.Jij die mij vrouw maakt jij die het vuur van mijn zijn zacht zuchtend zoent jij die mij vindt als was ik altijd vergeten nooit beroerd nimmer ontdekt.
Jij die mij tot lichaam maakt jij die mij mezelf laat bewonen zodat ik als een zwervende ziel sprakeloos van geluk mij aan jou en aan het leven laaf.
Voel ik mij weer eens eenzaam en verlaten Dan ga ik naar de kroeg toe om te praten En daar spreek ik de fles aan met succes En ook communiceer ik met de vaten.
Een grauwe stad, grijs beton. Daar stond een bloempje in de zon. Geen korrel zand, enkel steen. Dat bloempje stond daar heel alleen. Ik zag er duizend in de wei, maar van die ene werd ik blij.
Ik heb zwijgzaamheid geleerd van de spraakzame, verdraagzaamheid van de onverdraagzame, en vriendelijkheid van de onvriendelijke ; toch ben ik , vreemd genoeg , erg ondankbaar tegenover deze leermeesters.
Hij zag het roken als een groot gevaar. dus stierf hij kerngezond met vijftig jaar En ging vervolgens deugdzaam naar de hemel. Daar zag hij God- Die rookte een sigaar.
IK NOEM JE NIET BIJ NAAM Auteur : claire vanden abbeele
.
Ik noem je niet bij naam. Ik noem je schut en schelm. Ik noem je hartendief. Ik noem je trouw en troost. Ik noem je zwarte ziel die me oplicht. Ik noem je nomadelief, woestijnvrouw. Ik noem je indigo van mijn dromen. Ik noem je ontsluitende omarming. ik noem je tederheid die geschiedenis wordt. Ik noem je vraag waarvan je antwoord bent. Ik noem je mijn ziel, mijn lief.
De zee is zo lief als ze fluistert en kabbelt. Ik wieg in de golven een stuk met haar mee. Ze duwt me en deint me en kietelt en knabbelt. Licht als een veertje ben ik in de zee.