Beste lezer,xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik las onlangs onderstaand minnedicht van een anoniem dichter uit de negentiende eeuw. Ik vond het mooi en laat je mee genieten.
Schipper, vaar mij over
Lieve schipper, vaar mij over,
vaar naar t gindse dorp mij heen,
ik zal u dit halssnoer geven,
en die kostelijke steen.
Lieve schone, ik vaar niet over,
voor dit halssnoer en die steen,
k vaar voor zulke kleinigheden,
u naar t ginds dorp niet heen.
Lieve schipper, vaar mij over,
k geef u nog een gouden ring,
en ik weet een aardig liedje,
dat ik onder t varen zing.
Laat mij dan een kusje geven
op uw roze-rode mond,
voor een kusje, lieve schone,
vaar k u heel de wereld rond.
t Arme meisje stond verlegen,
sloeg haar ogen blozend neer,
zachtjes zonk zij in zijn armen
en zij kuste keer op keer.
Zachtjes woei de wind in t zeiltje
en het schuitje snelde voort,
t meisje zong een aardig deuntje
en de schipper zong akkoord.
Beiden zijn nu saamgestrengeld,
door de banden van de min,
want het schalkse cupidootje
trad met hen het schuitje in.
En wanneer soms een grijze mist over uw liefdesnestje trekt, lees je bovenstaande regels nog eens en ik verzeker U: de zon priemt weldra door wolken
Tot weldra, beste lezer.
|