Dit verdriet is echt zoals een valse edelsteen echt glas kan zijn: ik besef het wel, ik eet en leef en er zijn erger dingen, ook voor mij, maar toch...
ik zie de vogels, toch: ik hoor ze niet. ik hoor de vogels, toch: zij zijn verborgen. ik ben niet heel
.
ik ben een halve zoen, een halve streling, ik ben niet heel.
"De vlieg vloog tegen de mug aan, midden in de lucht. ' Ik was in gedachten verzonden...' zei de vlieg en streek zijn vleugels recht. 'Ik ook ! Wat toevallig ! zei de mug die een bult op zijn voorhoofd had. ' In welke gedachten was jij verzonken ?" ' In mooie gedachten zei de vlieg. ' Ik ook ! Wat leuk!, zei de mug. Zij gingen naast elkaar tegen een muurtje zitten, en de mug haalde een boek met gedachten tevoorschijn en begon het voorzichtig door te bladeren. ' Kijk,' zei hij, halverwege het boek, ' in die gedachten verzink ik altijd'. De vlieg bekeek die gedachten van boven naar beneden. Hij kende ze wel. Mooie gedachten waren het. " sla eens om,' zei hij. De mug sloeg één bladzijde om. ' Ja' zei de vlieg. ' die gedachten. Daar verzink ik altijd in'. Hij wees een paar prachtige gekleurde gedachten aan en zoemde vergenoegd. ' Ja' zei de mug, ' dat zijn ook mooie gedachten, dat vind ik ook.' Zij kropen dicht tegen elkaar en keken verder in het boek."
'n Viooltje op de weide stond Onmerkbaar, in zichzelf gekromd; Het was een lief viooltje. Daar kwam een jonge herderin Met lichte tred en blij van zin Erheen, erheen, De weide door, en zong.
Ach ! denkt 't viooltje, was ik maar Al was het dan heel even maar, Van de natuur de mooiste, Totdat het lieve kind me plukt En aan haar boezem heeft gedrukt ! Ach maar, ach maar Een klein kwartiertje lang !
Ach ! nogmaals ach ! Het meisje dat Geen oog voor het viooltje had, Vertrapt het arm viooltje. Het zonk en stierf en lachte nog: En sterf ik nu, dan sterf ik toch Door haar, door haar, En aan haar voeten toch.
Ja is al een hele tijd dat, Kwispel onze hond een nieuw vriendje of vriendinnetje heeft. Eigenlijk een eigenaardig zicht, enkel voor ons te bewonderen door het straatlicht. Neen we mogen er niet bij komen... dan loopt zijn lieveling weg. En ja het geslacht kennen we dus ook niet, maar we zijn er gerust in, dat het bij vriendschap zal blijven.
Waarom !!! Het beestje is wel wat te klein voor Kwispel maar ,en ik herhaal het is oprechte vriendschap het kleine ding heft zelf zijn of haar hoofdje naar omhoog kijkend wat ze te vertellen hebben. Want dat is zeker praten, doen die twee onderling. Is echt goed te zien aan het gedrag van beiden. Een naam...Ja dat houdt Kwispel voor hem. Het lieve beestje!!! wel het is een egel.
Nee, Liefde is niet blind. Ik zie ook met één oog Je lelijkheid en andermans verfijnde charme. Ik ken zelfs alle sproeten op je armen en hoe je ogen veel te ver uiteenstaan, en je wenkbrauwen te hoog
om mooi te zijn. Nee, liefde is niet doof, ik hoor ook met één oor je domme conversatie en voel met handen, huid en haar je povere bibberatie die grote passie moet verbeelden, hier in mijn alkoof.
En toch hou ik van jou veel meer dan omgekeerd. En dat dit liefde zijn zou, heb ik nooit beweerd. Dit is veeleer een soort eenrichtingsverkeer
waarin steeds ik het wijf ben, jij de heer. En dat de wereld daarmee lacht, kan mij niet raken. En als ik al te lijden heb, zijn dat mijn eigen zaken.
De krekel sjirpte dag en nacht, zo lang het zomer was, Wijl buurvrouw mier bedrijvig op en neer kroop door 't gras. 'Ik vrolijk je wat op,' zei hij. 'Kom luister naar mijn lied.' Zij schudde nijdig met haar kop: ' Een mier die luiert niet!' Toen na een tijd de vrieswind kwam, hield onze krekel op. Geen larfje of geen sprietje meer; droef schudde hij zijn kop. Doorkoud en hongerig kroop hij naar 't warme mierennest. 'Ach, juffrouw mier, geef alsjeblieft wat eten voor de rest Van de barre winter. Ik betaal met rente terug, Nog voor augustus, krekelwoord, en zweren doe 'k niet vlug!' ' Je weet dat ik aan niemand leen,' Zei buurvrouw mier toen heel gemeen. 'Wat deed je toen de zon nog straalde En ik mijn voorraad binnenhaalde ?' ' Ik zong voor jou, ' zei zacht de krekel. 'daaraan heb ik als mier een hekel! Toen zong je en nu ben je arm. Dus dans nu maar, dan krijg je 't warm!'
Wie leeft van kunst gaat door voor gek. Vaak lijdt hij honger en gebrek.