nog mee in de bak geraken. Als je
de Golf van Aden uitkomt,aan bakboord,daar ligt Alula. En aan stuurboord ligt
Calula. Je vaart tussen die twee door,en daar begint de Indische Oceaan.
En het gaat er raar aan toe,in de Indische Oceaan. Je hebt een fikse
storm vóór Ceylon,dat heet nu anders,maar wij zeggen Ceylon,en je denkt aan het
hele eind dat je nog moet tot de Straat van Malakka en de storm die je dààr
gaat teisteren,en zie,eens Ceylon voorbij is er geen zuchtje wind meer,en de
vlag hangt slap aan de stok. En omgekéérd is ook waar : je vaart rustig door de
Arabische zee,en als je Ceylon gerond hebt komt er een storm uit de Golf van Bengalen,die
je schip plat op zijn kant legt. Nee,in de Indische Oceaan weet je nooit.
Die keer was het raak voorbij Ceylon. En zulk een storm heb ik nooit
meer meegemaakt. Golven zo hoog als de Boerentoren,wat,die had er niks tegen.
Alles wat niet stevig vastgesjord was ging overboord. Gelukkig hadden we goed
gestouwd,de lading bleef op haar plaats. Maar één der luiken van het achterruim
was in niet te beste staat,en laat die typhoon daar nu toch wel gaan aan
rukken,zeker ! En je weet : als je water binnen krijgt langs de luiken ga je
naar de kelder,daar helpt geen pompen aan.
Wel,het was zaak het achterschip hoger op de golven te krijgen om
minder water over dat luik te hebben,en dus zegt de kapitein dat hij er aan
denkt die zware cylinders met helium over boord te zetten,liever die verliezen
dan verzuipen,zei hij .
En dan heb ik een idee gehad dat ons gered heeft,al zeg ik het zelf.
–“Kapitein”,zeg ik,”die helium is ons van meer nut in
het ruim dan op de bodem van de zee”. Hij kijkt me aan en begrijpt er
niks van.
-“Helium is lichter dan lucht”,zeg ik,”daarom vullen
ze er ballonnen mee”. En de kapitein mij maar aankijken,die dacht dat ik
iets op mijn kop gekregen had,een stuk hout of zo.
-“De condooms”,zei ik,”we vullen er de condooms mee.
En die stouwen we in het achterruim. Die gaan tegen de luiken aan zweven. Als
we er genoeg oplaten gaan die het achterschip en dat luik naar boven
drukken”.
Wel,die kapitein,al Engelsman dat hij was en flegmatiek van kop tot
teen,raakt zowaar een beetje van slag,geeft me een paar klappen op de
schouder,die ik nu nog voel,en brult om zijn bootsman. Gelukkig waren de
cylinders voorzien van ontspanners,anders warebn ze er in Shangai ook niet veel
mee,en in de kortste keren staat de hele bemanning ballonnen,ik bedoel condooms
te vullen met helium. En ze kregen er wat in,hoor ! Sterk dat die krengen zijn.
De buik van een zeug van tweehonderd kilo,daar leken ze op.
En maar gaan zweven,tegen de luiken en het dek aan ! Na verloop van
tijd,we hadden een miljoen van die dingen bij geloof ik, zie ik van uit de
stuurhut dat er minder en minder water over het achterdek komt,en dat het schip
minder gaat slingeren,tot dat zwakke luik vrijwel geen water meer over krijgt.
En dat was de redding,maar niet het einde van de problemen,nee.
Want de volgende dag gaat de storm liggen,en is er geen vuiltje meer
aan de lucht,behalve dan dat de kapitein sakkert dat het schip geen vaart
maakt,en dat de machines een raar geluid voortbrengen,dat hij nog nooit gehoord
had.
Ik ben zeeman in hart en nieren,maar hersens heb ik ook nog,dus had ik
gauw door wat er loos was. Ik ga naar de achtersteven,buig me vér voorover,en
het was zoals ik gedacht had. De achtersteven lag te hoog op het water,en de
schroef stak er half uit. Vandaar dat gekke geluid en het slakkengangetje.
Dus ga ik naar de kapitein,en breng verslag uit.-”Dat gaan we
vlug oplossen”,zegt hij.-“Open de luiken,en laat die verdomde
dingen vliegen !”.
Nu moet je toegeven,het zou geen zicht geweest zijn. Al die vliegende
condooms,als volle zeugen,maar met slechts één tepel,in het luchtruim boven de
Indische Oceaan. De andere schepen zouden zich rot geschrokken zijn,om nog te
zwijgen van de vliegtuigen,krijg zoiets maar in uw motoren als je daar boven
bent.
Ik zeg :-“Kapitein,ik heb een beter gedacht. We laten die
condooms gewoon af en rollen ze weer op. De verpakkingen zijn netjes aan één
kant opengemaakt,die kunnen we best nog gebruiken. En zo heb je geen verlies
van lading,alleen het helium,ja,dat gaat vliegen,daar is niks aan te
doen”.
De kapitein gaat akkoord,en de bootsman zet de Chinezen weer aan het
werk in het achterruim. Er bij konden ze,dat was geen probleem,het zijn handige
kereltjes op een touwladder. Maar het was een heel karweitje om al die knopen
aan het uiteinde van de condooms los te peuteren zo lang die strak gespannen
stonden,en het werk ging niet vooruit. De schroef blééf maar half boven water
draaien.
-“Dat moet vlugger gaan”,bromde de kapitein.-”Het
kàn”,antwoordde ik,-“als we gaatjes prikken”.
Hij keek me vlak in de ogen,en ik in de zijne.
-“Als ze zo stom zijn kan ik er ook niks aan doen”,zei
hij,en hij keek vaag naar de,lucht die weer helder blauw was.
Een paar minuten later hadden de matrozen in het achterruim elk een
naald,en prikken maar ! De hoop zeugen minderde zienderogen,en het achterschip
kwam na enkele uren netjesin positie,en
de schroef pakte weer water. En wij volle vaart weer op weg.
Afijn,tegen dat we in Shangai waren was het hele zaakje weer netjes
verpakt. Het verlies van een deel van het helium werd aan lekkage
toegeschreven,en de rest van de lading stemde overeen met de laadbrief. Geen
vuiltje aan de lucht.
Popeye dronk zijn pint leeg,mompelde iets van patatten afgieten,en
verdween door de deur waar “Toilettten” op stond. Ik keek de bazin
in de ogen,en zij moet mijn stille vraag verstaan hebben.
-“Nee,meneer” zei ze,-“hij heeft nooit de zee
gezien,of het moet in Blankenberge geweest zijn. Hij is gepensioneerd
sluiswachter. Een paar jaar terug is zijn vrouw gestorven,en toen heeft hij
zijn huis van de hand gedaan en hier in het dok een opgelegd binnenschip
gekocht. Daar woont hij nu,tussen de échte ouwe binnenschippers. En het is niet
helemaal meegevallen. Als het gaat waaien ,en zijn schip deint een héél klein
beetje,komt hij hier binnengewankeld,zo groen als het biljartlaken daar. En als
het over is gaat hij aan ’t vertellen,allemaal dingen die hij aan de sluizen gehoord heeft ,zo’n vent toch !”.
Ik dronk mijn pint leeg net toen Popeye weer binnenkwam,zei hem en de
bazin goeiedag,en ging naar de deur,die juist weer openwaaide om een jongeman
binnen te laten met recht overeindstaande haren,die hij met twee handen weer op
hun plaats probeerde te krijgen.-“Verdorie,wat een storm !”,zei
hij,-“Jeanne,geef me een pintje,en is mijn broek niet weggewaaid soms
?”.
-“Storm ?”,vroeg Popeye,”welke storm ? Jongen
toch,die keer in de Golf van Mexico...”.
Ik trok de deur dicht en ging mijn weg,terwijl in het café de storm in het
Willemdok voortraasde.
(Wie van op de Rattenkaai aan de Oosterschelde tegenover Rilland-Bath
een platvisje wil gaan verschalken mag van geen kleintje
(Wie van op de Rattenkaai aan de
Oosterschelde tegenover Rilland een platvisje wil gaan verschalken mag van
geen kleintje vervaard zijn : eens het water de kaai niet meer bereikt is het
wachten geblazen op het volgende hoogwater om weer binnen te varen.En op de
Oosterschelde kan het spoken !! Om dan nog te zwijgen over het
“ongemak”—tussen twee roeispanen met je bips overboord
hangen—en de eeuwig strakke wind. Niet te verwonderen dat het personage,
dat ik in dit twaalfde verhaal ook aan boogschieten laat doen, het ook wel eens
wat rustiger aan wilde doen,ook om zijn ega te plezieren. Helaas...)
KERSTAVOND bracht wat de hele maand december al aangevoerd had : wind
en regen. De regenschermen keerden zich binnenste buiten,en de mensen die
vergeefs probeerden ze in de goede stand te krijgen raakten op een vloek en een
zucht doorweekt. De laatste boodschappen voor het kerstmaal werd een natte
bedoening,en de dames,die extra naar de kapper geweest waren,zagen hun haartooi
geruineerd tussen de deur van de kapperszaak en die van de auto aan de rand van
de stoep.
Ik besloot nog even in het stille café aan het station te wachten tot
de bui wat minder fel werd,en was zodoende onverwacht getuige van de
kerstboodschap van Albert de Tweede op de TV. En hij deed het meer dan
behoorlijk. Ik kon hem slechts op drie foutjes betrappen. Twee keer legde hij
de klemtoon verkeerd,en één keer had hij het punt aan het einde van de zin te
laat gezien,zodat het laatste woord op een onnatuurlijke toonhoogte in het ijle
bleef hangen. Toen hij onverwacht dat punt zag opduiken beet hij op zijn lip
als een schooljongen,die een uitbrander krijgt. Misschien stak de man achter de
autocue dreigend een vinger in de lucht.
En toen gaf hij het woord aan Paola. De man op het barkrukje naast mij
floot verrast tussen de tanden.,en leunde een beetje voorover om geen woord te
missen. Want Paola kénde geen Nederlands,dat wist iedereen.
Na afloop van die enkele zinnen greep Paola opgelucht de hand van
Albert,en het wapenschild verscheen weer op het scherm,vergezeld van enkele
maten van het vaderlands lied. Méér kon er niet af,de put was al zo groot.
-“Wel”,zei de man naast mij,”ze heeft last met de
W,maar ze verstaat toch duidelijk wat ze afleest,dat merk je wel”.
-“Ze zal er hard aan gewerkt hebben”,antwoordde ik.
-“Jaàà”,zei de man gerekt. “hoe ouder,hoe moeilijker.
Ze had het beter vroeger geleerd. Nu moet het op een drafje. Nu ja,zo lang ze
het maar doet. Het zou jammer zijn als de vent moest aftreden omdat zijn vrouw
geen Nederlands kent. Dat zou bij mijn weten de tweede al zijn”.
Ik keerde me verrast naar de man toe. Hij leek me een gezonde
buitenman. Zijn pet stond vast op zijn vierkante kop geschroefd. Die zou straks
niet afwaaien als het zijn tijd was om naar de trein te hollen.
-“Leopold de Derde is niet afgetreden omdat zijn vrouw geen
Nederlands kende”,zei ik.-“Het wàs een Vlaamse”.
-“Ik heb het niet over Leopold de Derde”zei de
pet.-“Ik heb het over Vic van Joske de stroper”.
Hij keek me even van opzij aan,en ik moet er maar dom uitgezien
hebben,want hij lachte eens krakerig. Het hinderde mij. Ik word niet geraag
voor Jan Lul gezet.
-“Is Vic van Joske de stroper moeten aftreden omdat zijn vrouw
geen Nederlands kende ?”,vroeg ik een beetje spottend.
-“Ja !”,zei de pet kordaat.-“Of liever Hollands. Ze
kende wel Vlaams,natuurlijk,ze is van Schoonbeek. Maar ze kende geen Hollands.
En dat is een groot verschil,geloof me ! Neem nu platte kaas. Hoe noemen de
Hollanders dat ? Kwark !! Bij ons is dat iets dat de kat uitgekotst heeft”.
Hij keek naar de klok achter de toog.-“Het is een heel verhaal”,zei
hij.-“Maar ik heb nog juist de tijd”.
Die had ik ook. Het regende nog bij bakken buiten.
-“Vic van Joske de stroper is mijn vismaat”,begon de pet,en
hij schoof zijn hoofddeksel een beetje naar achter.-“Behalve in putje
winter trekken we elk week-end naar de Oosterschelde. Daar heeft hij een boot
liggen,geen grote hoor ! Nee,een jol met een buitenboordmotor. Die nemen we
altijd mee in de koffer van de auto. De motor natuurlijk,niet de boot. Die
blijft winter en zomer aan de Rattenkaai. ’s Zomers op het water of op
het slijk bij eb. En ’s winters ligt hij omgekeerd op de kaai. Op een
paar houtblokken,dan kan de wind er onder door en hem droog houden. Als we zo
tegen vloed aan naar de Rattenkaai trekken steken we nog vlug een emmertje
zeepieren,en kunnen dan nog net met droge voeten in de jol klauteren vóór die
met hoogtij los komt. Als het water begint af te lopen varen we uit,blijven een
ganse tij op de Mosselplaat liggen,en komen met de volgende vloed weer binnen.
En dan gaat de motor en de buit de koffer in,en wij gaan in het cafeetje achter
de dijk een paar wittekes achterover slaan. Dat doet ginder altijd deugd,zelfs
als het warm is. Er staat altijd wel wind op de Oosterschelde.
Vooral ’s nachts dan. Want
soms kunnen we pas tegen de morgen binnen. Bij laagtij staat er geen water aan
de Rattenkaai,geen emmertje. Je ziet de Oosterschelde dan als een zilveren lint
aan de horizon liggen. En tussen de kaai en dat lint niks dan slijk en
schorren.
