AUTEUR : Leonard Nolens uit: En verdwijn met mate,
NIEUWJAARSBRIEF
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude. Mijn jaren duren lang en die van ons zijn kort. Je kerstboom staat zijn groen nog in het rond te neuriën Van de bossen ginder, allemaal zijn ze gekomen Naar de Daenenstraat om ons hier toe te geuren. Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude. Die dag in maart dat jij mij langzaam overkwam is ook vandaag mijn zon. Het sneeuwt de kamer onder Met herinneringen die wij worden, warm en koud Zijn wij voortaan elkaars geheugen en vergetelheid. Ook straks gaan wij gearmd en stil dit wit in daar. Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.
Nacht of avond,middag of morgen, maak je om de tijd geen zorgen. kraaiepoten,rimpels of grijze haren, laat je drijven op de jaren. en heb lak aan die eeuwig durende kalender, als je ieder jaar opnieuw maar weer zeggen kunt: "ik ben der".
AUTEUR : Anton van Wilderode uit: Op hoop van vrede..
De laatste dagen
en de laatste vragen van het geleden jaar staan voor de deur , de bomen kouder en de dromen ouder maar de verwachting nog vol gloed en kleur want wij geloven : het licht van boven is niet te doven stelt niet teleur voor alle vragen van alle dagen achter de einder achter de deur.
Er staat een taart in een etalage, een grote witte taart. Wat moet ik doen?
Ik moet aan geld komen, ik moet een steen door dat raam gooien, ik moet jarig zijn, ik moet zorgen dat die juffrouw binnen, die met die rode lippen, verliefd wordt op mij-
ik doe mijn ogen dicht, druk mijn neus tegen het glas, prevel: taart, grote witte taart, vlieg ongeschonden door dit raam....
of moet ik zelf bakker worden, banketbakker d' excellence?
Een kleine huismuis aan de Maas hield niet van Nederlandse kaas. Was het geen Camembert of Brie dan huilde hij een dag of drie totdat zijn moeder zei: "Mon cher, hou op met je gecamemblèr."
Het kindje lag gewikkeld in de doeken Op moeders schoot; het was een armlijk kot: De koe en ezel stonden achter 't schot. 'Wat die drie koningen in 't huisje zoeken?' Jozef was graag gevlucht in donkre hoeken. Hij hield zich stil terzij: hij zat voor zot. Maar noch gevolg noch vorsten toonden spot: Geschenken biedend knielden zij, die kloeken. Rondom de stal was van de rossen 't neien*, Uit de open hemel zongen englenreien, 't Kindje zat stil en zag en hoorde 't aan. Maria lachte en vond het heel natuurlijk. Jozef besloot: het spel was puur figuurlijk. Slechts koe en ezel hadden 't feest verstaan.