AFWASMACHIENE Auteur : Judith Herzberg uit Beemdgras
..
AFWASMACHIENE
aan mijn bestek
Adieu messen en vorken, ik was jullie nooit meer af. Het is uit tussen ons. Geen toegewijd leuteren meer tussen zachte doeken, ik stop jullie als lastige kindertjes in een crèche, ik ben blij dat ik jullie heb, o, ik zou jullie niet willen missen ! maar nooit meer zullen jullie als bekenden door mijn handen gaan. Handenbindertjes ! voortaan zijn jullie vaat. Hoor eens , we moeten redelijk zijn, het gaat niet aan die conversaties na het ontbijt, hoe was de pap, maakte het ei erg vlekkerig, is er niet al te hard op je gebeten en was de rabarber verfrissend ?
En het douwderideine lepeltje mijn deukje mijn klein fijn mongooltje, moet jij ook door de molen ?
O grote opscheplepel worden je kinderen nu voortaan zonder aanzien des persoons door het water geslagen ?
Wij moeten niet kinderachtig zijn. Warme sopjes hebben hun tijd gehad. De wereld eist ons op voor gewichtiger zaken. Mijn persoonlijkheid bijvoorbeeld, moet nog ontplooid. Dat kan natuurlijk niet met jullie, of met de kopjes.
Als ik een vis was wist ik wel hoe ik moest zwemmen, zachtjes door het water wimpelen en met een wending remmen. Ach waarom voel ik wat nooit voor mij bedoeld is in mijn ruggegraat terwijl ik toegerust als mens zo moeizaam door de kamers waad.
Hartelijk mijn hart als ik je geur kan ruiken als je adem weerklinkt in mezelf alsof je om me heen zweeft iets in mijn oor fluistert iets over koestering iets over blijven als je gaat. Hartelijk mijn hart als ik me verbeeld dat je bij me bent.
geborgenheid tederheid samen zijn veiligheid niet denken maar weten samen praten luisteren naar vergeven en opnieuw blij zijn warmte voelen tekens verstaan geloven in elkaar glimlachen dansen met heel je lichaam verkleinwoorden uitvinden voorzichtig aanraken met je vingertoppen je ogen sluiten de klok willen stil zetten knipogen naar een kind bescherming geven thuis zijn en vooral... een hart op jouw ritme.
In China at ik vaak mijn buikje rond, Maar toen ik eenmaal happig wilde weten Hoe het gerecht tussen mijn stokjes heette Kreeg ik als antwoord kort en bondig : hond !
Mijn hemel, ik had zomaar hond gegeten, Besefte ik verschrikt met volle mond, Doch omdat ik de smaak best lekker vond Bekroop mij toch de lust om door te eten.
En toen het mormel mij voor ogen stond Dat thuis vaak op mijn stoepje had gescheten En dat ooit na een trap onder zijn kont Mijn dure broek aan stukken had gereten En mij vervolgens bloedig had verwond Heb ik de hond eens lekker teruggebeten.
Raak bevangen door het volmaakte. Snoei chaos uit de wereld weg. Duld geen missing. Leef foutloos.
Vervloek de onverschilligen, die hun falen een feestje zien en maar wat rondhangen op de laagvlakte van hun halfslachtigheid.
Nee, dan jij! Modelmens van altijd weer perfectie in de tijdgeest prenten. Ga ver voorbij je grootste angst: gezien te worden in het bijzijn van je eigen mankementen.