Tot voor een paar jaar waren er wel enkele week-ends die Vic van Joske
de stroper oversloeg,want buiten visser was Vic toen ook nog boogschutter. Niet
op van die moderne schietschijven,nee. Bij ons in Schoonbeek gaat het nog op de
ouderwetse wip. Je zag ze vroeger op de buiten overal staan. De lange,rechte
stam van een spar,die op een dwarsbalk is vastgemaakt,en die ligt dan weer in
twee vorken,zodat hij kan kantelen. “Wippen”,zeggen de schutters. En
tegen de top aan heb je de dwarslatten. Daar worden de vogels op vastgemaakt.
Geen echte hoor,je zou Gaia horen ! Nee,van die felgekleurde pluimenbundels. En
als je de spar dan overeind trekt heb je de staande wip. Als je hem laat liggen
heb je de liggende wip. Zo simpel is dat. Daar zijn geen dure schietschijven
voor nodig. Om van de kruisboog nog te zwijgen,daar schieten de stadsmussen in
een zaaltje mee. Nee,dan gaat dat bij ons anders. De hoofdvogel afschieten,van
waar komt dat gezegde ? Toch van de wipschieting,zeker,niet van die
schietschijven of van de kruisboog !
Nu,Vic van Joske de stroper is een zeer goede boogschutter geweest. Op
de staande wip toch. Je had hem aan het werk moeten zien op de schieting ! En
tussendoor wipte hij het café binnen om een pintje te drinken. Na elk glas
schoot hij nog beter. Dat is de hele zaak,je moet een vaste hand hebben. En de
pijl lossen op het juiste ogenblik natuurlijk. Daar helpt een pintje bij,je
wordt er kalmer van. Maar je mag niet overdrijven,hoor ! Ik heb er een geweten
die wat veel op had,en zo lang naar de hoofdvogel mikte dat hij de pijl pas
loste toen hij achterover viel. En dat ding boorde zich honderd meter verder
dwars door de voorruit van een geparkeerde auto. Nee,een pintje is goed,maar je
mag niet overdrijven. En Vic van Joske de stroper kende zijn maat,hij werd een
echte kei op de staande wip. De liggende liet hij maar liggen. Je mag maar met
één ding tegelijk bezig zijn,anders wordt het niks,zei hij altijd.
Wel,dat jaar is Vic koning geworden. En hij is uitbundig gevierd op het
teerfeest. Melanie,zijn vrouw,was zo fier als een gieter. Ze zaten met zestig
schutters en hun vrouwen onder de linden achter het café,en er waren
mosselen,en konijn met pruimen,en ze hebben negen vaten afgedronken. En Vic
kreeg de koningsmedaille om de hals,zo iets als de Feldgendarmen droegen in de
oorlog,maar nog groter,ja.
En na die bekroning besloot Vic van Joske de stroper het er eens goed
van te nemen,en er het blok op te leggen. Hij huurde voor twee weken een
caravan op een camping in Holland,maar niet aan de Oosterschelde,nee,ergens
hoger op aan zee. Want anders zou hij toch niet van zijn jol en zijn hengels
kunnen afblijven,en hij wou eens lekker niks doen en bij zijn vrouw zitten,die had
ook recht op hem. Ze was hem al heel de tijd kwijt aan zijn hengels en zijn
boog,nu was het veertien dagen hààr beurt. En de ironie van het lot heeft
gewild dat zij zélf er de oorzaak van werd dat ze juist helemaal niet aan de
beurt kwam.
Want Vic wist niet,en Melanie nog minder,dat de camping waar ze naar
toe trokken bekend stond om de nogal losse moraal,die de bevolking er op
nahield. En als ze dat in Holland zélf zeggen moet er wel een en ander aan de
hand zijn,je weet hoe het er ginder toe gaat.Ik weet nù dat er sommigen van
hier speciaal over de grens trekken om eens lekker uit de bol te gaan,maar in
Schoonbeek wisten ze dat toen nog niet,dat is pas gekomen nà dat verlof van Vic
van Joske de stroper.
Afijn,die camping ligt daar dus aan zee,en er lopen natuurlijk
monokinis rond ,och,dat heb je bij ons ook. Maar er waren ook heel wat kinis
zonder mono,en dat hadden Vic en Melanie nog niet meegemaakt. En ze zeggen
tegen mekaar : och,dat is weer eens wat anders,zo lang we er maar niet zelf
moeten aan meedoen. En ze verbroederen met de andere gasten,je weet hoe dat
gaat. De vaste klanten maken je wegwijs naar de bakker en de slager en de
visboer,en voor je het weet heb je een stel nieuwe vrienden. En al de tweede
avond komen de mannen Vic halen voor een partijtje darts in de kantine,en
Melanie wordt bij de dame met de grootste luifel—ik bedoel natuurlijk die
van de caravan—uitgenodigd om met vijf andere dames een kopje koffie te
komen drinken. En te kletsen,ja wat dacht je,zo zeven vrouwen bij mekaar.
En natuurlijk duurt het niet lang of de Hollandse dametjes hebben het
over hun liefdesleven,maar dat had Melanie,die dus Hollands niet altijd
verstond,zo gauw niet door.
-“Mijn man komt drie keer per dag”,zegt er een. En Melanie
denkt : ocharme,die leeft gescheiden. Toch mooi van hem dat hij drie keer per
dag even langs komt.
-“Mijn man haalt twintig centimeter”,zegt een andere. En
Melanie denkt : het zal om worst of zo iets gaan,dat halen wij per kilo,hier
zal dat per centimeter gaan,ach,die Hollanders,zo krenterig toch.
-“Mijn man kan een uur lang”,zegt een derde. En Melanie,die
juist een stel joggers ziet passeren,denkt : die zal nog veel boterhammen
moeten eten voor hij een marathon wint.
En als eindelijk de Hollandse dametjes vol verwachting in haar richting
kijken wordtMelanie rood,weet even niet
wat zeggen,krijgt dan een ingeving,richt zich op,steekt de borst vooruit,en
zegt trots : “Mijn man is koning van de staande wip !”.
En de Hollandse dametjes klappen opgewonden in de handen en roepen in
koor :”Dàt moeten we eens uitproberen !!”.
De pet liet zijn krakerig klachje horen,keek naar de klok en haalde
zijn schouders op.-“Die is wég”,mompelde hij.-“Nu ja,ik pak
de volgende wel”.
Ik voelde me een beetje schuldig. Als ik niet zo nieuwsgierig was
geweest zat hij nu op de trein naar Schoonbeek,op weg naar zijn vrouw en
kinderen en zijn kerstmaal. Ik vroeg hem of hij nog een pintje lustte. Hij
knikte.-“Het is een goed begin voor kerstavond”,zei hij,”maar
je mag niet overdrijven of je pijl gaat door de voorruit van een auto”.
Hij lachte weer,en het klonk als een oude koffiemolen.
De glazen kwamen aanrukken,en we wensten mekaar een prettig jaareinde
en een goed begin van het volgende.-“Maar eerst Vic van Joske de stroper
“,zei ik. –“En Melanie” atwoordde hij. En we hieven
nogmaals het glas en klonken in volmaakte verstandhouding op de gezondheid van
het koningskoppel uit Schoonbeek.
“Tja”,zei de pet,”de rest kan kort zijn. Gelukkig
maar of ik ben nooit voor Kerstmis thuis. Wel,die Hollandse dametjes hebben Vic
van Joske de stroper uitgeprobeerd. Overal waar ze hem konden te pakken
krijgen. In de fietsen stalling,in het washok,achter de kantine,overal zetten
ze de koning van de staande wip aan het werk. Drie zijn ’s morgens vroeg
achter hem aan komen joggen,en als dat voorbij was is hij amper tot aan zijn
caravan geraakt. En toe hij op een avond laat een verfrissende duik in het
zwembad wou nemen vóór het slapengaan sprong hij recht in de armen van eentje
die het onder water wou.
Toen Melanie eindelijk in de gaten kreeg dat haar Vic er zo afgepeigerd
bijliep,en dat nog wel op verlof,is ze op onderzoek uitgegaan. En van een van
de Hollandse dametjes heeft ze heel vrijmoedig vernomen hoe schitterend Vic
zijn koningsschap had waargemaakt. En haar mening over de staande wip is er
grondig door veranderd.
Ze zijn stante pede naar Schoonbeek vertrokken. En Vic heeft moeten
beloven dat hij nooit meer een voet verder in Holland zetten zou dan de
Rattenkaai,en ik ben er getuige van dat hij woord houdt,en we gaan weer elk
week-end vissen,dag en nacht,om het even. En zijn koningsmedaille heeft hij
moeten inleveren. Hij nam ontslag,en de boogschutters waren hun koning van de
staande wip kwijt”.
De man dronk zijn pint leeg,zette zijn pet wat steviger op zijn kop,en
stapte naar de deur,de wind,de regen,en zijn trein naar Schoonbeek. Maar
halfweg de deur keerde hij zich om,kwam op zijn stappen terug,en zei
:-“Als hij nu maar koning van de liggende wip was geweest,hij zou het
misschien nog wel gered hebben. Wie weet ?”
(De man die model gestaan heeft voor “Groene Joost”kreeg
meteen een aantal acties in de schoenen geschoven die hij niet op zij
(De man die model gestaan heeft voor
“Groene Joost”kreeg van mij een aantal acties in de schoenen
geschoven die hij niet op zijn palmares heeft staan.Zo is de zaak met de onder
water gelopen graafmachine wel degelijk gebeurd,maar niet op zijn instigatie.
Hetzelfde geldt voor de occasie-vrachtwagen,die afgekeurd werd voor het
verkeer. Ook heeft Joost het nooit tot in een gemeenteraad gebracht,waar dan
ook. Maar dat in een bepaalde gemeente in een campagne voor de
gemeenteraadsverkiezingen ballonnen met een lijstnummer op rond lantaarnpalen
en bomen werden opgelaten en op bevel van een weinig verdraagzame burgemeester
door een gemeente-ambtenaar met een longrifle werden stukgeschoten is een
feit,hoe onwettig dat schieten op de openbare weg ook geweest is.En dat er
mensen zijn,die op de dag van de verkiezingen plots goesting krijgen voor een
pot mosselen in Zeeland is ook een feit. En La Passionaria heeft ook
geleefd,maar alleen in Spanje.).
DIE ZONDAGMORGEN,begin october,was ik bij de eersten om me rond acht uur
aan te bieden in het stembureau nummer 52 om mijn kiesplicht te vervullen.
Terwijl de voorzitter mijn papieren vergeleek met de lijsten vóór hem keek ik
door de ramen van het klaslokaal naar de gouden kronen van de kastanjelaars op
de koer van de school. Het herfstzonnetje was al vroeg van de partij,maar ik
wist natuurlijk niet van wélke. Zij wist het trouwens ook niet van mij. Ik
glimlachte om het inwendige mopje,maar legde mijn gezicht weer in een ernstige
plooi toen ik merkte dat de voorzitter me strak aankeek. Er wordt niet gelachen
met zoiets gewichtig als verkiezingen,al is het dan maar voor de gemeenteraad.
Ik kreeg mijn stembrief,kroop in een hokje,maakte een bolletje
rood,ging weer naar buiten,en stak mijn biljet in de wenkende gleuf. Even later
zat ik achter het stuur van mijn wagentje richting Zeeland,waar ik zoals na
àlle verkiezingen zuivere lucht ging inademen en me aan de Oosterschelde een portie
mosselen zou uitkiezen. De tweede al van de dag,dacht ik,en ik zag me in de
achteruitkijkspiegel breed glimlachen om het –alwéér-inwendige mopje. De
voorzitter van het stembureau zag het toch niet meer en hij kon voor mijn part
de pot op. Maar niet op die van mijn mosselen. Derde mopje.
Mijn favoriete dorpje zag er stralend uit toen ik er de wagen naast het
haventje parkeerde. De Oosterschelde blonk in de heldere morgen. Een fikse
wandeling langs de oesterputten en de dijk kwam mijn eetlust ten goede,en toen
het uur aangebroken was moesten de mosselen er aan geloven. En nadien leek het
me warm genoeg om de dorst,die het onvermijdelijk gevolg is van de heerlijk
zilte smaak van de zeevruchten,te verjagen met een fris pintje op het terras.
Zo dacht het echtpaar op jaren,dat zich aan het tafeltje naast het
mijne in het zonnetje koesterde,er blijkbaar ook over. Zij had zelfs de benen
gestrekt,zich wat laten uitzakken,het hoofd achterover op de leuning van de
stoel gelegd en het sjaaltje losgemaakt. Ze gaf haar nog fijne gezichtje het
laatste zonnebad van het jaar. De rimpeltjes waren er toch al.
-“Ook gevlucht voor de politiek,meneer ?” vroeg de man me
plotseling. Hij had zijn gleufhoed op het tafeltje gelegd,en een
decoratieve,maar overbodige regenjas over de leuning van een stoel gedrapeerd.
Aan de vorm van mijn bierglas had hij me feilloos als Belg herkend,en ik stelde
nu vast dat hij het ook was. Geen bier in limlonadeglaasjes voor de dappersten
aller Galliërs.
-“Tja”,antwoordde ik,en ik wees rond mij. De man begreep me
zonder woorden.
-“Heerlijk,die lucht en die rust”,knikte hij.-“Eén
blik over het water en ik vergeet de zeven kilo papier,die ik in de laatste
weken in mijn bus gekregen heb. En allemaal kosten op het sterfhuis. Wij gaan
toch niet stemmen.”,zei hij,en zijn vinger pendelde heen en weer tussen
hem en zijn vrouw.
