Sieltje werd gisteren zeven jaar. Een kleine, lieve guit. Een stemmetje als een belletje. Grote blauwe ogen als stralende korenbloemen in een wuivend korenveld. Wuivende haren als een vlasveld, gestreeld door een zoele wind bij warme zomerdag Een stemmetje als een hel klokje bij het zinken van een bloedrode zon in de immense zee.
Wegdromen bij de herinnering van je eigen kindertijd: ik was een blonde kwajongen: de Witte werd ik genoemd. Een beetje als de Witte van Ernest Claes na een plons in de Demer. Alleen was dat bij ons in de beek langs de straat waarin ik met mijn vriendjes joelend dikkopjes ging vangen om die daarna dagenlang in een afgedankt confituurpotje te bewaren fofdat de beestjes bij gebrek aan zuurstof op hun rug kwamen bovendrijven.
Zo zie ik ons Sieltje opgroeien als een kleine princes vol verwachting en hunkerend naar het grote leven. Het ga je goed, kleine meid.