AUTEUR : Manja Croiset uit : Onzekerheid Dissonante symfonie
.
Onzekerheid
Jij en ik
Je zegt dat je me kent maar ken je me werkelijk Hoe weet je dat je me kent Weet je hoe ik er vanbinnen uitzie Je zegt dat je van me houdt zoals ik ben
maar zou je me niet haten als je wist dat ik anders ben dan zoals jij me ziet Of weet je dat ik anders ben en houd je juist daarom van me Hoe zal ik ooit weten wat je denkt Soms denk ik dat je helemaal niet van me houdt Dat je maar doet alsof en dat je woorden holle frasen zijn Dan word ik bang voor jou en voor de eenzaamheid Dan snauw ik je af en ben ik het liefst alleen omdat ik me nog eenzamer voel als jij bij me bent
Maar dan zie ik de ontreddering op je gezicht Dan weet ik, dan voel ik dat je echt van me houdt En toch komt die onzekerheid altijd weer terug Zou dat bij jou ook zo zijn
Twee vingers voelen Schuiven over het papier Een diepe zucht Een blik van ongeloof Zonder herkenning Schaduwen Op en neer Een bladzij vol Punten en verder niets In vormeloze rijen Zonder regelmaat Zijn dit letters Moet ik dit lezen Op en neer Je verzet je Je wilt niet Maar je moet Rusteloze vingers Waarom doe ik dit Voor het ongekende geluk Je wilt lezen Lezen met je vingers Het geluk delen Met hen die zien Op en neer
Vroeger hield ik alleen van je ogen. Nu ook van de kraaiepootjes ernaast. Zoals er in een oud woord als meedogen meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast
om te hebben wat je had, elke keer weer. Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen. Er is meer om van te houden. Er zijn meer manieren om dat te doen.
Zelfs niets doen is er daar één van. Gewoon bij mekaar zitten met een boek. Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.
Of mekaar een paar dagen niet zien en mekaar missen. Maar altijd mekaar, nu toch al bijna zeven jaar.
Ik heb je uit de modder opgeraapt, als n klein verloren diertje. Je was geschramd en geschaafd, je hoest was onbedaarlijk, en ook je vleugeltjes waren verwoest: waarlijk, ellendiger kon je r niet aan toe zijn.
Ik heb toen, om je niet te verontrusten twee van je soortgenootjes aangehouden, even git- zwart en verward van haar als jij, en voorzien van bit, leidsels en zeel, zo zijn we opgetrokken. Ik suste
je voortdurend, terwijl je in t karretje lag. aan niets had ik schuld, want: niemand zag
die bult op de weg, hij lag volstrekt verhuld in de schaduw en toch: je hebt me ontzettend gekuld:
als n bezetene kwam je uit je karretje gevlogen, je hebt me geranseld, bespuugd, bespogen!
Uit: Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin,1974
AUTEUR : HANS WARREN uit : 't Zelve anders' , 1975
.
Landelijke herfst
Wie niet, als wij, in het donkerst Europa van deze eeuw, toen er geen enkele uitkomst meer leek, jong zijn geweest, en hebben liefgehad, zullen nooit beseffen
hoe wij ons klampten aan het klein geluk, een sonnet, een spoortje van weelde, wat druiven in een kristallen coupe, die scheurde bij het overtrekken van bommenwerpers.
We wisten het waarachtig wel, we zagen de dood dagelijks in vele vormen aan. Of we ooit een toekomst zouden hebben werd, gezien onze positie, steeds twijfelachtiger.
Mogelijk was de herfst daarom het verscheurendst: alles ging dood en we hadden nog niet geleefd.
Zoveel liefde en Zoveel pijn Zoveel moeite om bij elkaar te zijn Zoveel twijfels Zoveel pech Zoveel te zeggen maar Zo ver weg Zoveel haat terwijl je wel van me houdt Zoveel warmte en toch ijskoud