Ik keek hem een tikje verwonderd aan.-“En de stemplicht dan
?”,vroeg ik.-“En de boete bij verzuim ?”.
Hij lachte,en gooide iets weg wat ik niet zien,maar wel raden kon. Daar
vloog de politiek de dijk over en pardoes de Oosterschelde in.
-“We zijn toch in het buitenland”,zei hij.-“En als je
in het buitenland vertoeft,moet je toch niet gaan stemmen !”. Hij lachte
nog eens,het soort lachje waarmee een slimmerik aankondigt dat hij zijn gheim
gaat verraden.
-“O,je woont hier ?”,vroeg ik,maar ik wist al beter. Ze
steken geen zeven kilo papier in je bus aan de Oosterschelde voor
gemeenteraadsverkiezingen in België.
-“Ja”,zei hij,”sinds vanmorgen. En tot
vanavond”. Hij lachte weer,keek eens samenzweerderig rond,plonsde zijn
hand in zijn binnenzak,haalde er twee papieren uit,en reikte ze me over. De
triomf stond in zijn pretoogjes te lezen. Ik vouwde het eerste open en las.
“Gemeentebestuur Schoonbeek.
Verkiezingen in België op
Elections en Belgiquedu
Elections in Belgium on8 october
2006
Wahl in Belgien am
Eleciones en Belgica del Dia
Elezioni in Belgio del Giorno”
Volgde een verklaring,in de hogervermelde zes talen,dat de genaamde Van
Luppeke Adolf op de datum van 8 october 2006 verbleef te...en daar stond
waarachtig mijn favoriete dorpje aan de Oosterschelde,en de stempel van de
locale politie. Het tweede papier stond op naam van Zaffermans Leopoldine. Ik
keek de man uit Schoonbeek verbaasd aan.
-“Vorige week afgehaald”,zei hij.-“En vanmorgen hier
laten afstempelen.”. Hij haalde de schouders op.-“Er zijn zoveel
politieke vluchtelingen”,zei hij,-“Wij kunnen er nog wel bij. Je
kan even goed mosselen komen eten op de dag van de verkiezingen als op een
andere. En ze hebben me in geen stemhokje meer gekregen sinds ik op pensioen
ben. En daar heeft Groene Joost schuld aan”.
-“Groene Joost ?” vroeg ik beleefd.
-“Lang geleden” zei hij.-“Geen van de Groenen,hoor !
Die bestonden toen nog niet. Maar Groene Joost wél. En hij bracht het tot in de
gemeenteraad. Maar als ik gewild had...”,en hij maakte met zijn
wijsvinger een gebaar van links naar rechts over zijn adamsappel heen. Hij zag
even naar zijn vrouw,die stevig ingedut was, keek op zijn horloge,gluurde naar
de zon om te controleren of die wel op haar plaats stond,en schoof zijn stoel
dichter bij de mijne.
-“Het was in de tijd van de hippies in Amsterdam”,begon de
heer Van Luppeke Adolf,”Provo’s noemden ze zich,en Groene Joost was
zowat de eerste provo die we in Schoonbeek hadden. Niet dat hij zichzelf zo
noemde,nee. Hij was de leider van een beweging die “Schoonbeek Groener
!” heette. Wie nu denkt dat Joost destijds blijk gaf van een verrassend
inzicht in de politiek,en dat hij met die naam zijn tijd ver vooruit was heeft
het verkeerd voor. Joost nam voor zijn beweging gewoon de enige kleur die er
nog over was. Zoals elk fatsoenlijk stadje in Vlaanderen had Schoonbeek zijn
gelen,roden en blauwen,en er was nog een restant van witten en zwarten,maar die
liepen toen al met jicht en een wandelstok rond. Als Joost dus niet in
pastelkleuren wilde vervallen was groen al wat er overbleef. En het was voor
hem de gepaste kleur ook. Want buiten zijn verwarde haardos,zijn sik en zijn geitenwollen
sokken stond hij vooral bekend om zijn voorliefde voor héél groene blaadjes. En
die hebben,zoals algemeen bekend,op hun beurt een zwak voor wereldverbeteraars
van het type Joost. Niet alleen liepen de jonge geitjes warm voor zijn dieet
van geitenmelk en zemelen--over dag toch,want eens de avond gevallen nam Joost
ook wel bier tot zich,maar alleen van hoge gisting—maar ook stonden ze
stom van bewondering voor zijn bemoeienissen met ongeveer àlles wat er in
Schoonbeek gebeurde,al liep dat niet altijd goed af,nee.
Kocht het gemeentebestuur een graafmachine,om in geval van nood de
zwakke dijken van de rivier te kunnen versterken,dan ging Joost pleiten om die
machine niet in de gemeentelijke bergplaats te zetten,maar vlak achter de
zwakste plek in de dijk,zodat men er vlug bij was als er gevaar dreigde. En
toen bij een stormtij het water òver de dijk stroomde en men de machine nodig
had,kon men er niet bij omdat ze in anderhalve meter water stond. Wou de
gemeente een nieuwe vrachtwagen voor de reinigingsdienst kopen,dan wist Joost
een prima occasie staan en de schepen over te halen om die te kopen,dat was
zoveel bespaard. En nadat de vrachtwagen rood geschilderd was,met het
gemeentelijk wapen op de deuren,kwam hij van de technische controle terug met
een eveneens rode kaart en de melding :”Deze wagen wordt definitief uit
het verkeer genomen.Hij is nochthans mooi geschilderd”.
Maar Joost kende natuurlijk ook ogenblikken van triomf. Toen Schoonbeek
als stopplaats van een aantal treinen geschrapt was,trok Joost naar het
Ministerie van Verkeer in Brussel,en de kabinetsmedewerker,die hem ontving,moet
danig geschrokken zijn van de fonkelende glans in zijn pikzwarte ogen en het
agressieve wapperen van zijn sik,want Joost kreeg gedaan dat een aantal van die
treinen nog wél in Schoonbeek zou stoppen. Hij werd thuis door zijn aanhang
geestdriftig gevierd,en hij ging al die treinen stuk voor stuk in het
stationnetje afwachten om te zien of ze in Brussel hun belofte hielden. En hij
kon zijn volgelingen met veel trots gaan melden dat zulks inderdaad het geval
was. Dat er bij geen enkele van die stops iemand op- of afstapte vertelde hij
er niet bij.
In een later stadium ging zijn bekommernis ook uit naar het groen. Hij
moest de naam van zijn beweging toch nog waarmaken ook. Ik ga zijn
tussenkomsten voor half vergane bomen,vervuilde greppeltjes,met kapping
bedreigde struiken niet aanhalen,anders zitten we hier morgen nog. Ik ga je nog
maar één van zijn exploten vertellen,je kan de waarheid er van nagaan. Het
gemeentebestuur had een plan om het doorgaand verkeer uit het centrum weg te
houden. Nu zal je zeggen,goed zo,daar zal Joost wel voor te vinden geweest
zijn. Mis ! Want die geplande omleiding liep natuurlijk door velden en
weiden,wat dacht je. Joost wou ze door een fabrieksterrein hebben,dat naast de
rivier lag. Maar het was de énige fabriek die Schoonbeek rijk was,en de halve
bevolking werkte er,en die kon je zo maar niet sluiten en afbreken. Dat snapte Joost
ook wel,maar aan zijn velden en weiden raken kon ook niet. En Joost ging in het
verweer,zelfs toen er onder de spoorwegberm al een viaduct gebouwd was om de
omleiding doortocht te verlenen. Hij schreef naar àlle ministers,inclusief die
van Buitenlandse Zaken,zond brieven naar àlle kranten,reed met zijn 2
PK-tje—Joost had iets met geitjes,zei ik je al—een keer of tien
naar Brussel. En Joost weet hoe—verdorie,dat klopt nog ook,ik zal maar
zeggenGod en klein Machieltje weten hoe
hij het gedaan kreeg,maar de omleiding werd geschrapt,en het viaduct dient nu
als schuilplaats voor,konijnen,ga maar zien,het staat er nóg. Er loopt wel een
fietspad onder door,dat wél,ja.
Afijn,het kon niet anders,voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen
diende “Schoonbeek Groener !” een lijst in. Met als kopman Joost
uiteraard,en als tweede kandidate één van zijn geitjes. De oudste,die Janine
heette,maar in Schoonbeek bekend stond als La Passionaria. Gelijk die van de
Spaanse Burgeroorlog,ja,Dolores Dinges. Een wijf...sorry,meneer,het was er uit
voor ik het wist,een meid, zal ik maar zeggen, die ik nooit op een gewone toon
van mens tot mens heb horen praten. Altijd maar schreeuwen,meneer,om zéker
gelijk te halen,denk ik. Onze dokter zei van La Passionaria dat ze aan hysteria virginalis leed,en ik geloof hem.
Ze woonde tenminste nog bij haar ouders,en als een meid op haar achtentwintig
nog niet van straat is dan krijgt ze van die kuren. Maar dat ze nog een maagdje
was kon de dokter de ganzen wijsmaken,maar mij niet. En ik ben verdomd goed
geplaatst om dat te weten.
Je moet weten,meneer,in die tijd was ik politieagent. In
Schoonbeek,juist. Ik ben al jaren met pensioen,maar in de tijd van Groene Joost
droeg ik,het uniform. En het kleine politiekorps van Schoonbeek moest
natuurlijk waken over de openbare orde,zeker tegen de gemeenteraadsverkiezingen
aan. Je hebt er geen idee van wat ze allemaal uithalen. Op een keer waren
militanten de kaaimuren van het binnenwater langs de waterkant aan het
volplakken met affiches,en toe we ze bij de kladden wilden pakken stelden we
vast dat de deugnieten het politiebootje geleend hadden en ons van op het water
hartelijk uitlachten. En het jaar dat “Schoonbeek Groener !” opkwam
zal ik nooit vergeten.
Op een morgen,het was nog donker en ik zat na mijn nachtdienst een kop
koffie te drinken,krijg ik de burgemeester aan de lijn. Of ik direct naar het
gemeentehuis wil komen. En onderweg zag ik al waarover het zou gaan. Aan alle
lantaarnpalen,in alle bomen hingen groene ballonnen met het lijstnummer van
Groene Joost,een vijf geloof ik. Dat had Joost nu eens goed bekeken. Je maakt
de ballon met een touwtje vast rond de lantaarnpaal,niet te strak,je laat hem los,en
hupsakee,hij gaat bovenaan tegen de lamp hangen. Of rond de stam van een
boom,en hij komt onderaan de eerste tak te zitten,en geen mens die er zonder
lange ladder bij kan. En wie moest ze naar beneden halen ? Je raadt het : uw
dienaar. En er hingen er wel honderd ! Nu,dat was voor mij een probleem,hoor !
Ik heb het niet zo op hoogten begrepen, Voor mij dus geen lange ladders,nee. Ik
moest er dus een ander mouwtje aan passen. En ik kreeg een idee : het geweertje
van de zoon van mijn buurman zou me redden ! Er stond jammer genoeg nogal veel
wind,die dag,en de ballonnen gingen als gek heen en weer. Ik heb er heel wat
kogeltjes aan verschoten,en een hoge dunk van de schietkunst van de
Schoonbeekse politie zullen de burgers die dag niet gehad hebben. Maar
verdorie,ik was nog een jonge agent,en had nog nooit een schot moeten lossen.
Ga dan maar eens met zo’n proppenschieter achter een stel wapperende
ballonnen aan ! Ze hebben wat afgelachen,die morgen,ik heb wat mogen horen ! En
dan die bende snotapen,die me van ballon naar ballon achterna liepen,en bij
elke misser begonnen te joelen,geen lolletje hoor,voor een dienaar van de wet.
Maar ik heb mijn beurt ook gehad,reken maar !
Want een paar dagen vóór de verkiezingen ben ik met mijn maat in de
late uurtjes op patrouille,per fiets,ja,combi’s hadden we nog niet. En we
peddelen langs de bosrand even buiten Schoonbeek,en wie passeert daar met zijn
twee geiten ? Groene Joost,juist. Het éne geitje was zijn 2 PK,het andere La
Passionaria natuurlijk. En aan het einde van de bosrand zien we de
achterlichten van het 2 PK-tje linksaf slaan,het militair domein op. Daar is
het verboden toegang voor onbevoegden,en we zagen niet in hoe
kandidaat-gemeenteraadsleden bevoegd kondenzijn om een oefenterrein van het Belgisch Leger te betreden. Al was dat
dan al jaren buiten gebruik,het blééf een militair geheim. Punt. Nu,we raadden
wel wat Joost daar uitvlooien ging. Die was natuurlijk met zijn Passionaria op
propagandatoer geweest,aanplakken of zo,en wou de avond afsluiten met een
nummertje. Dat had hij beter thuis gedaan,maar Groene Joost deed dat liever in
de natuur,en in zijn krot zaten waarschijnlijk een stel andere geitjes
pamfletten te vouwen. Het was daar het hoofdkwartier van “Schoonbeek
Groener !”,en Joost had er geen behoefte aan om een geitjesoorlog te
ontketenen door de een wat meer te geven dan de ander. Hij moest de vrede in
zijn kamp bewaren,zo vlak voor de grote dag.
Nu,wij stappen dus van onze fiets,en gaan hen te voet achterna. En we
moesten maar op het gekraak van het geitje af gaan. Ik bedoel natuurlijk het 2
PK-tje. Al zagen we heel vlug dat het andere geitje ook veerde,daar niet van.
