is doodgaan niet gewoon de deur uitgaan en zeggen: ik zie je weer, ik ben even bij de heer of besta even niet meer . t is maar wat je gelooft. mijn lijf is weg, mijn geest niet gedoofd. ik kan je even niet omarmen maar mijn spirit zal je warmen. je hoeft niet naar me uit te kijken. vertrouw er op dat we elkaar bereiken. ik zal aanwezig zijn bij jullie tranen, jullie pijn. maar ook bij jullie geluk, jullie lach zal ik zijn. blijf vooral niet stilstaan. jullie weg moet verdergaan en dan zullen we heel misschien elkaar op n goede dag weer zien. ik weet niet hoe, ik weet niet waar maar mijn liefde blijft, geloof dat maar!
Een jongen volgens zijn vader Zijn moeder maakt zijn brood nog klaar Dat is fijn maar niet echt nodig Hij is al zoveel verder dan zij denken Je vrienden zijn je vrienden niet Op school zijn het de meisjes Die je vrienden tot vreemden maken En ook op straat en op het plein De wereld zo groot Wordt groter met de dag Minder simpel met het uur De lessen zwaar en geen leraar Die het je precies vertellen kan Je vindt geen troost meer op de plekken Waar troost vroeger voor het grijpen lag Bij de beren bij de brandweer In de bak met chips voor de televisie Het is zwaar vandaag de dag elf jaar te zijn
Geef de kat een schop Gooi je speelgoed uit het raam Zet een pet scheef op je kop En brul fonetisch mee met eminem En kijk niet om je kijkt vooruit Vooruitzien hoort bij groter worden Achter je die kleffe kindertijd Je bent al zoveel ouder Niemand meer die jou begrijpt In hun lied weerklonk de liefde Nu ben je groot je kleine broertje Draait nu jouw cds Die soms het vuur nog op doen laaien Uit een tijd die voorgoed voorbij is Behalve af en toe als niemand kijkt Dan is het zwaar vandaag de dag elf jaar te zijn
Zoals met de gek uit het grapje die zich voortdurend met een hamer op het hoofd sloeg, en naar de reden gevraagd, zei: Omdat het zo prettig is, als ik ermee ophou- zo is het een beetje met mij. Ik ben ermee opgehouden je te verliezen. Ik ben je kwijt.
Misschien is dat geluk: een geluk bij een ongeluk. Misschien is geluk: Nog een geluk dat. Dat ik aan jou kan terugdenken, bv., in plaats van aan een ander
Neem vier personen met vleselijke lusten en vier malse magrets de canard. Zet de eersten op sherry, une suze, pastis, bloody mary. Laat chambreren, breng op smaak met iets pittigs: amuse-gueule, olijf, een radijsje of twee.
Concentreer op de eend. Neem het mes, de filets en laat een duimdikke vetlaag intact. Hanteer het zoutvat alsof het wierook bevat. Kwispel pontificaal maar zorg dat je lippen niet kloven. Nu moet er de eend aan geloven.
Leg op de rooster, het paarsnaakte vlees op het staal, de vetlaag beschermend naar boven. Ze hunkert naar oven, knispert van zeezout en hitte, sijpelt zich gaar in haar vet. Gun haar dertien dieproze minuten en laat even bekomen.
Snij aan en dien op met voornoemde personen. Arroseer dit voltallige gezelschap met wijn. Geen entre deux mers, geen bordeaux. Daal in je kelder en in het verleden en laat het een uitgelezen, volle bourgogne zijn.
Er waren twee kabouters, At en Ot, zo klein dat zij niet in mens geloofden, alleen een beetje in god.
Op een dag naar het leek als altijd kwam een prinsesje voorbij. Ze zei kijk dat is aardig, bukte en alsof zij bloemetjes plukte, pakte zij Ot en At en stak zoals alle prinsesjes de hele zaak in haar zak.
Zo kwamen zij in het paleis, de avond viel, dat hou je niet tegen, maar terstond ontstak het prinsesje opnieuw de zon, zodat Ot en At ineens wisten dat zij waren in het paradijs en god bestond.
Dat was de eerste dag. Zij sliepen die nacht In luciferdoosjes van de koning onder zacht geurende zakdoekjes van de koningin. En de volgende dag vroeg het prinsesje, wat zal ik eens voor jullie kopen, waarin hebben jullie nu de meeste zin.
En Ot en At wilden natuurlijk dat het kermis was met chocola, een reuzenrad, draaimolens en heel veel limonade. Toen ging het prinsesje naar de stad en wat bracht zij wel mee? Vliegtuigjes, botsautotjes, geweertjes een draaiorgeltje van jesterdee slagroomijs en mooie rooie kleertjes.
En het werd alle dagen kermis in t paleis want At en Ot konden de trappen eerst niet op of af en nooit alleen naar de w.c. maar met het vliegtuigje ging het van een twee drie en was het prinsesje van de wijs dan draaiden zij het orgeltje van jesterdee.
Maar ook moesten de kabouters leren. En Ot telde op en At trok af. Ze kregen boeken met gouden woorden, zo groot dat zij uren langs de blad- zijden moesten lopen en ze zere voeten kregen van het leren begrijpen wat er stond en de potloden waren zo zwaar dat ze alleen maar samen en dan nog hele korte brieven konden schrijven, bijvoorbeeld alleen hun namen.
En toen de dagen voorbij waren in het paleis gingen zij weer weg, het was een lange reis terug naar het bos en hun huisje stond er als altijd. Hoe het prinsesje dat wel vond?
Ze huilde zoals ze nog nooit had gehuild, totdat zij op een dag aan het paleisraam stond en uit de bomen van het park een duif verscheen met een klein briefje in zijn mond, zo klein dat zij het haast niet lezen kon. Er stond: dag god een zoen van At en Ot.