Het leven is lang niet altijd leuk : nieuwsberichten en bange dromen en dan ook nog een keertje jeuk op een plekje waar je niet bij kunt komen. Je draait en zwaait en wringt en wiebelt, je ellebogen kraken ervan, maar nog altijd jeukt en kriebelt dat plekje waar je niet bijkomen kan. Je draait je in kreuken en bochten en vouwen , het lijkt wel of er van binnen iets knapt. Vandaar dat zoveel mensen trouwen : dan is er tenminste iemand die krabt.
Nog eens achteromkijken, het was een vanzelfsprekende ingeving. Tussen de roltrap naar perron twee en de schermen met aangekondigde treinen stond je als een beeld in de immer bewegende menigte, keek me na, zwaaide nog even.
Stel dat ik me niet meer had omgedraaid, wat had je dan wel niet moeten denken ? Dat je niets voor me betekende, het afscheid me niks deed, ik je niet behoedde op je lange reis ? Met recht en reden, liefste. In kleine dingen toont zich het bewijs.
Ongewenst Ik werd niet verwekt uit liefde, maar uit behoefte naar de daad. Ik ben zoiets dat werd geboren, en eigenlijk niet bestaat.
Geen heuglijk nieuws om te melden, maar verdoken gehouden voor de medemens. Ik was het product van vleselijke lusten, hetgeen men noemt "Liefde zonder kinderwens".
Haar haren waren lang en ravezwart Haar mond was mooi, haar ogen nog veel mooier Zij droeg een donkerrode overgooier En kleine felle vlammen in haar hart
En hij was blond, misschien wat klein van stuk Maar sterk en vrolijk, en hij rook ook lekker Hij had een bruine pet, een zwarte jekker En ogen die verlangden naar geluk
Zo wandelden ze samen, hij en zij Hun entourage was de stille hei Zo liepen zij, het ideale paar Op 23 meter langs elkaar Een liefde door het noodlot uitgewist Een meisje en een jongen in de mist
AUTEUR : Igor Streepjes BESTIAAL ( vrij naar Nijhoff ).
..
Bestiaal
Wreed het ik in haar weke vlees gebeten Au! riep ze, want het deed haar lelijk pijn Maar je kan niet altijd weekhartig zijn, Ik had in ruim een week geen vlees gegeten.
De smaak was best, maar 'k heb het wel geweten, Ze vocht en ging tekeer als een wild zwijn, Hoewel ze uit een oogpunt van haar lijn Die hap best kwijt kon; 't heeft mij nooit gespeten.
Toch mis ik haar nu. Wanneer haar mond Tedere woordjes prevelde, ontstond In mijn ontstuimig hart een milde rust.
Hoe vaak heeft zij mij niet gestreeld, gekust? Hoe vaak heb ik niet liefdevol haar lust Gestild? Maar nu heeft zij een andere hond.
Ze stonden in de winkel op een rij. Ze konden nog niet zien en nog niet horen. Want speelgoedbeesten worden pas geboren als er een kindje zegt: Jij wordt van mij!
Er was een och-zo-klein konijntje bij, helemaal grijs, met donkergrijze oren (één stond rechtop, één leunde wat naar voren) en t hield zijn kopje eventjes opzij.
En toen kwam Katelijntje. Ze keek langs heel de rij en zei toen: Dag konijntje, kom maar, je wordt van mij.
Ze nam het zachtjes in haar arm, ze streek het langs zijn oren, en toen werd het konijntje warm. En toen was het geboren!