Tja,je weet dat wij,politiemensen,veel begrip kunnen opbrengen als het
er op aan komt rekening te houden met de zwakheden van de mens. Dus bleven we
rustig afwachten tot het vervaarlijke wiegen van de twee geiten ophield om onze
opwachting te maken. Ik trok er met mijn maat op af,en we hoefden niet aan het
raampje te kloppen. Het stond open,waarschijnlijk omdat na een avond affiches
aanplakken de geur van Joost’s geitenwollen sokken niet te harden was. Of
omdat ze het te warm hadden,dat kan ook,ja.
Afijn,Joost ziet me daar naast zijn geiten opduiken,en hij bleef rustig
in zijn blootje zitten. La Passionaria trouwens ook. Het was toch te laat. Op
heterdaad betrapt,dat is de juiste term,ja. Ik zeg dus beleefd :”Meneer
Vullemans—want zo heette Joost—meneer Vullemans,mag ik u vragen wat
u hier komt doen ?”.
-“Zeker,Dolf”,zegt hij vriendelijk,en zijn sik wapperde op
en neer zoals altijd als hij sprak,-“wij komen eens kijken hoe het groen
er hier voor staat en of er geen bomen gekapt worden zonder vergunning”.
-“Wel,meneer Vullemans”,zeg ik,”daar heeft u het
recht niet toe. Dit is militair domein,meneer,en als ik me niet vergis bent u
allebei burgers. U heeft niet het recht een militair domein te betreden”.
“Haha”,antwoordt Joost,”is het hier een oefenterrein
? Is het dàt watjij hier komt doen,Dolf,op ballonnetjes
schieten ?”. En hij en La Passionaria grinniken,natuurlijk.
-“Nee,meneer Vullemans”,zeg ik,”ik niet. Maar u
blijkbaar wél !”.En ik flits mijn zaklamp aan,en richt ze op zijn wapen.
Agent op rust Van Luppeke zette zijn glas aan zijn lippen en dronk het
leeg. Toen keek hij even naar de zon,die een flink eind naar het water van de
Oosterschelde gezakt was. Maar achter de glazen beschutting was het nog aangenaam,en
zijn vrouw dutte rustig verder. Ik vroeg me af of ze straks geen kramp in de
nek zou hebben,en tikte tegen het raam. Toen de dienster kwam wees ik op de
twee lege glazen en het koffiekopje van mevrouw. Maar daar legde agent op rust
Van Luppeke de hand op.-“De koffie zou toch maar koud worden”,zei
hij,”laat ze maar lekker dutten”. Ik was het gloeiend met hem eens;
Dat gaf me de gelegenheid de rest van het verhaal te horen,en dat zei ik hem
ook.
-“Tja”,zei hij,”het is geen happy end geworden. Voor
mij toch niet. Ik heb natuurlijk proces-verbaal opgesteld,maar niet voor
openbare zedenschennis,nee. Wij zijn ook mensen bij de politie,heb ik al
gezegd. Bovendien,Joost kon ooit wel schepen worden,of burgemeester,wie weet ?
Als je bij de gemeentepolitie werkt moet je voorzichtig zijn,en een beetje
vooruit kijken. Dus heb ik hem op de bon gezwierd voor het onwettig betreden
van militair domein. En La Passsionaria ook,maar dat heeft mijn maat gedaan.
Kwestie van de twee gescheiden te houden,zo zouden ze elk apart een P.V. in hun
bus krijgen. Daarmee bleven de ouders van La Passionaria gespaard van het
liederlijk gedrag van hun dochter,en Joost van de jaloersheid van zijn andere
geitjes. Ze waren zogezegd elk apart “het groen gaan controleren”!
De kerk in het midden houden,dat deden wij in die tijd.
Maar ondank is ’s wereld’s loon,meneer ! Joost vond dat hij
als weldoener van Schoonbeek op nóg meer consideratie mocht rekenen dan hij al
gekregen had,en hij stapte de volgende dag naar de burgemeester. En die mossel
is in zijn schelp gekropen,meneer ! De twee PV’s werden netjes uit mijn
lade en die van mijn maat gelicht,en er is nooit iets van gekomen. Als je twee
politiekers bij elkaar zet heb je vier handen op één buik,wat dacht je. Maar
als ik gewild had...Nu ja,een mens moet voorzichtig zijn.
En de zondag daarop is Joost verkozen,ja. Och,de mensen van Schoonbeek
liepen niet zó hoog op met hem,nee hoor ! Maar er waren er veel die hun buik
vol hadden van de politiek,en Joost bood een alternatief,zie je. Ze brachten
een proteststem uit ! La Passionaria haalde het niet,zo gek zijn we in
Schoonbeek nu ook weer niet.
En Joost heeft zes jaar in de gemeenteraad gezeteld. En zal ik je wat
vertellen ? Hij had zélf geen flauw benul van bestuur ! Hij heeft er maar één keer
zijn mond open gedaan. Die avond was er vóór de zitting een huldiging van
laureaten van de Arbeid. Als je vijfentwintig jaar bij één patroon gewerkt hebt
krijg je een medaille,en dan wordt er een glas gedronken op de feestelingen,hoe
gaat dat. En nadien volgde nog wat,want één der raadsleden zat ook al
vijfentwintig jaar op zijn zetel,en die moest natuurlijk ook gevierd worden. En
al was het dan maar schuimwijn,en geen bier van hoge gisting,Joost deed dapper
mee. Hij zat dan wel in de oppositie,maar op zulke momenten was hij solidair
met de meerderheid.
En laat het dan nog de avond zijn waarop de begroting besproken werd,en
dat duurt altijd lang,meneer. En Joost was al een paar maal naar het urinoir
geweest,en toen hij van zijn laatste tocht terugkwam,en op zijn zetel ging
zitten,zei hij luid en duidelijk :”Is dat hier begot nog niet gedaan
?”.
En dàt was zijn maidenspeech !
Kortom,het heeft maar zes jaar geduurd,meneer. De volgende keer werd
hij niet herkozen,dat begrijp je wel. Maar één ding is van zijn mandaat
overgebleven : ik heb nooit meer voor één van die mosselen gestemd ! Zolang ik
in dienst was moest ik gaan stemmen,dat kon niet anders. Maar altijd blanco !
En na mijn pensioen,dit hier !” En hij zwaaide met de papieren die
bewezen dat hij op 8 october 2006 in het buitenland verbleef.
Agent op rust Van Luppeke tikte op het raam,en de dienster kwam naar
buiten.-“Nog twee pintjes”,zei hij.-“En voor mij nog een pot
mosselen. Maar échte,hoor ! Zeeuwse,geen uit Schoonbeek !”.En hij lachte
om het verbaasde gezicht van het meisje.
(Ik had al wel gehoord van hotelratten : die voornaam geklede “heren” die van het ene naar het andere hotel zwerven, er zich m
(Ik had al wel gehoord van hotelratten : die voornaam geklede “heren” die van het ene naar het andere hotel zwerven, er zich met een loper toegang verschaffen tot kamers,die niet de hunne zijn,en er onveranderlijk in de late uurtjes aan de bar hangen waar ze enigszins aangeschoten mede-gasten van hun portefeuille beroven. Maar ik had nooit gehoord van het soort hotelrat dat ik in dit tiende verhaal beschrijf. Tot ik, jaren geleden, op seminarie in een Londens hotel verbleef,en op een druilerige avond,zoals ze alleen in Londen voorkomen,van een barman , die even verveeld was als ik,het verhaal hoorde dat nu volgt,en dat ik opdraag aan mijn kleindochter Tinne,die de medische fouten er uit kan halen en aan mijn zoon Fred,die absoluut niet op die conventie aanwezig was...).
DE BAR van het hotel Everready was bijna verlaten in de late uurtjes van die vrijdagavond in juni. Enkel een oudere heer,met een mooi golvende kuif van lichtgrijze haren,nam nog een slaapmutsje aan de toog. Op weg naar mijn kamer, na een troosteloos wandelingetje in de motregen,had ik hetzelfde idee gehad,en ik was op mijn passen teruggekeerdvoor een whisky-on-the-rocks. Net voldoende geestrijk vocht om zo dadelijk lekker in te slapen,en toch niet zoveel om er straks weer uit te moeten.
Op dat ogenblik stopte een taxi voor het hotel,en de alerte portier haastte zich om met een geweldig regenscherm boven het hoofd de deuren van de wagen te openen. Een jongeman in rok stapte eerst uit,draaide zich om,en hielp een fel blozend vrouwtje in bruidsjurk uitstappen,waarbij ze alle moeite van de wereld deed om een ellenlange sleep uit de goot te houden. De taxivoerder haalde inmiddels de valiezen uit de koffer,haakte het bordje Just Married los van de klink,en bracht alles de lobby binnen. De receptionist opende het deurtje van de balie,liep het paar breed glimlachend en met uitgestrekte armen tegemoet,wenste hen uitgebreid proficiat,verwees kordaat alle formaliteiten naar de volgende dag,en begeleidde hen naar de lift,waar hij hen een beetje plagerig een goede nachtrust wenste,hun eerste in de bruidssuite op de eerste verdieping. De liftjongen stapelde de valiezen achter in de lift,en de tocht naar het paradijs begon.
De heer met de grijze kuif had het tafereel met grote belangstelling gadegeslagen,keek op zijn uurwerk toen de lift vertrok,en mompelde iets van “een uurtje wachten”.Waarna hijde barman teken deed zijn glas nog eens te vullen. Hij moest maar oppassen. Van té veel slaap je ook niet.
Het leek of hij mijn gedachten niet alleen had geraden,maar ook gehoord,want hij keek plots naar mij,nam zijn glas op en kwam naast mij zitten met de laattijdige vraag of hij niet stoorde. Hij zàt er toch al. Toen wees hij even naar zijn glas,en zei :”Het tweede is om wakker te blijven. Je weet nooit”.
-“Je weet nooit wat ?”,vroeg ik.
-“Of ze niet weer naar beneden komen”,antwoordde hij.”Het bruidspaar. Misschien komen ze nog wel nàvieren,wiet weet ?”.
-“Ze zullen boven genoeg te vieren hebben,opperde ik”Met het mandje fruit en de champagne en de gelukwensen van de directie. En met mekaar,natuurlijk”.
.
“Jàààà”,zei hij. De twijfel was hoorbaar.-“Maar soms komen ze toch nog naar beneden. En dan...ach,je weet nooit. Een uurtje wacht ik,langer niet”.
-“Kent u ze dan ?”vroeg ik.
-“Nee”,zei hij,-“maar die andere kende ik ook niet”.
-“Die andere ?”,vroeg ik weer.
Hij keek eens naar mij,dan weer naar zijn uurwerk,en haalde de schouders op.-”Om de tijd te doden”,zei hij,en hij keekeven naar het hoekje van de zoldering. Misschien om zijn herinneringen bij mekaar te zoeken. Of misschien zag hij het dààr,in dat hoekje,allemaal weer gebeuren.
-“Het is zowat dertig jaar geleden”,begon de grijze kuif,”en ik was dus nog een jonge kerel. Ach,de tijd was helemaal anders toen. Veel gezelliger dan nu. Ik weet het nog : in heel het hotel hier stond één TV,dààr boven het rek met de glazen. Over de barman zijn kop heen kon je kijken naar het kleine beeld. Zwart-wit nog,maar het wàs er al. Nu heeft iedereen TV op de kamer,en ze blijven boven kijken. Toen kwamen ze beneden voor de TV. Even maar,voor de schijn. Want het was meer een excuus om naar de bar te komen. Daarna vergaten ze de TV en kwamen de gesprekken los,en de bar zat vol tot sluitingstijd. Twee uur was dat toen. Nu is het even over elf en hier zitten we met ons beidjes. Daar heeft de televisie schuld aan.”.
Hij wierp^even een giftige blik in de richting van het toestel dat in de andere hoek van de bar stond,en er blijkbaar alleen nog als meubel fungeerde,en hij maakte een gebaar of hij een peukje weggooide.
-“Toen leerde je hier nog mensen kennen”;hernam hij.-“Je leerde de andere gasten kennen. Waar ze vandaan kwamen,en waar ze naartoe gingen.,en of ze voor zaken hier waren of voor de lol. Ik zat hier eens met een Arabier,die voor hem een whisky had staan,en als ik hem op zijn glas wijs,en met de vinger heen en weer schud,en “Feisal” zeg,en op mijn oog wijs om te beduiden dat zijn koning hem in de gaten hield,zegt hij :”Feisal è mort”. En die R roldehij als Edith Piaf,en die T kwam er uit of hij een stuk van zijn tong beet..Maar ik verstond het,en de volgende dag stond het in de krant. Feisal was dood en zijn onderdaan dronk op zijn gezondheid ! En weet je wat hij er aan toevoegde ? In het Engels natuurlijk,mijn Arabisch was uitgeput. Dat Arabieren vier vrouwen mogen hebben en géén glaasje drinken,maar dat hij géén vrouw had en dus vier glaasjes mocht drinken. En hij deed het verdorie,ik heb ze geteld !
Afijn,zo’n dertig jaar geleden zit ik hier dus in de bar,ook rond elf uur ’s avonds,en er komt ook een pas getrouwd stel aan in bruidskleren,en zij naar de suite boven,net als dat koppel van daareven. Maar voor ze de lift is stappen zie ik de bruid in de richting van de bar kijken,en die zat goed vol,het was een vrijdag- of zaterdagavond,ik weet het niet meer,en er was in het hotel een conventie van architecten ,en die mannen gaan niet zo vroeg naar bed als ze eens losgelaten worden. Maar ja,niemand ging toen op hotel zo vroeg naar bed als nu. Om TV te kunnen kijken vanuit hun kussens,verdorie,een mens knoopt er geen touw aan vast.
Die avond dus. Wel,geen twintig minuten later komt dat pas getrouwde stel de bar binnen,en geen bruidskledij meer te zien.Hij had een grijs jasje aan en een blauwe broek,en zij droeg een wit bloesje en een mini-rokje,die waren toen voor het eerst in de mode. En beide waren goed gevuld,dat moet ik zeggen ! Ik zie het nog voor me”. Hij staarde even dromerig naar het plafond,en schudde het beeld toen energiek van zich af.-“En de andere gasten kregen,die het stel hadden zien arriveren,kregen nu de gelegenheid om hen geluk te wensen en de bruid te zoenen. En de architecten stonden in een lange rij te dringen,laat ze los,die mannen,die houden van schoonheid in al haar vormen,ja. Kortom,het werd een gezellige boel. Er werd gedronken op het jonge paar,de ene toost na de andere,en het vrouwtje zag zo rood als een klaproos.
En als het twee uur slaat en de bar dicht gaat maakt iedereen zijn glas leeg,en we stromen naar de lift,en als de deur opengaat hoor ik een man zeggen : “We kunnen er allemaal in,dicht opeen is warm!”. En ik zie hem naar de bruid kijken,maar ik was hem vóór,ik duw hem de lift in,en ik er achter aan en keer me om. En het jonge stel stapt natuurlijk het laatste in,ze moesten maar naar de eerste verdieping en hadden het meeste haast,hoe zou je zelf zijn.
Als het bruidje de lift in komt,draait ze zich om en drukt zich natuurlijktegen mij aan om plaats te maken voor haar kersverse echtgenoot,ik voelde haar kontje tegen mijn buik. En als de bruidegom instapten zich ook omkeert,zie en voel ik haar in zijn bips knijpen,en ik hoor ze hem toefluisteren :”En is de jongeheer er klaar voor ?”
Nu,toen de liftdeur dicht ging bleek dat inderdaad het geval,want nét dat éne stukje kon er niet meer bij. !
’s Jonge,wat brulde die knaap ! Iedereen schrok zich rot. En je zal dan zien dat het net een vrouw is,die op zulke ogenblikken het hoofd koel houdt. Een der dames graait in haar handtas,haalt er een haarborstel uit,en steekt de steel kordaat tussen de liftdeuren,en die gaan weer open,en de bruidegom,die al lang van zijn stokje gegaan is,valt languit voorover ,pal op zijn buik en op de getroffen gebieden,als ik me zo mag uitdrukken.
En de bruid en ik keren hem op zijn rug,en iemand haalt een glas water,maar we krijgen hem niet bij kennis. En de receptionist belt een alarmnummer,en tien minuten later zitten de bruid en ik aan weerszijden van het slachtoffer in de ambulance. En nog tien minuten later ligt de ongelukkige onder de spots van de operatiezaal,en ik sta,met een bevend jong vrouwtje in m’n armen,op de gang te wachten.
En weer tien minuten later komt de dokter buiten en zegt tegen het vrouwtje dat ze gerust mag zijn. Er is niets stuk. Maar manlief moet een nachtje blijven voor verzorging,en hij zal een tijdje...wel eh...werkonbekwaam zijn,zal ik maar zeggen. Hij wordt naar een kamer gereden,ik heb hem op de gang even gezien. Hij was terug bij zijn positieven,maar hij zag witter dan het laken dat hem bedekte. Maar misschien was dat wel niet met het juiste waspoeder gewassen,nee. Het vrouwtje mocht even mee de kamer in,en ze vroeg me of ik asjeblieft even wou wachten.
Nu,ik installeer me dus op een stoel in de wachtkamer,en een half uurtje later komt het vrouwtje binnen,en vertelt me dat het zaakje goed verpakt is in een rekverband,want je kan zoiets niet anders verbinden,dat versta je wel,en er zit een lelijke deuk in het midden,maar die gaat er wel uit,dat is van de liftdeuren. En boven- en onderaan is het zaakje erg gezwollen en zo purper als de mijter van een kardinaal. Maar dat komt allemaal weer goed,en als we in de een taxi naar het hotel terugrijden maakt het vrouwtje zich nog het meeste zorgen om die echt knappe verpleegster,die zo handig met het zaakje van haar man omging. Nu ja,die kon moeilijk zijn been in de plaats inzwachtelen,dat begreep het vrouwtje ook wel.
En onderweg denk ik er aan dat de bar van het hotel dicht is en dat het vrouwtje wellicht behoefte heeft aan een hartversterkertje. En dat blijkt inderdaad het geval te zijn,en we vragen de taxichauffeur ons af te zetten aan een café,dat nog open was,een paar honderd meter van ons hotel af. Na de tweede whisky komt er weer wat kleur op haar wangen,en na de derde zegt ze :”Gelukkig dat er zo’n rekverband bestaat. Met zo’n knappe verpleegster,je weet nooit,stel je voor mocht hij na die liftdeuren ook nog in zijn verband knel raken”. En ze begint aarzelend te lachen,en ik ook,en tenslotte gieren wij het uit,wij met ons tweetjes daar in dat café,midden in de nacht.
Afijn,we wandelden tenslotte maar voort naar het hotel. En op dat uur kwamen de late vogels tussen de architecten ook naar kooi,en er stond weer behoorlijk wat volk op de lift te wachten. En als het onze beurt is aarzelt ze even,maar tenslotte stapt ze in,en ze kan er nog nét bij en ik ook. Maar een man leert zijn lesje van het ongeluk van anderen : zij keert zich om,maar ik niet,nee ! Niet met mijn schatkamer naar die deur,hoor !Ik blijf er zo’n beetje met mijn rug tegenaan gedrukt staanom een duwtje te kunnen opvangen als het moet.
En dat duwtje kómt precies op de plaats waar haar man zo zwaar getroffen is,en ik voel me rood worden,want ik kon het echt niet helpen. En ik zeg sorry,en ze kijkt me aan met blinkende oogjes,en ik denk “dat is van de whisky,niks aan de hand”. Maar dan fluistert ze me toe: “Frank had ook zo moeten gaan staan,,dan had ik zo wel gevoeld dat hij er óók klaar voor was”. En die tweede ook dééd het ! Dat was op mij bedoeld ! En gelijk hàd ze,overschot van gelijk !
De man schudde glimlachend zijn grijze kuif heen en weer,dronk zijn whisky leeg,maar sloeg mijn aanbod om er nog eentje te drinken beleefd af. Hij was er ook een die wakker ligt van té veel. Hij draaide het lege glas heen en weer in zijn vingers,keek me aan,en haalde de schouders op.
“Och”,zei hij,”ik mag dan al geen middeleeuwse graafzijn,maar ik kon toch moeilijk anders dan die nacht de honneurs waarnemen en het oude “jus primae noctis”,het recht op de eerste nacht uitoefenen. Het arme kindhad al pech genoeg gehad op haar trouwdag,ze had behoefte aan een beetje troost,en je moet er toch één goeie herinnering aan overhouden.
En dat hééft ze ! Want een paar jaar geleden zit ik hier weer eens aan de bar,en iemùand tikt me op de arm,en ik keer me om,en ik herken ze onmiddellijk.-“Dag Jim”,zegt ze,”hoe gaat het ?”—“Dag Yolanda”,zeg ik verrast,”en met jou ?”.En haar ogen tintelen weer. En ze keert zich om,en daar stond het slachtoffer van zoveel jaren terug,en hij had weer een grijze jas aan en een blauwe broek,maar duidelijk enkele maten groter nu. En nu ik er aan denk,zij had ook weer een witte bloes aan,maar bloesje kon je niet meer zeggen,nee.
-“Je kent Frank nog wel”,zegt ze.-“Frank,dit is de meneer die met jou en mij naar het hospitaal gereden is toen. Ik weet niet wat ik zonder hem die nacht had moeten doen “. Ze werd er niet rood onder,nee.
Ik kuch eens discreet,en Frank schudt me hartelijk de hand,en bedankt me uitvoerig. –“Wat een toeval dat we hier mekaar treffen” zegt Yolanda. Nu,dat was helemaal zo’n toeval niet. Ik ben hier na die fameuze nacht komen wonen,in een flatje zes hoog,en als de bruidssuite gereserveerd wordt weet ik het vlug,hoor ! En dan zit ik die avond in de bar,je weet maar nooit.Het hoeft niet altijd de lift te zijn of een ander ongeluk,er kan van alles gebeuren. De bruidegom die er van door gaat of zo. En die avond wàs de suite gereserveerd. Maar wat blijkt ? Het was voor hén ! Voor Frank en Yolanda,ja ! Ze waren vijfentwintig jaar getrouwd,en ze kwamen hun huwelijksnacht over doen,maar een tikje ànders,hoopten ze. En we hebben met ons drietjes nog een tijdje nagekaart,en hartelijk gelachen. Yolanda heeft met geen woord gezinspeeld op wat er tussen ons voorgevallen was,en ik natuurlijk ook niet. Je bent gentleman of je bent het niet. Maar die ogen ! En ik ben er zeker van dat het die keer niet van de whisky was,want ze dronk plat water,met die omvang van haar.
En als de bar om twee uur sluit,en ik in de richting van de lift stap,drukt Frank me de hand,en Yolanda geeft me een dikke pakkerd,en ze zegt :”Hou je haaks,Jim,maar wij gaan langs de trap. Frank heeft liftvrees,al hoeft dat niet meer met zijn buikje nu !”.En ze lacht klaterend en wég waren ze,en ik heb ze nooit meer gezien”.
De man keek op zijn uurwerk,en bromde ;”Het wordt weer niks vandaag. Die komen niet meer naar beneden. Tja,het is feitelijk ook nooit meer gebeurd,maar je weet nooit,nee. Je weet maar nooit.”. Hij liet zich van zijn krukje zakken,en keek nog eens donker naar de andere hoek van de bar.
-“De televisie heeft veel kapot gemaakt” zei hij nog. En hij stapte naar de lift die hem eens,lang geleden,heel gelukkig had gemaakt.
HIJGEND van inspanning,het zweet op de slapen en de handen stevig rond
de leuning van de toog geklemd,klom het mannetje ,dat n
(Ik dank dit negende verhaal aan
Joske de Leugenaar. Als hij gelogen heeft,ik ook. Maar in het vruchtbare
fruitdorp tussen grootstad en Kempen zijn er wellicht nóg mensen,die Keulle op
zijn paaltje hebben zien zitten. Het personage is authentiek,evenals Mie,die in
levende lijve het fietsongelukje meemaakte,dat ik beschreven heb.)
HIJGEND van inspanning,het zweet op de slapen en de handen stevig rond
de leuning van de toog geklemd,klom het mannetje ,dat naast mij in café
“Klein verzet” zat ,achter de renners aan de Tourmalet op. Ik zag
hem zelfs één keer de knieën beurtelings opheffen en krachtig neerduwen alsof
er aan zijn barkrukje werkelijk pedalen stonden. Het was duidelijk een
meelevertje,dat kleine, tengere kereltje met een krans van roodgrijze haren rond
een kale kruin. Zijn blik was op het TV-scherm vast geschroefd,en als hij zijn
glas van de toog greep deed hij dat met de rukkerige bewegingen waarmee een
renner zijn drinkbus hanteert. Ik verwachtte elk ogenblik dat hij het lege glas
in een hoek zou kieperen. Weeral honderd gram lichter.
Pas toen de rit ten einde was,en een Spanjaard gewonnen had,kwam hij
tot rust. Hij haalde een zakdoek te voorschijn,wiste het zweet van zijn
voorhoofd en kruin,en stak toen een beschuldigende vinger uit naar het scherm,waar
Michel Wuyts geduldig zat te wachten op
de aankomst van de eerste Belg.
-“Ze kunnen het niet meer”,zei het kereltje.”Rond de
kerktoren rijden,ja,honderdvijftig kilometer voor veel geld,dat wél,ja. Maar de
Tour...”,en hij gooide het Belgische rennerscorps over zijn schouder het
café in.-“In de tijd van Lepe Peer zou het niet waar geweest zijn. Als
Lepe Peer zei dat hij op de Tourmalet de Ronde zou winnen,dan dééd hij dat. In
’36 nog. En in ’37 was het weer zo ver,en dan hebben de supporters
van Lapdebie hem er met stenen uitgekogeld. Maar in ’39stond hij er weer ! En de Brusselaar dan ?
Die pakte op de Tourmalet in ’69 zeven minuten,en ze hebben hem nooit
meer teruggepakt !”.
Ik knikte. Het kereltje had gelijk. De tijd van Sylveer Maes,die Roger Lapébie
klein kreeg,en Eddy Merckx was voorbij,we hadden geen ronderenners meer. Ik
wenkte de waard en liet onze glazen bijvullen. Het was een zware rit geweest.
-“Toch hebben we een jaar of twintig terug bij ons in ’t
dorp een renner gehad,die het had kunnen worden”,hernam het kereltje,en
hij stak zijn glas even in mijn richting voor hij het tot op de bodem
leegdronk. Hij moest even naar adem happen. –“De haas noemden wij
hem,omdat hij zo rap was. Maar hij heette Karel. Keulle,zeggen ze bij ons in
Werveldonk. Daar woonde ik vroeger. Boven Schoonbeek,ja. Nu woon ik hier
achter,op het plein,bij mijn dochter,op het vierde. En ik mag er niet naar de
Tour kijken,daar kan ze niet tegen”. Hij gooide het hele vrouwelijk
geslacht over zijn schouder op een hoopje bij de Belgische
renners.-“Vrouwen”,zei hij,”vrouwen...Daar is Keulle de Haas
ook aan kapot gegaan. En hij had het kunnen worden,daar ben ik zeker van. Maar
wat die allemaal uitgehaald heeft ! Als ik
moest spreken...”.
-“Keulle”,begon het kereltje”was de zoon van een
herbergier,zoals zoveel renners. Maar de meeste ouders beginnen pas een café
als hun zoon al renner is,kwestie van op die manier een centje mee te graaien.
Keulle’s vader was evenwel de vierde of vijfde in rij,herbergiers van
vader op zoon. Hij was bovendien een fietsenmaker. In een dorp als Werveldonk
gaan de mensen in de week niet zoveel op café,daar is geen tijden geen geld voor. En als je alleen van de
zaterdagavond en de zondag na de hoogmis moet leven...Nee,Keulle’s vader
had zijn werkplaats naast de herberg,en als Keulle het in zijn kop gekregen
heeft om te gaan koersen,dan kwam dat eerder door die werkplaats dan door het
café. Keulle werkte van zijn veertien mee,en als hij achttien was mocht vader
gerust achter zijn toog blijven. Keulle kon de herstellingen in zijn eentje wel
af,en de fiets had voor hem geen enkel geheim meer. En in de werkplaats,niet in
het café,hing hij zijn trofeeën tegen de muur. De palmen en bekers,die hij bij
de nieuwelingen behaalde. En later bij de amateurs. Ja,hij was een van de beste
van het land. En als iemand hem vroeg waarom hij die palmen niet in het café
tegen de muur hing,antwoordde hij ;” Daar hang ik mijn andere bloemetjes
tegen,maar die kan ik alleen maar zien,niemand anders”. En daarmee doelde
Keulle natuurlijk op zijn vele veroveringen bij het vrouwvolk van Werveldonk en
omgeving.
Want Keulle was een knappe kerel,hoor ! Een reus van een vent,op zijn
achttien al. En zoals ze bij ons zeggen,hij was welgeschapen ook. Als er op
zaterdagavond,of op zondag,of met de kermis veel volk in het café was,en het
enige toilet op de koer doorlopend bezet,dan trok Keulle,als hij ook even moest,de
voordeur open en ging aan de overkant tegen de haag van de pastoor zitten. Ook
al omdat hij het met de pastoor voortdurend aan de stok had,maar dat is een
andere geschiedenis. En als hij daar op zijn hurken zat lachten de mensen en
zegden :”Keulle zit weer op zijn paaltje !”.Want daar leek het
op,meneer. Keulle’s jongste broertje reikte zowaar tot op de grond. Het
is eens gebeurd dat een paar meisjes uit een dorp verder ’s avonds nog te
voet naar huis wilden,en dat Keulle zei ;’Kom,ik breng jullie op de fiets
thuis”. En ééntje kroop schrijlings op de bagagedrager,en Keulle tilde
het tweede op de bovenste stang van zijn kader. En pas toen hij de meisjes voor
hun deur afzette,merkten ze dat hij op een damesfiets reed. Je moet niet
vragen...
En wat hebben de snotjongens van Werveldonk hem eens geflikt ? Die
hadden op Keulle’s favoriete plekje tegen de haag van de pastorij een
mussenklem gezet. En die avond moest Keulle natuurlijk gaan hurken. En toen hij
in het donker onwetend de klem beroerde met,nu ja,je weet wel,sloeg die dicht.
Jij en ik zouden uit hurkstand meters hoog gesprongen hebben en gebruld hebben
van de pijn. Keulle niet. Die keek eens omlaag,trok zijn broek voorlopig weer
op,wandelde het café binnen,liet ze weer zakken,en zei :”Kijk nu eens wat
voor rare vogel die snotneuzen gevangen hebben !”. Zo was Keulle,en hij
hield er zelfs geen blauw plekje aan over.
Maar het stérkste verhaal,dat nu nog in Werveldonk wordt verteld,is wat
Keulle eens heeft voor gehad met Mie de Otter,en dat gebeurde niet in het
café,maar in de werkplaats.
Mie de Otter was een vrouw van rond de veertig,die in het hele dorp
bekend stond om haar twee zwakheden,de drank en de mannen. Daar hoeft niet veel
uitleg bij. Mie,die scheel zag--vandaar haar bijnaam,hoewel ik nooit een schele
otter gezien heb--Mie dus was doorlopend een beetje over haar theewater. Nu
weet ik wel dat drank remmend werkt op de potentie,maar bij Mie was daar niks
van te merken,integendeel. Want hoe meer ze binnengoot,hoe minder haar remmen
werkten,bij manier van spreken. In zoverre dat ze het dragen van bepaalde
kledingsstukken ,zoals slipjes bijvoorbeeld,had afgeschaft omdat die alleen
maar hinderlijk werkten bij het beoefenen van haar hobby. Dat is haar eens héél
zuur opgebroken,en niet met de veldwachter,nee,die had geen zin om àlle dagen
een proces-verbaal op te stellen tegen Mie,want dat had hij best gekund. Maar
het was een brave mens,en hij kneep een oogje dicht,en soms alle twee als hij
met één nog te veel zag. Nee,Mie heeft eens veel last gehad met haar fiets,en
daar had haar slipje,of liever de afwezigheid er van,alles mee te maken.
Op een keer werkten haar remmen niet,die van haar fiets dan deze keer.
En ze brengt hem naar de werkplaats van Keulle. En in afwachting van de
herstelling gaat ze het café binnen om daar al vast brandstof op te doen. Want
al had haar fiets daar geen behoefte aan,zij wel. Een achtcylinder kon daar
niet aan tippen. Met als gevolg dat ze flink in de olie was toen ze haar fiets
weer ging ophalen.En nadat ze aan Keulle gezegd had van “het daar binnen
maar op de leite zetten”,kroop ze
op haar fiets,trapte er flink op los,schoof tien meter verder van haar
pedaals,en belandde methaar intimiteit
vlak op haar kamwiel. Waar geen kettingkast rond zat,het was een oud vehikel. En
als Mie de Otter weer wil rechtkrabbelen,merkt ze dat het niet kan. Want ze
zat,hoe zal ik het zeggen,met haar begroeiing stevig in de ketting vast. En
omdat ze geen andere oplossing ziet,begint ze te roepen. Op Keulle natuurlijk.
En die komt aangelopen,ziet Mie daar zitten,en zijn eerste impuls is natuurlijk
Mie recht te helpen. Maar als hij gewaar wordt dat de fiets mee omhoog komt,en
Mie hoort brullen,laat hij ze vlug terug zakken. En hij krabt in zijn haar,want
zo’n akkefietje heeft hij nog niet voor gehad.
Afijn,Keulle was niet voor niets een goeie fietsenmaker,en op z’n
achttien weet hij ook al heel goed hoe een vrouw gebouwd is,hij heeft onderhand
al figuurlijke bloemetjes genoeg tegen de muur van het café hangen. En dus
haalt hij een moersleutel en maakt het achterwiel los. En als dat tegen de
straatstenen ligt zet hij een blok hout onder de achtervork,anders zakt Mie nog
verder onderuit,en ze brult nu al als een bezetene. En er staanal enkele dorpelingen op te kijken,hoe gaat
dat. En als Keulle naar het kamwiel tast,en daarvoor natuurlijk onder
Mie’s rok moet grijpen,krijgt hij heel wat te horen,dat kun je denken.
Maar Keulle was een vakman. Als het om de fiets gaat toch,ik ben er zeker van
dat hij voor de rest geen belangstelling had. Hij kon er aan elke vinger tien
krijgen,zeg nu zelf,wat zou zo’n jonge kerel bij een wijf als Mie de
Otter gaan zoeken ? Maar je weet hoe de mensen zijn. Er is wat afgelachen om
Keulle en zijn ketting,die dag !
Maar hij kréég ze er af,die ketting. Blindelings,op de tast. En Mie kon
eindelijk recht staan. Mét die ketting natuurlijk,maar die was dan toch niet zo
zwaar als die hele fiets,en Mie is aan de arm van de altijd galante Keulle ,met
gespreide benen en rammelende ketting,naar binnen gesukkeld,en daar heeft ze
zich neergelaten op de stoel,die Keulle voor haar uit het café gehaald had.
En dan zegt Keulle :-“Ik zal de dokter halen”. En dat was
natuurlijk toch wel op rekening van zijn jonge leeftijd te schrijven,denk ik. Want
Mie loenst eens naar hem,en snauwt ;”De dokter ? De coiffeur zeker
!”.En daar ben ik dan aan te pas gekomen,ja. Want ik was de enige kapper
van Werveldonk in die tijd. Er is tegen
mijn pensioen aan een tweede bijgekomen,maar daar hebben we het nu niet over.
En ik was net begonnen een klant te knippen als Keulle komt
binnenvallen.-“Jaak”,zegt hij,want zo heet ik,Rappe Jaak noemden ze
mij in Werveldonk omdat ik binnen het kwartier een klant kon scheren en
knippen,-“Jaak,direct meekomen”. En nee,er was geen tijd om die
klant eerst af te werken. Dus begreep ik dat er iets bijzonders aan de hand
was,ik dacht aan een overledene scheren ,daar moet je ook rap bij zijn. En ik
verontschuldig me bij mijn klant,scharrel mijn gerief bijeen,en als ik in de
werkplaats kom zie ik het lijk zitten. En ik lach nog :”Knippen of
scheren ?”. Maar als Mie de Otter haar rok optilt,en ik haar,nu ja,haar
baardje zal ik maar zeggen van dichtbij bekijk,zie ik dat de ketting veel te
dicht tegen de huid zit om te kunnen knippen. En als ik zeg :”Daar krijg
ik mijn schaar niet tussen”,zegt Mie giftig ;”De rest wel,zeker
?” En al was ik op mijn teen getrapt,ik vraag een kommetje warm
water,grijp mijn kwast en mijn scheerzeep,en twee minuten later was Mie van
haar ketting verlost. Envan haar baardje ook,ja.
En als ze overeind komt,en Keulle van pure opluchting in een daverende
lach schiet,grijpt Mie de ketting,slingert die naar Keulle z’n kop,en de
ketting draait zich netjes twee keer rond zijnnek,en precies onder zijn kin zit een pluk zwarte haren als een
vlinderdasje op zijn hemd.
En dat is de enige wielertrofee die hij ooit in het café tegen de muur
gehangen heeft !
-------------------------------------------------
Het kereltje lachte hinnikend,een paardenlachje,en greep zijn glas
beet. Het rukkerige van tijdens de klim naar de Tourmalet was er niet meer bij.
Hij dronk nu rustig,als een renner die op het podium staat en een blikje cola
aangereikt krijgt. Ik bestelde nog twee pintjes,en hij wierp weer een hand over
zijn schouder. Mie de Otter belandde bij de andere vrouwen en de Belgische
renners tussen de tafeltjes achter ons.
-“Maar ik moet zeggen,Keulle wàs een goede
renner”,vervolgde de kapper van Werveldonk zijn verhaal.”En zonder
die Ronde van Italië zou hij het ver geschopt hebben,zeker weten !.
Maar ja,dat jaar had Keulle voor het eerst een Italiaanse sponsor,en
die wou hem in de Giro voor amateurs,zeker nadat hij een rit gewonnen had in de
Ronde van België. En dus trok Keulle naar ginder. En ze waren nog maar een paar
ritten ver,of we lezen zijn naam in de krant tussen de opgevers. Zo maar !
Ergens stond in het verslag dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen. Onze
Keulle en darmstoornissen ! Hij had er anders nooit last van gehad,vraag het
maar eens aan de pastoor,die had de bewijzen dikwijls genoeg tegen zijn haag
zien liggen. We dachten daar zo het onze van. En dat beterde niet toen Keulle
gewoon niet terug naar huis kwam ! Natuurlijk heeft zijn vader achter de toog
van zijn café uitleg moeten geven. Maar die zei alleen maar dat Keulle ginder
een zaakje gedaan had. Hij had een oude boer uitgekocht en was druiventeler
geworden. Wijnboer,ja ! En een paar maanden later is de herberg enkele dagen
gesloten gebleven. Keulle’s vader was naar Italië,en toen hij terug was
wist die te vertellen dat Keulle ginder getrouwd was. En Werveldonk heeft hem
nooit teruggezien.
Maar ik wél,ja.
Want verleden jaar,nee,twee jaar geleden trek ik met mijn dochter en
haar man en mijn kleinzoon met de caravan op verlof naar het Garda-meer. En we
hebben daar best een gezellige tijd gehad. Met veel zon en zwemmen,en de
Bardolino was er lekker,ja. En op een dag komt mijn kleinzoon aan mijn oren
staan zagen. Of Bompa met hem geen eindje wou gaan fietsen. Naast de camping
had hij een fietsenverhuurder ontdekt,en de jongen wou zo graag eens een berg
oprijden. Nu ben ik natuurlijk niet meer van de jongste,maar met een goede
fiets en een versnelling of tien zie ik tegen die molshopen rond het Garda-meer
niet op,hoor ! Dus wandel ik met een pak lires en met mijn kleinzoon naar die
fietsenzaak,een stalling eigenlijk met een kleine werkplaats er naast,en als we
er binnen komen staat er een man in overall me vragend aan te kijken,en ik zeg
tegen mijn kleinzoon :”Nu Jan,zeg jij het maar hoor,ik ken geen Italiaans”.
En die man lacht eens en zegt :”Jaak,zeg het maar in ’t Vlaams,ik
versta het nog wel”. En ik kijk eens goed in ’t wit van zijn
ogen,en daar stond Keulle de Haas,ja !
Tja,was me dat verschieten ! Il zeg :”Keulle,verdorie,wat doe jij
hier ? En de wijngaard ?”-“Jaak”,zegt hij,”dat is een
lang verhaal. Ga nu maar eerst eens lekker langs het meer peddelen. Zie je
ginder dat terrasje ? De Romagna,juist. Wel,daar ga ik na sluiting een glas
drinken. Als je zin hebt...”.
En of ik zin had ! Diezelfde avond zitten Keulle en ik met onze benen
onder tafel op het verlichte terras,en die keer dronk ik geen Bardolino,nee.
Een halve liter Löwenbrau,een mezzo zeggen ze ginder,met een mooi kraagje er
op. En Keulle dronk hetzelfde. Die had thuis wijn genoeg en misschien had hij
heimwee naar het bier dat zijn vader tapte.
En hij is aan het vertellen gegaan. En het was allemaal de schuld van
het paaltje,ja ! Maar daar hoort een woord uitleg bij,als je nooit zelf
gekoerst hebt toch. En ik heb het uit de bek van het paard zélf.
Wel,vroeger,kort vóór en na de oorlog,als een renner in koers moést,je
weet wel,dan liet die zich uit het peleton zakken,en van op de fiets...,jawel.
Er waren toen nog geen TV-cameras en drommen volgers,dus dat kon. Maar toen er
een paar na hun boodschap de aansluiting gemist hadden,omdat net op dat
ogenblik hun concurrenten gaan jagen waren,keerden ze het zaakje om. Ze
demarreerden,staken hun hand omhoog ten teken dat het niet menens was,maar dat
hun nood hoog was,en het stel achter hen wachtte rustig af. Dat ging ook weer
mis omdat het handje soms omhoog ging als de man niet moest stoppen,en die was
dan foetsie,en rappe jongens die hem weer konden grijpen.
En zo is dan de sanitaire stop gekomen. De renners legden het zaakje
min of meer stil,en iedereen de pot op,samen uit samen thuis. Een regeling die
alle moeilijkheden moest vermijden.
Behalve die van Keulle de Haas natuurlijk.
Want toen in die fameuze rit van de Ronde van Italië voor amateurs de
renners een stop inlasten,duikelde Keulle met de anderen een wijngaard in. En
is hij vérder gelopen dan de anderen ? Hij wist het niet.. Maar het feit was
dat hij “op zijn paaltje zat” toen hij achter zich een geluid
hoorde. Hij dacht eerst nog dat het de echo was,maar de bergen waren te ver
weg. En toen hij zich omkeerde zag hij het sierlijk gevormde achterwerk van een
boerinnetje,dat aan hetwieden was
geweest en het niet nodig had gevonden om even terug naar de boerderij te
lopen. En het boerinnetje zag hém. En toen het peleton al lang terug vertrokken
was lag Keulle’s fiets eenzaam in de greppel langs de baan. En als de
krant schreef dat hij had opgegeven wegens darmstoornissen was dat dus niet
helemààl fout.”.
-“En hij is met het boerinnetje getrouwd en heeft de wijngaard
overgenomen”,zei ik.
-“Juist”,zei het kereltje,”maar dat trouwen is nà de
wijngaard gekomen. En toen vroeg ik hem wat hij daar in die fietsenzaak naast
de camping kwam doen. –“Wel”,zei Keulle,”ik heb een
paar jongens lopen,de jongste is twaalf. En in de verlofperiode is het toch
maar wachten op de oogst. Dan kunnen Ottavia en de jongens het werk wel aan.
Het is hier trouwens maar een half uurtje vandaan. En dan hou ik hier het
zaakje open. Het brengt een aardige cent op. Maar daar doe ik het niet voor. Ik
doe het,nu ja,om iets goed te maken”.Hij keek me aan.-“Tegenover de
fiets” zei hij,en ik zag verdorie dat hij het moeilijk had.
En toen het verlof voorbij was,en we de camping verlieten,ben ik nog
even goeie dag gaan zeggen. En weet je wat hij me nariep ?-“Breng volgend
jaar Mie de Otter mee”,riep hij,”ik heb fietsen genoeg zonder
kettingkast. En als jij dan in de buurt bent met je kwast en je
scheerzeep...”. En hij stond dubbel geplooid van het lachen toen we
wegreden.
Het kereltje hinnikte weer,en dronk zijn glas leeg. Toen werd hij plots
ernstig.
-“Weet je”zei hij,”ik heb tijdens de terugreis zitten
piekeren. Er was in heel die fietsenstalling en die werkplaats geen toilet te
bekennen. Maar er was een bos aan de overkant. Zou hij in het bos...?”
Ik knikte. Ik dacht van wel. Het gebeurt meer,in Italië.
(Dit achtste verhaal is bijna
helemaal echt gebeurd. Alleen : de man die op de beschreven manier het geluk
(?) om soldaat te worden ontsnappen zag,is nooit met Schuppen Dam’
getrouwd. Het zou ook moeilijk geweest zijn,want de strenge dame in het
militair hospitaal van Berchem was een non...Ze wist hem als afscheid een
paternoster te verkopen.En kwaad heeft het hem zeker niet gedaan,want het
gebrek waarvoor hij werd afgekeurd heeft hem nooit gehinderd...)
Het was heerlijk fietsen onder het bladerdak,en het wat hobbelige
fietspad van de brede laan met de tramsporen kon mijn plezier niet bederven. Dacht
ik. Want het onmiskenbare gesis van een leeglopende band zorgde er voor dat het
gehobbel plots veel sterker werd en het zadel van mijn fiets mijn arm zitvlak
begon te martelen. Ik stapte af,en prees me nog gelukkig dat ik na een lange
rit door velden en weiden uiteindelijk plat reed in wat de wet een bebouwde kom
noemt,zodat er waarschijnlijk wel bijstand te vinden was.Want op het vlak van techniek
ben ik een kluns,al is het maar voor een lekke fietband.
De bijstand was erg vlug,want mijn geluksfee,die altijd opdaagt als ik
een ongelukje heb,had er voor gezorgd dat ik precies voor het zonovergoten
terras van café "Klaveren Zeven" stond,en dat er bovendien een paar
jonge kerels zaten,die duidelijk van aanpakken wisten.Hun blote bovenlijven
logen er niet om.Binnen de minuut was de schuldige duimspijker verwijderd.
-"Als je nu even een koffie of zo drinkt,meneer,dan plakken we dat
wel dicht",zei een blonde jongeman,en hij wees naar zijn motorfiets die
naast het windscherm stond,en waar ongetwijfeld het nodige voorradig was.Eén
ogenblik kwam in mij het onwaardige idee op dat de jongeren de duimspijkers
zélf gestrooid hadden op instigatie van de cafébaas,die zo zijn omzet wilde
opvijzelen,maar ik schudde dat van me af,en stapte het café binnen.Het terras
was me te warm,zelfs om te zien werken.
In het café daarentegen was het lekker koel,en voor een zondagmiddag
ook vrij rustig.Met alleen maar een stelletje van vier vijftigers,die zaten te
kaarten.En een zestigplusser,die aan de toog een meerschuimen pijp met amberen
steel zat te roken.Zo zag je er niet veel meer. Meerschuimen pijpen, bedoel
ik.Zestigplussers zijn er volgens de minister van Pensioenen veel te
veel.Vergrijzing noemen ze dat,het grote gevaar.Andere kleuren zijn dat,naar
het schijnt,veel minder.
Ik zette me naast de meerschuimen pijp aan de toog,en besloot dat het
geen weer was voor een koffie.Een stevige 33-er leek me een beter idee. En het
frisse jonge ding achter de toog greep hoog op het rek achter haar naar een
grote pint.Ze had een paardenstaartje en kuiltjes in haar wangen,en haar volle
bruine billen staken uit wat men hotpants noemt,al zal die hot wel figuurlijk
bedoeld zijn. Hoewel,met het kacheltje vlakbij...Eén ogenblik meende ik
warempel dat ik daar ergens rook ontwaarde,maar toen in het dunne sliertje
volgde kwam ik bij de meerschuimen pijp uit.
Ik nam een fikse slok van het goudgele brouwsel,en keerde me om naar de
kaarters.Niet dat ik er wat van kende.Sinds ze me bij een miserie gepakt hadden
met de ruiten twee,die ik zélf bij het opgaan uitgekomen had,was ik er
wijselijk mee gestopt. Maar terwijl buiten de jongens mijn band oplapten,waren
de kaarters mijn enig vertier,buiten de billen van het paardenstaartje dan. Zo
dacht ik,maar ik dwaalde. Want de man met de pijp zou de show stelen.
-"Naai",zei een van de kaarters,-"je moet zo rap ginne
general willen speulen.Daar zit je nouw weer met draai wijven op ouw
kot".Ik spitste de oren om de klanken thuis te brengen,maar de pijp was me
voor.
-"Van boven Kapellen,meneer",zei hij."Zo van tegen de
grens. Daar doen ze niks dan bokkenjagen".
-"Bokken jagen ?",vroeg ik,die bij het kaarten bokken schoot
zonder er op te jagen.
-"Hartenjagen",antwoordde de pijp-"Maar niet zoals ze
dat hier gewoonlijk spelen,meneer.Dat flauw gedoe met alleen schuppen dam' en
de 13 harten. Nee,naar die 26 arme puntjes spelen die mannen niet.Toch niet
voor een luizige tien cent per punt,zeker.Die zijn ginder van vroeger met al
dat gesmokkel veel meer geld gewoon.Dus hebben ze er de drie andere dames
bijgepakt. Naar 64 punten spelen die gasten. Als ge dan een general speelt,dat
is àlles halen,hé,dan trekt ge van de andere drie elk zes euro en veertig cent.
Maar Naai daar--sorry,meneer,hij heet in feite René,maar ginder zeggen ze
Naai--Naai daar,die riskeert te veel .Nu heeft hij met zijn mislukte general
weer bijna 60 punten aan zijn broek,dat is zes euro aan elk van de drie,ja
wadde !Daar kan je al een pintje méér van drinken.Ik denk dat ik ook eens een
33-er ga pakken,die zijn zo rap niet leeg".En hij keek schuin omhoog naar
het rek achter de toog. Dus bestelde ik er twee,en we hadden twee keer een
zicht op de hotpants en de billen.
-"Die mannen van tegen de grens zijn anders straffe
kaarters,meneer",hernam de pijp,en hij smeerde zijn keel met een stevige
teug.-"En drinkers ook. Ooit al eens naar de koers van Putte-Kapellen
geweest,meneer ? Ik één keer. Drie dagen later thuisgekomen.En daar heeft het
gestonken,dat kan ik je verzekeren.Mijn
halve trouwboek is geen kwaaie,maar die keer...".En hij schudde het hoofd
in pijnlijke herinnering. De rook van zijn pijp ging mee heen en weer als het
wierookvat van een pastoor.
-"En tegen drie van die mannen heb ik het eens moeten
opnemen,meneer. In het bokkenjagen nog wel. En daar was ook een Naai bij. Ik
kon het natuurlijk niet halen. Maar wie puurde er uiteindelijk profijt uit ?
Niet die mannen,meneer,maar ik ! Twee jaar van mijn leven gespaard ! Wie lest
lacht,best lacht zeg ik maar".
Ik moet er niet al te snugger uitgezien hebben.-"Twee jaar van uw
leven ?",vroeg ik,-"kan je dat met kaarten ook al winnen ?".
De pijp blies een wolk rook uit,dronk zijn grote pint half
leeg,verschoof zijn stoel een beetje,wenkte me wat dichter,en stak van wal.
************
-"Ik moest soldaat worden",vertelde de pijp,-"en dat was
voor twee jaar in mijn tijd. Toen werden de Russen nog alle dagen verwacht. En
ik was bakkerszoon,hielp mijn vader in de zaak. Zes nachten op zeven aan de
oven. Je ziet van hier hoe mijn ouders over het leger dachten. Een gast
aannemen in mijn plaats ? Dat zou een dure grap worden. Nee,ze waren er niet
voor te vinden. Nu werd er overal wat gefluisterd over jongens die er van af geraakt
waren met centen,je weet hoe dat gaat. Maar daar was bij ons geen sprake van .Onze
zuurverdiende centjes naar een sabelsleper dragen,zeker,geen haar op het hoofd
van mijn vader dat er aan dacht. Ten andere,hij kende niemandZo gaat dat met gewone mensen.
En eerlijk gezegd : ik had er ook geen zin in om bij de troep te gaan .Al
had ik een zware stiel,een hercuul was ik niet,en bij de troep staan er je toch
altijd een hoop lastige dingen te doen. Neem alleen maar die gymnastiek,daar
was ik als de dood voor. Op school ben ik nooit over de bok geraakt,en aan het
rek kreeg ik duizelingen. Hoogtevrees,meneer,je kan niet geloven hoe erg ik het
te pakken heb. Zie me hier nu zitten,op mijn tabouretje. Aan de hoge kant,niet
? Wel,ik heb eerst aan dat tafeltje daar een paar pinten moeten drinken om hier
op te geraken,en vooral om er niet af te vallen van duizeligheid. Als ik een
paar pintjes in mijn graat heb betert dat. Maar zie je me al soldaat zijn met
twee jaar lang een stuk in mijn kraag ? Ze zouden het rap gezien of geroken
hebben,de boeffers.
En dus ben ik naar de keuring in Mechelen gegaan met een ouwe breukband
van mijn vader rond mijn lies. Ze hadden ons verteld dat die doktoren daar niet
veel tijd verdoen aan één enkele NIM. Want dat was ik,meneer,een Niet In dienst
gestelde Milicien. En zo zijn er per dag zovèèl te keuren dat ze bij 't minste
dat er scheelt naar het militair hospitaal gestuurd worden. Dat was mijn enige
kans,meneer,als ik daar geraakte,God weet wat ze misschien zouden vinden En
daarom ik met die breukband naar de eerste keuring. En het pakte,meneer,ik heb
hem zelfs niet moeten afdoen. Die dokter keek eens naar die band,schreef iets
op,en het was aan de volgende.
Zo kwam ik een maand later in het Militair Hospitaal terecht,het is afgebroken
nu. En diezelfde morgen al brengen ze me naar een soort martelkamer met
allemaal machines in,en ik moet op een tafel gaan liggen,en een soldaat met een
witte jas boven zijn kaki broek,dat zal wel een dokter geweest zijn,zeker,en
officier,begint me daar van alle kanten op mijn buik te duwen,en als hij
daarmee klaar is,kijkt hij me in 't wit van mijn ogen,en zegt -"Ze zijn
daar in Mechelen zot geworden,zeker ?".Nu,meneer,daar durfde ik me niet
over uitspreken,ik ben per slot van rekening geen psychiater,niet ?
-"Liesbreuk,waar halen ze het ?",zei hij beslist.-"En toch...",zei
hij,en hij schudde weifelend zijn zware kop,"en toch...enfin,we zullen wel
zien".
En ik werd weggebracht,naar een andere vleugel. Ik kwam terecht in een
zaaltje met vier bedden En drie daar van waren bezet. Twee jongens zaten op hun
bed,en de derde aan een klein tafeltje. En het vierde bed werd het mijne. Dat
vertelde de verpleegster me.Ik moest al mij burgerkleren uit doen,en ik kreeg
militair ondergoed en een militaire pyama,een blauwe,dat weet ik nog,en drie
maten te groot. Daarmee leek ik nu in alle onderdelen op de drie anderen. En
aan het voeteneinde van mijn bed kreeg ik een bord met NIM er op en mijn
naam.Toen ik zo van alles voorzien was,bracht de verpleegster me naar een kantoortje
Daar mocht ik op een stoel gaan zitten,terwijl zij van een rek een grote bokaal
pakte,en me dan recht in de ogen keek. Dat konden ze daar blijkbaar allemaal.
Maar die ogen waren toch anders,meneer. Ik kreeg er warempel een droge
keel van.Twee zwarte karbonkels,die tot in het putteke van mijn ziel
brandden,en er een hoopje smeulende as achterlieten. En rozige kaken er onder. Rond
van wezen,zou boer Charel zeggen. En er boven een oerwoud van pikzwarte
haren,zoals voorgeschreven bijeengeperst onder een wit mutsje,waaruit hele
slierten ontsnapten. En de nodige welvingen waren overvloedig aanwezig,ja. Ik
werd waarachtig te laat gewaar dat ze iets gezegd had,maar verstaan had ik het
niet.
Toen ik beleefd :-"Pardon" zei,zuchtte ze diep en begon
opnieuw. Ik denk dat ze het gewoon was.
-"Je blijft hier 24 uur",zei ze.-"Nuchter. Dat wil
zeggen,géén eten. En alleen plassen in deze bokaal hier,niet op het WC. Veel
water drinken,we hebben een liter nodig". En ik kreeg mijn bokaal mee.
Daarmee begon een hoogst ongezellige dag. Als je jong bent is een
regime van water en brood erg,meneer,en hier pakten ze je nog het brood af. Goddomme,wat
was ik weer begonnen ! Met mijn bokaal naast me en de karaf water op het
nachtkastje kroop ik in mijn bed. En het was zelfs nog geen middag geweest.Het
uren tellen begon.
-"Een kaartje speulen,jong ?",zei plots een stem naast mijn
bed". Daar stond de jongen,die aan het tafeltje gezeten had."Ik heet
Naai",zei hij,"en daar zitten de Gille en de Warre.Die zijn van
Stabroek,ik ben van Putte,aan de grens. Nouw zijn we met z'n vieren. Kunnen we
toch even goed een kaartje speulen als hier ons kast op te vreten,hé".
Hij had natuurlijk gelijk.-"Ik kan het niet zo
goed",pruttelde ik tegen". Zeker niet wiezen of zo,twee tegen
twee,dan krijg ik altijd naar mijn voeten".
-"Niks van aantrekken,makker",zei Naai,-"bij ons is het
ieder voor zich. Bokkenjagen".Er gleed een schaduw over zijn
gezicht.-"Alleen spijtig dat we niet voor centen mogen speulen,hier. En
voor stekskes ook al niet,die hebben we moeten afgeven,met onze
toebak.".Dat was nieuw voor me : ik had geen van beide
meegehad.-"Maar we vinden er wel wat op",zei Naai,en hij ging me voor
naar het tafeltje. Ik maakte kennis met de Gille en de Warre uit Stabroek. We
zetten ons rond de tafel. Vier blauwe pyama's en geen enkele die paste. En alle
vier hadden we dezelfde bokaal gekregen.
-"Bij ons speulen ze het zo",ze Naai.-"Geen harten en
geen dammen halen. Eén slecht punt per harten en 13 per dam. Dat is 64. Als je
een general wil speulen,dat is àlles halen,moet je het niet van tevoren zeggen.
Als het lukt hebben de anderen 64 aan hun been. En het is een frank per
punt...Begot",onderbrak hij zichzelf,"dat is waar ook. Géén centen. Wat
doen we daarmee,zeg ? Je moet toch iets kunnen winnen of verliezen,anders is er
niks aan !".
Nee,ik verspreek me niet,meneer,in die tijd waren het natuurlijk nog
frankskes.Maar even goed : het mocht niet. En om bij al ons water zonder brood
ook nog straf te krijgen,daar pasten we voor.
Naai keek het kringetje rond. We zaten alle vier te zwijgen. Hij schoof
zijn stoel achteruit,slefte naar zijn nachtkastje,schonk zich een glas water
in,en nam een slok met een vies gezicht. Hij was kennelijk,zoals alle
Puttenaren,iets sterker gewend. Zuchtend slefte hij terug naar het
tafeltje."We moeten aan die verdomde bokaal denken",zei hij. En
meteen liet hij een knetterende vloek horen,sloeg opgewonden het wankele
tafeltje bijna aan diggelen,en schreewde -"Ik héb het. De twee met de
meeste punten pissen in de bokaal van de twee winnaars! Die moeten tenminste
dan wat minder water zuipen!". Hij keek even naar de deur van het
kantoortje.-"Maar Schuppen Dam' mag het niet zien",zei hij,-"er
zou wat zwaaien!". Zo vernam ik dat de drie zuster Mona,wat haar echte
naam was,hadden herdoopt in Schuppen Dam’. Wat gezien haar uiterlijk een
perfecte bijnaam was.
En zo voltrok zich mijn lot ! Aan het einde van die dag was mijn karaf
water leeg,en mijn bokaal ook nogIk kan
het niet,meneer. Ik kom bijvoorbeeld de dertiende kaart van ruiten uit en krijg
de drie andere dammen op mijn dak. Zo van die dingen. Ik kan het gewoon niet. En
na iedere tien spelletjes hing ik mijn plassertje boven de bokaal van de
winnaar,ik had toch altijd de meeste punten. Het is zover gekomen dat ik de
karaffen van de andere drie ook nog heb moeten aanspreken om nog te kùnnen. Je
geraakt leeggeplast,meneer. Ik was blij toen de nachtbel ging en we vóór licht
uit in bed moesten kruipen.
Nu heb ik 's morgens nog wel eens moeten plassen,maar bijlange niet
genoeg. Mijn bokaal was een triestig geval vergeleken met de andere. En wat
stond te gebeuren,gebeurde ook. De zwarte ogen van Schuppen Dam' bliksemden in
mijn richting :"Wat heb ik gezegd ?",snauwden die mooie,rode,volle
lippen helemaal tegen hun natuurlijke aanleg in.-"In de bokaal plassen,hé?
En meneer moest natuurlijk naar het WC,niet ?".Ik ontkende in alle
toonaarden. En tenslotte was dat niet gelogen,ik wàs niet naar het WC geweest.
-"Maar onze liter zullen we krijgen !,trilden de ronde kaken,nu
een beetje bleek van pure kolère.-"Vandaag gewoon regiem,maar morgenvroeg
weer nuchter en 24 uur water drinken. En in de bokaal plassen deze keer,we
zullen je léren !".
Wel,meneer,ik kreeg die dag de legerkost te vreten,samen met de drie
anderen. Maar die mochten 's anderendaags op rapport,en ik begon aan mijn
tweede 24 uur. En alléén,meneer. De drie anderen kwamen na het rapport hun
spullen halen,en vertrokken. De twee van Stabroek waren goedgekeurd,maar Naai
had de smoor in. Hij was voor één jaar uitgesteld,en zag er tegenop om over een
jaar weer dezelfde mikmak mee te maken .Het zou hem leren te prijken met de
plas van een ander !.
Er kwan nog een beproeving bij,meneer. Want toen de anderen vertrokken
waren kwam Schuppen dam'me vertellen dat ik bij wijze van verscherpt toezicht
nooit,zeggen en schrijven nooit mocht plassen zonder éérst te bellen. En je kan
het geloven of niet,meneer,maar ze kwam verdorie kijken !.
Ik ga het kort maken,meneer. Ik heb 24 uur water gezópen,en ik heb
onder Schuppen dam's zwarte ogen altijd in mijn bokaal geplast. Ik ben geen
voet van mijn bed geweken,laat staan naar het WC geweest. En tóch had ik mijn
liter niet ! En geloof me of niet,zelfs Schuppen Dam' keek bezorgd.
En toen ben ik weer naar de martelkamer gebracht,en daar hebben ze een
spuit van bijna een fietspomp lang in mijn rug gespoten,en foto's gemaakt. En
nadien ,terug op mijn kamer,waar inmiddels drie nieuwe gezellen waren
aangekomen,kreeg ik wéér de legerkost. Maar met plassen in een bokaal was het
goddank gedaan. Toen ik de eerste keer weer boven een pissijn stond,kon ik
precies méér dan anders. En de drie nieuwe waren geen kaarters,dat waren meer
voetballers,maar dat ging daar niet.
Dan kwam de volgende morgen kwam het rapport. En ik zwans
niet,meneer,ik heb het bewijs thuis.De officier-dokter,die eerder van oordeel
was geweest dat ze in Mechelen zot waren,ontving me héél vriendelijk. Altijd
een slecht teken,meneer. Als dokters en verpleegsters te vriendelijk worden is
het mis,geloof me. Die sabelsleper keek me ernstig aan en zei :-"Géén
liesbreuk,milicien,maar een nierzakking. Uw rechternier ligt in te weinig vet. En
daar kan je een heel goeie militaire dienst mee doen,maar àls er iets gebeurt
komen ze hier kijken,en dan ben ik de klos". Het systeem paraplu,je kent
dat.-"Het spijt me,maar ik zal je moeten afkeuren !",zei hij. En
Schuppen Dam' zei me,voor ik gepakt en gezakt afscheid nam,met een omfloersd
stemmetje en getuite lippen :-"Je moet dat goed verzorgen,jongen !".
Het wonder was gebeurd,meneer,ze hadden toch wel iets gevonden,zeker ! En
zie me hier nu zitten",en hij klopte op zijn buikje,-"die nier zal nu
wel in 'vet zitten,zeker ? En ik heb nooit van mijn leven geweten dat ik nieren
had !".De pijp lachte uitbundig,en besloot dat het verhaal een waardig
einde moest kennen. Hij wees naat het rek met de 33-ers,en we kregen weer zicht
op de hotpants en de billen.
-"Proost",zei ik,en ik hief het glas op de gezondheid van de
pijp en zijn nieren,-"Maar er is iets wat ik niet begrijp. Als je die
tweede keer dat je 24 uur in een bokaal moest plassen tòch alleen was zonder de
kaarters,naar wàt moest Schuppen Dam' dan komen kijken ?"
De pijp knipoogde.-“Naar Schuppen Heer zeker”,zei hij.
Op dat ogenblik ging de telefoon,die aan het einde van de toog stond.
De pijp keek zichtbaar een tikje gespannen naar het toestel. Het
paardenstaartje nam de hoorn op,keek naar de pijp,zei :” Allo,café
Klaveren Zeven”,en luisterde even. –“Ludwig”,zei
ze,”’t is je commandant”.
De pijp liet zich van zijn barkruk glijden en nam de hoorn aan. Zelfs
van op drie meter hoorde ik een heel gedecideerde vrouwenstem. De pijp knikte.
–“Een savooi”,zei hij,-“ik ben er over een paar minuten
mee”. Hij legde de hoorn neer,kwam naar zijn barkruk,dronk zijn glas
leeg,betaalde,knikte een beetje scheefweg ten teken van afscheid,en stapte door
de deur naar de groentenwinkel op de hoek aan de overkant. Vooe een
savooi,dacht ik.
-“En zo gaat dat altijd”,zei het paardenstaartje en ze
lachte klaterend. –“Ik heb zijn verhaal al wel honderd keer
gehoord. Jaja,hij is met Schuppen Dam’ getrouwd. Twee jaar van zijn leven
gespaard ? De rest van zijn leven gevangen,ja. Had hij maar in zijn eigen pot
geplast”.
Aan dit laatste zinnetje moest ik denken toen ik,even later,vooraleer
naar mijn herstelde fiets te stappen,mijn overtollig bier achter de deur met
het mannetje aan het lozen was. Met een schok besefte ik plots dat ook ik niet
in mijn eigen potje aan ’t plassen was.
Maar het paardenstaartje kwam gelukkig niet kijken.
OM DUIDELIJK TE ZIJN : "Vlaaikenstwee" is gewoon een vervolg van "Vlaaikens".Bosman raadt zijn bezoekers aan om eerst de zeven verhalen te lezen,die op "Vlaaikens" staan,nl.1.Getuige ten laste--2.De Beet van de Pirañha--3.Muisje Piep--4.Figaro's Bruiloft--5.Bemin Uw Vijanden--6.De Ziekte van Schmidt--7.De Dames van de Consul.Bosman wenst u een prettige lectuur !